Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Onderzoekskaders 2022 Inspectie van het Onderwijs met verslagen van de Ringen en evaluatie van de initiatiefwet Bisschop en evaluatie Experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie (Kamerstuk 35925-VIII-191)
2022D37104 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en
Voortgezet Onderwijs over de brief van 22 juli 2022 inzake de Onderzoekskaders 2022
Inspectie van het Onderwijs met verslagen van de Ringen en evaluatie van de initiatiefwet
Bisschop en evaluatie Experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie
(Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 191).
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
Nr
Vraag
1
Zal naar uw verwachting de verdere uitwerking van het coalitieakkoord leiden tot fundamentele
wijzigingen in de onderzoekskaders van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de
inspectie)? Zo ja, op welke vlakken?
2
Hoeveel scholen hebben de afgelopen twee jaar niet voldaan aan de verkorte hersteltermijnen
voor herstelopdrachten van de inspectie en hoeveel leerlingen betreft het op die scholen?
3
Kan specifiek worden uitgelegd waarnaar wordt gekeken bij de eis: «de school draagt
zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat en creërt daarmee een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief
te oefenen met de omgang met deze waarden en het handelen naar deze waarden en draagt
voorts zorg voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd
weten, ongeacht de zojuist genoemde verschillen»?
4
Klopt het dat de inspectie pas vier weken na oprichting van een niet bekostigde school
bekijkt of de school voldoet aan de regels? Klopt het dat leerlingen dan al vier weken
onderwijs kunnen hebben gevogld dat misschien niet voldoet aan de door de inspectie
gestelde eisen? Acht u dat wenselijk?
5
Is er in het voortraject van oprichting van een niet bekostigde school helemaal geen
toezicht of contact met de school die wordt opgericht? In hoeverre is dit anders dan
bij bekostigd onderwijs? Zo ja, waarom dit verschil?
6
Hoe vaak komt het voor dat na vier weken uit inspectiebezoek blijkt dat een niet bekostigde
school niet voldoet aan de regels? Hoe vaak is dit de laatste tien jaar voorgekomen?
7
Als na het eerste inspectiebezoek bij een niet bekostigde school blijkt dat een net
opgerichte school niet voldoet aan de gestelde eisen, hoe lang duurt het dan voordat
een school daadwerkelijk sluit? En wat gebeurt er dan met de leerlingen?
8
Onderkent u dat verschil bestaat tussen het criterium dat het bevoegd gezag voorziet
in maatregelen inzake het personeel die bijdragen aan de de ontwikkeling van het onderwijskundig
beleid en het criterium dat het personeel dient bij te dragen aan de ontwikkeling
van het onderwijskundig beleid? Hoe is het criterium dat het personeel bijdraagt aan
de ontwikkeling van het onderwijskundig beleid te baseren op de totstandkoming van
artikel 12, derde lid, Wet op het primair onderwijs (Wpo), dat spreekt van «de maatregelen
met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering
van het onderwijskundig beleid»?
9
Wordt het ringenprotocol dit jaar nog geëvalueerd? Wordt daarbij ook de vraag betrokken
of de eerdere praktijk van vermelden van eventuele bezwaren van organisaties tegen
de voorgestelde kaders opnieuw aanbeveling verdient?
10
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het experiment instellingsaccreditatie?
Wanneer wordt het wetsvoorstel ingediend?
11
Behoort het verminderen van de werkdruk ook niet tot de doelen van instellingsaccreditatie
met lichtere opleidingsaccreditatie?
12
Wie worden er bedoeld met de «vertegenwoordiging vanuit universiteiten»?
13
Waarom hebben er geen universiteiten meegedaan aan het experiment instellingsaccreditatie?
14
Hoe kan het huidige accreditatiestelsel zodanig worden aangepast, zodat er meer ruimte
is voor «het meer onderop kunnen meedenken over het kwaliteitsbegrip»?
15
Kunt u een overzicht geven van de meegegeven criteria op basis van de European
Standards and Guidelines (ESG)-standaarden?
16
Wat wordt er bijgehouden in het logboek?
17
Nopen de beperkingen van het onderzoek, namelijk het reële risico van zelfselectie
en de beperkte onderzoekspopulatie, niet tot een grootschaliger toets van de gehoopte
voordelen van de beoogde instellingstoets?
18
Is er ook gekeken naar welke vorm van opleidingsbeoordeling het beste werkt?
19
Wat zijn de (mogelijke) nadelen van beoordeling door middel van critical friends?
20
Wat zijn de (mogelijke) nadelen van beoordeling door middel van een midtermreview?
21
Wat zijn de (mogelijke) nadelen van beoordeling door middel van een kijkkader?
22
Wat zijn de (mogelijke) nadelen van beoordeling door middel van een peer review?
23
Bij hoeveel opleidingen kreeg de betrokkenheid van studenten bij het accreditatieproces
gestalte via studenttevredenheidsmetingen, bij hoeveel opleidingen in de vorm van
studentenpanels, bij hoeveel opleidingen door actieve bemoeienis van studenten in
de medezeggenschap en bij hoeveel opleidingen kreeg de betrokkenheid van studenten
praktisch geen gestalte? Zijn er wat de aard van de opleiding of de soort instelling
aangaat, tendensen waar te nemen?
24
Waarom is het verantwoord om opnieuw een stelselwijziging door te voeren vanwege gehoopte
verlichting van de ervaren regeldruk, terwijl een reductie van de feitelijke regeldruk
verre van zelfsprekend is? Is het verbeteren van de huidige praktijk binnen een facultatieve
instellingstoets niet voor de hand liggender?
25
Als de inspectie tijdens de vierjaarlijkse instellingsbezoeken onderzoek verricht
aan de hand van het schoolplan, hoe kunnen verschillende scholen dan objectief worden
beoordeeld en met elkaar vergeleken? Moet er niet op elke school op dezelfde manier
onderzoek gedaan worden door de inspectie?
26
Kan de volgende passage worden toegelicht: «Daar waar de inspectie een standaard waardeert
met goed of een kwaliteitsonderzoek naar goed uitvoert, wordt lang niet altijd expliciet
verwezen naar de eigen ambities uit het schoolplan. Voorgaande lijkt er op te wijzen
dat het gebruik van het schoolplan als uitgangspunt nog niet volledig uit de verf
komt.» Wat zijn uw plannen om dit te verbeteren?
27
Met het oog op het genoemde punt van aandacht voor de relatie met rechtsbescherming
van scholen, is het mogelijk om al in te grijpen als er nog een bezwaar, een bestuursrechtelijke
of civielrechtelijke procedure loopt tegen het oordeel van de inspectie?
28
Welke mogelijkheden zijn er om te komen tot beslechting van interpretatiegeschillen
in het ringenoverleg over de uitwerking van deugdelijkheidseisen in onderzoekskaders?
Is het niet wenselijk om in zulke gevallen te voorzien in een voorafgaande onafhankelijke
toets bij zulke meningsverschillen, gelet op de brede werking die de onderzoekskaders
in de jaren daarna voor het hele onderwijsveld hebben?
29
Bent u bereid de juridische toets die de afdeling WJZ van uw Minister verricht bij
vaststelling van de onderzoekskaders openbaar te maken?
30
Bij welk aantal schoolbesturen, dat sinds de invoering van de initiatiefwet Bisschop
c.s. bij een inspectieoordeel over een school «zeer zwak» gebruik zou maken van de
mogelijkheden van bezwaar en beroep uit de Awb, was er wèl sprake geweest van een
grote juridisering, nu het aantal van acht besturen dat heeft gebruikgemaakt van deze
mogelijkheden kennelijk meevalt?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.