Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 047 Voorstel van wet van de leden Sneller en Kathmann tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 13 juli 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare
beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2
2.
Achtergrond
5
2.1
Vervroegd stemmen pre-corona
5
2.2
Vervroegd stemmen tijdens én post-corona
6
2.2.1
Evaluatie Tweede Kamerverkiezing 2021
6
3.
Definitieve regeling betreffende de mogelijkheid tot vervroegd stemmen
6
3.1
Vervroegd stemmen in Nederland
7
3.1.1
Aantal stemlocaties vervroegd stemmen
7
3.2
Maximumaantal volmachten per persoon
8
4.
Uitvoerbaarheid
9
4.1
Financiële gevolgen
9
5.
Consultatie
9
5.1
Aantal stemlocaties vervroegd stemmen vaststellen per AMvB
9
5.2
Briefstemmen en digitaal stemmen
9
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet van de leden Sneller en Kathmann tot wijziging van de Kieswet in verband met
de permanente invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand
aan de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal. Graag willen deze
leden enkele vragen stellen en een paar opmerkingen maken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel vervroegd
stemmen in het stemlokaal. Met de initiatiefnemers onderschrijven deze leden het belang
van opkomstbevordering bij verkiezingen en verlaging van de drempel om een stem uit
te brengen. Deze leden hebben over het voorliggende wetsvoorstel de volgende vragen.
De initiatiefnemers herinneren aan de motie-Sneller c.s. (Kamerstuk 35 590, nr. 16). Deze leden vragen de initiatiefnemers of zij onderkennen dat coronamaatregelen
de aanleiding vormden voor het vervroegd stemmen bij de Tweede Kamerverkiezing in
2021. In dit verband wijzen zij op de zinsnede «met als doel spreiding van kiezers»
in het dictum van de motie. Delen de initiatiefnemers de mening dat verkiezingen in
coronatijd niet in alle opzichten vergelijkbaar zijn met verkiezingen die niet zijn
belast met coronamaatregelen?
In dit verband vragen zij aan de initiatiefnemers nader in te gaan op het advies van
de Afdeling advisering van de Raad van State om op dit moment nog geen permanente
regeling voor «vervroegd stemmen in het stemlokaal» in de Kieswet op te nemen. Zij
vragen de initiatiefnemers daarbij ook in te gaan op de frauderisico’s van een dergelijke
regeling.
De initiatiefnemers stellen dat de mogelijkheid van vervroegd stemmen al bestaat in
onder meer Noorwegen, Zweden, Denemarken, Finland, Estland, Zwitserland en Portugal
(memorie van toelichting, blz. 2). Deze leden vragen welke redenen andere landen hebben
om de mogelijkheid tot vervroegd stemmen niet in te voeren.
De initiatiefnemers wijzen erop dat argumenten die veelal gebruikt worden bij de introductie
van (verschillende varianten van) vervroegd stemmen onder meer zijn: opkomstbevordering
en het verlagen van de drempel om een stem uit te brengen (memorie van toelichting,
blz. 2). Deze leden vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de kritiek van
de Afdeling advisering van de Raad van State dat tijdens de coronapandemie slechts
beperkte ervaring is opgedaan met vervroegd stemmen, dat de resultaten daarvan niet
beter zijn dan de gebruikelijke opkomst en dat ook anderszins – uit ervaringen in
het buitenland – vooralsnog niet kan worden afgeleid dat vervroegd stemmen leidt tot
een hogere opkomst.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers waarom zij «vervroegd stemmen
in het stemlokaal» niet willen behandelen in het bredere kader van de voorgenomen
herziening van de Kieswet. Hoe beoordelen de initiatiefnemers de suggestie van de
Afdeling advisering van de Raad van State om op basis van een tijdelijke experimentenwet
gedurende een aantal verkiezingen op beperkte schaal experimenten te houden, zodat
daarna een meer gefundeerde afweging kan worden gemaakt of permanente invoering hiervan
wenselijk is?
De leden van de SP-fractie hebben het initiatiefvoorstel van de leden Sneller en Kathman
gelezen en danken hen voor het initiatief. Zij hebben over het voorliggende voorstel
nog wel enkele vragen en opmerkingen. Hoewel deze leden de meerwaarde zagen van meerdere
dagen kunnen stemmen tijdens de coronapandemie, vragen zij zich af of deze wijziging
permanent maken meer voor- dan nadelen met zich meebrengt. Ook de Raad van State wijst
daar in het advies op. Deze leden zien zowel praktische als meer fundamentele bezwaren.
De praktische bezwaren zien op de uitvoeringslast voor gemeenten, die nu al moeite
hebben met stembureauleden vinden en de tendens dat gemeenten ervoor kiezen om minder
stemlokalen in te richten. Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan? Een wettelijke
verplichting brengt immers niet automatisch met zich mee dat het in de praktijk ook
goed zal functioneren.
De leden van de SP-fractie hebben ook meer fundamentele bezwaren bij het voorliggende
voorstel. Deze zien met name op de mogelijkheden tot fraude, maar ook op de verkiezingscampagne
en peilingen. Verkiezingscampagnes lopen gedurende de verkiezingen en een verbod op
peilingen wordt in het voorliggende voorstel niet geregeld. Kunnen de initiatiefnemers
daarop ingaan? Het kan immers nadelige effecten hebben als kiezers worden beïnvloed
gedurende het open zijn van de stemlokalen.
Deze leden juichen toe dat het wetsvoorstel voorziet in het verminderen van het aantal
machtigingen. Wel stellen zij indieners de vraag wat zij denken dat dit voor consequenties
heeft voor mensen die überhaupt niet in staat zijn om zelf te kunnen stemmen, ook
niet als de openingstijden van stemlokalen verruimd zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel
van de leden Sneller en Kathmann om vervroegd stemmen permanent mogelijk te maken.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Zij zien grote voordelen in het permanent verankeren van de mogelijkheid tot vervroegd
stemmen en het terugdringen van het aantal volmachtstemmen. Zij zijn daarom positief
over het voorliggende wetsvoorstel. Ook zijn zij blij dat de initiatiefnemers ervoor
gekozen hebben dat de regeling voor Europees Nederland gelijk is aan die voor Caribisch
Nederland.
De initiatiefnemers kiezen ervoor dat op de twee dagen voorafgaand aan de verkiezingsdag
vervroegd gestemd kan gaan worden en dat hiervoor dezelfde tijden gaan gelden. Deze
leden begrijpen dat dit vanuit communicatieoogpunt logisch is. De vraag dient zich
echter wel aan of dit ook in alle gemeenten even wenselijk is. Zeker in kleinere gemeenten
lijkt het vanuit opkomstbevorderingsoogpunt niet nodig om op alle drie de dagen de
stembureaus te openen van 7.30 uur tot 21.00 uur. Kunnen de initiatiefnemers hier
nog nader op ingaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet
van de leden Sneller en Kathmann tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente
invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan
de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen
in het stemlokaal). Deze leden danken de initiatiefnemers voor de voorbereiding van
dit wetsvoorstel en spreken hun waardering uit voor het gebruik van het recht op initiatief.
Zij hebben vragen over de precieze toegevoegde waarde van het wetsvoorstel. Zij wijzen
erop dat het feitelijke aantal mensen dat vervroegd stemde in 2021 12% was en het
grootste gedeelte hiervan eerder ging stemmen vanwege de angst op een corona-besmetting.
Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2022 golden er nog beperkende maatregelen
vanwege het coronavirus. Zij delen dan ook niet zondermeer de stelling van de initiatiefnemers
dat ook bij «reguliere» verkiezingen de toegevoegde waarde van vervroegde verkiezingen
reeds onomwonden vaststaat. Met de Raad van State vragen zij indieners nader aan te
geven waarom niet toch voor een experimenteerwet is gekozen. Deze leden zouden dat
een logische weg vinden.
Zij vragen tevens in hoeverre dit voorstel er juist ook toe zou kunnen leiden dat
mensen minder gaan stemmen. In de eerste plaats doordat mensen momenteel nog tot de
dag van de verkiezingen vervangende stembescheiden kunnen aanvragen. Deze termijn
wordt teruggebracht tot voor het weekend. Hoe wegen indieners het risico dat dit er
toe kan leiden dat mensen niet meer tijdig een vervangend stembescheiden kunnen ontvangen?
Voor welke groepen kiezers verwachten indieners dat dit vooral problematisch kan worden?
Zij vragen naar de gevolgen van het wetsvoorstel voor mensen in dunbevolkte regio’s.
Het zal voor gemeenten niet eenvoudig haalbaar zijn in bijvoorbeeld alle dorpskernen
een stembureau te openen voor vervroegd stemmen. Gevolg kan zijn dat mensen uit deze
kernen een stuk lastiger gebruik kunnen maken van vervroegd stemmen dan mensen in
bijvoorbeeld meer stedelijke gebieden. Hoe kijken indieners hier tegenaan? Zien zij
ook mogelijkheden voor gemeenten om op maandag op de ene plek, en dinsdag op de andere
plek stembureaus te openen?
Zij vragen in hoeverre indieners het wenselijk achten dat op verkiezingsdagen (slot)debatten
en opiniepeilingen plaatsvinden. Zij vragen op welke wijze het risico wordt ondervangen
van bekendmaking van exitpolls voor woensdag 21:00 uur.
Een zorg van de leden van de ChristenUnie-fractie zit op de uitvoeringsgevolgen door
gemeenten. Deze leden merken op dat in 2021 grote moeite was bij gemeenten voor het
werven van stembureauleden. De toename van benodigde stembureauleden en stemlocaties
kan dan ook leiden tot veel extra werklast bij gemeenten of het simpelweg niet rond
kunnen krijgen van het aantal benodigde leden en locaties. Hoe zien indieners dit
risico?
Zij zijn enthousiast over het voornemen om het aantal volmachtsstemmen terug te brengen
tot 1. Zij zijn niet zondermeer overtuigd dat dit enkel kan gebeuren wanneer het aantal
stemdagen wordt uitgebreid. Zij wijzen hierbij op adviezen van de Kiesraad en de Organisatie
voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) die eerder al vroegen om deze maatregel.
Zij vragen wel naar de gevolgen voor de BES-eilanden van voorliggend voorstel. Zij
vinden het positief dat de BES-eilanden zijn meegewogen maar vragen of advies is gevraagd
aan de eilandbesturen of er behoefte is aan voorliggend wetsvoorstel. In het verlengde
hiervan vragen zij of indieners bekend zijn met de wens van de BES-eilanden om het
volmachtssysteem daar volledig af te schaffen. Zijn indieners hiertoe bereid?
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele vragen over het permanente karakter van het wetsvoorstel
en de beperking van het aantal volmachten.
Zij vragen waarom de initiatiefnemers meteen hebben gekozen voor een definitieve regeling
van vervroegd stemmen in plaats van een tijdelijke regeling om te kunnen experimenteren
met vervroegd stemmen buiten coronatijd. Zij wijzen erop dat het interpreteren van
de gegevens over vervroegd stemmen eigenlijk niet goed mogelijk is vanwege de specifieke
aard van de omstandigheden tijdens corona. Zo kan de beantwoording van de vraag aan
respondenten of zij van vervroegd stemmen gebruik willen in hoge mate afhankelijk
zijn van de inschatting van hun kwetsbaarheid, terwijl de initiatiefnemers ook een
bredere groep op het oog hebben dan de kwetsbare kiezer. Een tijdelijke regeling om
te experimenteren zou vergelijkingsmateriaal kunnen opleveren waarmee het mogelijk
is een betrouwbare conclusie te formuleren over vervroegd stemmen als reguliere mogelijkheid.
Zij vragen hierop nader te reflecteren.
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wijziging
van de Kieswet en is het eens met het feit dat stemmen toegankelijk moet zijn voor
de kwetsbaren in onze samenleving.
Wel vraagt dit lid zich af of het vervroegd stemmen van significante invloed zal zijn
op de opkomstcijfers. Zo valt in de memorie van toelichting op pagina 4 te lezen dat
er in Denemarken tot wel drie weken voorafgaand aan de verkiezingsdag een stem kan
worden uitgebracht. Is de opkomst in Denemarken hoger dan in Nederland? Hoe groot
is dit verschil?
Tevens valt in de memorie van toelichting te lezen dat het aantal stemlocaties een
belangrijk element is in het vervroegd kunnen stemmen en de initiatiefnemers schrijven
dan ook dat de uitvoerbaarheid voor gemeenten in ogenschouw moet blijven. Is het vervroegd
stemmen praktisch gezien haalbaar in iedere gemeente en hoe kan voorkomen worden dat
het (vervroegd) stemmen in de ene gemeente toegankelijker is dan in de andere?
Daarnaast heeft zij twijfels of de extra twee dagen daadwerkelijk gaan bijdragen aan
een verhoogde opkomst, mede omdat ook de Raad van State niet kan stellen dat de opkomst
gedurende de Covid-periode hoger lag dan daarvoor. Zij is bekend met het standpunt
van de initiatiefnemers waarin bepleit wordt dat 20% van de stemmers zou gaan stemmen
als dit vervroegd kan, echter staat in de memorie van toelichting (pagina 5) ook vermeld
dat de daadwerkelijke opkomst (12%) niet correspondeert. Daardoor is het voor dit
lid onduidelijk of vervroegd stemmen daadwerkelijk gaat bijdragen aan een verhoogde
opkomst, of dat het kan bijdragen aan een verhoogde opkomst. Zijn er internationaal
ook situaties bekend waarin de opkomst hoger wordt nadat het vervroegd stemmen wordt
ingevoerd?
2. Achtergrond
2.1 Vervroegd stemmen pre-corona
De initiatiefnemers verwijzen naar de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van 15 juni 2018 over de agenda voor verandering en vernieuwing
van het verkiezingsproces in de vorige kabinetsperiode (Kamerstuk 31 142, nr. 83), waarin zij onder meer schrijft: «Het kabinet wil toewerken naar experimenten met
vormen van early voting om daarmee de behoefte aan het geven van volmachten te verminderen.»
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de initiatiefnemers de beoogde vermindering
van de behoefte aan het geven van volmachten hebben vastgesteld.
2.2 Vervroegd stemmen tijdens én post-corona
2.2.1 Evaluatie Tweede Kamerverkiezing 2021
De initiatiefnemers stellen dat de Minister in de brief van 18 juni 2021 (Kamerstuk
35 651, nr. 40) benadrukt dat uit de evaluatie naar voren komt dat vervroegd stemmen in een behoefte
voorziet, dat het de toegankelijkheid van de verkiezingen vergroot en mensen meer
in staat stelt om zelf hun stem uit te brengen. De leden van de CDA-fractie vragen
in hoeverre deze conclusies zijn te trekken uit de evaluatie van een Tweede Kamerverkiezing
in coronatijd, waarvan de omstandigheden en de mogelijkheden voor kiezers verschillen
van verkiezingen buiten coronatijd.
De initiatiefnemers constateren dat de opkomst van ca. 12% niet overeenkomt met de
peiling onder stemmers waaruit volgde dat 20 tot 25% zou (overwegen) vervroegd hun
stem uit te brengen. Deze leden vragen op welke enquête deze percentages zijn gebaseerd.
Welke conclusies trekken de initiatiefnemers uit een enquête over verkiezingen in
coronatijd?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de verwachting van de initiatiefnemers is dat
het gebruik van vervroegd stemmen verder kan toenemen omdat de enquête een hoger percentage
aangeeft dan het feitelijke gebruik van de mogelijkheid. Deze leden vragen allereerst
hoe de initiatiefnemers hierbij hebben gewogen dat de resultaten gekleurd kunnen zijn
door corona en of niet met evenveel recht gesuggereerd zou kunnen worden dat het gebruik
in een reguliere situatie juist nog lager zou kunnen zijn dan in coronatijd. In de
tweede plaats wijzen zij erop dat voor het beoordelen van het wetsvoorstel niet zozeer
relevant is hoeveel extra kiezers vervroegd gaan stemmen, maar met name hoeveel kiezers
zonder de mogelijkheid van vervroegd stemmen niet zouden gaan stemmen. Daarbij dient
bovendien nog de afweging gemaakt te worden of de mogelijke winst van het aantal stemmers
redelijkerwijs opweegt tegen de extra lasten voor gemeenten. Zij zouden hierover graag
een toelichting van de initiatiefnemers vernemen.
3. Definitieve regeling betreffende de mogelijkheid tot vervroegd stemmen
De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat in coronatijd de mogelijkheid om
vervroegd te kunnen stemmen zijn nut heeft bewezen. Het was toen met name bedoeld
voor kwetsbare personen. Als vervroegd stemmen een permanente mogelijkheid wordt,
dan is het een goede zaak dat deze mogelijkheid er voor alle kiezers is, om zo de
opkomst bij verkiezingen te bevorderen, zo menen deze leden. Het vergroot de mogelijkheid
voor kiezers om zelf hun stem uit te brengen.
De initiatiefnemers stellen dat door vervroegd stemmen ook los van de huidige pandemie
mogelijk te maken, de drempel voor kiezers om te stemmen wordt verlaagd, de opkomst,
en daarmee de representatie en betrokkenheid kan worden vergroot (memorie van toelichting,
blz. 8). De initiatiefnemers verwijzen naar kiezersonderzoek, waaruit blijkt dat ten
minste 20% van de kiesgerechtigden aangeeft gebruik te willen maken van de mogelijkheid
van vervroegd stemmen. De leden van de CDA-fractie vragen of deze kiesgerechtigden
niet zouden stemmen, als er geen mogelijkheid van vervroegd stemmen zou zijn.
De initiatiefnemers stellen voor om het maximumaantal volmachten per persoon tot één
te beperken (memorie van toelichting, blz. 8). De initiatiefnemers achten het gerechtvaardigd
om het maximumaantal volmachten per persoon tot één te beperken, omdat kiezers door
voorliggend voorstel meer mogelijkheden krijgen om hun stem uit te brengen. Deze leden
vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten waarom zij van mening zijn dat uitbreiding
van de ene mogelijkheid voor kiezers om hun stem uit te brengen naar hun mening gepaard
moet gaan met een beperking van een andere mogelijkheid voor kiezers om hun stem uit
te brengen.
Zij vragen de initiatiefnemers toe te lichten wat zij bedoelen met «het ontmoedigen
van het gebruik van volmachten». Wie willen de initiatiefnemers ontmoedigen, de kiezer
die een volmacht wil geven of degene die een volmachtstem wil uitbrengen namens een
andere kiezer? Hoe verhoudt het «ontmoedigen» zich tot het «verminderen van de behoefte»
aan het geven van volmachten. Welke maatregelen zijn er de afgelopen jaren genomen
om misbruik van volmachtstemmen tegen te gaan en welk effect hebben die gehad?
De initiatiefnemers constateren dat Bonaire al sinds 10 oktober 2010 heeft gepleit
voor het afschaffen van onderhandse volmachtstemmen, onder meer wegens vermeende ronselpraktijken
(memorie van toelichting, blz. 9, noot 6). Zij vragen de initiatiefnemers nader toe
te lichten waarom zij toch geen aanleiding zien om een afwijkende regeling te treffen
voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (memorie van toelichting, blz. 8–9).
3.1 Vervroegd stemmen in Nederland
De initiatiefnemers geven aan dat voor hen de belangrijkste reden voor invoering van
de mogelijkheid tot vervroegd stemmen is: het verlagen van de drempel voor kiezers
om te stemmen, hetgeen van belang is voor de opkomstbevordering, en het ontmoedigen
van het gebruik van volmachten en daarmee de risico’s op misbruik van de volmachtregeling
te beperken (memorie van toelichting, blz. 9). De leden van de CDA-fractie vragen
de initiatiefnemers een overzicht te geven van het gebruik van volmachtstemmen bij
verkiezingen. Deze leden missen in de memorie van toelichting een cijfermatige aanduiding
van het probleem waarvoor het voorliggende wetsvoorstel een oplossing beoogt te bieden.
De initiatiefnemers erkennen dat met hun voorstellen de uitvoeringslast bij gemeentelijke
organisaties zal toenemen (memorie van toelichting, blz. 11). Zij menen evenwel dat
met een financiële compensatie de meeste problemen gedekt kunnen worden. Deze leden
vragen welke problemen naar de mening van de initiatiefnemers niet met financiële
compensatie gedekt kunnen worden.
De leden van de SGP-fractie vragen een nadere toelichting op de veronderstelling dat
twee extra verkiezingsdagen genoeg zou moeten zijn om het beoogde doel voldoende te
dienen. Waarom ligt het niet voor de hand om gelet op veelvoorkomende redenen voor
vervroegd stemmen te veronderstellen dat juist het toevoegen van de dagen voor de
verkiezingen ontoereikend zal zijn om kiezers een oplossing te bieden. Deze leden
wijzen bijvoorbeeld op situaties van ziekte op een onverwachte reis naar het buitenland
van een week. Is deze voorgestelde regeling voor reguliere situaties effectief en
efficiënt? Zou een toevoeging van een paar extra weken niet eerder voor de hand liggen
dan een paar extra dagen? Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat de redenen zijn
voor andere landen om juist een termijn van weken in plaats van dagen te kiezen?
3.1.1 Aantal stemlocaties vervroegd stemmen
De initiatiefnemers stellen voor om bij algemene maatregel van bestuur het minimumaantal
stembureaus dat gemeenten moeten instellen, vast te stellen. De leden van de VVD-fractie
vragen de initiatiefnemers dat nader te motiveren. Waarom hebben zij er niet voor
gekozen om het aantal stembureaus door de gemeenten te laten vaststellen? De gemeenten
stellen immers ook het aantal stembureaus vast voor de verkiezingsdag zelf. Waarom
zouden de gemeenten dat dan ook niet kunnen voor de dagen waarop er vervroegd kan
worden gestemd? Als het gaat om de minimumaantallen, waar denken de initiatiefnemers
dan aan? Aan welke ondergrens wordt gedacht?
3.2 Maximumaantal volmachten per persoon
De initiatiefnemers stellen voor om het aantal volmachten te beperken tot één per
kiezer. Zij koppelen dat aan het vervroegd stemmen. Niet voor iedereen is het vervroegd
stemmen echter een oplossing, zo menen de leden van de VVD-fractie. Denk aan kiezers
die op geen van de dagen waarop kan worden gestemd in de gelegenheid zijn om naar
het stembureau te gaan, zoals ouderen die niet meer mobiel zijn. Als oudere, niet
mobiele kiezers één kind hebben, kan dit kind maar voor één ouder stemmen en zou het
stemrecht van de andere ouder verloren kunnen gaan. Een groep welwillende personen
wordt zo gedupeerd als het aantal volmachten wordt beperkt tot één. Hoe kijken de
initiatiefnemers daar tegenaan?
Reden voor minder volmachten is ook de mogelijkheid tot misbruik van de volmachtregeling,
maar ook bij één volmacht per kiezer is fraude niet uitgesloten, zo merken deze leden
op. Waarom is er niet ook een voorstel gedaan om fraude bij volmachten beter aan te
kunnen pakken? De initiatiefnemers stellen dat de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties heeft aangekondigd met de problematiek van de strafbepaling
bezig te zijn en dat zij een voorstel van de regering graag tegemoet zien, maar, zo
merken de leden van de VVD-fractie op, de regering werkt ook aan het mogelijk maken
van «vervroegd stemmen», zoals blijkt uit de Verkiezingsagenda 2030. Dat voorstel
is niet afgewacht. Waarom is er dat verschil in benadering?
In reactie op het advies van de Raad van State stellen de initiatiefnemers dat het
verminderen van het aantal volmachten niet los kan worden gezien van het voorstel
tot vervroegd stemmen. Het wetsvoorstel ligt in zijn totaliteit voor. Wat bedoelen
de initiatiefnemers daarmee?
De leden van de CDA-fractie vragen wat bedoeld wordt met de stelling dat stemmen bij
volmacht een «uitdaging» vormt voor de principes van democratische verkiezingen (memorie
van toelichting, blz. 16). Kunnen de initiatiefnemers uitleggen, waarom twee volmachten
per persoon een «uitdaging» is en één volmacht per persoon niet?
De leden van de SGP-fractie plaatsen vraagtekens bij de koppeling tussen het introduceren
van vervroegd stemmen en het beperken van het aantal volmachten. Deze koppeling lijkt
gebaseerd op de veronderstelling dat de meeste kiezers niet absoluut verhinderd zijn
en dat zij op eerdere dagen wel kunnen verschijnen, althans, het voorstel beperkt
zich wat betreft de mogelijkheden tot die groep. Deze leden vragen hoe de initiatiefnemers
zich rekenschap geven van het feit dat volmachten juist ook in situaties van ziekte
en ernstige handicap een uitkomst kunnen bieden, waarbij kiezers ook niet in staat
zijn vervroegd te stemmen. Zij wijzen bijvoorbeeld op de situaties van een gezin waarin
een ouder en een kind met een beletsel te maken hebben om te kunnen stemmen. Waarom
nemen de initiatiefnemers bewust het risico om, in strijd met de bedoeling van het
voorstel, de toegankelijkheid voor specifieke groepen te beperken? Geeft de recente
evaluatie van de verkiezingen niet juist aanleiding om te veronderstellen dat het
risico van volmachten beperkt lijkt te zijn?
4. Uitvoerbaarheid
Voor vervroegd stemmen onderscheiden de initiatiefnemers een aantal kostensoorten.
De totale kosten worden geraamd op ongeveer 12,2 miljoen euro per verkiezing. Hoe
worden gemeenten daarvoor gecompenseerd? Hoe worden die kosten gedekt? Gaarne krijgen
de leden van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemers.
Vervroegd stemmen brengt voor gemeenten veel extra werk met zich mee en er is een
relatie met de beschikbaarheid van stembureauleden. Ook daar moet aandacht voor zijn.
Hoe zien de initiatiefnemers dat, zo vragen deze leden. Verder vragen zij op welk
moment het wetsvoorstel in werking moet treden, wil vervroegd stemmen in maart 2023
mogelijk zijn. Zij vragen de initiatiefnemers daarbij te betrekken de periode van
voorbereidingstijd die gemeenten nodig hebben.
4.1 Financiële gevolgen
De initiatiefnemers stellen ten aanzien van de dekking van de kosten dat in de Verkiezingsagenda
2030 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het vervroegd
stemmen in het stemlokaal reeds is opgenomen (memorie van toelichting, blz. 18). De
leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten welke dekking
in de Verkiezingsagenda is aangegeven.
5. Consultatie
Het wetsvoorstel is voorgelegd aan de VNG, de NVVB, de Kiesraad en de bestuurscolleges
van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Kunnen deze reacties als
bijlagen bij de nota naar aanleiding van het verslag worden gevoegd? De leden van
de VVD-fractie zouden dat op prijs stellen.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de initiatiefnemers er niet voor hebben
gekozen de reacties en adviezen die zij hebben ontvangen als bijlage bij de memorie
van toelichting aan de Kamer te sturen, zodat die deel uitmaken van het Kamerstukdossier.
Zijn de initiatiefnemers bereid dat alsnog te doen?
De initiatiefnemers stellen dat de Kiesraad op het moment van de consultatie geen
advies heeft kunnen uitbrengen, omdat daartoe een formele adviesaanvraag van de Kamer
dient uit te gaan, waar initiatiefnemers geen mogelijkheid toe hebben voorafgaand
aan de adviesaanvraag bij de Afdeling advisering van de Raad van State (memorie van
toelichting, blz. 18). Zijn de initiatiefnemers bereid de Kiesraad alsnog om een advies
te vragen over het voorliggende wetsvoorstel?
5.1 Aantal stemlocaties vervroegd stemmen vaststellen per AMvB
De initiatiefnemers zijn van mening dat de aanbeveling van de VNG en de NVVB om gemeenten
volledige vrijheid te geven in het aanwijzen van het aantal stemlokalen voor vervroegd
stemmen vooralsnog niet wenselijk is. De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers
toe te lichten wat zij bedoelen met «vooralsnog» en welke voorwaarden zij daaraan
verbinden.
5.2 Briefstemmen en digitaal stemmen
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers waarom zij de mogelijkheid
van briefstemmen in het voorliggende voorstel buiten beschouwing laten. Gezien het
feit dat een doelstelling van het wetsvoorstel het terugdringen van het aantal volmachtstemmen
is, ligt het voor de hand alle mogelijkheden te onderzoeken die bij de Tweede Kamerverkiezing
in 2021 werden geboden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.