Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport inzake overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Staat Qatar, anderzijds; Luxemburg, 18 oktober 2021
35 960 Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Staat Qatar, anderzijds; Luxemburg, 18 oktober 2021
B/ nr. 3
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 25 mei 2022 en het nader rapport d.d. 30 augustus 2022, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 maart 2022, no. 2022000686,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 25 mei 2022, no. W17.22.0049/IV, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no. 2022000686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en de Staat Qatar, anderzijds; Luxemburg, 18 oktober 2021 (Trb. 2021, nr. 156), met toelichtende nota.
Het voorstel strekt tot goedkeuring van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en
haar lidstaten enerzijds, en de Staat Qatar anderzijds (Overeenkomst).1 De Overeenkomst vervangt enkele bepalingen van het huidige bilaterale luchtvaartregime
tussen Nederland en Qatar (bilaterale Overeenkomst).2 De Overeenkomst geldt alleen voor het Europese deel van Nederland.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over stand van zaken
van (mogelijke) luchtvaartverdragen tussen de andere landen van het Koninkrijk, Aruba,
Curaçao en Sint Maarten enerzijds, en Qatar anderzijds. In verband daarmee is aanpassing
van de toelichtende nota wenselijk.
De Overeenkomst vervangt enkele onderdelen van de bilaterale Overeenkomst tussen Nederland
en Qatar. Bepalingen uit de bilaterale Overeenkomst die gunstiger en/of flexibeler
zijn of die niet onder de Overeenkomst vallen blijven van toepassing, onder de voorwaarde
dat geen sprake is van discriminatie tussen de lidstaten van de Europese Unie en hun
onderdanen.3 De huidige bilaterale Overeenkomst blijft daarmee, voor zover wordt voldaan aan die
voorwaarden, van kracht.
De Afdeling merkt op dat uit de toelichtende nota niet blijkt wat, naast de bilaterale
Overeenkomst, de stand van zaken is van (eventuele) luchtvaartverdragen tussen de
andere landen van het Koninkrijk, Aruba, Curaçao en Sint Maarten enerzijds, en Qatar
anderzijds.
De Afdeling neemt daarbij in overweging dat Sint Maarten, naast Curaçao,4 voornemens is een luchtvaartverdrag te sluiten met Qatar.5 In dat kader wijst de Afdeling ook op de in de Tweede Kamer aangenomen motie op grond
waarvan de regering andere landen van het Koninkrijk actief dient te faciliteren bij
het onderhandelen en sluiten van nieuwe luchtvaartverdragen en te bevorderen dat luchtvaartmaatschappijen
van landen binnen het Koninkrijk kunnen profiteren van een versterkt verdragennetwerk
op routes van het westelijk halfrond.6
Gelet op het voorgaande, adviseert de Afdeling in de toelichtende nota nader in te
gaan op de stand van zaken van (eventuele) luchtvaartverdragen tussen de andere landen
van het Koninkrijk, Aruba, Curaçao en Sint Maarten enerzijds, en Qatar anderzijds.
In de brief van 16 augustus 2018 van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake het
faciliteren van Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij het onderhandelen en het sluiten
van luchtvaartverdragen wordt het belang van de ontwikkeling van een hub-functie van
de landen in de Caribische regio onderschreven alsmede het staand beleid van de Minister
van Buitenlandse Zaken, als Koninkrijksminister, om het sluiten van onder meer verdragen
inzake luchtdiensten ten behoeve van Aruba, Curaçao en Sint Maarten te faciliteren.
De landen beslissen daarbij zelfstandig met welke staten zij over een verdrag inzake
luchtdiensten willen onderhandelen en met welke staten zij dergelijke verdragen gesloten
willen zien. Binnen de door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingestelde
regiegroep voor bestendiging van de goede contacten tussen de luchtvaartautoriteiten
van alle landen binnen het Koninkrijk, raadplegen de landen elkaar en wordt over de
stand van zaken van hun onderhandelingen overlegd.7
Aruba heeft (nog) niet aangegeven in onderhandeling te willen treden met de autoriteiten
van Qatar over een verdrag inzake luchtdiensten. Het op 7 december 2017 tot stand
gekomen Verdrag inzake luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
ten behoeve van Curaçao, en de regering van de Staat Qatar is op 1 december 2018 voor
Curaçao in werking getreden.8 De luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en Qatar hebben op 20 maart 2017 in Philipsburg
onderhandelingen afgerond over de tekst van een Luchtvaartverdrag tussen de regering
van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de regering van
de Staat Qatar. De tekst van dat verdrag ligt voor akkoord bij de autoriteiten in
Qatar. De toelichtende nota is dienovereenkomstig aangepast.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het verdrag en
adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal
wordt overlegd.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
S.F.M. Wortmann
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat mij te machtigen
gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende
nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.