Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de VWS-monitor september 2022 (Kamerstuk 36200-XVI-4)
36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023
Nr. 14 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 oktober 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van
20 september 2022 inzake over de VWS-monitor september 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 4).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 oktober 2022. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Vraag 1
Hoe kunt u de dalende trend verklaren voor het aantal Middelbaar beroepsonderwijs
(MBO) scholen en Voortgezet Onderwijs (VO-) scholen dat meedoet aan de gezonde schooldag?
Antwoord: 1
De reden van de afname van het aantal vignetten is niet bekend. Het programma Gezonde
School is zich bewust van de afname op het MBO, en gaat in 2023 extra inzetten op
het bereiken van mbo-scholen.
Een school kan ook werken met de Gezonde School aanpak zonder een vignet aan te vragen.
Als we de cijfers van de VWS-monitor (aantal aangevraagde vignetten) vergelijken met
het aantal scholen dat werkt met de Gezonde School aanpak (onderstaande tabel uit
het evaluatie rapport van Gezonde School 2021) zien we dat in het VO het percentage
scholen wel substantieel hoger is (52%).
Als scholen geen vignet aanvragen betekent dat niet dat scholen niet meer werken met
de Gezonde School aanpak. Een vignet Gezonde School verloopt na drie jaar. Scholen
kunnen nog steeds werken aan de verschillende thema’s door middel van de Gezonde School
aanpak, maar om verschillende redenen kiezen om niet opnieuw een vignet aan te vragen.
Figuur 4: Aantal schoollocaties dat werkt met de Gezonde school-aanpak per onderwijstype
en als onderdeel van het geheel
Bron: Voortgangsrapportage Gezonde School 2021
Vraag 2
Waarom zijn er nog geen recentere cijfers over treinreizigers die van en naar een
toegankelijk station reizen? Wanneer kunt u cijfers van het jaar 2020 leveren?
Antwoord: 2
Cijfers over de toegankelijkheid van treinreizen worden in detail gepubliceerd in
het Actualisatierapport Toegankelijkheid Spoor, dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat elke vijf jaar verstuurt naar uw
Kamer. In dit rapport worden cijfers en bevindingen over toegankelijkheid van NS en
ProRail gebundeld. Bovendien wordt sinds 2021 informatie van regionale OV-autoriteiten
aan dit rapport toegevoegd. De laatste editie van dit rapport verscheen in juni 2021
en bevatte gegevens tot en met het meetjaar 2020.1 Kernbevindingen uit dit rapport zijn vervolgens ook samengevat in het Cijferoverzicht Onbeperkt meedoen, waarvan de laatste versie november 2021 verscheen.2Jaarlijks wordt in dit cijferoverzicht een tussentijdse meting weergegeven van het
aantal treinreizigers dat van en naar een toegankelijk station reist. Een volgend
cijferoverzicht Onbeperkt Meedoen wordt voor het einde van 2022 gepubliceerd op de website van het RIVM en bevat het
cijfer over het aantal treinreizigers van en naar een toegankelijk station voor het
meetjaar 2021.
Vraag 3
Welke conclusies trekt u uit de informatie dat 20 procent van intramurale ouderenzorg-verzorgenden
zelf vindt dat de kwaliteit van zorg verleend door de eigen afdeling niet goed is?
Welke acties gaat u hieraan verbinden?
Antwoord: 3
Ik zie, mede ondersteund door onderzoek van de IGJ, dat de verpleeghuiszorg de afgelopen
jaren een sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt in de kwaliteit van zorg die geleverd
wordt. Er is meer aandacht gekomen voor scholing, samenwerking en het leren en verbeteren.
De inspectie ziet wel verschillen tussen de zorgaanbieders in hoever ze zijn in hun
ontwikkeling. Als gevolg van de groei van het aantal medewerkers is er ook meer ruimte
voor persoonsgerichte zorg. Dit zien we ook terug in de toegenomen cliënttevredenheid.
Daarom blijft het sturen op de kwaliteit van zorg voor mij onverminderd van belang,
want de basis moet op orde zijn. Zorgkantoren doen dat ook via de zorginkoop. Instellingen
die hier hulp bij nodig hebben kunnen via Waardigheid en trots op locatie ondersteund
worden.
Vraag 4
Wat is de reden dat de cijfers van kwetsbare ouderen 2019 ontbreken?
Antwoord: 4
De cijfers zijn afkomstig van de e-healthmonitor van Nictiz. In 2019 zijn daarin alleen
gegevens opgenomen over zelfmeting door chronisch zieken, niet over zelfmeting door
kwetsbare ouderen. Dit komt omdat de groep kwetsbare ouderen klein was onder de respondenten
in 2019. Zij zijn daarom niet apart geanalyseerd.
Vraag 5
Wat is de verklaring dat in 2019 minder vaak ja en vaker nee wordt gerapporteerd ten
aanzien van zelfmeting en telemonitoring dan in 2017?
Antwoord: 5
De VWS-monitor laat zien dat voor chronisch zieken in 2019 procentueel minder «ja»
is gerapporteerd ten opzichte van zelfmeting en telemonitoring in 2017, namelijk van
55% in 2017 naar 41% in 2019. Er is geen kwalitatief onderzoek gedaan naar de redenen
voor het (lagere of hogere) gebruik in deze jaren. In dezelfde jaren is overigens
wel een toename in telemonitoring door artsen en medisch specialisten zichtbaar, net
zoals bij verpleegkundigen in deze sectoren. In dergelijk onderzoek is overigens vaak
sprake van een kleine stijging of daling, die niet direct significant is.
Vraag 6
Hoeveel zijn de zorguitgaven in procenten van het bruto binnenlands product (bbp)
voor het jaar 2023?
Antwoord: 6
In onderstaande tabel staan de bruto zorguitgaven (VWS-definitie) in procenten van
het bruto binnenlands product (BBP) voor het jaar 2023.
Bruto zorguitgaven in % van het BBP in 2023 (bedragen x € 1 miljard)
2023
Bruto binnenlands product (BBP)
993,8
Bruto zorguitgaven (VWS-definitie)
103,3
Bruto zorguitgaven in % van het BBP
10,4%
Bron: VWS-cijfers en MEV 2023.
Vraag 7
Wat zijn de verwachte uitgaven per huishouden aan zorg, uitgesplitst zoals in de rest
van de grafiek? Hoe zijn die verwachte uitgaven per verschillende inkomensgroep?
Antwoord: 7
Onderstaande tabel toont de uitsplitsing van de uitgaven aan zorg voor meerdere huishoudtypen
en inkomens.
Vraag 8
Wat is de definitie van «werkgelegenheid» bij deze cijfers: zijn dat werkende personen,
FTE in- of exclusief openstaande vacatures?
Antwoord: 8
De werkgelegenheid is in deze tabel weergegeven als aantallen werknemers met een baan
in de zorg en welzijn. Het zijn dus werkende personen exclusief vacatures.
Vraag 9
Hoeveel van deze werkgelegenheid gaat over deeltijdwerkenden, zowel in aantallen als
in cijfers? Kunt u dit uitgesplitst weergeven zoals in de tabel is gedaan?
Antwoord: 9
Er zijn geen recente cijfers beschikbaar over het aantal in deeltijd werkende werknemers
in zorg en welzijn. In het 4e kwartaal van 2018 bedroegen 1.040.000 van de 1.268.000
banen in zorg en welzijn (smal) minder dan 36 uur, dit is 82% (bron: CBS, AZW dossier).
Vraag 10
Hoeveel van de verloskundigen werkt deeltijd? Wat is de gemiddelde werkduur?
Antwoord: 10
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal verloskundigen dat in deeltijd werkt
of de gemiddelde werkduur.
Vraag 11
Is er meer informatie over de succesfactoren die hebben geleid tot een lager percentage
geboorten met een laag geboortegewicht voor duur zwangerschap?
Antwoord: 11
Samen met het veld wordt op veel verschillende manieren gewerkt aan het verbeteren
van de geboortezorg. Het gaat om een samenhangend geheel van maatregelen en acties.
Een correlatie met specifieke individuele succesfactoren is daarom moeilijk te maken,
dus deze informatie is niet voor handen.
Vraag 12
Hoe is de afname van het aantal «Gezonde scholen» in MBO en VO te verklaren? Wat geven
de scholen die gestopt zijn als reden hiervoor op?
Antwoord: 12
Zie het antwoord op vraag 601. De reden van de afname van het aantal vignetten is
niet bekend. Het programma Gezonde School is zich bewust van de afname op het MBO,
en gaat in 2023 extra inzetten op het bereiken van mbo-scholen.
Vraag 13
Wanneer is een gemeente een Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG)gemeente, aan welke criteria
voldoet de gemeente dan? Hoeveel budget komt vanuit de landelijke begroting voor JOGG-gemeenten?
Hoeveel budget komt vanuit gemeentelijke begrotingen? Welke maatregelen zetten JOGG-gemeenten
in? Welke JOGG-gemeente is het meest effectief in het terugdringen van overgewicht?
Om welke kwantitatieve resultaten gaat het dan?
Antwoord: 13
Wanneer is een gemeente een JOGG-gemeente, aan welke criteria voldoet de gemeente
dan?
Een gemeente wordt JOGG-gemeente als zij een samenwerkingsovereenkomst afsluit met
JOGG. Dit is een overeenkomst voor meerdere jaren, te beginnen met drie jaar. In deze
overeenkomst wordt afgesproken dat de gemeente een JOGG-regisseur aanstelt voor minimaal
twee dagen per week en een beleidsmedewerker voor minimaal 4 uur per week. Samen voeren
deze regisseur en beleidsmedewerker de regie in het bouwen van een lokaal JOGG-werknet,
door verschillende beleidsterreinen en organisaties te verbinden. Samen met dit werknet
gaan ze aan de slag met de JOGG-aanpak. De gemeente geeft zelf het goede voorbeeld
door het belang van een gezonde leefstijl in de organisatie uit te dragen. De gemeente
informeert JOGG over de voortgang van de aanpak en maakt deel uit van het landelijke
werknet van JOGG. Dit draagt zij ook in haar communicatie uit.
Hoeveel budget komt vanuit de landelijke begroting voor JOGG-gemeenten? Hoeveel budget
komt vanuit gemeentelijke begrotingen?
In 2022 is er vanuit de landelijke begroting ruim € 9,9 miljoen naar JOGG gegaan.
De meeste gemeenten hebben vanuit de gemeentelijke begroting tussen de € 25.000 en
€ 40.000 budget per jaar gereserveerd voor de inzet van de JOGG-regisseur. Daarnaast
is er budget voor de uren van de beleidsmedewerker (minimaal 4 uur per week). Sinds
1 januari 2021 is de fee van € 5.000 of € 10.000 die gemeenten betaalden aan JOGG
afgeschaft. Al het beschikbare budget komt dus ten goede aan de lokale aanpak. JOGG
ondersteunt de gemeente kosteloos bij het implementeren van de JOGG-aanpak.
Welke maatregelen zetten JOGG-gemeenten in?
JOGG-gemeenten gaan lokaal aan de slag met de JOGG-aanpak en worden daarbij ondersteund
met adviseurs, middelen en expertise vanuit JOGG en het JOGG-werknet. Het werknet
bestaat uit gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Samen werken ze
met de onderbouwde, integrale JOGG-aanpak. De JOGG-aanpak richt zich op het gezonder
maken van de omgeving van kinderen en jongeren van 0 t/m 19 jaar. Door te werken met
zes essentiële voorwaarden (te weten politiek-bestuurlijk draagvlak, publiek-private
samenwerking, gedeeld eigenaarschap, verbinding preventie en zorg, monitoring & evaluatie
en communicatie) zorgt de JOGG-aanpak dat het op plekken waar kinderen leren, wonen
en ontspannen, mogelijk en normaal wordt om gezond te eten, voldoende te bewegen en
ontspannen.
JOGG-gemeenten zorgen bijvoorbeeld op scholen voor een drinkwaterbeleid en een gezond
beleid in het algemeen. Ruim 1.000 scholen in JOGG-gemeenten zijn Gezonde School;
de hoeveelheid Gezonde Scholen in JOGG-gemeenten is groter dan in niet-JOGG-gemeenten.
Daarnaast wordt er samen met ook ondernemers gewerkt aan een gezondere omgeving rondóm
de school. Ruim 15.000 leerlingen op 635 scholen en opvanglocaties lopen de Daily
Mile en bijna 800 coaches maken in JOGG-gemeenten werk van gezonde kinderopvang. Ook
zorgen JOGG-gemeenten voor een gezonder voedingsaanbod bij sportverenigingen, buurthuizen,
kinderboerderijen, speeltuinen, attractieparken; inmiddels werken ruim 2.100 sport-
en buurtlocaties door heel Nederland aan een gezonder voedingsaanbod, rookvrij terrein
en/of verantwoord alcoholbeleid, met de werkwijze JOGG-Teamfit. Daarnaast zetten inmiddels
40 JOGG-gemeenten in op de aanpak Kind naar Gezonder Gewicht, waarmee zij passende
ondersteuning en zorg organiseren voor kinderen en jongeren met overgewicht of obesitas.
Een sterke verbinding tussen het zorg- en sociaal domein en een brede blik op overgewicht
zijn hierbij uitgangspunt.
Welke JOGG-gemeente is het meest effectief in het terugdringen van overgewicht? Om
welke kwantitatieve resultaten gaat het dan?
Inmiddels zijn 210 gemeenten onderdeel van het JOGG-werknet. Eind 2021 rapporteerden
31 daarvan bij JOGG een stijging van het gezond gewicht bij kinderen en jongeren.
Maar, omdat er geen actuele landelijke database is met gegevens over gezond gewicht
per gemeente, kan niet met zekerheid gesteld worden in hoeveel JOGG-gemeenten er totaal
een stijging van een gezond gewicht bij de jeugd was. Toch, op basis van recent onderzoek
van het RIVM en Rijksuniversiteit Groningen kunnen we over de JOGG-gemeenten wel zeggen
dat; in buurten waar de JOGG-aanpak al vier jaar bestaat, het gemeten percentage kinderen
en jongeren met overgewicht 9 procent lager ligt dan in andere buurten zonder die
aanpak3 en dat de JOGG-aanpak met name in lage SEP-wijken een succesvolle daling van overgewicht
laat zien4.
Vraag 14
Wat zijn gezonde scholen? Wat zijn de criteria van een gezonde school? Wat is de effectiviteit
van gezonde scholen? Om welke kwantitatieve resultaten gaat het dan?
Antwoord: 14
Gezonde Scholen zijn scholen die werken aan gezondheidsbevordering van leerlingen
en studenten via de Gezonde School-aanpak. De Gezonde School-aanpak is een aanpak
die scholen faciliteert om integraal, planmatig en structureel te werken aan een of
meerdere leefstijlthema’s naar keuze.5 Werken met de Gezonde School-aanpak draagt eraan bij dat gezond gedrag de norm wordt
en het vergroot de kans op gezondere kinderen en volwassen.
Binnen de Gezonde School-aanpak worden scholen gestimuleerd om activiteiten in te
zetten waarvan de kwaliteit is beoordeeld6. Een Gezonde School-activiteit is een planmatige en doelgerichte aanpak, activiteit
of programma, gericht op gedragsverandering bij mensen en/of beïnvloeding van hun
omstandigheden.
Scholen werken volgens een stappenplan waardoor er aandacht is voor het gekozen gezondheidsthema
(of thema’s) op vier pijlers: in de lessen in de klas (Educatie), in de fysieke en
sociale omgeving van de leerling en student (Schoolomgeving). Er zijn afspraken over
het signaleren van gezond gedrag (Signaleren) en tot slot worden alle afspraken vastgelegd
in het beleid van de school (Beleid).
Scholen die voldoen aan de voorwaarden van de Gezonde School-aanpak zoals hierboven
beschreven kunnen een vignet behalen. De vignetcriteria zijn in samenwerking met landelijke
kennisinstituten vastgesteld en verschillen per onderwijssector en per gezondheidsthema.
De Gezonde School aanpak is gestoeld op verschillende wetenschappelijke inzichten.
De University Maastricht voert momenteel een effectstudie uit waarbij ook gekeken
wordt naar het effect van het werken aan gezondheidsbevordering via de Gezonde School-aanpak.
Het kwantitatief meten van deze effecten is een grote uitdaging. Aangezien gedragsverandering
een lang proces is en er, naast de school, ook andere factoren invloed op hebben.
Vraag 15
Wat zijn de vaccinatiecijfers tegen humaan papillomavirus (HPV) bij tieners? Kunnen
deze cijfers vast worden opgenomen in de monitor VWS?
Antwoord: 15
De HPV-vaccinatiegraad voor tieners (meisjes van 14/15 jaar) lag met leeftijdsgrens
op 47,6% en zonder leeftijdsgrens op 66,4%. Ten opzichte van het jaar daarvoor is
dat voor de vaccinatiegraad zonder leeftijdsgrens een daling van –1,6 procentpunt.7 Het RIVM maakt onderscheid tussen een vaccinatiegraad met en zonder leeftijdsgrens.
In de vaccinatiegraad zonder leeftijdsgrens worden ook de vaccinaties meegeteld, die
wat later zijn gegeven. Dit is relevant, omdat vanwege de bijzondere situatie met
COVID-19 vaccinaties werden uitgesteld, waaronder vaccinatie tegen HPV.
In de VWS-monitor zijn de kerncijfers van het RVP opgenomen. Hierin beperken we ons
tot de belangrijkste indicatoren, die nu al gepresenteerd worden: het aantal gevallen
van polio, mazelen en rodehond vanwege de eradicatie-doelen van de WHO en de volledige
deelname aan het RVP op 2-jarige leeftijd als algemene graadmeter voor het bereik
van het RVP. Andere indicatoren, zoals deelname aan HPV-vaccinatie, worden in de tijd
gevolgd door het RIVM en aan VWS teruggekoppeld via het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport.
Vraag 16
Wat is de verklaring van de afname van de vaccinatiegraad over de afgelopen jaren?
Antwoord: 16
Het is niet mogelijk om met volledige zekerheid een verklaring te geven. De verwachting
is dat de afname van de vaccinatiegraad samenhang heeft met de maatregelen in het
kader van de bestrijding van COVID-19. Sommige vaccinaties werden uitgesteld of als
individuele vaccinatie aangeboden. En sommige ouders besloten wellicht om de vaccinatie
even uit te stellen. Ook is het niet uit te sluiten dat de vaccinatiebereidheid beïnvloed
is door de vaccinatie tegen COVID-19. De afname is in lijn met de gevolgen van de
COVID-19 pandemie op de deelname aan RVP-vaccinaties in omringende landen.
De inzet, ter verhoging van de vaccinatiegraad, is beschreven in de Kamerbrief Vol
vertrouwen in vaccinaties8.
Vraag 17
Waarom wordt er significant minder geïnvesteerd in ziektepreventie in 2023? Wat wordt
er niet meer gedaan hierdoor?
Antwoord: 17
De afname van het budget ziektepreventie in 2023 ten opzichte van 2022 (en ook 2021)
wordt veroorzaakt door de lager ingeschatte uitgaven als gevolg van corona.
Vraag 18
Wat is de verklaring voor de forse daling van de deelname aan de screeningen op baarmoederhals-
en borstkanker? Wat is het aandeel van corona in deze afname?
Antwoord: 18
Als gevolg van de coronacrisis hebben de bevolkingsonderzoeken naar kanker in 2020
tijdelijk stilgelegen. Als gevolg hiervan zijn minder mensen uitgenodigd voor de bevolkingsonderzoeken
en hebben mensen minder deelgenomen. Zodra het mogelijk was, hebben alle ketenpartijen
zich ingezet voor een snelle herstart van de bevolkingsonderzoeken. Bij de bevolkingsonderzoeken
baarmoederhals- en borstkanker is al langer sprake van een langzame daling in de deelname,
maar als gevolg van de coronacrisis hebben mensen uit de doelgroep in 2020 beduidend
minder gevolg aan de uitnodigingen gegeven. Er was sprake van terughoudendheid om
naar de huisarts te gaan voor een uitstrijkje of naar een (mobiel) borstonderzoekcentrum.
Ik zal uw Kamer dit najaar nader informeren over de ontwikkelingen binnen de bevolkingsonderzoeken
naar kanker.
Vraag 19
Welke maatregelen worden genomen om de daling van deelname aan screeningen te keren?
Antwoord: 19
In het algemeen geldt dat deelname aan een bevolkingsonderzoek een vrije keuze is,
en dat de inspanningen erop zijn gericht cliënten de nodige handvatten te bieden om
een goed geïnformeerde keuze te maken. Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het
RIVM werkt continu aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken,
om zoveel mogelijk mensen uit de doelgroep te informeren over (het belang van) de
bevolkingsonderzoeken. In de communicatie krijgen de balans tussen voor- en nadelen
en de benodigdheden voor het maken van een goed geïnformeerde keuze aandacht. Extra
aandacht gaat uit naar mensen met lage gezondheidsvaardigheden, die op dit moment
minder worden bereikt met de beschikbare communicatiekanalen. Met allerlei verschillende
interventies wordt getracht hen beter te bereiken, waarbij nauw wordt samengewerkt
met partijen die op dit vlak expertise hebben.
Mocht de zorg opnieuw onder druk komen te staan door een nieuwe opleving van het virus,
dan kunnen er verschillende maatregelen getroffen worden om de bevolkingsonderzoeken
zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. In de beantwoording van de vragen over
het Jaarverslag van het Ministerie van VWS 2021 van 8 juni 2022 is uw Kamer meegenomen
in deze mogelijke maatregelen.9
Vraag 20
Wat is de verklaring voor het oplopen van de wachttijden en wat is het aandeel van
corona daarbij? Wat zeggen deze cijfers over de mensen die wachten op diagnose of
zorg, kunnen daar ook cijfers over worden opgenomen?
Antwoord: 20
Wachttijden zijn een complex probleem waarvoor niet één oorzaak aan te wijzen is.
Voor de ziekenhuizen geldt dat zij vanwege de covid-pandemie te maken hebben gekregen
met uitgestelde zorg, wat ertoe heeft geleid dat wachttijden zijn toegenomen. De NZa
monitort maandelijks de toegankelijkheid van de zorg, onder andere in de medisch-specialistische
zorg. In de monitor van augustus jl.10 noemt de NZa het ziekteverzuim en personeelstekort als oorzaken van het oplopen van
wachttijden. De cijfers in de monitor geven de overschrijding van de Treeknorm weer.
Volgens de monitor van de NZa wachten er zo’n 100.000–120.000 mensen extra op zorg
ten opzichte van 2019.
Het klopt dat de wachttijden in de specialistische ggz zijn opgelopen, hoewel uit
de laatste cijfers11 blijkt dat het aantal wachtenden iets omlaaggaat. Waar het in december 2021 nog ging
om ongeveer 85.000 mensen, waren dat er in juni van dit jaar ongeveer 80.000. De NZa
heeft aangegeven dat de langere gemiddelde
wachttijden (deels) te verklaren zijn door het hoge personeelsverzuim. Daarnaast merkt
de NZa op dat het aantal verwijzingen naar de ggz (door de huisarts) blijft toenemen.12
Vraag 21
Waarom ontbreekt het cijfer van de huisartsen voor 2021?
Antwoord: 21
De cijfers in deze tabel sluiten aan bij De Staat van Volksgezondheid en Zorg (StaatVenZ). De StaatVenZ ontleent de cijfers weer aan andere bronnen. In het geval
van het cijfer over de contacten met de huisarts is Nivel de bron. Op dit moment heeft
Nivel dit cijfer (nog) niet gepubliceerd voor het jaar 2021.
Vraag 22
Zijn gegevens bekend over de regionale verschillen/spreiding van de Responstijd ambulanceritten
binnen streefwaarden en kunt u deze aan de Kamer toezenden?
Antwoord: 22
Gegevens over de responstijden van ambulanceritten per regio zijn te vinden in het
Sectorkompas van Ambulancezorg Nederland (AZN): https://www.ambulancezorg.nl/themas/sectorkompas-ambulancezorg/sectorko…. Voor 2021 zijn de responstijden per regio te vinden in tabel 3.16 en figuur 3.25
op pagina’s 75–76.
Hoewel de meeste regio’s de streefnorm van 95% van de A1-inzetten binnen 15 minuten
ter plaatse niet halen, is de gemiddelde responstijd voor A1-inzetten wel 10:06 minuten.
Landelijk gezien was in 2021 95% van de A1-inzetten de ambulance binnen 16:44 minuten
ter plaatse, iets beter dan in 2020. Eén van de 25 regio’s haalt de streefnorm van
95% van de A1-inzetten ter plaatse binnen 15 minuten (namelijk binnen 14:30 minuten),
de rest varieert van 15:34 minuten tot 18:15 minuten. De afgelopen periode is het
aantal inzetten en 112-meldingen flink gestegen, waarbij er grote regionale verschillen
zijn. De Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s) doen hun best de norm voor de regio
zo goed mogelijk te realiseren, ondanks personeelstekorten en stijgende vraag naar
ambulancezorg. Er wordt dan ook goed gekeken naar de oorzaken en oplossingen voor
de stijgende vraag. Daarnaast houdt de NZa toezicht op de toegankelijkheid en continuïteit
van zorg en ziet de IGJ toe op de kwaliteit. Wanneer zij signalen ontvangen of cijfers
daartoe aanleiding geven, gaan zij in gesprek met de representerende zorgverzekeraars
en/of de betreffende RAV’s.
Vraag 23
Waarom ontbreekt het cijfer van de Jeugdhulp zonder verblijf voor de tweede helft
van 2021?
Antwoord: 23
In de tabel is dit cijfer abusievelijk weggevallen. De StaatVenZ vermeldt dat in de
tweede helft van 2021 het aantal jongeren met jeugdhulp zonder verblijf 336.475 was.
Vraag 24
Wat is de verklaring voor het feit dat het aantal zorginfecties in 2020 veel hoger
was dan in 2019 en hoe groot is het aandeel van corona daarin?
Antwoord: 24
Het RIVM geeft aan dat het jaar 2020 niet kan worden gezien als een representatief
jaar ten opzichte van de andere jaren. Zodoende moeten de cijfers voorzichtig worden
geïnterpreteerd. Dit wordt mede veroorzaakt doordat in 2020 slechts 11 ziekenhuizen
hebben meegedaan aan het prevalentieonderzoek ten opzichte van 30 tot 40 ziekenhuizen
in de jaren daarvoor. In dat beperkte deelnemersveld in 2020 hebben relatief veel
universitair medisch centra (umc’s) data aangeleverd (3) en relatief weinig topklinische
ziekenhuizen. In umc’s is de prevalentie van zorginfecties gemiddeld altijd hoger,
waardoor de totale gerapporteerde prevalentie ook hoger is.
Het is niet bekend hoeveel mensen bij opname covid hadden, omdat dat pas vanaf oktober
2020 is geregistreerd. Uit de meting na oktober blijkt wel dat covid-patiënten vaker
een perifere katheter, centraal veneuze katheter (CVC), urethrakatheter of invasieve
beademing krijgen, wat de kans op zorginfecties – zeker in combinatie met een lange
ligduur – vergroot.
De toename is dus deels te verklaren doordat de meting is gedaan bij een andere groep
patiënten (afkomstig uit andere ziekenhuizen en met andere case-mix) en deels doordat
covid-patiënten een ander risicoprofiel hebben. Of veranderingen van infectiepreventiemaatregelen
ook nog een rol spelen, is uit deze cijfers niet af te leiden. (Bron: PREZIES referentiecijfers PO tm 2020 | RIVM.)
Vraag 25
Wat is de bespaarde € 588,3 miljoen als percentage van het totale bedrag dat wordt
besteed aan geneesmiddelen?
Antwoord: 25
Uitgaande van ongeveer € 3,4 miljard13 aan uitgaven aan geneesmiddelen binnen de Apotheekzorg en € 2,4 miljard14 uitgaven aan geneesmiddelen (add-ons) binnen de Medisch-specialistische zorg, is
de bespaarde € 588,3 miljoen ongeveer 10% van het totale bedrag dat wordt besteed
aan geneesmiddelen.
Vraag 26
Zijn er gegevens bekend over de regionale verschillen/spreiding van het percentage
mantelzorgers en kunt u deze aan de Kamer toezenden?
Antwoord: 26
Ja, deze (regionale) gegevens zijn te vinden op www.staatvenz.nl. De data komt uit de gezondheidsmonitor, waarvan de meest recente meting is gedaan
in 202015.
Vraag 27
Wat betekenen deze percentages mantelzorgers in aantallen mensen die mantelzorg hebben
verleend per leeftijdscohort? Kunnen deze ook in de monitor worden opgenomen? Wat
is het gemiddeld aantal uur dat deze mensen per week aan mantelzorg besteden per leeftijdscohort?
Antwoord: 27
De gegevens over percentages mantelzorg en gemiddeld aantal uur dat zij besteden aan
mantelzorg per week, zijn gebaseerd op o.a. de enquête Informele Zorg van het SCP.
Deze enquête is voor het laatst afgenomen in 2019 met een respons van 12.348 personen.
Absolute aantallen mantelzorgers per leeftijdscohort en het gemiddeld aantal uur per
week zijn hier niet uit te distilleren. De percentages mantelzorgers per leeftijdscohort
en het gemiddeld aantal uur dat zij aan mantelzorg besteden is te vinden op www.staatvenz.nl.
Vraag 28
Welk persoonsgebonden budget (pgb)-bedrag heeft een pgb-houder gemiddeld in beheer,
over de afgelopen vijf jaren per jaar uitgesplitst?
Antwoord: 28
In onderstaand tabel zijn de gemiddelde bestede bedragen van het persoonsgebonden
budget (pgb) van een pgb-houder in de Wlz van de jaren 2015 – 2020 weergegeven.
Besteed budget (bedrag in euro)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Wlz
34.920
36.544
36.223
39.003
40.942
41.778
Bron: CBS/monitorlangdurigezorg.nl
Vraag 29
Welke percentages van de bevolking betekenen deze absolute aantallen mensen die gebruikmaken
van de huisarts voor meerdere aandoeningen? Is het mogelijk deze percentages ook op
te nemen in de monitor?
Antwoord: 29
Dit kerncijfer betreft het aantal personen per 1.000 personen (promillage) dat gedurende
een jaar contact had met de huisartsenpraktijk voor twee of meer chronische aandoeningen.
Op deze manier wordt dit kerncijfer ook weergegeven op de site van de Staat van Volksgezondheid
en Zorg. Voor de VWS-monitor van mei 2023 is het mogelijk om hier percentages op te
nemen.
Vraag 30
Zijn er gegevens bekend over de regionale verschillen/spreiding van de benutting van
initiatieven voor mensen met een beperking en kunt u deze aan de Kamer toezenden?
Antwoord: 30
In de VWS-monitor is onder de indicator «benutting van initiatieven voor mensen met
een beperking»16 informatie samengevat over (a) treinreizigers die van en naar een toegankelijk station
reizen, (b) het aantal banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak en (c) het
percentage gemeenten dat werkt aan/met een lokaal inclusieplan.
Kwantitatieve informatie over toegankelijke treinreizen wordt enkel op nationaal niveau
bijgehouden, maar in het Actualisatierapport Toegankelijkheid Spoor wordt wel kwalitatieve informatie gegeven over de toegankelijkheidsmaatregelen in
regionale treinverbindingen.17
Het aantal banen voor mensen met een beperking wordt op nationaal niveau gemeten,
maar onder meer voor gemeenten en werkgevers is het ook belangrijk om inzicht te hebben
in de voortgang van de banenafspraak per regio. Daarom publiceert het UWV op verzoek
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Werkkamer elk kwartaal
de voortgang van de banenafspraak per arbeidsmarktregio op een dashboard.18
Voor het aantal gemeenten dat werkt aan/met een lokaal inclusieplan kijken we naar
het landelijk beeld. Er zijn geen regionale analyses beschikbaar over verschillen
en overeenkomsten per regio. Wel houdt de VNG de lokale inclusie-agenda’s van gemeenten
bij op een overzichtskaart, deze kaart biedt enig inzicht in regionale spreiding.19
Vraag 31
Zijn er gegevens bekend over de regionale verschillen/spreiding van de 75-plussers
die zich eenzaam voelen en kunt u deze aan de Kamer toezenden?
Antwoord: 31
Op de website van het RIVM (StatLine – Gezondheid per wijk en buurt; 2012/2016/2020 (indeling 2020) (rivm.nl)) zijn eenzaamheidscijfers voor 65-plussers beschikbaar op wijk- en buurtniveau van
gemeenten. De cijfers voor eenzaamheid onder 75-plussers zijn enkel op landelijk niveau
beschikbaar Eenzaamheid | Leeftijd en geslacht | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier