Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1454 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 juli 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over:
– brief van 5 juli 2022 inzake de geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 18 juli
2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1452)
– brief van 5 juli 2022 inzake het verslag Landbouw- en Visserijraad 13 juni 2022 (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1453)
– brief van 21 juni 2022 inzake een voorstel voor wijziging van Plattelandsontwikkelingsverordening
tijdelijke steun naar aanleiding van de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne
(Kamerstukken 28 625 en 36 045, nr. 340).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 juli 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 15 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Jansma
Inleiding
Met deze brief beantwoord ik de vragen van de VVD-, D66-, CDA-, GroenLinks, PvdD-,
CU-, en BBB-fractie van de Kamer die zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg
Landbouw- en Visserijraad van 11 juli jl. Daarnaast bevat deze brief twee onderzoeksrapporten
van Wageningen Economic Research (WEcR). In navolging van de eerste vier rapporten
van WEcR over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, zijn twee aanvullende onderzoeken
uitgevoerd naar de meer (middel)lange termijn effecten. Tevens wordt met de beantwoording
voldaan aan het verzoek van de vaste Kamercommissie van 16 september 2021 om de gestelde
vragen in één keer conform de gestelde termijn te ontvangen.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
aankomende landbouw- en visserijraad. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie spreken hun waardering uit voor het feit dat het nieuwe
Tsjechische voorzitterschap prioriteit legt bij het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Deze leden spreken hun zorgen uit over het behalen van de doelen in 2030, aangezien
de toelating van nieuwe middelen vertraging oploopt bij de European Food Safety Authority
(EFSA) en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(Ctgb). Deelt de Minister deze zorg? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen? Zo nee, waarom
niet? Hoe gaat de Minister er voorts voor zorgen dat ook andere lidstaten hun verantwoordelijkheid
nemen ten aanzien van de toelating van nieuwe middelen?
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Europese Commissie (hierna: Commissie) voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud
daarvan vooruit te lopen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe boeren zich moeten voorbereiden
op het insturen van hun aanpak voor de gecombineerde opgave begin volgend jaar, als
de eco-regelingen van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) nog niet zijn vastgesteld.
Hoeveel flexibiliteit zal er voor de landbouwpraktijk zijn om tussentijds bij te sturen
en afwegingen te maken?
Antwoord
De ecoregeling is vrij stabiel, en is inmiddels de simulatie tool waarmee boeren kunnen
oefenen voor het invullen van de ecoregeling vrij ver ontwikkeld. Agrariers worden
gevraagd om eind dit jaar aan te geven of ze willen deelnemen aan de ecoregeling.
Zij kunnen echter nog wijzigingen doorvoeren. Dit is mogelijk voor percelen, tot de
gecombineerde opgave op 15 mei, en voor activiteiten totdat zij een definitieve aanvraag
hebben ingediend. Deze laatste dienen zij het najaar van 2023 in.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda
voor dit overleg. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
Gewasbeschermingsmiddelen
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het ambitieuze
voorstel van de Europese Commissie om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te
halveren in 2030. Deze leden ondersteunen de lijn om chemische middelen en de meest
risicovolle pesticiden sterk terug te dringen, ten behoeve van de impact op het milieu,
de biodiversiteit en de menselijke gezondheid. Kan een uiteenzetting worden gegeven
van hoe het Europese beleid verschilt van wat Nederland op nationaal beleid heeft
voorgenomen? Deze leden lezen dat de Minister zal pleiten voor een kritische beoordeling
van het voorstel met studievoorbehoud. Kan worden aangegeven over welke aspecten Nederland
zich specifiek kritisch zal uitlaten? Op welk onderdeel of welke onderdelen van het
voorstel zou de regering een studievoorbehoud willen maken? Wanneer wordt het BNC-fiche
verwacht?
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit
fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan
vooruit te lopen.
Ik zal in lijn met de motie van het lid Bisschop c.s. waarin de regering wordt verzocht
te pleiten voor kritische beoordeling van de Green Deal en de Farm to Fork-strategie
om de voedselzekerheid te borgen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398), tijdens de Raad aandacht vragen voor voedselzekerheid in relatie tot dit voorstel.
Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek
van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het
voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat
met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden. Dit lijkt me gepaster dan een studievoorbehoud.
Ontbossingsstrategie
De leden van de D66-fractie betreuren het dat verschillende voorstellen van Nederland
om de ontbossingsstrategie ambitieuzer te maken niet zijn meegenomen in het akkoord
van de Raad. Kan de Minister aangeven of hij nog mogelijkheden ziet om deze wensen
later gedurende het onderhandelingsproces in Brussel alsnog in te brengen? Zo ja,
wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe verwacht de Minister dat het Europees Parlement
zich zal opstellen over de uitbreiding van het voorstel? Welke afspraken zijn er concreet
gemaakt met betrekking tot het beter verankeren van mensenrechten en samenwerking
met producerende landen?
Antwoord
Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de algemene oriëntatie vastgesteld op het verordeningsvoorstel
ontbossingsvrije producten. In de ministeriële tafelronde, waar de Minister voor Klimaat
en Energie namens Nederland het woord voerde, waren er twee kampen te observeren:
hout producerende lidstaten die het uiteindelijke onderhandelingsresultaat zeer ambitieus
vinden en de Amsterdam Declaration Partnership landen, waaronder Nederland, die graag
meer ambitie hadden gezien. Inmiddels heeft ook de ENVI-commissie in het Europees
Parlement (hierna: EP) gestemd over haar rapport over het voorstel, om daarna naar
verwachting in september hier plenair over te stemmen en dus de EP-positie vast te
kunnen stellen. Daarna zal dit najaar de triloog onder Tsjechisch voorzitterschap
starten tussen EP, Commissie en de Raad om tot een gezamenlijke eindresultaat te komen.
Dit betekent een volgende fase in de onderhandelingen, waar Nederland zich zeker zal
blijven inzetten om de ambitie omhoog te schroeven. Aangaande mensenrechten en samenwerking
met producerende landen zijn in de op 28 juni vastgestelde Raadspositie specifieke
bepalingen en toelichtingen daarop toegevoegd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022 en hebben
nog enkele vragen.
Ontbossingsvrije producten
Kan de Minister een inschatting maken van de positie die het Europese Parlement zal
innemen ten aanzien van het voorstel betreffende ontbossingsvrije producten? Op welke
manier gaat de Minister de voorstellen die Nederland heeft gedaan ten aanzien van
ontbossingsvrije producten alsnog inbrengen?
Antwoord
Naar verwachting zal het EP in september stemmen om haar positie vast te leggen, dit
mede op basis van het rapport van de ENVI-commissie over het voorstel. Er zijn meer
dan 1000 amendementen ingebracht op het verordeningsvoorstel met daarin een brede
reikwijdte: van terugschroeven van de ambities tot (veel) verder reikende ambities.
Het is daarom moeilijk nu een inschatting te maken van de definitieve positie die
het EP in september in zal nemen. Tijdens de triloog tussen EP, Commissie en Raad,
die dit najaar naar verwachting zal starten, zal ik, samen met like-minded leden van de Raad, waar mogelijk en opportuun de Nederlandse wensen opnieuw inbrengen.
Gedachtewisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
De leden van de CDA-fractie vinden het goed en noodzakelijk dat de Europese Commissie
de marktsituatie nauwgezet monitort, temeer omdat Nederland afhankelijk is van import
van voedsel en grondstoffen en zonder import zelfs niet genoeg voedsel heeft om de
Nederlandse bevolking te kunnen voeden.1 Kortom, de voedselzekerheid in Nederland is voor een aanzienlijk deel afhankelijk
van wat er in het buitenland gebeurt. Is de Minister hiervan op de hoogte en op welke
manier wordt onze onafhankelijkheid ten opzichte van het buitenland zo klein mogelijk
gemaakt? Deze leden lezen dat de Commissie eerder al stelde dat een reeks maatregelen
ervoor zou moeten zorgen dat de voedselzekerheid wereldwijd verhoogd wordt. Wat voor
rol is hierin weggelegd voor Nederland? Ook wordt gesteld dat landbouwers en consumenten
moeten worden gesteund voor de stijgende kosten voor onder meer energie en meststoffen.
Is de Minister het met deze uitspraak eens? Zo ja, waarom is het dan in Nederland
tot op heden niet of nauwelijks mogelijk om de boeren, tuinders en vissers financieel
te steunen? Op welke manier neemt de Minister de internationale concurrentiepositie
en het vestigingsklimaat van Nederland voor tuinders, vissers en boeren mee in beleidsvorming?
Antwoord
Voor de Nederlandse landbouw zijn de situatie op de Europese en mondiale landbouwmarkten,
open handelsstromen en de aanvoer van grondstoffen en energie van groot belang. De
Commissie onderkent de Europese afhankelijkheid van grondstoffen en heeft in de mededeling
voedselzekerheid van 23 maart jl. maatregelen aangekondigd om de afhankelijkheid van
kritische grondstoffen te verminderen en verder te werken aan de transitie naar een
duurzaam Europese voedselsysteem in lijn met de Green Deal en o.a. het daaruit voortvloeiende
Fit for 55-pakket en de Boer tot Bord- en Biodiversiteitstrategieën. Deze transitie
is niet alleen nodig om klimaatverandering en verslechtering van de natuur tegen te
gaan, maar daarmee ook om de mogelijkheden voor voedselproductie in de toekomst te
behouden. Nederland onderschrijft deze Europese strategieën. Ons land draagt bij aan
de implementatie door in te zetten op klimaatneutraliteit, herstel van biodiversiteit
en natuur, de ontwikkeling van kringlooplandbouw, duurzame voedselsystemen, de energietransitie,
de afhankelijkheid geïmporteerde grondstoffen en energie te verminderen, het ontwikkelen
van alternatieve eiwitbronnen in de EU en ontwikkeling en toepassing van landbouwinnovaties.
Ook buiten de EU zet Nederland in diverse landen met stakeholders en internationale
organisaties in op de ontwikkeling van lokale landbouwproductie en toepassing van
innovaties. Zoals in de brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 84) over de economische gevolgen voor het bedrijfsleven van de situatie in Oekraïne
is aangegeven, heeft het kabinet gekozen voor generieke steunmaatregelen voor het
bedrijfsleven, waaronder de landbouw, tuinbouw sectoren ter compensatie voor gestegen
productiekosten. Daarbij moet de stijging van kosten voor energie en meststoffen worden
aangepakt door de afhankelijkheden te verminderen en innovaties in de verschillende
sectoren te versnellen, wat bijdraagt aan het verdien- en concurrentievermogen van
de sectoren in Nederland.
Bij beleidsvoering wordt de impact op de internationale concurrentiepositie van de
landbouw, tuinbouw en visserijsectoren altijd meegewogen. De kenmerken van deze sectoren
is dat zij onderdeel zijn van internationale ketens en daardoor relatief gevoelig
zijn voor verstoring in productieketens en ontwikkelingen in de wereldhandel.
GLB- Nationaal Strategische Plannen
De leden van de CDA-fractie benadrukken nogmaals het belang van een snelle goedkeuring
en steunen de uitspraak van de Minister waarin hij zegt van mening te zijn dat de
goedkeuring zich moet focussen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en niet
op de bredere inzet die Nederland heeft voor het nationale beleid.
Gewasbeschermingsmiddelen
Het voorstel voor het verminderen van gewasbeschermingsmiddelen met 50% op EU-niveau
is zeer ambitieus, vooral omdat de toelating van alternatieven erg langzaam verloopt,
zo merken de leden van de CDA-fractie op. Een voorwaarde voor het halen van de doelen
is dat de toelatingsprocedure van alternatieve middelen sneller verloopt en moderne
veredelingstechnieken snel worden toegestaan. Wat wordt de inzet van de Minister op
dit punt? Is de Minister het met deze leden eens dat de chemische middelen beschikbaar
moeten blijven totdat er bewezen effectieve en betaalbare alternatieven beschikbaar
zijn? Heeft de Minister de gevolgen op bedrijfsniveau in beeld? Heeft de Minister
ook de politieke gevoeligheden als gevolg van het voorstel voor 50% reductie in beeld,
zoals de opbrengstenderving die dit mogelijk tot gevolg heeft (in relatie tot de voedselzekerheid
die momenteel onder druk staat)? Ook kan het zo zijn dat de voedselprijzen in de EU
nog meer stijgen als gevolg van het voorstel, waardoor mogelijk meer vanuit niet-EU-landen
wordt geïmporteerd, daar waar lagere eisen zijn op het gebied van duurzaamheid en
gewasbeschermingsmiddelen. Wat wordt de inzet van de Minister op beide punten? Welke
(mogelijk negatieve) gevolgen voorziet de Minister nog meer? Deelt de Minister de
mening van deze leden dat het gaat om het terugdringen van de milieubelasting van
de chemische gewasbeschermingsmiddelen in plaats van het terugdringen van het gebruik
van chemische gewasbeschermingsmiddelen? Zo ja, wat wordt de inzet van de Minister
in de komende Landbouw- en Visserijraad op dit punt? Is de Minister bereid om voor
te stellen om uit te gaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per kilogram
geoogst product in plaats van per hectare? Is de Minister daarnaast ook bereid om
te pleiten voor een langere referentieperiode dan de voorgestelde 2015–2017?
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
In dit fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud
daarvan vooruit te lopen.
Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek
van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het
voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat
met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden.
Conclusies van de Raad over strategische richtsnoeren voor aquacultuur
In de raadsconclusies vragen EU-lidstaten om maatregelen van de Commissie ter ondersteuning
van de aquacultuursector, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Inmiddels is bekend
dat er een miljard euro wordt vrijgemaakt uit het vorige visserijfonds (EMFF) om visserijbedrijven
te ondersteunen. Uit EU-ramingen blijkt dat als de brandstofprijzen op dit niveau
blijven, de vissersvloot van de EU 27,3 miljard euro misloopt, waardoor de duurzaamheid
van de vloot in gevaar komt. Ook in Nederland is de situatie in de visserij kritiek.
Deze leden gaan er dan ook van uit dat de Minister met grote spoed gebruik zal maken
van de regeling(en) om vissers financieel te ondersteunen. Graag ontvangen zij een
toezegging en een concrete planning van de Minister dienaangaande.
Antwoord
Zoals toegezegd aan de Kamer zal ik de Kamer voor 5 september nader informeren over
de stand van zaken rondom een overbrugginsgregeling.
Er wordt overigens geen miljard euro vrijgemaakt onder het EMFF (EMFZV). De Commissie
heeft aangegeven dat er EU-breed nog bijna een miljard euro onder het EMFZV niet is
toegewezen. Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden om dit overgebleven geld in
te zetten voor deze crisis, is er een wijziging van de EMFZV-verordening goedgekeurd
die dit mogelijk maakt. Nederland zet reeds in op een volledige besteding van het
budget onder het EMFZV. Daarom wordt, in lijn met de gewijzigde motie van het lid
Grinwis (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448), een overbruggingsregeling uitgewerkt op basis van financiering vanuit het EMFAF,
danwel de LNV-begroting.
Herziening van de EU-verordening dierenwelzijn bij transport (AOB)
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het eindrapport over de herziening van de
EU-verordening allerlei aanbevelingen genoemd worden om het dierenwelzijn bij transport
te verhogen. Kan de Minister reflecteren op de aanbevelingen? Wat wordt de inzet van
de Minister ten aanzien van de aanbevelingen en houdt hij hierbij rekening met de
praktische uitvoerbaarheid en verhoogde kosten die dit mogelijk met zich meebrengt?
Antwoord
Het document dat geagendeerd is betreft een position paper met een gezamenlijke inzet met betrekking tot diertransporten van Nederland, Denemarken,
Duitsland, Zweden en België (de zgn. «Vughtgroep»). Hierin worden de problemen geschetst
en de gewenste aanpassingen die wat de Vughtgroep betreft meegenomen moeten worden
in de herzieningsvoorstellen van de Commissie voor de transportverordening. Het betreft
mijns inziens hierbij belangrijke aspecten, zoals transportduur, exporten naar niet-EU
landen en vereisten voor drenken en voederen, maar ook het begrenzen van temperatuur-ranges
waaronder getransporteerd zou mogen worden.
De Commissie zal een effectbeoordeling laten uitvoeren met betrekking tot potentiële
wijzigingen van de verordening alvorens met haar uiteindelijke voorstellen te komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda
voor dit schriftelijk overleg en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de vele problemen en uitdagingen
die de oorlog in de Oekraïne ook in andere landen veroorzaakt. Met name de stijgende
voedselprijzen zijn een groot probleem voor MENA-landen (landen in het Midden-Oosten
en Noord-Afrika) die afhankelijk zijn van import. De inspanningen van de EU om hierop
te reageren met een hogere eigen productie of een vermindering van de eigen vraag
door bijvoorbeeld minder biobrandstoffen of diervoeders, is verwaarloosbaar. Daarmee
heeft Europa en Nederland een verwijtbaar aandeel in de honger elders en in de mogelijke
sociale onrust die dit gaat veroorzaken. De oorlog heeft ook gevolgen voor boeren
in Nederland, met name in de sectoren die veel energie en kunstmest verbruiken en
de sectoren die veel granen voor diervoeders verwerken of gebruiken. Dat zijn in de
meeste gevallen dezelfde sectoren van de landbouw die omwille van het klimaat en de
natuur hun energieverbruik en andere emissies moeten beperken. Om nu deze sectoren
met extra subsidies in staat te stellen te blijven vervuilen, is het paard achter
de wagen spannen. Hoge energieprijzen zouden juist een stimulans moeten zijn om zuiniger
met energie om te gaan. De bedrijven die eerder op energiezuinige technieken zijn
overgestapt krijgen hierdoor een terecht concurrentievoordeel. De EU stelt voorwaarden
aan een extra uitkering, maar de geannoteerde agenda gaat hier niet verder op in.
Is het zo dat het geld alleen voor klimaatvriendelijke productiemethoden gebruikt
mag worden, of is het inkomenssteun voor boeren die reeds klimaatvriendelijk werken?
En wat is dan klimaatvriendelijk? Waarom is daarmee niet de gehele veehouderij uitgesloten,
of minimaal alle veehouders uit veenweidegebieden en rundvee, pluimvee en varkenshouders
die niet grondgebonden werken? Hoe worden de andere criteria toegepast? Sluit dit
aan bij een bestaande systematiek? Waarom zou het steunbedrag verdeeld moeten of kunnen
worden onder alle (of een derde) van alle glastuinbouwbedrijven als slechts een heel
klein deel hiervan klimaat- en milieuvriendelijk werkt?
Antwoord
De Commissie heeft in de mededeling voedselzekerheid van 23 maart jl. maatregelen
aangekondigd om de afhankelijkheid van kritische grondstoffen te verminderen en verder
te werken aan de transitie naar een duurzaam Europese voedselsysteem in lijn met de
Green Deal en o.a. het daaruit voortvloeiende Fit for 55-pakket en de Boer tot Bord-
en Biodiversiteitstrategieën. Deze transitie is niet alleen nodig om klimaatverandering
en verslechtering van de natuur tegen te gaan, maar ook de weerbaarheid te vergroten
en daarmee de mogelijkheden voor voedselproductie in de toekomst te behouden. Mede
met het nieuwe GLB beleid en de inzet van Nederland in het NSP wordt ingezet op de
verduurzaming en de transitie van de landbouw in Nederland richting kringlooplandbouw.
Het GLB-instrumentarium wordt gericht ingezet om boeren te ondersteunen die zich inspannen
de omslag naar een meer duurzame bedrijfsvoering te maken. Een omslag van meer generieke
naar meer doelgerichte betalingen die bijdragen aan klimaat- natuur en milieudoelen,
zoals bijvoorbeeld de vergoedingen die voor boeren beschikbaar komen bij hun inzet
voor de ecoregeling.
Vanwege de crisissituatie in Oekraïne onderstreept de Commissie tevens dat sectoren
nu op korte termijn met hoge kostenniveaus te maken hebben. Om getroffen sectoren
een beperkte verlichting te kunnen bieden heeft de Commissie, naast andere maatregelen,
de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld. Voor Nederland is € 8,1 miljoen beschikbaar,
dat eerder door de grondgebonden landbouwsectoren bijeen is gebracht door inhouding
van een deel op de directe betalingen. Ik heb deze EU-middelen toegevoegd aan het
huidige GLB-budget voor de vergroening in 2022 voor grondgebonden landbouwers met
substantiële aantallen varkens en pluimvee. Daarmee vloeien de EU-middelen terug naar
de ontvangers van directe betalingen in sectoren die volgens onderzoek van Wageningen
Economic Research (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 151) het meest getroffen zijn door o.a. de hogere voerprijzen. Tevens wordt daarmee voldaan
aan de randvoorwaarde vanuit de Commissie dat het landbouwers op korte termijn ondersteunt
die activiteiten verrichten waarmee de duurzaamheid doelstellingen (in dit geval vergroeningsmaatregelen
op hun eigen grond) worden nagestreefd en de betalingen uiterlijk voor 30 september
a.s. gedaan moeten zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat nog de waarde van het NSP is nu Nederland
op basis van de stikstofplannen en budgetten de veehouderij grondig gaat saneren en
tegelijkertijd de niet-verlengde derogatie voor een enorme afname van de veestapel
zal zorgen. Wat is nou nog de waarde van het NSP? Moet er niet een nieuw plan komen?
Met het begeleiden van de transitie en het einde van de intensieve veehouderij als
beleidsdoel? Hoe kan het dat het GLB wordt beschouwd als onvoorwaardelijk en de Minister
het los wil zien van het bredere beleidsdoel? Horen de middelen niet hetzelfde doel
te versterken? Is het niet redelijk dat de EU niet alleen wil weten wat er met het
EU-geld gebeurt maar ook hoe dit bijdraagt aan alle doelen en dus hoe het hele beleid
eruit ziet?
Antwoord
Het NSP stimuleert de transitie van de landbouw. In het NSP zijn, in overleg met de
Kamer, provincies, waterschappen en stakeholders, keuzes gemaakt waar het de beschikbaarheid
van het GLB-subsidie-instrumentarium de komende de jaren betreft voor de transitie
in de landbouw. Hierbij is uitgangspunt en doel het GLB ondersteunend aan deze transitie
te laten zijn, ondersteunend voor boeren die zich inspannen de omslag naar een meer
duurzame bedrijfsvoering te maken. Het GLB dient, anders dan in de vraagstelling lijkt
te worden verondersteld, niet los te worden gezien van de bredere nationale beleidsdoelen.
Het is immers, zoals gesteld, ook ondersteunend daaraan. Wel is het mijn inzet om
de goedkeuring van het NSP zelf niet afhankelijk te laten zijn van de voortgang van
andere beleidsdossiers, dus de bredere beleidsdoelen. Die nationale discussie loopt
immers nog. Jaarlijks zal aan de Commissie worden gerapporteerd over de inzet van
het GLB en daarmee de bijdrage aan de gestelde doelen. Dat is echter wat anders dan
de goedkeuring van het NSP afhankelijk te maken van de voortang van dossiers buiten
het GLB.
Wat de gewasbeschermingsmiddelen betreft, zijn de leden van de GroenLinks-fractie
van mening dat we zonder voorbehoud moeten streven naar een stevige afname van het
gebruik ervan. Deze leden steunen initiatieven voor strengere keurings- en toepassingsregels.
De vrees dat extra eisen aan de toepassing leidden tot minder gebruik, kan geen vrees
zijn, dat is immers een doel. Nederland, een van de grootverbruikers van landbouwgif
én het land met de slechtste waterkwaliteit, zou strengere toepassingsnormen juist
moeten toejuichen. Deze leden hopen dat de Minister zijn verantwoordelijkheid neemt
en de kant kiest van een gifvrije toekomst.
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
In dit fiche staat de inzet van het kabinet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
op de agenda van dit overleg en hebben nog vragen en opmerkingen.
Landbouwgif
Tijdens deze Landbouw- en Visserijraad zal het voorzitterschap de lidstaten vragen
hoe zij de nieuwe Verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
beoordelen. Waarom geeft de Minister aan voornemens te zijn om te pleiten voor een
kritische beoordeling van het voorstel? Kan hij eenduidig uitleggen wat hij hiermee
bedoelt? Op welke manier is hij kritisch en op welke punten? Kan hij uitleggen wat
de implicaties zijn van het maken van een studievoorbehoud?
In het commissiedebat Visserij en tuinbouw van 6 juli 2022 heeft het lid van de fractie
van de Partij voor de Dieren gevraagd of de Nederlandse inzet is om per lidstaat meerdere
onderhandelaars (en waarnemers) te hebben om in Brussel over dit voorstel te onderhandelen.
Zo kan het dossier door meerdere ministeries/beleidsterreinen gedragen worden, dus
naast LNV ook VWS en I&W. Tijdens het debat heeft de Minister geen antwoord gegeven
op deze vraag. Kan de Minister alsnog antwoorden wat de Nederlandse positie is ten
aanzien van het aantal onderhandelaars? Kan hij daarnaast aangeven wanneer dit besproken
is of wordt in een COREPER-vergadering?
Antwoord
Ik verwijs de leden van de Partij voor de Dieren-fractie naar het antwoord op de vragen
van de leden van de VVD- en D66-fractie over het voorstel van de Commissie voor de
verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
Ik zal Nederland vertegenwoordigen in de overleggen met de Commissie en de andere
lidstaten over dit voorstel. Zoals gebruikelijk bij alle EU-onderhandelingen wordt
de Nederlandse inbreng interdepartementaal afgestemd met alle departementen, maar
in dit geval in het bijzonder met IenW, SZW en VWS.
De voorbereiding voor de agendering van het voorstel voor de verordening duurzaam
gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli a.s.
heeft op 6 juli jl. plaatsgevonden in het Coreper.
GLB-NSP
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat het directoraat-generaal
Milieu van de Europese Commissie er in een gelekte brief2 op wijst dat het Nederlandse NSP voor het GLB nog grote tekortkomingen kent voordat
de EC het plan kan goedkeuren. Zo zijn onder andere de conditionaliteiten nummers
4 en 6 (voor bufferstroken en bodembedekking) niet in lijn met de Europese Verordening.
Gaat de Minister deze GLMC’s aanpassen aan de minimale Europese voorwaarden, om zo
een gelijk speelveld te creëren voor alle Europese boeren? Zo nee, waarom niet? Kan
hij uitleggen wat de mogelijke consequenties daarvan zijn?
Antwoord
In het proces van goedkeuring van de NSP’s geeft Nederland verduidelijkingen op de
Nederlandse situatie en de in het NSP gemaakte keuzes. Zo heb ik de Kamer meermaals
geïnformeerd dat er in het goedkeuringsproces met de Commissie discussie plaatsvindt
over de conditionaliteiten, zoals over GLMC 4 en 6. Een discussie over de precieze
invulling ervan waarbij voor mij vertrekpunt is de minimale voorwaarden zoals in de
Strategisch Plan-verordening voor de conditionaliteit zijn vastgelegd. Voor GLMC 4
(bufferstroken) geldt specifiek dat ik de invulling in het GLB gelijk wil trekken
met de voorwaarden die in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn worden gesteld.
Ook noemt het DG Milieu de Nederlandse doelen voor biologische landbouw «notoir laag».
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie beamen dat en vinden het doel voor slechts
5% biologische landbouw in 20273 (terwijl het Europese doel op 25% in 2030 staat) bijna beschamend. Waarom wil de
Minister dat Nederland zó achter blijft lopen in de EU als het gaat om biologische
landbouw? Graag ontvangen deze leden daar een reactie op. Zij roepen de Minister op
om het doel voor zowel biologische productie als consumptie flink te verhogen en Nederlandse
boeren hiermee perspectief te bieden op een duurzaam verdienmodel. Tevens roepen zij
de Minister op om volledige en correcte aanpassingen te maken aan het concept-NSP
om deze in lijn te brengen met de afspraken die op Europees niveau gemaakt zijn op
sociaal en ecologisch vlak, en de pogingen om hier onderuit te komen direct te staken.
Antwoord
Nederland steunt de ambities van de Green Deal en is het eens dat biologische landbouw
een duurzaam perspectief biedt. De Commissie streeft naar 25% biologisch areaal in
de EU in 2030. De Commissie begrijpt ook dat dit percentage in Nederland niet haalbaar
is gezien het huidige biologische areaal van 3.85%, maar spoort Nederland aan om meer
te doen. Nederland heeft een aantal extra maatregelen in het NSP genomen en de doelstelling
gekoppeld aan de betreffende resultaatindicator opgehoogd naar 5% in 2027. Dit percentage
is gekozen om niet vooruitlopen te lopen op het traject dat is ingezet voor het ontwikkelen
van een nationaal actieplan voor biologische productie en consumptie, waarin naar
passende ambities binnen de Nederlandse context wordt gekeken met balans tussen de
groei van biologische productie en consumptie. Het is niet wenselijk productie alleen
via het GLB te stimuleren, zonder dat er ook voldoende afzet/consumptie mogelijk is.
Dit actieplan ontvangt de Tweede Kamer in september. Deze gebalanceerde aanpak past
bij de inzet van de Europese Commissie en de posities van de Raad en het Europees
Parlement hierover.
Ontbossingsverordening
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat er een akkoord is over de
Raadspositie met betrekking tot de Ontbossingsverordening. Nederland geeft aan dat
het in het bijzonder succes heeft behaald met het beter verankeren van mensenrechten
en samenwerking met producerende landen. Kan de Minister nader toelichten hoe mensenrechten
beter zijn verankerd en welke afspraken hierover binnen de Raad zijn gemaakt?
Antwoord
Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de algemene oriëntatie op het verordeningsvoorstel
over ontbossingsvrije producten vastgesteld. Aangaande de verankering van mensenrechten
is een bepaling opgenomen die verwijst naar de universele rechten van de mens en specifiek
voor inheemse volkeren de verwijzing naar de UN Declaration on the Rights of Indigenous
Peoples, waaraan door alle marktdeelnemers, die vallen onder de Verordening, voldaan
moet worden.
Strategische richtsnoeren voor aquacultuur: Raadsconclusies
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat Europa een toekomst ziet
voor viskwekerijen binnen een «duurzaam» voedselsysteem. Hierbij wijzen deze leden
erop dat een kweekvissector niet duurzaam kan zijn wanneer er visetende vissen worden
gekweekt op basis van vis, afkomstig uit zeeën en oceanen. Dit stimuleert namelijk
dat er meer wordt gevist, met als gevolg overbevissing. Bovendien is veel vismeel,
bestemd als voer voor de aquacultuur, afkomstig uit wateren rondom Afrika, waar de
vis weg wordt gevangen van de lokale bevolking om dan hier te gebruiken als voer in
de aquacultuur. Hiermee stimuleert vismeel voor de viskwekerijen niet alleen overbevissing,
maar verstoort het ook lokaal voedselaanbod. Is de Minister ervan op de hoogte dat
20 tot 25 procent van alle uit het wild gevangen vissen wordt gebruikt om vismeel
en visolie te maken?4 In hoeverre acht de Minister de praktijk van het vangen van vissen uit het wild om
deze te voeren aan vissen in viskwekerijen duurzaam? Beaamt de Minister dat een «duurzame
viskwekerij» betekent dat er geen vis uit het wild gevangen wordt om die vervolgens
als visvoer in de viskwekerij te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre steunt
de Minister het uitfaseren van de fok en kweek van visetende vissoorten, zodat uiteindelijk
geen uit het wild gevangen vis gevoerd wordt aan viskwekerijen? Is de Minister het
eens dat Europese viskwekerijen, zolang deze nog visetende soorten houden, geen vismeel
zouden moeten gebruiken dat afkomstig is uit wateren van ontwikkelingslanden? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat is de Minister voornemens hieraan te ondernemen?
Antwoord
Ik beschik niet over gedetailleerde informatie over de hoeveelheden gevangen vis welke
gevoerd wordt aan kweekvis. Ik ben van mening dat het gebruik in de viskweek van vismeel
en visolie uit in het wild gevangen vis, ongeacht waar die gevangen is, mogelijk is
mits de vis op een verantwoorde manier gevangen is. Visvoerfabrikanten zijn bezig
om minder vismeel en -olie te gebruiken als grondstof voor viskweek. Zo wordt de hoeveelheid
vis die gevangen wordt om voer te produceren voor met name zalm en forel sterk gereduceerd.
Vissenwelzijn
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over grote aantasting
van het welzijn van dieren die gehouden worden in Europese viskwekerijen, tijdens
het kweken, houden, transporteren en het slachten van deze dieren. Heeft de Minister
kennis genomen van deze welzijnsproblemen en van het rapport «Fish Welfare in European
Aquaculture»5 van Eurogroup for Animals? Zo ja, wat is de reactie van de Minister op het rapport?
Is de Minister van mening dat deze welzijnsproblemen, die ontstaan door onder andere
slechte waterkwaliteit, hoge visdichtheid, het houden van vissen in kooien en pijnlijke
slachtmethodes, aangepakt moeten worden? Is de Minister van mening dat enkel het vrijblijvend
toepassen van «beste praktijken» tot nu toe niet heeft gezorgd voor verbetering van
dierenwelzijn in de Europese viskwekerijen? Gaat de Minister zich inzetten voor bindende
regelgeving op het gebied van dierenwelzijn in de visserij en in viskwekerijen? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer en hoe gaat de Minister dit actief in Europa
aankaarten? Is de Minister van mening dat het aankomend Europese verbod op het houden
van dieren in kooien tevens moet gelden voor zalm en andere vissen en zal hij zich
hier in EU-verband voor inzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister
zich hiervoor hard maken? Gaat de Minister zich inzetten voor het verplicht toepassen
van adequate slachtmethodes die ervoor zorgen dat vissen onmiddellijk bewusteloos
en ongevoelig voor pijn zijn op het moment van slacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
hoe gaat de Minister zich hiervoor inzetten?
Antwoord
De leden van de fractie van de partij voor de Dieren kaarten de welzijnsproblemen
in Europese viskwekerijen aan die kunnen optreden bij het houden, transporteren en
slachten van de dieren. Ik ben van mening dat middels regelgeving op EU-niveau ingezet
moet worden om het welzijn van vissen te verbeteren. Dit betreft ook adequate slachtmethoden
voor kweekvissoorten. Daar pleit ik dan ook voor in EU-verband.
De mededeling van de Commissie over het Europees burgerinitiatief «End the Cage Age»
heeft geen betrekking op kooien voor de huisvesting bij viskweek.
De Commissie is bezig met een herziening van de dierenwelzijnswetgeving. Daarbij zal
in de toekomst ook naar vissenwelzijn worden gekeken. In dit traject wil ik me inzetten
voor eisen over houderij, transport en doden van vissen.
Octopussen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken verder op dat momenteel ‘s werelds
eerste octopuskwekerij op Gran Canaria wordt gebouwd. Deze leden vinden dat de octopus
helemaal niet thuishoort in een kwekerij. Octopussen zijn hyperintelligente dieren,
die solitair leven. In kale massale kwekerijen is er geen enkele ruimte voor hun natuurlijke
gedrag. Bovendien moeten octopussen gevoed worden met andere vissen en bestaat er
geen methode om de dieren pijnloos te doden. Kortom, het bouwen van een octopuskwekerij
is een zeer dieronvriendelijk en niet-duurzaam plan en zou volgens deze leden verboden
moeten worden. Is de Minister ervan op de hoogte dat octopussen vissen eten en in
gevangenschap gevoerd moeten worden met vismeel en visolie? Deelt de Minister de zorg
dat het starten van octopuskwekerijen bijdraagt aan verdere biodiversiteits- en voedselzekerheidsproblemen
in West-Afrika, zoals beschreven in het rapport «Octopus factory farming: a recipe
for disaster?» van Compassion in World Farming? Deelt de Minister de conclusie uit dit rapport dat
het openen van octopuskwekerijen niet compatibel is met de Strategische richtsnoeren
voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur (SAGs) omdat deze richtlijnen
de reductie van vismeelgebruik nastreven en octopuskwekerijen juist een toename van
vismeelgebruik veroorzaken? Deelt de Minister de conclusies uit het rapport dat octopussen
niet geschikt zijn om gehouden te worden in kwekerijen, omdat dit leidt tot ernstige
verstoring van hun welzijn? Is de Minister het er verder mee eens dat een octopuskwekerij
niet thuishoort in een «duurzame aquacultuurstrategie»? Zo nee, waarom niet en op
basis van welk onderzoeksgegevens over het welzijn en het natuurlijk gedrag van octopussen
baseert de Minister zijn goedkeuring? Zo ja, is de Minister bereid in Europa actief
te pleiten tegen de komst van octopuskwekerijen?
Antwoord
Ik wijs het kweken van nieuwe aquatische soorten zoals octopussen niet op voorhand
af.
De dieren moeten wel op een goede manier gekweekt kunnen worden. De houderijomstandigheden
moeten zoveel mogelijk afgestemd zijn op de welzijnsbehoeften van de diersoort (en
het levensstadium). Het is daarom nodig dat de bedrijven samenwerken met onderzoeksinstellingen.
Het gebruik van vismeel en visolie uit in het wild gevangen vis, ongeacht waar die
gevangen is, moet mogelijk zijn. De vis moet wel op een verantwoorde wijze gevangen
zijn.
Aalscholvers
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in de «Strategische richtsnoeren
voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur» wordt verwezen naar co-existentie
van viskwekerijen en aalscholvers, die worden aangetrokken door de viskwekerijen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen verder dat mogelijke economische
schade door aalscholvers en andere beschermde vogels en roofdieren aan de orde zal
komen en zijn bezorgd over het feit dat afschot van aalscholvers als optie wordt gezien
in het document «INTERCAFE Cormorant Management Toolbox»7, gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. Klopt het dat afschot van
aalscholvers een optie is? Zo ja, wat is de positie van Nederland hieromtrent? Welke
andere voorstellen worden er gemaakt in het document om mogelijke economische schade
te voorkomen? Welke voorstellen steunt Nederland? Deelt de Minister de opvatting dat
viskwekerijen economische schade dienen te voorkomen door het nemen van preventieve,
diervriendelijke en dus niet-dodelijke maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
gaat de Minister er in Europa voor zorgen dat er ingezet wordt op het voorkomen van
economische schade in plaats van beschermde dieren te schieten? In antwoord op eerdere
vragen van deze leden gaf de Minister aan geen aanleiding te zien om verandering te
brengen in de beschermde status van de aalscholver. Kan de Minister daarom toezeggen
dat hij zich in Europees verband inzet voor handhaving van de beschermde status van
de aalscholver onder de Europese Vogelrichtlijn en tegen het afschieten van aalscholvers?
Antwoord
De aalscholver heeft op grond van de Europese Vogelrichtlijn een beschermde status.
Het is in sommige gevallen mogelijk om via derogaties een vrijstelling te krijgen
van het verbod op het opzettelijk doden van de vogels. Hierbij dient wel aan strikte
voorwaarden te worden voldaan. Zolang er bevredigende alternatieven zijn is het opzettelijk
doden van aalscholvers niet toegestaan en daarbij ook onwenselijk. Ik zal me blijven
inzetten voor de handhaving van de beschermde status van de aalscholver.
Import van kangoeroeproducten
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen tot slot naar de stand van zaken
met betrekking tot de aangenomen motie van het lid Wassenberg die de regering oproept
om de toegang van omstreden producten zoals kangoeroevlees tot de Europese markt aan
te kaarten bij de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1376). De Minister maakte eerder duidelijk dat hij de zorgen over de gruwelijke jacht
op kangoeroes in Australië deelt. Toch worden er ook in Nederland nog altijd kangoeroeproducten
op de markt gebracht en speelt de EU als de grootste importeur van kangoeroevlees
en kangoeroeleer een grote rol bij het in stand houden van de jacht. Deze leden wijzen
de Minister op het plan van de Europese Commissie om bij de import van producten gelijke
productiestandaarden te eisen van niet EU-landen.8 Kan de Minister bevestigen dat dit mogelijkheden geeft om EU-normen voor dierenwelzijn
te laten gelden voor geïmporteerde dierlijke producten, zonder dat dit in strijd is
met juridische bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)? Welke mogelijkheden
ziet de Minister hierbij voor het weren van kangoeroeproducten van de Europese markt
en hoe gaat hij zich hier voor inzetten?
Antwoord
In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei jl. heb ik de Kamer geïnformeerd
hoe de motie waarin de regering verzocht wordt om dierenwelzijn omtrent kangoeroeproducten
bij de Commissie aan te kaarten, is uitgevoerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1438).
De Commissie heeft op 3 juni jl. het rapport gepubliceerd over een onderzoek naar
de juridische en rationale haalbaarheid van het toepassen van EU gezondheids- en milieunormen
op ingevoerde landbouw- en agrovoedingsproducten. Het rapport maakt duidelijk dat
het in specifieke, onder WTO-regels omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome
maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met het WTO kader. De Commissie geeft
aan dat de inzet van autonome maatregelen van geval per geval bekeken moet worden
op WTO-conformiteit, de technische en economische haalbaarheid van controle mechanismen,
en de daadwerkelijke impact in relatie tot het te bereiken doel.
In het rapport geeft de Commissie aan dat zij bij de herziening van EU-dierenwelzijnswetgeving
onder meer na zal denken over de invoering van regels op grond waarvan ingevoerde
producten verkregen moeten zijn onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de dierenwelzijnsvoorschriften
van de EU en/of van een etiketteringsverplichting die ook geldt voor ingevoerde producten
In dat proces zal de Commissie toetsen op de in het rapport uiteengezette criteria.
Ik volg dit traject nauwlettend.
De EU-dierenwelzijnsvoorschriften hebben echter geen betrekking op de jacht. Het is,
zoals ik in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei jl. al gemeld
heb, uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd
wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming
van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli en andere brieven van de Minister.
Alvorens deze leden overgaan tot het meegeven van enkele punten voor de raad zelf,
willen zij stilstaan bij derogatie en visserij in EU-verband.
De leden van de ChristenUnie-fractie vernemen zorgwekkende berichten van de Minister
en via de media over het voortzetten van de derogatie voor Nederland. Deze leden zijn
vóór behoud van de derogatie, met het oog op gezonde bodem, duurzaam landgebruik,
milieu en klimaat en gezonde melkveehouderijen. Aangezien de Minister de Kamer de
afgelopen maanden meermaals op de hoogte heeft gesteld van de beroerde stand van zaken
komt dit niet als een verassing. Wil de Minister zich blijven inzetten voor zoveel
mogelijk behoud van de derogatie? Verlies hiervan kent veel nadelen die ook de Minister
zelf noemt in zijn brieven, zoals stijging in het gebruik van kunstmest, omzetting
van blijvend grasland naar bouwland, meer maïsteelt en groter risico op mestfraude.
Het gebrek aan integraliteit bij de Europese Commissie wanneer het gaat om de transitie
naar een landbouwmodel dat vol te houden is frustreert deze leden. Wil de Minister
blijven hameren op een integraal gesprek met de Commissie, waarbij derogatie, het
actieprogramma Nitraatrichtlijn, klimaat en boer-tot-bord-strategie én bescherming
van de Natura 2000-gebieden gezamenlijk bekeken worden, zodat niet versmalling van
de norm bij het ene vlak, bijvoorbeeld op derogatie, gaat zorgen voor problemen op
een ander vlak, zoals klimaat? Bovendien zou het zo moeten zijn dat een transitie
aangejaagd door natuurbescherming, de andere uitdagingen, te weten water, klimaat
en luchtkwaliteit, maximaal mee kan nemen. Wil de Minister er in gesprek met collega’s
op wijzen dat goed landbouwbeleid niet alleen voedsel- of natuurbelangen beschermt,
maar ook sociaal-culturele belangen?
Antwoord
Ik voer deze gesprekken reeds op integrale wijze en neem de Commissie ook mee in wat
het Europees beleid teweeg brengt op het platteland. Tegelijkertijd moet Nederland,
net als de andere EU-landen voldoen aan de verschillende Europese richtlijnen en verordeningen
die de kaders vormen waarbinnen de Nederlandse landbouw zich kan bewegen. De opgave
van de gebiedsgerichte aanpak is juist om gebiedsgericht tot integrale oplossingen
te komen die zorgen voor het bereiken van de doelstellingen zoals deze zijn vastgelegd
in onder andere Europese regelgeving.
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden ook dit bezoek aan Brussel van de Minister
willen aangrijpen om nogmaals in te gaan op de noodsituatie in de Nederlandse visserijsector.
Wil de Minister blijven knokken voor brandstofsteun uit het Brexit Adjustment Reserve
(BAR) en in Europa benadrukken dat een gelijk Europees speelveld ook gelijke doorlooptijden
van procedures zou moeten betekenen? Wil hij bovendien inzetten op een Europese, gezamenlijke
verduurzamingsstrategie van met name de kottervloot, waarvoor puls-technologie, zeker
gezien de brandstofcrisis, dé uitkomst kan bieden?
Antwoord
Zoals toegezegd aan de Kamer, volgend op de gewijzigde motie van het lid Grinwis (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1448) werk ik momenteel een overbruggingsregeling voor de visserijsector uit. Ik heb de
Kamer laten weten dat ik voor 5 september een stand van zaken hierover zal geven.
Daarbij kijk ik naar wat de snelste manier is om te komen tot een overbruggingsregeling
maar zoals aangegeven zal het sowieso enkele maanden kosten om tot een openstelling
van een regeling te komen. Deze overbruggingsregeling wordt niet gerealiseerd vanuit
de middelen die beschikbaar zijn in het kader van de BAR.
Parallel werk ik aan het zo spoedig mogelijk kunnen openen van de saneringsregeling
in kader van de BAR. Doorlooptijden zijn mede afhankelijk van de complexiteit van
regelingen en daarmee de tijd die benodigd is om tot afstemming te komen en de notificatieprocedure
met succes te doorlopen. Ik blijf in Brussel het belang van een spoedige goedkeuring
van deze regeling benadrukken.
Met de brief van 1 juli jl. (Kamerstukken 29 675 en 33 450, nr. 210) heb ik de geïnformeerd over mijn inzet op het realiseren van een visie voor voedselwinning
uit zee en grote wateren en ook mijn internationale inzet hierbij. Daarbij zal ik
aandacht blijven vragen voor de positieve effecten van de inzet van het pulstuig maar
is hiervoor, zoals ook eerder aangegeven, op dit moment geen draagvlak.
De leden van de ChristenUnie-fractie vernemen dat op de Landbouw- en Visserijraad
gesproken zal worden over het Tsjechische EU-voorzitterschap, ontbossingsvrije producten,
ontwikkeling op de landbouwmarkten, het proces rondom de NSP’s, gewasbeschermingsmiddelen,
strategische richtsnoeren voor aquacultuur en diertransporten. Deze leden willen de
Minister hier nog enkele zaken over meegeven. Ten aanzien van ontbossing zijn verschillende
voorstellen van Nederland niet meegenomen in het akkoord van de Raad. Wil de Minister
deze alsnog onder de aandacht van de LenV-raad en Commissie brengen? Niet alleen bossen
staan onder druk, ook andere ecosystemen zijn kwetsbaar. Voorziet de Minister een
uitbreiding van de ontbossingsverordening naar andere ecosystemen dan wel gelijksoortige
verordeningen voor andere kwetsbare gebieden? Handhaving van internationale afspraken
tussen landen of bedrijven ten aanzien van bescherming van bossen en mensenrechten
is het grote gat tussen ambities en werkelijkheid. Kan de Minister de Commissie vragen
de ontbossingsverordening hierop te versterken?
Antwoord
Zoals bij eerdere vragen aangegeven is 28 juni jl. in de Milieuraad de algemene oriënatie
op het verordeningsvoorstel ontbossingsvrije producten vastgesteld. Deze maand stemt
de ENVI-ommissie in het EP over haar rapport over het voorstel om daarna naar verwachting
in september hier plenair over te stemmen en dus de EP-positie vast te kunnen stellen.
Er zijn meer dan 1000 amendementen ingebracht op het verordeningsvoorstel die een
brede range aangeven van terugschroeven van de ambities tot (veel) verder reikende
ambities, waaronder uitbreiding naar andere en meer ecosystemen. Na vaststelling van
de EP-positie zal dit najaar de triloog onder Tsjechisch voorzitterschap starten tussen
EP, Commissie en de Raad om tot een eindresultaat te komen. In deze volgende fase
van de onderhandelingen, zal Nederland zich blijven inzetten om de ambitie op te schroeven,
incl. uitbreiding naar meer ecosystemen. Aangaande de relatie tussen tegengaan van
ontbossingen en mensenrechten kan ik aangeven dat in de op 28 juni overeengekomen
algemene oriëntatie een versterking is opgenomen van de plicht voor alle marktdeelnemers
die onder de Verordening vallen, om te voldoen aan de UN Declaration on the Rights
of Indigenous Peoples.
Ten aanzien van ontwikkeling op de landbouwmarkten vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
welke actie Europa concreet voorstelt om voedselzekerheid veilig te stellen met name
in landen die afhankelijk zijn van graan uit Oekraïne. Hoe wordt voorkomen dat voor
menselijke consumptie geschikt graan nog eerder ingezet wordt als veevoer in Europa
dan verscheept wordt naar Noord-Afrika en Midden-Oosten?
Antwoord
Op initiatief van de Commissie is op 12 mei jl. het actieplan voor solidariteitscorridors
(hierna: Solidarity Lanes) tussen de EU en Oekraïne gepubliceerd. De Kamer is hierover op 3 juni middels een
brief geïnformeerd (Kamerstukken 36 045 en 22 112, nr. 85). Het actieplan heeft als doel om bij te dragen aan voedselzekerheid en het stabiliseren
van wereldwijde voedselmarkten door het wegnemen van praktische barrières die de uitvoer
van voedselproducten beperken. Alternatieve en geoptimaliseerde logistieke routes
voor alle transportmodaliteiten, de zogenaamde «EU-Ukraine Solidarity Lanes», moeten ervoor zorgen dat (landbouw)producten (w.o. graan) vanuit Oekraïne via de
EU de wereldmarkt weer kunnen bereiken. De Commissie beoogt hiermee 20 miljoen ton
opgeslagen granen uit Oekraïne te vervoeren in een periode van drie maanden. De Commissie
heeft echter al meermaals aangegeven dat de Solidarity Lanes het oorspronkelijke maritieme vervoer vanuit Oekraïne niet kunnen vervangen in volume.
De EU is de grootste producent en exporteur van granen ter wereld en ook recent is
graan vanuit de EU belangrijk geweest voor de invoer van granen in landen in Noord-Afrika
en het Midden-Oosten. Zo heeft Egypte recent 825.000 ton tarwe aangekocht, waarvan
640.000 ton uit de EU. Daarmee wordt het wegvallen van graan uit Oekraïne voor een
deel gecompenseerd. Uit de recente gegevens van de Europese Commissie wordt in seizoen
2022/2023 een export van 38 mln. ton tarwe verwacht.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe bij de Europese voorstellen rondom
gewasbeschermingsmiddelen precisielandbouw en de opschaling van high tech-landbouw
meegenomen worden. Deze leden zouden graag voorkomen zien dat verminderen van gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen alleen voorzien wordt met volledige omschakeling naar
een biologisch bedrijfsmodel; ook binnen de reguliere akkerbouw is nog veel winst
te behalen in het verminderen van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Europese Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
In dit fiche staat de inzet van het kabinet.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de aandacht voor een duurzame groei
van aquacultuur en het verzoek om meer samenhang tussen EU-milieuwetgeving en aquacultuur.
Wil de Minister dit verzoek ondersteunen?
Antwoord
Ik ondersteun het verzoek voor meer samenhang tussen een duurzame groei van aquacultuur
en Europese milieuwetgeving.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het beheer van predatoren soms
een onvermijdelijke rol speelt bij bescherming van een bedreigde soort of kwetsbaar
natuurgebied, maar dat hierbij ook altijd gekeken zal moeten worden naar de impact
op de bejaagde soort zelf, zeker wanneer deze net van een beschermde status af is,
zoals de aalscholver. Bovendien zou het uitgangspunt altijd moeten zijn dat gestreefd
wordt naar een ecosysteem in balans, en moet voorkomen worden dat de impact van menselijke
activiteit op een ecosysteem wordt afgeschoven op een natuurlijke, inheemse predaterende
soort. Wil de Minister deze kanttekeningen meegeven bij het verzoek aan de Europese
Commissie?
Antwoord
De bescherming van de aalscholvers op grond van de Vogelrichtlijn is nog steeds van
kracht. Zoals eerder aangegeven zal ik me blijven inzetten voor de handhaving van
de beschermde status van de aalscholver. De naleving van de Europese Vogelrichtlijn
blijft daarbij het uitgangspunt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.
Ontbossingsvrije producten
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel «Ontbossing en bosdegradatie
veroorzaakt door EU-consumptie en productie te minimaliseren en daarnaast om de vraag
op de Europese markt naar goederen en producten die legaal en ontbossingsvrij zijn
geproduceerd te vergroten». Welke gevolgen heeft het voorstel voor Nederland? Welke
stappen heeft Nederland hier al in gezet?
Antwoord
Op 28 juni jl. is in de Milieuraad de Raadspositie op het verordeningsvoorstel ontbossingsvrije
producten vastgesteld. Inmiddels heeft de ENVIcommissie in het EP gestemd over haar
rapport over het voorstel en zal naar verwachting in september hier plenair over te
stemmen en dus op die wijze de EP positie vaststellen. Daarna zal dit najaar de triloog
onder Tsjechisch voorzitterschap starten tussen EP, Commissie en de Raad om tot een
gezamenlijke eindresultaat te komen.
Dit betekent een volgende fase in de onderhandelingen, waarvan nu op voorhand nog
niet valt te voorspellen wat de precieze uitkomst zal zijn. Wel verwacht ik dat Nederland
en met name het Nederlands bedrijfsleven in een goede uitgangspositie zal zitten.
Dit vanwege de al jaren lopende transitie van bedrijven en maatschappelijke organisaties
naar productie en koop van duurzaam geproduceerde producten. Het Nederlandse bedrijfsleven,
uit wens voor een beter «level playing field» binnen de EU, heeft mede gevraagd om
deze EU-regelgeving.
Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
Het lid van de BBB-fractie vindt dat de blokkades in de haven van Oekraïne zo snel
mogelijk opgeheven moeten worden om verdere gevolgen te voorkomen. Kan de Minister
toelichten wat er wordt gedaan om de blokkades in de havens van Oekraïne op te heffen
en welke maatregelen er momenteel worden getroffen om de uitvoer van grondstoffen
vanuit Oekraïne te vergroten? Kan de Minister ook toelichten welke bijdrage hij zelf
hieraan gaat leveren om de uitvoer van grondstoffen vanuit Oekraïne te vergroten zodat
deze grondstoffen niet verloren gaan en dat er opslagruimte komt voor de nieuwe oogst?
Antwoord
De Commissie heeft in haar mededeling van 12 mei jl. over Solidarity Lanes de Europese acties uiteengezet om Oekraïne te ondersteunen in de uitvoer van grondstoffen
via land door de EU. Hierbij heeft de Commissie onder andere de rol op zich genomen
om vragende en biedende partijen van bijvoorbeeld materieel en opslagmogelijkheden
met elkaar in contact te brengen. Aangezien het enige alternatief voor uitvoer door
Oekraïne na blokkade van haar zeehavens, over land is, hebben vooral de buurlanden
van Oekraïne in de EU een rol daarin. Evenals lidstaten op de route van de grens tot
aan de dichtstbijzijnde zeehavens. Transport en opslag via Nederland zou de transportkosten
dermate hoog maken dat dit waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk is voor graanhandelaren.
De Minister van I&W informeert de Kamer over de Nederlandse inzet op het gebied van
transport.
Ook merkt het lid van de BBB-fractie op dat door de aanhoudende hoge prijzen van grondstoffen
de kosten voor boeren op blijven lopen. Ook zijn binnen verschillende sectoren de
opbrengstprijzen dermate laag dat er geld bijgelegd met worden. Kan en gaat de Minister
gebruikmaken van de mogelijkheid van steunmaatregelen om deze ondernemers te ondersteunen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In het kader van de mededeling voedselzekerheid van 23 maart jl. heeft de Commissie
een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder de mogelijkheid tot voorschotbetaling
op de directe betalingen, particuliere opslag van varkensvlees en de inzet van de
landbouwcrisisreserve van € 8,1 mln. in Nederland vanuit de EU-middelen. Nederland
heeft gebruikt gemaakt van deze mogelijkheden, in aanvulling op de verlaging van accijnzen
die in april is ingevoerd. Voor het gebruik van de overige Europese steunkaders verwijs
ik de Kamer naar de brief van het kabinet van 25 mei jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 84).
Het lid van de BBB-fractie constateert dat veel vissers ernstig leiden onder de huidige
situatie. De Minister geeft aan dat er op dit moment geen gebruik kan worden gemaakt
van steunmaatregelen om de visserij te ondersteunen, wat mede komt door het goedkeuringsproces
van de EU hiervoor. Wat doet de Minister eraan om dit goedkeuringsproces te versnellen
en om zo snel mogelijk over te gaan op het geven van steun aan de vissers? Wat gaat
de Minister doen om ervoor te zorgen dat er door deze vertraging van het verlenen
van steun aan de visserijsector geen koude sanering van deze sector wordt gecreëerd?
Antwoord
Er zijn zoals gemeld mogelijkheden om steun te verlenen aan vissers in het kader van
het toepassen van deminimis, en ook in het opzetten van een regeling in het kader
van de EU-visserijfondsen,. In beide gevallen dient hiervoor een regeling opgesteld
te worden en in uitvoering te worden gebracht wat tijd vergt. Zoals aangegeven in
het tweeminutendebat van 7 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 102, Tweeminutendebat
Visserij en tuinbouw) kom ik voor 5 september met een stand van zaken rondom de toegezegde
uitwerking van een overbruggingsregeling.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich grote zorgen over het voortbestaan van de Nederlandse
visserijsector. De Minister geeft aan dat hij wil overgaan naar een duurzame vloot
en hier 440 miljoen euro voor klaar heeft liggen om dit toe te gaan passen. Het is
goed om de visserijvloot te verduurzamen, maar het verduurzamen van de vloot is niet
in één dag geregeld. De vissers zitten op dit moment in een financiële crisis. Is
de Minister het ermee eens dat er zonder onmiddellijke steun, bijvoorbeeld ter compensatie
voor de hoge brandstofprijzen, een koude sanering gaat ontstaan? Hoe kijkt de Minister
aan tegen deze koude sanering en hoe is hij van plan om er per direct voor te zorgen
dat deze koude sanering niet plaats zal vinden?
Antwoord
Zoals toegezegd werk ik in dit kader een overbruggingsregeling uit waarover ik de
Kamer voor 5 september a.s. nader zal informeren. Ook ik acht een koude sanering van
de sector ongewenst. Ik zet me er voor in om zo spoedig mogelijk tot openstelling
van de saneringsregeling over te kunnen gaan om daarmee vissers in staat te stellen
de keuze te maken of zij hun schip willen saneren.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich erg zorgen over de inkrimping van de visserijsector
en de gevolgen hiervan. Als gevolg van deze inkrimping zal er een kleinere vloot ontstaan.
Deze kleinere vloot zal leiden tot minder vangst van vis in Nederland aangezien de
vraag van voedsel stijgt mede door de groei van de wereldbevolking. Hierdoor zal er
waarschijnlijk meer vis gevangen gaan worden in landen waar er mogelijk op een minder
duurzame manier gevist wordt. Is de Minister het ermee eens dat de inkrimping van
de visserij een verslechtering op levert van de impact van de visserij op het milieu
wereldwijd gezien? Kan de Minister toelichten hoe de Europese Unie tegen deze inkrimping
van de Nederlandse visserijsector aan kijkt en of het doel van de Europese is om de
visserij in te krimpen?
Antwoord
De inkrimping van de visserijsector is geen doelstelling van het Europese visserijbeleid.
Wel heeft het Europese visserijbeleid de doelstelling dat visserijcapaciteit in verhouding
staat tot de visserijmogelijkheden. De bijdrage van de Nederlandse kottervisserij
aan de wereldvismarkt is van relatief beperkte omvang. Een inkrimping van de Nederlandse
vloot zal naar verwachting niet direct merkbaar zijn op de wereldmarkt. Wereldwijd
zijn er afspraken over het beheer van visserij en zijn de meeste commerciële visbestanden
gebonden aan visquota of andere restricties. Ik verwacht daarom niet dat de inkrimping
van de Nederlandse vloot een verslechtering oplevert op het milieu wereldwijd.
Gewasbeschermingsmiddelen
De Minister geeft aan dat de Europese Commissie op 22 juni 2022 een voorstel heeft
gepubliceerd voor een verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Welke veranderingen brengt dit voorstel mee voor de Nederlandse landbouwsector en
hoe kijkt de Minister op dit moment tegen dit voorstel aan?
Het lid van de BBB-fractie verwacht dat de voedselprijzen kunnen gaan stijgen door
het voorstel voor een verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
wat zou kunnen leiden tot een toename van de invoer uit niet-EU-landen met minder
strenge voorschriften voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hoe gaat de
Europese Unie ervoor zorgen dat er door deze waarschijnlijke prijsstijgingen van voedsel
niet leidt tot import vanuit landen met minder strenge voorschriften? Brengt de Minister
dit punt ter sprake tijdens de Landbouw- en Visserijraad en hoe gaat de Minister zich
inzetten om dit te voorkomen? Hoe kijkt de Minister naar deze mogelijke prijsstijging
van voedsel door het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen? Is de Minister het ermee
eens dat het geen zin heeft om te gaan reduceren in gewasbeschermingsmiddelen als
de consument niet een hogere prijs gaat betalen voor hun voedsel. Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat er een eerlijk inkomen voor de boeren wordt gegarandeerd en op welke
manier gaat hij de Europese Unie hierbij betrekken? Het lid van de BBB-fractie maakt
zich ook grote zorgen over de voedselzekerheid in de wereld naar aanleiding van dit
voorstel. Het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen brengt ook met zich mee dat
de opbrengst per hectare wordt verminderd. Deze verminderde opbrengst zorgt ervoor
dat er meer grond nodig is om hetzelfde aantal voedsel te produceren. De recente ontwikkelingen
in de wereld geven maar weer eens aan hoe belangrijk de voedselzekerheid is in de
wereld. Het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen zorgt ervoor dat er minder geproduceerd
kan gaan worden ten opzichte van de huidige situatie. Is de Minister het ermee eens
dat dit voorstel de voedselzekerheid in de wereld verslechterd? Wil de Minister dit
gaan aankaarten tijdens de Landbouw- en Visserijraad en zich sterk maken voor een
wereldwijde voedselzekerheid? De Minister geeft voorts aan dat hij wil pleiten voor
een kritische beoordeling voor dit voorstel. Op welke punten gaat de Minister dit
dan doen?
Antwoord
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk het BNC-fiche doen toekomen over het voorstel van
de Commissie voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In dit
fiche staat de inzet van het kabinet. Het is niet gebruikelijk om op de inhoud daarvan
vooruit te lopen. Ik zal in lijn met de motie van het lid Bisschop c.s. waarin de
regering wordt verzocht te pleiten voor kritische beoordeling van de Green Deal en
de Farm to Fork-strategie om de voedselzekerheid te borgen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398), tijdens de Raad aandacht vragen voor voedselzekerheid in relatie tot dit voorstel.
Ik zal daarnaast in lijn met het behandelvoorbehoud van de Kamer en het recente verzoek
van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het
voorstel aangeven dat Nederland een behandelvoorbehoud heeft, totdat het commissiedebat
met de Kamer hierover heeft plaatsgevonden.
Het lid van de BBB-fractie verwacht dat de aanvragen voor de stilligregeling fors
het beschikbare budget overstijgen, waardoor er een tekort aan budget zal ontstaan,
aangezien de Minister geen gebruik wil maken van het extra budget van 1 miljard euro
dat is vrijgemaakt vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
van de EU. Erkent de Minister dat dit tekort mogelijk tot problemen kan leiden? Op
welke manier gaat de Minister dit probleem voorkomen zodat er geen overschrijding
van dit budget zal ontstaan? Is de Minister bereid alsnog onderzoeken hoe hij het
EFMZV toch in kan zetten?
Antwoord
De Europese Commissie heeft aangegeven dat er EU-breed nog bijna een miljard euro
onder het EMFZV (EMFF) niet is toegewezen. Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden
om dit overgebleven geld in te zetten voor deze crisis, is er een wijziging van de
EMFZV-verordening goedgekeurd die dit mogelijk maakt. Er wordt dus geen 1 miljard euro
vrijgemaakt vanuit het EFMZV. Nederland zet reeds in op volledige besteding van het
budget onder het EFMZV, dus wordt gekeken naar nationale of EMFAF mogelijkheden om
een overbruggingsregeling open te stellen voor de visserij. Ik zie dan ook geen mogelijkheden
om middelen vanuit het EMFZV in te zetten voor een eventuele verhoging van de BAR-stillegregeling.
Momenteel wordt nog gewerkt aan de invulling van deze stillegregeling waarvoor de
notificatieprocedure bij de Europese Commissie nog doorlopen zal moeten worden.
Uitwerking landbouwcrisisreserve
Het lid van de BBB-fractie is van menig dat het gebruik van het landbouwcrisisreserve
zeer beperkt is. De Minister geeft aan dat het doel van de inzet van de landbouwcrisisreserve,
die als gevolg van de Oekraïne-crisis voor het eerst is ingezet, is om de voedselzekerheid
veilig te stellen en waar mogelijk te bevorderen of marktverstoringen aan te pakken
als gevolg van deze crisis. De Minister geeft aan dat het budget wordt besteed aan
landbouwers met substantiële aantallen varkens en pluimvee. De varkens- en pluimveebedrijven
met grond die directe betalingen hebben aangevraagd en de vergroening toepassen zullen
eenmalig een extra bedrag ontvangen. Hoe denkt de Minister over de stelling dat door
het op deze manier gebruiken van het budget het een bijdrage levert om de voedselzekerheid
veilig te stellen en waar mogelijk te bevorderen of marktverstoringen aan te pakken?
Kan dit budget niet beter over meerdere soorten agrarische bedrijven verdeeld worden
die bij kunnen dragen aan het voorkomen van een voedselcrisis of een marktverstoring?
Op welke manier draagt Nederland bij aan het voorkomen van een voedselcrisis of marktverstoring,
aangezien de plannen zijn om de productie in Nederland te reduceren?
Antwoord
Het beschikbaar stellen van de landbouwcrisisreserve is een maatregel die de Commissie
toepast in het kader van artikel 219 van verordening (EU) 1308/2013 ter bestrijding
van marktverstoringen of dat deze verstoringen de situatie op de landbouwmarkten niet
verder verergert. Het is vervolgens aan de lidstaten zelf hoe ze deze steun gaan inzetten
binnen de randvoorwaarden die de Commissie heeft gesteld. De omvang van de crisisreserve
in Nederland is zeer beperkt en onze landbouwsector is groot. Omdat een voorwaarde
is dat de steun ingezet moet worden in getroffen sectoren zijn de uitkomsten van het
onderzoek van Wageningen Economic Research (WEcR) (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 151) naar de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne op de bedrijven in
de land- en tuinbouwsectoren voor mij mede leidend geweest voor de inzet hiervan.
Ook al is het uitgekeerde bedrag per bedrijf gering, wanneer de crisisreserve niet
gebruikt wordt, vloeit het terug naar de algemene Europese begroting. Op de voorgestelde
manier wordt dat voorkomen en worden de middelen adquaat ingezet. De EU-middelen uit
de crisisreserve helpt de betreffende boeren bij het investeren in verdere vergroeningsmaatregelen
en de afhankelijkheid van extern voer te verminderen. Daarmee draagt het bij aan verduurzaming
van de veehouderij.
Onderzoeksrapport WEcR
De oorlog in Oekraïne heeft grote gevolgen. In eerste instantie natuurlijk in het
conflictgebied zelf en voor de lokale bevolking maar daarnaast ook voor de vluchtelingenstroom,
politieke stabiliteit en wereldmarkt. Voor mij als Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit zijn met name de gevolgen voor voedselketens en mondiale voedselzekerheid
belangrijk. Daarom heb ik sinds het begin van het conflict in Oekraïne Wageningen
Economic Research (WEcR) gevraagd om verschillende onderzoeken uit te voeren naar
deze gevolgen. Tot dusver zijn de volgende analyses van WEcR hierover verschenen en
met de Kamer gedeeld:
• Impactanalyse oorlog in Oekraïne (Kamerstuk 21 501-32 en 36 045, nr. 1402).
• Een beknopte analyse van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de voedselzekerheid
(Kamerstuk 21 501-32 en 36 045, nr. 1406).
• Knelpuntenanalyse conflict Oekraïne (Kamerstuk 21 501-32 en 36 045, nr. 1408).
• Mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en
tuinbouw (Kamerstuk 35 925 XIV en 36 045, nr. 151).
• Mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in het Nederlandse
viscluster (Kamerstuk nog geen officieel nummer voor aangewezen, bijlage bij Kamerstuk
29 676 en 33 450, nr. 210).
De bovengenoemde rapporten hebben vooral de korte termijn effecten onderzocht, om
snel inzicht te krijgen in de meest urgente zaken. Nu de oorlog langer voortduurt
is de verwachting dat ook de effecten van de oorlog op ons voedselsysteem langer aan
zullen houden. Om deze effecten op de middellange termijn goed in beeld te krijgen
heb ik WEcR gevraagd om twee scenariostudies uit te voeren die de middellange termijn
onderzoeken. Deze twee rapporten bieden een verdiepingsslag van een eerder onderzoek
en zijn dus uitgevoerd met een andere tijdsspan in gedachte. Uiteraard is het verloop
van de oorlog in Oekraïne de belangrijkste factor in het onderzoeken van de effecten
op de langere termijn. Aangezien het verloop van de oorlog, en andere factoren die
van invloed zijn, zich lastig laat voorspellen wordt in deze onderzoeken met aannames
en modellen gewerkt die vanzelfsprekend een onzekerheid met zich meebrengen. Toch
kunnen deze onderzoeken ons relevante inzichten bieden door verder vooruit te kijken.
Het eerste rapport dat is middels deze brief aan de Kamer aanbiedt betreft de middellange
termijn effecten van de oorlog op de mondiale voedselzekerheid. Het tweede rapport
gaat verder in op de middellange termijn effecten voor de Nederlandse agroketens.
Impact van het conflict in Oekraïne op de mondiale voedselzekerheid
In deze studie worden de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor mondiale voedselzekerheid
op middellange termijn (tot 2 jaar) geanalyseerd. Dit is een aanvulling op het rapport
«Een beknopte analyse van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de voedselzekerheid»
waar de mogelijke gevolgen op korte termijn (6 maanden of minder) zijn weergegeven.
Omdat Oekraïne en Rusland samen verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van
de wereldwijde export van tarwe en maïs heeft dit zeker gevolgen voor de wereld, met
name in landen met lage inkomens een lage zelfvoorzieningsgraad. Omdat dit een langere
termijn studie is, heeft WEcR gebruikt gemaakt van modellen om inschattingen te kunnen
maken.
De wereldmarktprijzen voor tarwe (+10%), andere graansoorten (+10%) en oliezaden (+6%)
zullen volgens WEcR op de middellange termijn (0.5 tot 2 jaar) stijgen. De prijsstijging
van deze agrarische producten is het gevolg van de afnemende productie in Oekraïne
en Rusland, deze daling in productie zal volgens de modellen niet geheel worden opgevangen
door productie in andere landen. De wereldproductie van tarwe zal echter naar verwachting
stabiel blijven omdat de hogere prijs de tarwesector investeringen vanuit andere sectoren
zal aantrekken. Wanneer het model iets langere termijn (3 tot 5 jaar) effecten berekent,
is de verwachting dat de wereldmarkt zich verder zal aanpassen. Daardoor zal de mondiale
productie van zowel tarwe als overige graansoorten op de langere termijn min of meer
stabiel zijn en zal de stijging van de wereldmarktprijzen over 3–5 jaar minder zijn
dan over twee jaar. Voor oliezaden kan de mondiale productie volgens WEcR zelfs iets
toenemen voor de toenemende vraag naar bijvoorbeeld biobrandstoffen in het geval van
aanhoudende hogere energieprijzen.
De toegang tot voedsel verslechtert met ongeveer 8% tot 10% in de meeste lage-en middeninkomenslande
op de middellange termijn (2022–2024). Ook de beschikbaarheid van voedsel zal in deze
landen afnemen. Met name in Egypte, Turkije en het Midden Oosten is de impact op de
beschikbaarheid van voedsel groot, omdat deze sterk afhankelijk zijn van de import
van agrarische producten uit Oekraïne en Rusland. De relatief lage zelfvoorzieningsgraad
van de deze landen en het feit dat brood een belangrijk onderdeel van het dagelijkse
dieet is, dragen negatief bij aan de situatie. In het bijzonder zal de bevolkingsgroep
met lage inkomens in deze landen de stijgende prijzen het meest merken gezien zij
het een groot gedeelte van hun inkomen aan voedsel besteden.
In Europa zullen er geen problemen komen m.b.t. voedselbeschikbaarheid op de middellange
termijn, deze zal volgens WEcR met 0.3% afnemen, de prijzen zullen wel stijgen maar
gezien consumenten een kleiner percentage van hun inkomen spenderen aan voedsel, en
nog minder aan graan, kan de prijsstijging grotendeels worden opgevangen door consumenten.
Mensen met een lager inkomen kunnen wel wat moeilijkheden ervaren met betrekking tot
toegang tot kwalitatief goed of gevarieerd voedsel.
Impact van het conflict in Oekraïne op de Nederlandse agrarische sector
Het tweede onderzoek richt zich op de middellange termijn gevolgen voor de Nederlandse
agrarische sector, gericht op productie en handel. Dit is een aanvulling op het onderzoek
«Knelpuntenanalyse conflict Oekraïne» & «Mogelijke inkomenseffecten van de oorlog
in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw», wat gericht is op de korte termijn
en gespitst op respectievelijk knelpunten in de Nederland landbouwketens en de inkomens
van de Nederlandse agrarische sector.
In deze studie ligt de focus op de impact van de oorlog in Oekraïne op de wereldprijzen
van agrarische producten, het aanbod van landbouwproducten, de vraag, de handel en
zelfvoorzieningsgraad in Nederland op middellange termijn (periode van vier jaar,
2022–2025). Voor deze studie heeft WEcR drie verschillende scenario’s gehanteerd waar
door middel van modellen voor elk scenario de mogelijke gevolgen in kaart worden gebracht.
De drie scenario’s zijn als volgt: In scenario 1, draait het om de oorlog in Oekraïne
en de daaruit voortvloeiende terugval in de productie en export van landbouwproducten.
Daarnaast is ook de rol van hogere kunstmestprijzen meegenomen. In scenario 2, is
de beleidsreactie van de Europese Unie op de oorlog in Oekraïne meegenomen. Een voorbeeld
hiervan is het tijdelijk gebruik maken van extra braakliggend land. In scenario 3,
wordt gebruik gemaakt van een simulatie van het effect van een structurele energieprijsstijging.
Hier wordt ook rekening gehouden met de aanpassingen die dit teweegbrengt in de landbouwproductie
en handel van landbouwproducten wereldwijd. Deze drie scenario’s zijn in verschillende
modellen gebruikt om de gevolgen voor vijf sectoren (namelijk de agrocomplexen zuivel,
varkensvlees, pluimvee, rundvlees en akkerbouw) te analyseren.
De resultaten uit de gebruikte modellen op basis van de drie verschillende scenario’s
suggereren volgens WEcR dat de impact op middellange termijn van de Oekraïne oorlog
relatief beperkt zijn. De geaggregeerde impact over de periode van 2022 tot 2024 voor
de vijf gekozen sectoren is 700 miljoen euro. Dit is minder dan 1% van de totale toegevoegde
waarde gegenereerd in verbonden agrocomplexen. Indien de energieprijzen structureel
met 20% toenemen, zoals berekend door WEcR in scenario 3, zal het verlies van toegevoegde
waarde lager liggen vanwege de hogere wereldmarktprijzen. Gezien de beperkte handelsafhankelijk
voor Nederland van Oekraïne (op zonnebloemzaad na) is dit ook plausibel. De handel
met Rusland was al vrij gelimiteerd vanwege al bestaande handelssancties na de annexatie
van de Krim door Rusland in 2014. Daarbovenop, waren de prijzen van energie en agrarische
goederen al substantieel toegenomen als gevolg het herstel van de wereldeconomie na
COVID-19 en de rol van algemene droogte toen de oorlog in Oekraïne uitbrak.
De voedselzekerheid in Nederland zal volgens WEcR niet in het geding komen door de
oorlog in Oekraïne. Dit blijkt uit de gevonden marginale aanpassingen in de zelfvoorzieningsgraad
van Nederland. Ook de effecten op de consumptieve vraag in Nederland zijn verwaarloosbaar,
dit geldt voor alle drie de mogelijke scenario’s. Indien de primaire productie daalt,
kan dit een beperkte negatieve consequentie hebben voor de werkgelegenheid omdat er
rekening gehouden moet worden dat een klein deel van de arbeid in de landbouw en toeleverende-
en verwerkende industrie komt te vervallen. De prijsstijging van energie in scenario
3 heeft volgens WEcR een afgezwakt effect op de toegevoegde waarde van de Nederlandse
landbouw vanwege de gestegen wereldmarktprijzen voor landbouwproducten. Er wordt gesuggereerd
dat deze opbrengstprijsstijgingen voor sommige sectoren mogelijk zelfs de gestegen
energiekosten meer dan volledig kunnen compenseren.
Het beleid van de Europese Unie om voor ecologische redenen braakliggend land te mogen
gebruiken voor landbouw kan een beperkt maar positief effect hebben, gezien het minder
dan 3% landbouwgrond betreft. Dit effect geldt echter niet voor Nederland gezien er
in Nederland geen braakliggend land is en dit dus ook niet beschikbaar gesteld kan
worden voor landbouw. Al met al, lijkt de onzekerheid met betrekking tot de impact
van energieprijzen en energie gerelateerde producten zoals kunstmest en pesticides
de meeste invloed te hebben op de Nederlandse landbouw. Dit is ook de reden dat WEcR
wenst te benadrukken dat de resultaten van deze studie ondergeschikt zijn aan veranderingen
gezien het aantal onzekerheden, de lengte van de oorlog, mogelijkheid tot herstel
van Oekraïense productie of het opengaan van de handelsroutes via de Zwarte Zee.
Tot slot
Beide onderzoeken zijn in het Engels geproduceerd in verband met de internationale
staf van WEcR die aan dit onderzoek heeft gewerkt. Om de inhoud van deze studie in
het Nederlands aan de Kamer aan te bieden is ervoor gekozen om een uitgebreide Nederlandse
samenvatting op te nemen.
Op het moment voorzien we in oktober nog aanvullend onderzoek door WEcR in opdracht
van LNV over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de Nederlandse agrarische
sector. Het zal een update zijn van het eerder genoemde onderzoek naar de inkomenseffecten
van de Oekraïne oorlog, om de gevolgen voor de Nederlandse landbouw in de tijd te
blijven monitoren op korte termijn effecten. Uiteraard zal ook deze studie de Kamer
toegezonden worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier