Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (Kamerstuk 30995-100)
2022D40488 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening d.d. 4 juli 2022 inzake Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
(Kamerstuk 30 995, nr. 100) en de brief d.d. 31 augustus 2022 inzake Lokale evaluaties Wet bijzondere maatregelen
grootstedelijke problematiek; selectieve woningtoewijzing (Kamerstuk 33 340, nr. 29).
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
14
II
Antwoord/ reactie van de Minister
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
overleg Nationaal programma Leefbaarheid en Veiligheid hebben hierover geen verdere
vragen/opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid. Deze leden danken de Minister en zijn medewerkers voor
het geleverde werk, en hebben nog enkele vragen die ze aan de Minister wil voorleggen.
Algemeen
Kan de Minister een laatste stand van zaken geven ten aanzien van de uitvoering van
de motie van de leden Van der Werf en Boulakjar over het in een keer indienen van
de aanvragen voor het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (Kamerstuk 29 911, nr. 368)?
De leden van de D66-fractie constateren naar aanleiding van het Nationaal Programma
Leefbaarheid en Veiligheid dat er met hoge urgentie moet worden gewerkt aan de doelstellingen
die er liggen in de twintig stedelijke focusgebieden. Verder lezen deze leden dat
er bestuurlijke akkoorden per provincie worden gesloten. Het feit in ogenschouw nemend
dat er Provinciale Statenverkiezingen zullen plaatsvinden in 2023, hoe wil de Minister
ervoor zorgen dat er ongeacht de politieke uitslag met dezelfde urgentie aan de doelstellingen
wordt gewerkt?
Actielijn 1 | We zorgen voor een integrale aanpak met duidelijke regie en een adequaat
juridisch instrumentarium
De leden van de D66-fractie constateren dat onder het kopje «Actielijn 1 | We zorgen
voor een integrale aanpak met duidelijke regie en een adequaat juridisch instrumentarium»,
er alleen wordt aangegeven welke «acties» er worden gedaan om te zorgen voor een integrale
aanpak en een adequaat juridisch instrumentarium. Echter, de acties die moeten zorgen
voor een duidelijke regie ontbreken. Deze leden vragen welke concrete acties zorgen
voor een duidelijke regie vanuit het Rijk.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de meest kwetsbaren in onze
samenleving worden beschermd tegen kwaadwillende die misbruik willen maken van hun
situatie. De wet Goed verhuurderschap moet hier een belangrijke rol in gaan spelen.
Deze leden missen een duidelijke koppeling tussen deze wet en de focusgebieden in
het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, terwijl juist in deze gebieden
veel mensen wonen die kwetsbaar zijn voor malafide verhuurders. Hoe wil de Minister
deze focusgebieden beschermen tegen malafide verhuurders? Hoe wil de Minister de malafide
verhuurders uit deze wijken krijgen?
Actielijn 2 | We verbeteren slechte woningen en zorgen voor meer gemengde wijken
De leden van de D66-fractie lezen dat de twintig stedelijke focusgebieden in het kader
van leefbaarheid niet dezelfde groei hebben vertoond als de andere gebieden in Nederland.
Verder lezen deze leden dat in de focusgebieden veel mensen met de zelfde problemen
wonen. Zijn er concrete doelstellingen verbonden aan de «spreiding van problemen»
binnen steden, regio’s en provincies?
De leden van de D66-fractie lezen dat in sommige wijken en gebouwen veel woningen
in bezit zijn van woningcorporaties en waarin veel mensen wonen met vergelijkbare
problemen. Ziet de Minister kansen om samen met de woningcorporaties en de betrokkenen
in deze wijken gezamenlijke acties te ondernemen?
De leden van de D66-fractie lezen in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
dat er wordt gewerkt aan het creëren van gemengde wijken. Hoe denkt de Minister een
meer divers woningaanbod in de focusgebieden te realiseren en hoe denkt de Minister
te kunnen realiseren dat er betaalbare woningen worden gecreëerd in duurdere gebieden?
De leden van de D66-fractie lezen in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
dat er wordt gewerkt aan de verduurzaming van huizen en dat er wordt verwezen naar
het Nationaal Isolatieprogramma. Deelt de Minister de mening dat een specifieke aanpak
voor de verduurzaming van woningen in de focusgebieden een goed idee zou zijn?
De leden van de D66-fractie vinden het volkshuisvestingsfonds een belangrijk instrument
voor de aanpak van wijken en zijn dan ook erg content dat het kabinet deze insteek
deelt. Hoe wil de Minister het volkshuisvestingsfonds concreet inzetten in de aanpak
van de twintig focusgebieden?
De leden van de D66-fractie lezen in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
dat er wordt gekozen voor twintig focusgebieden in negentien steden. Deze leden zijn
ervan overtuigd dat er geen «blueprint» is voor de aanpak van wijken. Alle wijken
zijn verschillend en maatwerk is dus van groot belang. Hoe wil de Minister ervoor
zorgen dat er maatwerk gaat plaatsvinden in de aanpak van de focusgebieden?
Actielijn 3 | We zorgen ervoor dat meer bewoners kunnen meedoen in de samenleving
De leden van de D66-fractie constateren dat in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid geen duidelijke rol wordt gegeven aan de vele burgerinitiatieven en
vrijwilligers die al fantastisch werk verrichten binnen de wijken. Wat voor rol heeft
de Minister voor hen in gedachten? Op welke manier wil de Minister hen gaan ondersteunen?
Daarnaast vragen deze leden zich af hoe er wordt gezorgd dat het bestede geld ook
echt terecht komt bij degene die het nodig hebben. Wordt er direct geïnvesteerd in
burgerinitiatieven of wordt er voor een andere methode gekozen?
De leden van de D66-fractie constateren dat er in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid geen duidelijke rol wordt gegeven aan de inspraak van burgers in focusgebieden.
Deze leden hechten waarden aan het betrekken van burgers. Hoe wil de Minister hen
betrekken bij de aanpak van deze gebieden?
De leden van de D66-fractie zijn positief dat het kabinet inzet op de rijke schooldag,
zodat meer kinderen in aanraking komen met bijvoorbeeld sport, cultuur, muziek, een
warme lunch, natuur en huiswerkbegeleiding. Hoeveel scholen zijn inmiddels echt van
start gegaan met de rijke schooldag?
Actielijn 4 | We investeren in de preventie van jeugdcriminaliteit en vergroten de
weerbaarheid van jongeren
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het programma een cruciale rol kan
spelen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Jongeren in kwetsbare wijken
vormen een prooi voor zware criminelen en als we willen voorkomen dat zij ook de misdaad
in rollen moeten we er op tijd bij zijn. Deze leden onderschrijven het belang van
een «lerende aanpak». Wordt daarbij gebruikt gemaakt van indicatoren die voor alle
gemeenten gelden, zodat zowel progressie door de jaren heen als verschillen tussen
de gemeenten objectief gemeten kunnen worden? Worden daarbij naast de preventieve
interventies ook gekeken naar de effectiviteit van de repressieve maatregelen? Welke
rol speelt het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in de lerende
aanpak? Op welke manier worden lessen gedurende de uitvoering van het programma ook
buiten het programma gedeeld, zodat ook gemeenten die niet deelnemen deze kennis kunnen
benutten? Ondanks de noodzaak tot een lerende aanpak, realiseren deze leden zich ook
dat een mogelijk risico daarvan is dat de nadruk te veel komt te liggen op cijfers,
waarbij professionals onevenredig veel tijd kwijt zijn aan verslaglegging of worden
opgejaagd door targets. Hoe gaat de Minister deze perverse effecten voorkomen? Wordt
er naast kwantitatieve resultaten ook naar kwalitatieve resultaten gekeken?
De leden van de D66-fractie lezen dat afgepakt geld en afgepakte zaken zoveel mogelijk
een publieke bestemming krijgen, met name in de wijken die het meest lijden onder
criminaliteit. Kan de Minister concreet maken hoe het dit voornemen in de praktijk
zal moeten worden uitgewerkt?
De leden van de D66-fractie constateren dat in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid niet wordt beschreven welke (preventieve) rol jeugdwijkagenten krijgen
in de focusgebieden. Kan de Minister uitleggen wat voor rol jeugdwijkagenten krijgen
in de focusgebieden en of er in wordt geïnvesteerd?
De leden van de D66-fractie constateren dat er in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid niet of nauwelijks wordt gesproken over diversiteit, emancipatie en
discriminatie, terwijl dit belangrijke punten zijn voor de leefbaarheid en veiligheid
van een wijk. Er wordt ook niet verwezen naar het Nationaal Programma tegen Discriminatie
en Racisme. Deze leden vinden het belangrijk dat er specifiek in wordt gegaan op de
aanpak van discriminatie in de focusgebieden, omdat juist in deze gebieden mensen
hier kwetsbaar voor kunnen zijn. Kan de Minister uitleggen waarom hij hier geen aandacht
aan heeft besteed in het programma? Kan de Minister uitleggen wat voor concrete plannen
hij heeft om alle vormen van discriminatie aan te pakken om te zorgen voor leefbare
en veilige wijken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid en danken de Minister voor het opstellen van
het programma. Deze leden onderschrijven de noodzaak om de leefbaarheid en veiligheid
van de twintig meest kwetsbare gebieden in Nederland in vijftien tot twintig jaar
op orde te brengen, en het perspectief van de bewoners te verbeteren. Zij hebben nog
enkele vragen en opmerkingen over het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de uitwerking van de aangenomen
moties Ceder (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 24) en Van der Werf/Boulakjar (Kamerstuk 29 911, nr. 368). Op welke termijn verwacht de Minister dat het programma met een integraal budget
gaat werken en hoe zorgt de Minister nog deze kabinetsperiode voor voldoende middelen
voor de gebieden om met het Nationaal Programma aan de slag te gaan? Daarnaast vragen
zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat beleid van ministeries voor deze gebieden
meer in samenhang wordt gemaakt en hoe de samenwerking tussen ministeries kan worden
versterkt. Ook zijn zij benieuwd welke midden uit het programma zijn geoormerkt voor
de twintig gebieden en hoe de Minister omgaat met incidentele middelen in relatie
tot de focusgebieden van het Nationaal Programma.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat maatwerk
en lokale opgaves centraal staan in het Nationaal Programma, en hoe het ministerie
omgaat met de rol van de gemeente ten opzichte van de lokale coalitie/programmaorganisatie.
De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de beoogde uitbreiding van de Wet
Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek. Hiervoor hebben zestien gebieden
van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid voorstellen aangeleverd. Wat
is de stand van zaken omtrent de beoordeling van deze voorstellen en kunnen deze spoedig
in overleg met de gebieden tot een vervolg worden gebracht?. Zou de Minister niet
alleen naar het criterium «wettelijk mogelijk» willen kijken, maar ook naar het criterium
«afdoende uitvoerbaar»? Als blijkt dat iets wel wenselijk maar niet uitvoerbaar is,
kan de Minister dan op zoek gaan naar oplossingen die wel uitvoerbaar zijn?
Tevens vragen zij of de Minister zich kan inspannen om voorstellen voortvloeiende
uit de evaluatie al komend jaar in wetsvoorstellen aan de Kamer te sturen.
Het idee van het nationaal programma is dat de gemeenten, maatschappelijke en private
partners samen met bewoners de doelen en ambities formuleren en uitwerken in langjarige
programma’s. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat lokaal draagvlak en participatie
cruciaal zijn voor het welslagen van de wijkaanpak uit het Nationaal Programma. In
het Nationaal Programma is onder andere opgenomen dat bewoners onderdeel moeten uitmaken
van het overleg van de lokale coalitie. Tegelijkertijd worstelen enkele gemeenten
met deze burgerparticipatie. Er worden soms plannen gemaakt zonder betrokkenheid van
bewoners. Deze leden maken zich zorgen over de (soms beperkte) invloed van bewoners
in de vormgeving van de wijkprogramma’s. Zij vragen de Minister te reflecteren op
het veelgehoorde verwijt dat de rol en de participatie van de bewoners van de desbetreffende
wijken in het Programma te beperkt is vormgegeven. Op welke manier kan de positie
van bewoners in het beleidsproces worden versterkt?
Daarop aansluitend zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat bewoners actief
moeten worden benaderd om input te leveren voor de plannen die hun wijk aangaan. Zij
weten als geen ander wat er speelt in hun wijk en wat er moeten gebeuren. Het blijkt
echter uit de praktijk dat veel bewoners uit kwetsbare wijken om diverse redenen vaak
niet participeren in de formele structuren zoals wijkraden en inspraakavonden. Deze
leden zijn van mening dat gemeenten op zoek moeten gaan naar andere vormen om de participatie
van bewoners te vergroten. Zij vragen de Minister of hij deze opvatting deelt. Zo
ja, hoe kan hij hier sturing aan kan geven?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie de Minister een beknopte reactie te geven
op het Manifest voor een Succesvolle Wijkaanpak, een actieplan opgesteld door het
Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) en het Landelijk Platform Buurt-
en Wijkgericht Werken (LPB) in samenwerking met een aantal kennisinstellingen. Welke
elementen uit dit actieplan kunnen worden opgenomen in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Nationaal programma Leefbaarheid
en Veiligheid, en de lokale evaluaties van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke
problematiek (Wbmgp); selectieve woningtoewijzing. Deze leden hebben hierover nog
enkele vragen.
Agendapunt 1: Nationaal Programma Leefbaarheid & Veiligheid (NPL&V)
Het idee van het Nationaal Programma is dat de gemeenten, maatschappelijke en private
partners samen met bewoners de doelen en ambities formuleren en uitwerken in een langjarig
programma. Op welke wijze wordt dat «samen met bewoners» geborgd? Welke inzet wordt
met name van gemeenten gevraagd om bewoners volwaardige input te laten leveren ten
aanzien van agendering, prioritering, analyse en strategieën ten aanzien van problemen
en aanknopingspunten? Als dit naar mening van bewoners niet goed verloopt, bij wie
kunnen zij dan aankloppen?
Eén van de prestatieafspraken waarover in het Nationaal Programma geschreven wordt,
is dat gemeenten bewoners bij de aanpak betrekken. Hoe worden die prestatieafspraken
straks gemaakt en wie bepaalt wie er wanneer aan tafel zit? Wordt er alleen gekeken
naar afspraken tussen gemeenten en «erkende» bewonersorganisaties, of gaan er ook
bredere consultaties plaatsvinden waarmee juist die bewoners bereikt worden die niet
uit de voeten kunnen met de gangbare participatiekanalen?
Vanuit het programma worden gemeenten ondersteund door het kennis- en leernetwerk
WijkWijzer (bestaande uit kenniscentra en het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve
bewoners). Welke vorm krijgt deze ondersteuning? Hoe wordt er daarbij ingezet op slim
gebruik van bestaande kennis, om overbodig en tijdrovend onderzoek te voorkomen?
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over het ontschotten. In hoeverre is het
mogelijk om op lokaal niveau de aan het Nationaal Programma gekoppelde budgetten te
ontschotten, zodat er meer ruimte ontstaat voor lokale prioritering bij de inzet van
middelen?
Het terugwinnen van vertrouwen van mensen is een belangrijk aspect van het Nationaal
Programma. Dat is ook terug te vinden in het coalitieakkoord. Gaat de Minister de
gemeenten aanmoedigen om bepaalde zaken met voorrang aan te pakken, zodat er snel
zichtbare resultaten geboekt kunnen worden? Deelt de Minister de mening dat meer betrokkenheid
en zeggenschap voor bewoners essentieel is om de vertrouwenskloof tussen overheid
en samenleving te dichten?
Het Nationaal Programma beschrijft een tamelijk ingewikkelde en tijdrovende bestuurlijke
structuur met interdepartementale werkgroepen, «alliantie-overleggen», programmabureaus
en een «deugdelijk monitoring- en verantwoordingssysteem». Hoe voorkomt de Minister
dat deze opgelegde structuren straks veel energie, tijd en capaciteit wegzuigen bij
de uitvoering van de maatregelen? Hoe wordt er voorkomen dat die structuren over bestaande,
goed functionerende samenwerkingsvormen heen walsen?
Het programma gaat in op de ongelijkheid tussen jongeren uit verschillende gebieden.
Deelt de Minister de mening dat deze ongelijkheid mede het gevolg is van de enorme
vermogensongelijkheid in Nederland? Zo nee, kan de Minister uitleggen waarom niet?
Zo ja, wat gaat de regering doen om deze enorme vermogensongelijkheid terug te dringen,
waardoor de kansen van deze jongeren automatisch significant toenemen? De leden van
de SP-fractie vragen in algemene zin in hoeverre de enorme vermogensongelijkheid invloed
heeft op het bestaan van aandachtswijken.
Volgens het programma is er sprake van relatief veel slechte woningen, die kampen
met onderhoudsgebreken en minder duurzaam zijn, in een kwaliteitsarme openbare ruimte.
Hoe kijkt de Minister naar deze onderhoudsgebreken die al jaren aanwezig zijn en waarom
is er geen dwingend programma om deze gebreken eindelijk na zoveel jaar op te lossen?
Het programma geeft aan dat bewoners een lagere gemiddelde levensverwachting hebben,
aanzienlijk langer in slechte gezondheid leven, er veel huishoudens wonen met problematische
schulden, met geen of laagbetaald werk, dat er bij jongeren sprake is van onderwijsachterstanden,
en door het ontbreken van perspectief worden jongeren kwetsbaarder voor de verlokkingen
van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Kan de Minister aangeven in
hoeverre er structurele veranderingen nodig zijn en welke structurele veranderingen
dan nodig zijn om deze grote problemen van mensen op te lossen?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de gezondheid
van deze bewoners. Wat zijn de concrete doelstellingen als het gaat om de gezondheidsachterstanden?
Hoe gaat de Minister de gezondheidsachterstanden bij de bewoners in de aangewezen
wijken oplossen? Welke rol spelen inkomensverschillen, en hoe groot is deze rol bij
de gezondheidsverschillen tussen bewoners uit de achtergestelde wijken en de niet-achtergestelde
wijken? Is de Minister dan ook van mening dat inkomensnivellering moet bijdragen aan
het verkleinen van de gezondheidsverschillen? Kan de Minister zijn antwoord nader
toelichten? Welk verschil in levensverwachting is voor de Minister nog acceptabel
en hoe gaat hij dit verschil in levensverwachting verkleinen? Ziet de Minister een
verband tussen het eigen risico bij de zorgverzekering en gezondheidsverschillen c.q.
gezondheidsachterstanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het kabinet voornemens om
het eigen risico geheel of gedeeltelijk af te schaffen? Ziet de Minister een (oorzakelijk)
verband tussen woononzekerheid als gevolg van tijdelijke huurcontracten en de gezondheidsverschillen
c.q. gezondheidsachterstanden? Kan de Minister zijn antwoord nader toelichten? Kan
de Minister bij benadering aangeven hoeveel geld er gereserveerd is/wordt om de gezondheidsachterstanden
c.q. gezondheidsverschillen weg te werken? Waarom zijn gezondheid, gezondheidsachterstanden
en gezondheidsverschillen niet tot centraal thema benoemd? Immers, gezondheid pas
benoemen als subdoelstelling van een subdoelstelling maakt een zeer belangrijke thema
als gezondheid minder belangrijk en minder urgent. Zoals iemand eerder over het Nationaal
Programma opmerkte: wat heb je aan werk als je ziek bent? Kan de Minister daarop reflecteren?
Deelt de Minister de mening dat bestaande maatregelen om leefstijl te verbeteren vaak
te weinig effect hebben bij mensen die leven in kwetsbare situaties? Zo ja, deelt
de Minister dan de mening dat de lokale aanpak van gezondheidsachterstanden altijd
zal falen als het Rijk de dieperliggende oorzaken van problemen, waaronder armoede,
schulden, leefomgeving, eenzaamheid, onderwijs of werk niet oplost? Kan de Minister
zijn antwoord nader toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over betrokkenheid en zeggenschap
van bewoners. Kan de Minister ingaan op elk van de volgende punten en daarbij aangeven
in hoeverre het programma daarin voorziet, waar het programma eventueel in tekortschiet
en/of gemeenten opgedragen dienen te worden om te werken aan meer betrokkenheid en
zeggenschap voor bewoners om de hieronder genoemde punten te bewerkstelligen?
Het werken aan meer betrokkenheid en zeggenschap voor bewoners draagt bij aan onder
andere:
– veiligere en leefbaardere buurten en wijken waarin mensen kansen krijgen om volwaardig
mee te doen in de samenleving;
– meer effectiviteit door beter aan te sluiten bij noodzaak en mogelijkheden van de
betrokken buurten;
– Om te werken aan duurzame verbetering moeten wijken weerbaarder worden en zelf mee
gaan doen.
Deelt de Minister de mening dat bestaande overlegorganisaties onvoldoende aangesloten
zijn op de inhoudelijke reikwijdte en de schaal (gebieden beslaan meerdere buurten
en wijken)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister dit (re)pareren? Deelt
de Minister de mening dat het noodzakelijk is om te werken aan meer betrokkenheid
en meer zeggenschap om de potentie van gemeenschappen en bewonersinitiatieven goed
te benutten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt daarin voorzien en zijn daar lacunes
in? Vindt de Minister dat er onorthodoxe aanpakken uitgeprobeerd moeten worden? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel ruimte is daar voor en welke onorthodoxe maatregelen
worden er genomen?
In het Nationaal Programma staat dat bewoners onderdeel kunnen uitmaken van het overleg
van de lokale coalitie. Ook moet in uitvoeringsplannen en uitvoeringsprogramma’s worden
benoemd waar en hoe bewoners worden betrokken. Dat is wat de leden van de SP-fractie
betreft niet vrijblijvend. Kan de Minister hierop reflecteren en aangeven hoe hij
dat niet vrijblijvend maakt?
De leden van SP-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over vormen van inspraak
en zeggenschap. Enkele gemeenten hebben hier al vorm en inhoud aan gegeven. Vertegenwoordigers
van bewoners praten op strategisch niveau mee en zijn gelijkwaardig partner. In andere
gemeenten worstelt men hiermee en zijn de lokale coalities gevormd en de plannen op
hoofdlijnen gemaakt zonder betrokkenheid van bewoners. Hoe kijkt de Minister hiertegen
aan? Kan de Minister kaders schetsen voor deze vormen van inspraak en zeggenschap?
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de middelen voor
bewonersinitiatieven, onorthodoxe aanpakken en duurzaam verankeren wat werkt. In hoeverre
worden er middelen vrijgemaakt voor bewonersinitiatieven om nieuwe aanpakken te ontwikkelen
en in de praktijk uit te proberen? Zo niet, kunnen deze middelen alsnog vrij worden
gemaakt en kan de regering hierin faciliterend optreden?
Wijkaanpak gaat wat de leden van de SP-fractie betreft ook om onorthodoxe aanpakken
en duurzaam verankeren wat werkt. Als iets te leren valt uit eerdere wijkaanpakken
is dat het werken aan een duurzaam eindpunt van wijkaanpak vaak wordt vergeten of
te laat wordt geagendeerd. Bij een eindpunt hoort bijvoorbeeld een nieuwe waardering
van een goede basis van wijkwerkers in de wijk. Denk aan opbouwwerkers, wijkagenten
en wijkambtenaren die de ruimte en tijd hebben om hun vak uit te oefenen, en zo blijvende
aandacht te geven om vertrouwen te winnen en preventief te werken. Hoe kijkt de Minister
hiertegen aan en kan hij hierin voorzien voor zover dit niet in het programma/coalitieakkoord
is opgenomen?
Deelt de Minister de mening dat bewoners van deze wijken de constante factor zijn
en blijvend dragers zijn van de behaalde progressie in hun eigen wijk? Kan de Minister
aangeven hoe het programma bewoners helpt met het bouwen aan sterke gemeenschappen,
het organiseren van sterke en evenwichtige bewonersvertegenwoordiging, als ondernemer
binnen de wijkaanpak, als hoeder en als beheerder van cruciale wijkvoorzieningen en
ontmoetingsplekken? Voor zover dit programma daarin niet voorziet, is de Minister
dan voornemens om deze uitgangspunten over te nemen? Kan de Minister zijn antwoord
nader toelichten? Kan de Minister er zorg voor dragen dat bewoners deze rol goed kunnen
innemen door het inrichten van een bewonersfonds voor het verduurzamen van de wijkaanpak
en daar de benodigde middelen in een bewonersfonds voor te reserveren?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over het organiseren
van de stem van onderop, de stille meerderheid en het aanwakkeren van de betrokkenheid.
In hoeverre stelt het programma bewoners in staat om zelf regie te nemen voor hun
eigen toekomst en die van de wijk op onderwerpen als verduurzaming, kansengelijkheid
en of wonen. Hoe kijkt de Minister naar het idee om dit als voorwaarde te hanteren
bij de wijkaanpak? Kan de Minister zijn antwoord nader toelichten?
Wat vindt de Minister van het opnemen van het volgende voorstel in het programma?
De kansenongelijkheid en daarmee de kloof in onze samenleving is groot, en wordt ook
steeds groter. In sommige wijken is de levensverwachting twaalf jaar lager dan in
andere wijken (bijvoorbeeld de wijk Overvecht ten opzichte van de wijk Tuindorp).
Er worden veel plannen en geld aan achtergestelde wijken toegekend om juist deze problemen
op te lossen. De leden van de SP-fractie constateren echter al jaren dat een grote
groep bewoners niet bereikt wordt en daardoor ook niet betrokken wordt bij hun wijk.
Hierdoor missen deze leden een grote, belangrijke groep bewoners in alle plannen voor
de wijken.
Het is belangrijk om juist deze bewoners te betrekken bij de aanpak omdat juist zij
als geen ander weten wat er speelt in hun wijk en wat er zou moeten gebeuren. Deze
bewoners doen niet mee binnen de formele structuren zoals wijkraden, inspraakavonden
etc. Niet omdat zij niet willen, maar omdat deze vormen niet aansluiten bij hen. Enerzijds
heeft dit te maken met taal (niet alleen de letterlijke, maar ook jargon), anderzijds
zijn het vormen die niet passen bij hen. Het zijn geen «vergadertijgers» en zij kennen
de weg ook vaak niet. Het is daarom belangrijk dat er bij plannen voor de wijk op
een goede en effectieve manier aangesloten wordt bij deze bewoners. Dit zijn niet
alleen volwassenen maar zeer zeker ook de jongeren die vaak buiten beeld blijven.
Om serieus werk te maken van een goede wijkaanpak met de bewoners moeten deze mensen
ook echt betrokken worden. Dat betekent dat in alle gemeentelijke plannen er altijd
aangegeven dient te worden dat ook deze bewoners bereikt worden, betrokken worden
en inspraak hebben. Kan de Minister dit niet alleen als voorwaarde voor de gemeenten
stellen, maar ook concreet maken door aan te geven hoe dit gedaan dient te worden?
Deze leden ontvangen graag een uitgebreide toelichting op dit vraagstuk en gekozen
oplossing.
Agendapunt 2: Lokale evaluaties Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek;
selectieve woningtoewijzing
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke
problematiek; selectieve woningtoewijzing. Allereerst hebben deze leden vragen over
artikel 8 Wbmgp. Klopt het dat de studie van RIGO aangeeft dat het gebruik van artikel
8 Wbmgp wel af zou nemen omdat hetcontroversieel is? Zo ja, hoe komt het dat de gemeente
Zaanstad wel is gaan toepassen? Deelt de Minister de mening dat artikel 8 controversieel
is omdat het stigmatiserend kan zijn? Zo ja, dient dit artikel opnieuw bekeken te
worden? Kan de Minister zijn antwoorden toelichten?
Hoe ziet de Minister de huisvesting van mensen met een bijstandsuitkering of andere
uitkeringen die niet voldoen aan artikel 8 Wbmgp in het licht van de verplichting
die Nederland aangegaan is om zich te conformeren aan internationale verdragen die
toezien op een progressieve realisatie van mensenrechten? Zou de Wbmgp als een teruggang
in de progressieve realisatie van mensen gezien kunnen worden? Kan de Minister dit
antwoord nader toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de doelstelling(en)
van de wet. Kan de Minister eenduidig aangeven wat de doelstelling van deze wet is?
Indien de doelstelling van deze wet meer gelijkheid tussen wijken creëren is, kan
hij dan aangeven wat er onder gelijkheid verstaan wordt? Deelt de Minister de mening
dat meer gelijkheid gecreëerd kan worden door in de wijken c.q. buurten met meer draagkracht
mensen met minder draagkracht te huisvesten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister
dan aangeven hoe hij ervoor zorgt dat in deze draagkrachtige buurten/wijken meer mensen
met minder draagkracht gehuisvest worden. Kan de Minister daarbij ingaan welke instrumenten
hij heeft om dit voor elkaar te krijgen, en welke gemeenten hier actief beleid in
voeren? Is het vergroten van de leefbaarheid in een straat, buurt of wijk een doelstelling
van de wet? Zo ja, is er een correlatie tussen inkomen en de leefbaarheid in een buurt
c.q. wijk? Kan de Minister zijn antwoord nader toelichten? Zo ja, is er een causaal
verband tussen inkomen en leefbaarheid in een buurt c.q. wijk? Indien er geen causaal
verband is, in hoeverre speelt dit een rol bij de Wbmgp/selectieve toewijzing?
Kan de Minister uitleggen waarom een bijstandsuitkering en etniciteit als indicatoren
uit de Leefbaarometer gehaald zijn? Kan de Minister uitleggen waarom de bijstandsuitkering
geen indicator voor de leefbaarheid van een buurt is maar wel voor de toepassing van
de Wbmgp die als doel het verbeteren van de leefbaarheid heeft? Kan de Minister in
zijn algemeenheid aangeven waarom artikel 8, het uitsluiten op basis van een inkomensbron
namelijk een uitkering, dan nog steeds in de Wbmgp staat?
Kan de Minister reflecteren op het feit dat meerdere instituten, waaronder de Raad
van State en het College voor de Rechten van de Mens, op meerdere momenten hun zorgen
hebben geuit over verschillende artikelen van de Wbmgp, waarbij onder andere zorgen
zijn geuit over de noodzaak en proportionaliteit van diverse elementen uit de Wbmgp?
Deelt de Minister de mening dat toepassing van de Wbmgp een inbreuk is op een fundamenteel
recht, hetgeen nog tot uiting kwam in het Communiqué van de vijf Verenigde Naties
Special Rapporteurs inzake het Rotterdams woonbeleid en de sloop van de Tweebosbuurt?
Kan de Minister zijn antwoord nader toelichten en kan hij in zijn antwoord reflecteren
op de uitspraak van deze vijf Special Rapporteurs die elementen van Wbmgp als discriminerend
bestempelen? Is het mogelijk dat de wet mensen met een migratieachtergrond vaker treft?
In hoeverre heeft de Minister (nadien) de eisen voor (verlengings)aanvragen aangescherpt
en geüniformeerd, waaronder eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen over het Europese Hof voor de
Rechten van de Mens (EHRM). Klopt het dat (toekomstige) uitbreiding van de Wbmgp nooit
door het EHRM getoetst is en klopt het dat het EHRM voorwaarden aan inbreuken op mensenrechten
stelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister een onafhankelijk juridisch onderzoek
laten uitvoeren of de (toekomstige) toepassing van de Wbmgp aan de voorwaarden van
het EHRM voldoet? Klopt het dat het EHRM geen vrijbrief gegeven heeft om de Wbmgp
oneindig toe te kunnen passen en zeker niet als het gaat om uitbreiding van de wet?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, betekent dit dat de Minister nog steeds moet onderbouwen
dat het hier gaat om een legitieme beperking van de vrijheid van vestiging? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, op welke manier gebeurt dat en op basis waarvan denkt de Minister
dat een mogelijke uitbreiding voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de beperking
van de vrijheid van vestiging te meer zowel Raad van State als het College voor de
Rechten van de Mens al aangeven grote vraagtekens bij de huidige wet te hebben? Het
EHRM heeft zich niet uitgesproken over de discriminerende werking van de Wbmgp. Ziet
de Minister directe of indirecte discriminatie, en is dit uitgezocht? Kan de Minister
zijn antwoorden toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de studie
naar de Wbmgp. Hoe gaat de Minister zorgen voor kwalitatief goede evaluaties op lokaal
en nationaal niveau? Kan de Minister de eis van onafhankelijkheid hierbij centraal
stellen en er zorg voor dragen dat de criteria van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling/Development Assistance Committee voor onafhankelijke
evaluaties gehanteerd worden? Kan de Minister zijn antwoorden nader toelichten? Waarom
kiest de Minister er niet voor om toepassing van de Wbmgp en verlengingsaanvragen
niet te accepteren totdat er een nieuwe allesomvattende onafhankelijk evaluatie naar
deze wet is uitgevoerd? Is de Minister van mening dat het EHRM na het verschijnen
van de evaluatie door de Universiteit van Amsterdam met dezelfde uitspraak zou zijn
gekomen en kan hij daarbij ingaan op het aantonen van de effectiviteit?
Deelt de Minister de mening dat de inbreuk van de Wbmgp op het fundamenteel mensenrecht
op behoorlijke huisvesting, waaronder vrije vestiging, alleen toegestaan is als aangetoond
kan worden dat de maatregel effectief is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kan de
Wbmgp gehandhaafd blijven ondanks dat geen enkele evaluatie (onafhankelijk en niet
onafhankelijk), noch de RIGO studie naar de werking van de Wbmgp, heeft kunnen aantonen
dat de Wbmgp effectief is? Deelt de Minister de mening dat de discriminerende elementen
van de Wbmgp wel vaststaan maar de effectiviteit niet of lastig aangetoond kan worden?
Kan de Minister zijn antwoord nader toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over het gebruik
van andere informatiebronnen. Voor de evaluatie zijn er gesprekken gevoerd met wijkbewoners
en wijkprofessionals. Bij de eisen van onafhankelijkheid dienen verschillende bronnen,
zoals betrokkenen, ook geraadpleegd te worden. Kan de Minister aangeven in hoeverre
deze gesprekken representatief zijn? Kan de Minister aangeven in welke mate hier eisen
aan kunnen worden gesteld, zoals een lijst van mensen die betrokken is en een vragenlijst
in verband met de verifieerbaarheid van de informatie?
Algemeen
Kan de Minister aangeven in hoeverre het mogelijk is dat woningzoekenden dakloos kunnen
raken als gevolg van de toepassing van de Wbmgp; te denken valt hierbij aan woningzoekenden
die tijdelijk onderdak hebben en na afloop van het huurcontract of overeenkomst geen
andere woning kunnen vinden, anders dan de vrijgekomen woning in die betreffende straat
waar de Wbmgp geldt? Kan de Minister ook in zijn algemeenheid ingaan op de dakloosheid
door de toepassing van Wbmgp als gevolg van de jarenlange stijging van de wachtlijst
voor een sociale huurwoning? Kunnen woningzoekenden het aangeven als zij (disproportioneel)
geraakt worden doordat ze bijvoorbeeld dakloos dreigen te raken door de toepassing
van de Wbmgp? Zo ja, bij wie kunnen ze dat aangeven? Zo nee, waarom niet en deelt
de Minister de mening dat deze mogelijkheid wel geboden moet worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Naar aanleiding van actielijn 2 hebben
deze leden enkele vragen. Zij missen in het programma specifieke aandacht voor de
leefbaarheid van mensen met een beperking. Zij vinden dat voldoende geschikte woningen
en voldoende voorzieningen voor mensen met bijvoorbeeld een lichamelijke beperking
ook onder het begrip van een leefbare buurt of wijk valt. Wat zijn de ambities van
de Minister op dit vlak? Kan de Minister concreet aangeven wat er de komende periode
gaat gebeuren om ervoor te zorgen dat er voldoende aandacht is voor dit aspect van
leefbaarheid? Kan de Minister in dit kader aangeven hoeveel geld er nodig is om ervoor
te zorgen dat 15 procent van de sociale huurwoningen geschikt wordt gemaakt voor mensen
met een beperking? En hoeveel budget is er nodig om ervoor te zorgen dat 150.000 nieuwe
woningen bewoonbaar zijn voor ouderen en mensen met een beperking?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben naar aanleiding van actielijn 3 de vraag
op welke wijze de Minister reflecteert op het feit dat steeds meer publieke voorzieningen
onder druk staan – mede in het licht van personeelstekorten, inflatie en bezuinigingen,
omdat bijvoorbeeld gemeenten voor de langere termijn onvoldoende zekerheid hebben
over voldoende financiering. Ook wordt bijvoorbeeld bezuinigd op het aantal buslijnen
en voor veel mensen is het openbaar vervoer aan de dure kant. Op welke wijze gaat
de Minister ervoor zorgen dat alle inwoners in de samenleving daadwerkelijk mee kunnen
blijven doen?
In actielijn 4 schrijft de Minister dat hij wil inzetten op het voorkomen van criminaliteit
en het vergroten van de weerbaarheid van jongeren. Om op een goede wijze ervoor te
zorgen dat er ingezet wordt op preventie moeten naar de mening van de leden van de
GroenLinks-fractie voldoende hulpverleners en wijkagenten beschikbaar zijn. Daar ontbreekt
het op veel plekken op dit moment aan. Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen dat
er voldoende professionals beschikbaar zijn? Wat zijn de concrete doelstellingen voor
de komende jaren op dit vlak?
Op pagina 44 van het Nationaal Programma lezen de leden van de GroenLinks-fractie
voor de actielijnen 2, 3 en 4 een overzicht van indicatoren waarop de aandacht van
het Nationaal Programma gericht is. Om de voortgang van het programma goed te kunnen
volgen is het noodzakelijk om een goede nulmeting te hebben en concrete cijfermatige
ambities aan de acties te verbinden. Wanneer worden de definitieve indicatoren vastgesteld?
Kan de Minister voor deze indicatoren 1–15, die nu worden weergegeven, aangeven wat
de huidige 0-meting is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Zij hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af het klopt dat gebieden uit het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid voor alle domeinen verschillende aanvragen
moeten indienen bij de betreffende ministeries? Wanneer verwacht de Minister dat het
programma met een integraal budget gaat werken, conform de recent aangenomen motie
Van der Werf/Boulakjar (Kamerstuk 29 911, nr. 368)? Deze leden vragen zich ook af hoe de Minister de rol van de gemeente ziet ten opzichte
van de lokale programmaorganisatie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Deze leden hebben nog een aantal vragen aan
de Minister.
De leden van de JA21-fractie vragen hoe in deze kabinetsperiode invulling wordt gegeven
aan de motie Ceder (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 24) over het weghalen van schotten in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid, en de motie Van der Werf/Boulakjar (Kamerstuk 29 911 nr. 368) om het in één keer indienen van de aanvragen voor het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid. Wanneer verwacht de Minister dat het programma met een integraal budget
gaat werken, conform de genoemde moties Ceder en Van der Werf/Boulakjar? Welke middelen
uit het programma zijn geoormerkt voor de twintig programmagebieden? Hoe gaat de Minister
om met incidentele middelen in relatie tot de focusgebieden van het Nationaal Programma,
zoals bij de 100 miljoen euro van de motie Dassen/Paternotte? Deze leden vragen zich
af hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat beleid van ministeries voor deze gebieden
meer in samenhang wordt gemaakt. Hoe kan de samenwerking tussen ministeries hierin
worden versterkt?
Verder vragen de leden van de JA21-fractie of de Minister de noodzaak van maatwerk
en het centraal stellen van lokale opgaves in het Nationaal Programma herkent om echte
impact te creëren. Hoe zorgt de Minister ervoor dat maatwerk en lokale opgaves centraal
staan? Hoe gaat het ministerie om met de rol van de gemeente ten opzichte van de lokale
coalitie en programmaorganisatie?
Verder hebben de leden van de JA21-fractie een aantal vragen over de uitbreiding van
de Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek. Wil de Minister de door
de twintig programmagebieden ingebrachte voorstellen inzake de beoogde uitbreiding
van de Wbmgp positief beoordelen en in overleg tot uitwerking brengen? Wil de Minister
de door de twintig NPLV-programmagebieden ingebrachte voorstellen voor de Wbmgp behalve
naar het criterium «wettelijk mogelijk», ook naar het criterium «afdoende uitvoerbaar»
kijken, en waar dit onverhoopt niet of minder mogelijk is, daarvoor oplossingen zoeken?
Wil de Minister medio volgend jaar een voorstel van wet voor de Wbmgp aan de Kamer
sturen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid, en de bijbehorende Kamerbrief. Deze leden hebben
hierover nog een aantal vragen.
Enkele gemeenten hebben vorm en inhoud gegeven aan vormen van inspraak en zeggenschap.
Veel gemeenten worstelen hiermee of hebben helemaal geen vorm van inspraak en zeggenschap
georganiseerd. De leden van de DENK-fractie zien een goede organisatie van inspraak
en zeggenschap als een noodzakelijke eis om lokaal de leefbaarheid en veiligheid te
bevorderen. Niemand weet beter wat er in een wijk speelt dan de bewoners in de wijk
zelf. Deze leden zijn dan ook van mening dat deze organisatie niet vrijblijvend dient
te zijn. Deelt de Minister de mening dat een goede organisatie van inspraak en zeggenschap
kan bijdragen aan het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid van wijken? Zo
ja, hoe is dat geborgd? Zo nee, waarom niet?
Vindt de Minister dat de organisatie van inspraak en zeggenschap van gemeenten niet
vrijblijvend dient te zijn? Gaat de Minister in de uitvoeringsplannen en uitvoeringsprogramma’s
benoemen waar en hoe bewoners zullen worden betrokken? Zo ja, hoe dan? Is de Minister
bereid om in samenwerking met gemeenten de organisatie van inspraak en zeggenschap
te intensiveren in de focusgebieden?
Is de Minister bereid om te werken aan een inrichting van een bewonersfonds waaruit
bewonerscollectieven middelen kunnen inzetten, met ondersteuning van hun gemeente,
voor het verduurzamen van de wijkaanpak? Zo ja, hoe wil dit de Minister dit vormgeven?
Zo nee, waarom niet?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.