Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben (Kamerstuk 31839-871)
2022D38955 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief «Passende zorg voor jeugdigen die
bescherming en veiligheid nodig hebben»1.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van het lid van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
8
Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie
8
II.
Reactie van de Minister
12
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de brief van de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gelezen omtrent passende zorg voor jeugdigen
die bescherming en veiligheid nodig hebben en zij geven hier bij deze graag een reactie
op.
De leden hebben eerder zorgen uitgesproken over de bescherming en veiligheid van kinderen
die onder toezicht worden geplaatst. Genoemde leden vragen dan ook of de Minister
van Rechtsbescherming bij de genoemde inzet in de brief betrokken is? Zo ja, waarom
is hij dan geen ondertekenaar van deze brief? De leden lezen dat het steeds beter
lukt het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen, en dat er meer
kleinschalige voorzieningen komen en dat het aantal separaties daalt. Wat zijn de
effecten hiervan op de kwaliteit van zorg voor jeugdigen, zo vragen de leden. Hoe
wordt gezorgd dat de druk op de ketel wordt gehouden in deze transitie? De leden hebben
bewondering voor de toewijding van professionals die de best mogelijke zorg willen
leveren. Ervaren deze professionals hierbij genoeg ondersteuning? De leden spreken
de wens uit goed te blijven luisteren naar jeugdigen, (pleeg)ouders die met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad, professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokken partijen.
De leden lezen dat de ambitie van de Staatssecretaris is dat jeugdigen met complexe
en meervoudige problemen die veiligheid en bescherming nodig hebben de best passende
zorg krijgen, inclusief onderwijs. De leden onderschrijven met de Staatssecretaris
deze ambitie. De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet het systeem
via twee sporen gaat wijzigen. Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige,
vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige
voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden. Het doel is dat alle gesloten
jeugdhulpinstellingen per 1 januari 2025 kleinschalig werken. Hoe wordt de pro-activiteit
in dit traject geborgd? Wat gebeurt er indien deze doelstelling niet gehaald wordt,
zo vragen deze leden.
In de brief van de Staatssecretaris is te lezen dat sluiting van huidige gesloten
accommodaties een onvermijdelijk gevolg is van de uitvoering van de betreffende brief.
De leden vragen de Staatssecretaris om hierbij en gedurende dit traject ook voldoende
aandacht te hebben voor de professionals die werkzaam zijn in deze gesloten accommodaties
en te maken krijgen met een eventuele overplaatsing van hen naar kleinschalige voorzieningen,
te luisteren naar hun wensen en hen zo goed mogelijk mee te nemen in het overgangsproces.
Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. De leden van de VVD-fractie
begrijpen dat dit geen traject is van korte duur en de leden zijn van mening dat zorgvuldigheid
van groot belang is. Zij vinden echter wel dat het doel van het kabinet om in 2030
zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen te zijn, niet concreet genoeg is en
dat het genoemde jaartal 2030 te ver in de toekomst ligt. Zij zouden dan ook graag
zien dat binnen een korter tijdsbestek en meer urgentie sprake is van nul gesloten
plaatsingen en niet pas in 2030. De leden vragen de Staatssecretaris zich in te spannen
om grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen volledig
af te bouwen binnen een korter tijdsbestek dan acht jaar en vragen de Staatssecretaris
zich in te spannen de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming
bieden, te versnellen. Gezien de problematiek en traumatische ervaringen die grootschalige
gesloten jeugdhulpinstellingen voor te veel jeugdigen met zich meebrengen, vinden
de leden dit van groot belang. Uiteraard gaat zorgvuldigheid wat de leden betreft
voorop; jeugdigen hebben recht op kwalitatief goede en liefdevolle zorg.
De leden van de VVD-fractie zien met belangstelling en enig ongeduld het uitvoeringsplan
tegemoet dat toeziet op de afbouw en de ombouw van gesloten jeugdhulp. Dit geldt tevens
voor de uitkomsten van het nader onderzoek om beter zicht te krijgen op de financiële
effecten van de transformatie en jeugdhulp in kleinschalige voorzieningen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
passende zorg voor jongeren in gesloten jeugdhulp. Deze leden benadrukken daarbij
dat zij groot belang hechten aan het bieden van deze passende hulp, die in de visie
van de leden van voornoemde fractie open is en waarbij effectieve en liefdevolle zorg
vooropstaat. De signalen van veel jongeren dat zij de gesloten jeugdhulp als repressief
en onveilig hebben ervaren, geven aanleiding om verandering te bewerkstelligen. Vanuit
die houding hebben de leden nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie vinden het bemoedigend om te lezen dat het steeds beter
lukt om het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. De vraag
om het terugdringen van gesloten jeugdhulp is echter ook erg sterk en we moeten ook
oog houden dat jongeren met problemen elders goed geholpen worden, zo stellen voornoemde
leden. Kan de Staatssecretaris een nadere cijfermatige onderbouwing geven bij deze
stelling? Wat is de precieze ontwikkeling van het aantal plaatsingen in gesloten jeugdhulp,
kleinschalige voorzieningen, het aantal overplaatsingen en het aantal separaties per
jaar en welke doelen stelt de Staatssecretaris daarbij voor de komende tijd, ook tussen
nu en 2030? Specifiek ten aanzien van de doelstelling dat op 1 januari 2025 alle jeugdzorginstellingen
kleinschalig werken, vragen deze leden wat daarbij de doelstellingen zijn voor 2023
en 2024 om daarop te kunnen sturen en wat daarbij geldt als de ondergrens voor kleinschalig
werken.
De leden van de D66-fractie achten het belang groot dat kinderen en jongeren onderwijs
kunnen blijven volgen zodat zij zich zo goed mogelijk kunnen blijven ontwikkelen.
Hoewel het kabinet dezelfde doelstelling heeft, missen deze leden nog concrete uitwerking.
Zo staat genoemd dat er na het zomerreces een herbezinning met een beleidsreactie
komt. Wanneer kan de Kamer die precies verwachten? Daarnaast wijzen deze leden graag
op het belang van digitaal onderwijs als daarmee onderwijs gegeven kan worden dat
anders niet mogelijk is. Hoe geeft de Staatssecretaris gevolg aan de motie Raemakers2 daarover, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat deze verschuiving in de gesloten jeugdzorg
ook een belangrijke financiële component kent, bijvoorbeeld ten aanzien van het vastgoed
van de instellingen. Kan een nadere onderbouwing gegeven worden van de financiële
gevolgen en plannen van het eerste spoor? Is de genoemde specifieke uitkering die
al in 2020 is uitgekeerd voldoende om ook nu en in de komende jaren deze transformatie
snel en goed vorm te geven? Kan er een uitsplitsing gegeven worden wat er met deze
middelen is gebeurd door de verschillende gemeenten, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of onderbouwd kan worden in hoeverre
de 11 coördinerende gemeenten voldaan hebben aan de eis voor een bovenregionaal plan?
Zijn deze regioplannen dekkend voor het hele land? En bieden deze plannen voldoende
borging van continuïteit van zorg samen met ambitieuze voornemens voor de afbouw van
gesloten jeugdzorg en het realiseren van kleinschalige voorzieningen? Zo ja, welke
doelstellingen worden er dan gesteld, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp
ombouw separeerruimten leidend is voor de besteding van de 5 miljoen euro die het
Ministerie van VWS in 2021 beschikbaar heeft gesteld via een specifieke uitkering
aan de 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp. Kan er nadere uitwerking worden
gegeven van hoe de 5 miljoen euro (volledig) is uitgegeven en waaraan precies? Op
welke manier valt na te gaan of er voldaan is aan de uitgangspunten in de notitie,
zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie ondersteunen het nee-tenzij-principe voor plaatsing in
gesloten jeugdzorg. Alleen stellen zij daarbij wel de vraag wat op dit moment het
afwegingskader is voor plaatsing in gesloten jeugdzorg en hoe dit principe concreet
gaat zorgen om toe te werken naar nul plaatsingen in 2030? Hoeveel jongeren schat
de Staatssecretaris in dat nu jaarlijks geplaatst worden in gesloten jeugdzorg waarbij
dat niet zou zijn gebeurd indien dit nee-tenzij-principe zou zijn gehanteerd? Is hier
sprake van een verandering of staand beleid, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het werken
in de residentiële jeugdhulp aantrekkelijker wordt als er meer kleinschalige voorzieningen
komen. Kan de Staatssecretaris onderbouwen waar deze stelling op is gebaseerd en wat
de verwachtingen zijn voor de arbeidsmarktsituatie in de jeugdzorg indien op 1 januari
2025 alle jeugdzorginstellingen kleinschalig werken? Wat voor consequenties zijn er
indien deze verwachtingen niet uitkomen, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het steeds beter lukt om het aantal plaatsingen
in de gesloten jeugdhulp terug te dringen en dat het aantal separaties daalt. Deze
leden steunen de stapsgewijze aanpak van de regering om in 2030 zo dicht mogelijk
bij nul gesloten plaatsingen te komen, maar hebben nog wel een paar vragen.
Zo bevinden sommige aanbieders zich in financieel zeer zwaar weer. De Jeugdautoriteit
constateert dat cruciale jeugdzorg hierdoor in gevaar dreigt te komen. De acute financiële
problematiek bij aanbieders vraagt om snel handelen. Welke maatregelen gaat de Staatssecretaris
nemen om te voorkomen dat cruciale jeugdzorg niet meer geleverd kan worden, zo vragen
deze leden.
Deze leden lezen op pagina acht dat wordt verwezen naar de monitoring die opgezet
gaat worden door de Jeugdautoriteit. Welke vervolgacties worden gezet als de uitkomsten
van deze monitor zorgelijk zijn, zo vragen deze leden. Wie is dan aan zet en zijn
er dan ook financiële middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg te waarborgen?
Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de brief
van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze leden vragen al
langer aandacht voor de schrijnende situaties in de gesloten jeugdzorg en onderschrijven
de ambitie om zo snel mogelijk toe te werken naar sluiting van de gesloten jeugdzorg.
De plannen van de Staatssecretaris roepen nog wel veel vragen op bij de leden van
de fractie.
De leden van de PvdA-fractie geloven niet dat deze discussie gevoerd kan worden zonder
te kijken naar de grote bezuinigingen die dit kabinet wil doorvoeren in de jeugdzorg.
Welk effect zullen de geplande bezuinigingen hebben op de beschikbaarheid van complexe
jeugdzorg en de lange wachttijden in deze sector? De Staatssecretaris spreekt de ambitie
uit om zich in te zetten voor liefdevolle en menswaardige zorg. Hoe wil hij deze waarden
borgen in het licht van de bezuinigingen? Door de terugloop in de gesloten jeugdzorg,
die wij aanmoedigen, zal er een groter beroep worden gedaan op de open residentiële
jeugdzorg. Wordt hier ook extra in geïnvesteerd en op welke manier wordt dit gedaan,
zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie zijn enthousiast over het doel om beter onderwijs en
een betere kwaliteit van zorg aan te bieden in de gesloten jeugdzorg, zo lang deze
instellingen nog open moeten blijven. Maar ook hier geldt dat een investering nodig
zal zijn om zo’n verbetering te realiseren. Welke middelen heeft de Staatssecretaris
hiervoor gereserveerd, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie waarderen de beweging naar kleinschalige instellingen.
Er is in 2020 al een bedrag beschikbaar gesteld voor vastgoedinvesteringen in de gesloten
jeugdzorg, zo lezen de aan het woord zijnde leden. Waar is het budget van 33,5 miljoen euro
op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris een onderbouwing van dit bedrag met de leden
delen? Is dit voldoende voor een gedegen vastgoedtransitie? Welke signalen heeft de
Staatssecretaris hierover ontvangen van gemeenten? Is de Staatssecretaris bereid om
extra geld beschikbaar te stellen als dat nodig is voor een goede transitie naar kleinschaligheid,
zo vragen de leden.
Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de praktische invulling van de beweging
naar kleinschaligheid. Hoe definieert de Staatssecretaris een kleinschalige instelling?
Wat betekent dit voor bestaande grootschalige instellingen? Worden deze verbouwd of
zullen instellingen dan moeten verhuizen, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie hebben al vaker aandacht gevraagd voor de problemen met
toezicht in de gezinshuizen. Kleinschaligheid is nooit een garantie voor een betere
kwaliteit van zorg. Hoe wordt het toezicht georganiseerd in kleinschalige instellingen?
Kan de Staatssecretaris hier een uitgebreide toelichting op geven, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris naar nul plaatsingen
in de gesloten jeugdhulp in 2030 wil toewerken. Kan de Staatssecretaris een beeld
geven van het aantal jeugdigen dat op dit moment in de gesloten jeugdhulp zit en hoe
dit aantal zich moet gaan ontwikkelen naar nul in 2030? Wat gaat de Staatssecretaris
doen als de afnemende trend niet doorzet? Welke extra (pressie)middelen heeft de Staatssecretaris
om een verandering af te dwingen, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie kijken erg uit naar de AMvB reële prijzen in de jeugdhulp.
De Staatssecretaris noemt kort de personeelstekorten in de jeugdzorg en spreekt de
hoop uit dat kleinschaligheid in de gesloten jeugdzorg het werk leuker en daarom aantrekkelijker
maakt. Op de aan het woord zijnde leden komt dit over als wensdenken. Het begint volgens
deze leden bij een eerlijke vergoeding voor belangrijk werk. Daarom zijn de leden
benieuwd hoe een eerlijk en competitief loon voor jeugdzorg medewerkers wordt meegenomen
bij de vaststelling van de AMvB reële prijzen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat de Staatssecretaris eindelijk
ook inziet dat gesloten jeugdzorg moet worden afgebouwd. De leden van de GroenLinks-fractie
zijn ook blij dat de Staatssecretaris hier zelf een doel aan verbindt, door te stellen
dat in 2030 zo dicht mogelijk bij het eindstation van nul gesloten plaatsingen gekomen
moet zijn. De voornoemde leden hebben al jaren aandacht gevraagd voor de gesloten
jeugdzorg en vinden het pijnlijk dat het zo lang geduurd heeft. Vooral omdat een gesloten
plaatsing voor jongeren vaak een traumatische gebeurtenis is met jarenlange gevolgen
op het gebied van school en werk, mentaal welzijn en het hebben van een sociaal netwerk.
De leden hopen dan ook dat het niet alleen bij woorden en plannen blijft, maar de
plannen ook daadwerkelijk binnen de snelst mogelijke tijd worden uitgevoerd.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de huidige cijfers zijn van het
aantal gesloten jeugdhulp plaatsingen, gesloten jeugdhulp instellingen en het aantal
kleinschalige voorzieningen? Ook zouden de voornoemde leden graag een overzicht willen
van het aantal separaties en het aantal overplaatsingen binnen gesloten jeugdhulp
van in ieder geval de afgelopen vijf jaar.
Doelstellingen, acties en randvoorwaarden
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het staat met het uitvoeringsplan
dat toeziet op de afbouw en ombouw van gesloten jeugdhulp. Is dat plan er al? Zo ja,
waar kunnen de leden dit vinden? Zo niet, wanneer wordt dit plan verwacht? De voornoemde
leden lezen dat er al in 2020 door het Ministerie van VWS via een Specifieke Uitkering
Vastgoedtransitie Gesloten Jeugdhulp 33,5 miljoen euro is verstrekt aan 11 coördinerende
gemeenten gesloten jeugdhulp. Wat is er met dat geld gedaan sinds 2020? Is dat al
besteed? Zo ja, is aan te geven waaraan? Is het budget voldoende om de afbouw en ombouw
te realiseren? Zo ja, kan de Staatssecretaris uitleggen waarop dit is gebaseerd? In
de tabel bij de uitspraak van de Commissie van Wijzen wordt vanaf 2026 een besparing
van 300 miljoen euro ingeboekt voor het voorkomen en verkorten van residentiele zorg.
Waar is dat getal op gebaseerd en klopt deze inschatting of berekening, zo vragen
de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ook af hoe het met de randvoorwaarden
staat voor de ombouw. Kunnen alle aanbieders een dergelijk ombouw dragen, wetende
dat sommige aanbieders nu al in financieel zwaar weer zitten? Hoeveel JeugdzorgPlus
instellingen verkeren in financieel slecht weer? Wat doet de Staatssecretaris als
instellingen aangeven de afbouw en ombouw niet te kunnen dragen? Hoe zorgt de Staatssecretaris
ervoor dat cruciale jeugdzorg in stand blijft en continuïteit van zorg voor jongeren
gewaarborgd blijft, ook tijdens de ombouw van gesloten jeugdhulp, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er dit najaar een besluit valt over of
er naast de regionaal werkende kleinschalige voorzieningen ook nog een specialistisch
aanbod komt. Hoe staat het met deze beslissing? Kan worden uitgelegd wat er precies
bedoeld wordt met een specialistisch aanbod en voor welke doelgroep jongeren dit zou
zijn? Komt dit in elke regio? In hoeverre zal dit aanbod verschillen van de regionale
expertisecentra die er al wel zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat voor de beoogde transformatie het essentieel
is dat er voldoende beschikbaar personeel is. Dit lijkt de voornoemde leden een understatement.
Zij willen de vraag omdraaien: met het huidige personeelstekort in de sector, is deze
transformatie überhaupt binnen het gekozen tijdskader te realiseren? Hoe kijkt de
Staatssecretaris hiernaar? Wat gaan zij doen wanneer het personeelstekort niet oplost,
zo vragen de leden.
Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat door deze transformatie personeel niet vertrekt
en in andere sectoren gaat werken? Graag horen de leden welke concrete afspraken worden
gemaakt en welke concrete maatregelen worden genomen om personeel te behouden.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich al jaren enorme zorgen over de status
van het residentieel onderwijs. Dit is vaak niet passend voor jongeren of het is er
helemaal niet. Mede door een motie uit 20183 van voornoemde leden is er een beleidsinventarisatie gekomen, die in 2020 is opgeleverd.
Helaas werd dit niet opgevolgd met concrete actie om het onderwijs voor leerlingen
te verbeteren, maar werd er vervolgens gekozen tot het doen van een zogeheten «herbezinning»
residentieel onderwijs. Deze herbezinning zou dit najaar opgeleverd worden, maar de
voornoemde leden hebben de herbezinning nog niet gezien. Wanneer komt het richting
de Kamer? Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat het wel heel lang duurt
voordat er concreet iets wordt gedaan om het onderwijs in residentiele instellingen
te verbeteren voor jongeren? De motie is in 2018 aangenomen, dat is vier jaar geleden.
Tot nu toe zijn er alleen rapporten over geschreven en ook nu wachten we weer op een
onderzoek. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom dit zo lang duurt? Waarom is er
niet gelijk begonnen met actie? Wat is er tot nu toe concreet gedaan om het residentieel
onderwijs te verbeteren? En kan de regering eindelijk haast maken met dit onderwerp?
De leden van de GroenLinks-fractie weten dat er in 2021 een Uitgangspuntennotitie
gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten is opgesteld. Hoeveel is daar sindsdien
meegedaan? Hoeveel separeerruimten zijn inmiddels gesloten of omgebouwd? En hoeveel
separeerruimten zijn er nog over binnen de jeugdhulp? Bij de notitie hoorde ook 5 miljoen euro,
die via een specifieke uitkering aan 11 gecoördineerde gemeenten beschikbaar is gesteld.
Wat is er met die 5 miljoen euro tot nu toe gebeurd? Hoeveel is er nog over? Is 5 miljoen euro
voldoende voor de doelstelling, namelijk alle separeerruimten sluiten of ombouwen,
zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Jeugdautoriteit gaat monitoren hoe
het gaat met capaciteit en bezetting van de gesloten jeugdhulp en de vraag naar deze
intensieve jeugdhulp. Stel dat de uitkomsten van deze monitor zorgelijk zijn, wat
zullen dan de vervolgacties zijn en wie is daarvoor verantwoordelijk? Zijn er dan
ook financiële middelen beschikbaar middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg
te waarborgen, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris,
en heeft daarbij nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie waardeert de kwetsbare opstelling van de Staatssecretaris
die aangeeft zich voor een stevig dilemma gesteld te zien. Gesloten jeugdhulp is voor
de ene jongere «de hel» en voor de andere «een zegen» gebleken volgens de gesprekken.
Het lid is blij dat er wel al een positieve ontwikkeling gaande is: het lukt steeds
beter het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. Er komen meer
kleinschalige voorzieningen en het aantal separaties daalt. Gemeenten, aanbieders
en professionals hebben zich hier de afgelopen jaren voor ingezet. En deze inzet werpt
zijn vruchten af. Het wordt gezien met welke toewijding professionals het goede willen
doen voor jeugdigen. Deze ontwikkeling juicht ook het lid toe.
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de in gang gezette acties maar mist hier nog
wel een helder tijdspad met concrete acties en deadlines. Heeft de Staatssecretaris
deze wel beschikbaar en wil hij deze aan de Tweede Kamer toezenden?
Kan de Staatssecretaris aangeven welke middelen en of steun hij mist om genoemde plannen
in volle omvang en in een hoog tempo uit te voeren, zo vraagt het lid.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie
In de brief van de Staatssecretaris aan de Kamer geeft hij aan in de afgelopen maanden
veelvuldig te hebben gesproken met jeugdigen en hun ouders die met de gesloten jeugdhulp
te maken hebben gehad. Ook heeft hij verschillende instellingen bezocht en gesproken
met professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokkenen.
De Staatssecretaris zegt dat hij op basis van deze gesprekken voor een dilemma staat
met enerzijds de jeugdigen die erop aandringen dat we helemaal stoppen met gesloten
jeugdhulp. Zij hebben de huidige gesloten jeugdhulp als te repressief, onveilig en
weinig liefdevol ervaren.
En anderzijds heeft hij de jeugdigen en ouders gesproken die wel baat hebben gehad
bij hun verblijf in de gesloten jeugdhulp. Zij gaven aan dat voor hen of hun kinderen
vrijheidsbeperkende maatregelen soms tijdelijk noodzakelijk waren, zoals bij ernstig
agressief gedrag of wegloopgedrag naar een onveilige omgeving, bijvoorbeeld naar loverboys.
Verblijf in een gesloten jeugdhulpinstelling bood in die situaties de benodigde bescherming
en veiligheid.
Het lid van de BIJ1-fractie is benieuwd wie bij dit plan hebben meegelezen en meegedacht
en dan vooral de onafhankelijke personen die zonder organisatorisch of financieel
belang handelen. Zijn bijvoorbeeld prof. dr. Uit Beierse en de prof. dr. Van der Helm,
die sprekers waren op ons rondetafelgesprek hierover geconsulteerd? En wanneer aanbieders
mee hebben gedacht, waren dit enkel werkgevers met (financiële) belangen of ook uitvoerende
professionals met inhoudelijke overwegingen?
Het lid van de BIJ1-fractie leest dat de Staatssecretaris langs twee sporen het huidige
systeem wil wijzigen:
• Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden
gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen
die veiligheid en bescherming bieden.
• Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. Dat is een lang traject.
Ik wil dat we in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen zijn.
Doorgaan op de ingeslagen weg is volgens het lid van BIJ1 betreft een te trage weg.
Ervaringsdeskundige jongeren, Het Vergeten Kind, het Nederlands JeugdInstituut en
anderen pleiten ook voor een ambitieuzer doel4. Mevrouw Mourits van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) vindt het geplande tempo
te laag. «Instellingen zijn hier al een paar jaar mee bezig, dus de Staatssecretaris
mag het doel best ambitieuzer stellen. Waarom niet mikken op 2025»5?
Volgens het lid van de BIJ1-fractie is er al veel en vaak gesproken over wat de effecten
zijn van gesloten jeugdzorg op jongeren en dankzij het delen van hun ervaringen weten
wij hoe trauma op trauma wordt gestapeld. Daarom vermoedt het lid dat hoe langer de
gesloten jeugdzorg openblijft, hoe hoger de kosten voor onze samenleving. Immers:
meer trauma heeft tot gevolg de inzet van duurdere hulpverlening. Het lid vraagt of
er een berekening is gemaakt van deze kosten.
De door de Staatssecretaris in zijn plan genoemde inzet op passende hulp lijkt volgens
het lid van de BIJ1-fractie de belangrijkste uitdaging. Het gebrek daaraan is namelijk
al ruim twintig jaar de oorzaak dat jongeren onnodig gesloten worden geplaatst. En
al in 1992, dertig jaar geleden dus, werd vastgesteld dat het scala en de capaciteit
aan residentiële voorzieningen en ambulante vormen van intensieve persoonlijke begeleiding
moesten worden uitgebreid. Wat gaat de Staatssecretaris de komende paar jaar anders
doen dan de afgelopen tientallen jaren om dit te doorbreken?
Het Vergeten Kind stelt in de voornoemde reactie dat het belangrijk is dat er een
duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wonen en behandelen: «Wonen doe je op een
plek waar het fijn is en waar onder geen enkele omstandigheid isolatie en fixatie
mag worden toegepast. Behandelen doe je bij voorkeur ambulant, maar kan bij hoge uitzondering
in de vorm van een opname.» Dit ontbreekt helaas in het plan. Kan de Staatssecretaris
hierop reageren?
Het lid van de BIJ1-fractie verwijst naar de campagne van Het Vergeten Kind waar de
oplossing werd aangereikt om de wet zodanig aan te passen dat er geen gesloten machtiging
meer kan worden afgegeven. De Staatssecretaris geeft aan dat hij hier géén wetswijziging
over zal doorvoeren, omdat er mogelijk een kleine groep is voor wie een gesloten setting
toch nodig is. Het lid wijst erop dat de mogelijkheid bestaat binnen de jeugd-ggz
in geval van ernstige psychiatrische problematiek bij een jongere, tijdelijk voor
gesloten opname te kiezen dus dit is niet nodig in de Jeugdwet. Bovendien staat dit
haaks op de doelstelling om te werken naar nul gesloten jeugdzorgplaatsingen. Hoe
verklaart de Staatssecretaris dit, zo vraagt het lid.
Wat volgens ervaringsdeskundigen en het lid van de BIJ1-fractie mist in het plan zijn
excuses aan de jongeren die door de gesloten jeugdzorg beschadigd zijn. Hoe denkt
de Staatssecretaris hierover? De instellingen Parlan6 en Levvel7 gingen hem al voor, vindt hij ook dat hij als stelselverantwoordelijke niet achter
kan blijven?
Het lid van de BIJ1-fractie is bekend met het eerdere antwoord van de Staatssecretaris
op deze vragen tijdens de commissievergadering eerder dit jaar. De Staatssecretaris
wees op Commissie de Winter. Volgens het lid mogen we de gesloten jeugdzorg een verkeerde
beleidskeuze noemen, omdat we kinderen die in hun jeugd al waren getraumatiseerd door
onder andere mishandeling en seksueel misbruik, opnieuw straffen door opsluiting.
Het lid hoort signalen dat jongeren niet in aanmerking komen voor het Schadefonds
van de Commissie de Winter, omdat fixeren en isoleren volgens de wet waren toegestaan.
Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan, rekening houdend met »de geest van de
wet» en de vele kinderrechten die in de gesloten jeugdzorg zijn geschonden?
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of de Staatssecretaris op de hoogte is van het
feit dat het Nederlands Jeugdinstituut zich zorgen maakt over zijn idee om vrijheidsbeperkende
maatregelen mogelijk te maken in open kleinschalige voorzieningen. De repressie in
de gesloten jeugdzorg is een van de redenen voor deze ombouw. Jongeren zeggen juist
dat ze behoefte hebben aan meer autonomie en individuele afspraken. Het lid deelt
de angst van het NJI dat we straks de repressie meenemen naar de kleinschalige voorzieningen.
Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop, zo vraagt het lid.
Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt waar jongeren misstanden kunnen melden zolang
de gesloten jeugdzorg nog openblijft. Wanneer zij een klacht willen in dienen, hoe
worden zij dan ondersteund bij het opvragen van hun dossier aangezien wij signalen
ontvangen dat dit heel moeizaam gaat? Hoe vaak komen onafhankelijke vertrouwenspersonen
op deze locaties langs? En kunnen de jongeren ook een beroep doen op een gesprek voor
(h)erkenning met ervaringsdeskundigen en zo ja, hoe is dit geregeld, zo vraagt het
lid.
In de brief wordt veel gesproken over financiering voor vastgoed. Het lid vraagt hoeveel
is beschikt voor de inhoudelijke transformatie en hoe hier toezicht op wordt gehouden.
Hoeveel geld gaat er bijvoorbeeld naar omscholing van personeel voor nieuwe werkwijzen
en een liefdevolle cultuur, zo vraagt het lid.
In de eerder genoemde reactie van het NJI wordt gesteld dat de ombouw van gesloten
jeugdzorg vooral vraagt om voldoende en goed opgeleid personeel. Maar we lezen hier
wat het lid betreft te weinig over in de brief. Wat wordt van hen verwacht qua gewenst
gedrag, welke interventies zetten zij in, én welke scholing is hiervoor nodig voor
zowel huidig als nieuw personeel? Hoe wordt nieuw personeel geworven en welke financiële
middelen worden hiervoor vrijgemaakt, zo vraagt het lid.
Welke regelingen zorgen voor het behoud van personeel en afvloeien van personeel,
rekening houdend met arbeidsrecht, sociale plannen en medewerkersregelingen? Volgens
het lid hebben we uit het verleden kunnen leren dat personeel vertrekt bij dit soort
veranderingen en daarna moeilijk weer aan personeel is te komen? Gaat de Staatssecretaris
de vakbond hierbij betrekken, zo vraagt het lid.
Het lid vraagt hoe de Staatssecretaris denkt te kunnen voldoen aan de belofte dat
op 1 januari 2023 de veldnormen voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen
gehaald worden.
Het lid van de fractie van BIJ1 ziet geen commitment op randvoorwaarden, waardoor
de inhoud nu vooral leest als «wishful thinking». «We gaan het samen doen» is natuurlijk
utopie, anders was het al gebeurd. De randvoorwaarden die in het plan genoemd worden,
zijn wat het lid betreft te abstract en kennen geen eigenaar of ontvanger. Wie gaat
nou ook echt over wat, wie beslist en wie heeft vetorecht? Wat wordt aan het veld
gelaten en hoe wordt gezorgd voor commitment van alle partijen? Wordt er bijvoorbeeld
geregeld om ervaringsdeskundigen voor langere duur structureel in te huren? Wie beukt
er door de verschillende belangen heen, welke taak en rol bedeelt de Staatssecretaris
zichzelf toe? Dit is een van de grote fouten van de decentralisatie en die lijkt zich
hier te herhalen; iedereen claimt de macht, niemand pakt de verantwoordelijkheid.
En we zitten niet te wachten op de zoveelste teleurstelling.
Ook het geld is niet echt belegd, de financiering zal verder worden onderzocht. Het
lid hoort graag eerder op welke manier wordt het uitgegeven, met welke voorwaarden
en wie de controle doet? En hoe wordt de bekostiging van de gesloten jeugdzorg veranderd,
want de vorm van financiering is cruciaal. Fier heeft hier eerder voorstellen voor
gedaan: niet betalen per beslapen bed, maar voor beschikbare bedden. De zogenaamde
beschikbaarheidsfinanciering, die organisaties de mogelijkheid biedt om met een vast
team van medewerkers de stabiliteit en continuïteit te bieden die zo hard nodig is
voor deze kinderen én om te blijven staan als het gedrag van kinderen toch heel ingewikkeld
wordt.
Waarom is deze overweging niet meegenomen in het plan van de Staatssecretaris? En
hoe denkt de Staatssecretaris over landelijke financiering zodat een mogelijke tegenwerking
van gemeenten die dwars liggen tegen wordt gegaan?
Hert lid van de fractie van BIJ1 vraagt op welke manier voor dit plan inspiratie is
opgedaan in andere landen die verder zijn dan Nederland? Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld
bekend met Duitsland waar de afbouw jaren geleden al heeft plaatsgevonden en de gesloten
jeugdzorg vijf keer kleiner is geworden? En in Spanje, waar helemaal geen sprake is
van civielrechtelijke vrijheidsbeneming en alleen strafrechtelijke opsluiting plaatsvindt?
Zelfs hier wordt gebruik gemaakt van kunst en cultuur, is een koffietent waar jongeren
kunnen werken, veel groen, een zwembad en groepslessen zoals yoga. Er is een aparte
psychologische afdeling. Ook kan bijvoorbeeld de Open Universiteit binnen gevolgd
worden. Jeugdrechters komen elke drie maanden op bezoek en houden zicht op en controleren
de aanpak, maar zij kunnen door de jongeren ook tussendoor gebeld worden. Wil de Staatssecretaris
vanuit het ministerie een werkbezoek organiseren naar deze locaties met een gemixte
delegatie van mensen die deze transformatie in Nederland moeten gaan trekken met elkaar,
zo vraagt het lid.
Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat in Noorwegen zelfs het recht op liefde
voor kinderen en jongeren verankerd is in de wet8?
Het lid van de BIJ1-fractie heeft op de Linkedin van de Staatssecretaris gezien dat
hij een nacht undercover ging bij de daklozenopvang. Het lid gaat er vanuit dat hij
dit heeft gedaan om aan den lijve te ondervinden wat een dakloze meemaakt én omdat
hij hierdoor meer de realiteit ziet dan tijdens een werkbezoek. Heeft hij er over
nagedacht om dit ook een keer met de gesloten jeugdzorg te doen, undercover een dag
en nacht stage te lopen, zo vraagt het lid.
Het lid van de fractie van BIJ1 heeft kennisgenomen van het feit dat in 2004 al werd
vastgesteld dat voor bijna 80 procent van de jongeren die via het convenant waren
geplaatst, geen gesloten plaatsing nodig was, maar intensieve hulp in een tehuis of
gezin. Op aandringen van de Tweede Kamer maakte een werkgroep een plan voor nieuw
zorgaanbod. Dat plan bleef liggen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat
ook zijn plan geen dood plan op papier blijft? Hoe worden afspraken bindend gemaakt,
om te voorkomen dat sommige regio´s de afspraken niet nakomen? Gemeenten kennen beleidsvrijheid,
wordt deze dan ingeperkt dan? En in hoeverre wordt gecontroleerd en gemeten wat het
effect wordt van dit plan, zo vraagt het lid.
En tot slot kan bij het lid van de BIJ1-fractie een intersectionele bril niet ontbreken,
die het lid in uw plan helaas wel mist. Vandaar de vraag of de Staatssecretaris bekend
is met het onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS)9 waaruit blijkt dat de mate waarin kinderen en jongeren met een migratieachtergrond
gebruik maken van jeugd-ggz sterk verschilt naar etnische achtergrond en dat de verklaring
voor deze verschillen een oorzaak vindt in vooroordelen van professionals? Kan de
Staatssecretaris hierop reflecteren en aangeven hoe ook bij de instanties die jongeren
verwijzen en beschikkingen afgeven gewerkt wordt aan het tegengaan van dergelijke
beïnvloeding van besluiten die gaan over de levens van kinderen?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.