Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over bevindingen en verkenning toekomstbestendigheid Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG)
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 468
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 29 april 2022 over de bevindingen en verkenning toekomstbestendigheid
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) (Kamerstuk 29 282, nr. 461).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 mei 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 23 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van de uitgebreide
rapporten (het rapport Voorbehouden handelingen en beroepenregulering en het rapport
Toekomstbestendig Tuchtrecht en de bijgaande brief. Genoemde leden zien dat er hard
gewerkt wordt om de Wet op beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) klaar
te maken voor de toekomst. Zij hebben nog enkele vragen over de toekomstplannen van
de Minister.
De leden van de VVD-fractie lezen in de voorliggende brief dat er een procedure zal
worden vormgegeven waarin relevante technologische ontwikkelingen in de zorg kunnen
worden gemeld indien dit mogelijk tot aanpassing van de lijst met voorbehouden handelingen
zou moeten leiden. Kan de Minister schetsen hoe hij deze procedure voor zich ziet
en hoe deze ontwikkelingen mogelijk zullen leiden tot een aanpassing van de lijst?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts in de brief dat de Minister van plan is om
een onafhankelijke raad van experts in te stellen die advies kan geven over de vraag
welke voorbehouden handelingen eventueel zouden moeten worden toegevoegd aan bovengenoemde
lijst. Deze leden kunnen zich erin vinden dat deskundigen zullen worden betrokken
bij het toevoegen van nieuwe voorbehouden handelingen aan de lijst. Hoe zorgt de Minister
er echter voor dat belangen van beroepsverenigingen de adviezen van deze raad niet
beïnvloeden? Voorts vragen deze leden of er alleen artsen plaats zullen nemen in deze
raad of dat de Minister ook van plan is om verpleegkundigen, verzorgenden en andere
betrokken beroepsgroepen buiten de medisch specialisten een plaats te geven in deze
raad.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport Voorbehouden handelingen en beroepenregulering
van Ecorys dat een BIG-registratie soms voor andere doeleinden wordt ingezet dan waarvoor
deze in het leven geroepen is. Deze leden zijn het met de opstellers van het rapport
eens dat de Wet BIG hier niet voor bedoeld is. Welke stappen onderneemt de Minister
om dit onwenselijke gebruik tegen te gaan?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe voorkomen wordt dat wijzigingen in de
Wet BIG leiden tot een nog verdere toename in de administratieve lastendruk voor zorgmedewerkers.
Genoemde leden juichen het streven toe om de wet flexibeler te maken, maar willen
ervoor waken dat er geen negatieve effecten voor de lastendruk optreden als gevolg
hiervan. Hoe ziet de Minister dit voor zich, zo vragen deze leden.
De lezen van de VVD-fractie lezen tevens in de brief dat de Minister aan de tijdelijke
adviescommissie wil vragen naar alle criteria voor beroepenregulering in de artikelen
3 en 35 van de Wet BIG te kijken, inclusief de huidige criteria onderscheidenheid
en breed basisberoep. Ziet de Minister het risico dat dit kan leiden tot een versplintering
van beroepsgroepen, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de Minister het belangrijk vindt dat
beroepsgroepen die onder artikel 3 van de Wet BIG vallen over een kwaliteitsregister
beschikken en dat hij ze hierin ook gaat stimuleren. Deze leden vinden dit een goede
stap. Hoe gaat de Minister deze beroepsgroepen stimuleren? Vindt de Minister dat het
inschrijven in een kwaliteitsregister een verplichtend karakter moet hebben of niet,
zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of de Minister de toezegging kan doen dat
verpleegkundigen die werkzaam zijn in een aan hun beroep verwante functie ook in de
toekomst, op basis van de uitoefening van genoemde functies, in aanmerking blijven
komen voor herregistratie in het kader van de Wet BIG. Ook vragen deze leden of de
Minister van mening is dat anesthesiemedewerkers en operatieassistenten door middel
van een verkort competentiegericht opleidingstraject de titel van verpleegkundige
moeten kunnen behalen.
De leden van de VVD-fractie scharen zich achter het streven om taakherschikking in
de zorg te stimuleren. De onderzoekers van Ecorys doen de aanbeveling om de mogelijkheden
van functioneel zelfstandige bevoegdheden en het geven van bevoegdheden voor deelhandelingen
meer te benutten. Hoe gaat de Minister deze aanbeveling verder uitwerken en is hij
hierover al in gesprek met de relevante veldpartijen? Deze leden wijzen in deze context
bijvoorbeeld op forensisch artsen en tandartsen als beroepen waarbij taakherschikking
kan leiden tot een vermindering van de werkdruk. Tevens vragen deze leden in deze
context wat de stand van zaken is met betrekking tot het erkennen van het beroep spoedeisende
hulp (SEH) arts. In het plenaire debat over het bericht dat vier spoedeisende hulpposten
in Drenthe en Groningen sluiten wegens personeelstekort van 24 februari jl. 1 gaf de Minister aan dat de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA)
een aanvraag tot erkenning van het specialisme had gedaan. Hoe staat het ervoor met
deze aanvraag, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vinden het voorts een gemiste kans dat er nauwelijks aandacht
is besteed aan de uitdagingen waar statushouders met een medisch diploma voor staan.
Ook deze mensen gaan graag aan het werk in onze zorgsector. De Wet BIG bevat barrières
die het voor deze groep moeilijk maken om in de Nederlandse zorg te werken. Hoe pakt
de Minister dit knelpunt aan, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie zien dat er, tot hun grote tevredenheid, met veel belangenorganisaties
van beroepsgroepen gesproken is. In het kader hiervan vinden deze leden het opvallend
dat er niet gesproken is met Nu»91 die een groot gedeelte van de beroepsgroep vertegenwoordigt.
Wat is hiervan de reden, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie scharen zich achter het streven om van het tuchtrecht
een meer lerende en verbeterende werking uit te laten gaan en lezen dat daarvoor een
actieplan zal worden opgesteld. Welke partijen zullen hierbij betrokken worden en
wat is de planning met betrekking tot de inwerkingtreding van dit plan?
Voorts vinden de leden van de VVD-fractie het positief om te lezen dat er invulling
wordt gegeven aan het amendement Ellemeet/de Vries2. Graag ontvangen zij een nadere toelichting op de voorgenomen subsidieregeling en
op de vraag wanneer deze naar verwachting naar de Kamer zal komen.
Tot slot ontvangen de leden van de VVD-fractie signalen vanuit de GGZ-sector dat gezondheidszorgpsychologen
(gz-psychologen) en psychotherapeuten moeten voldoen aan een hogere urennorm om hun
automatische herregistratie in de BIG te behalen. Deze leden vragen waarom dit het
geval is en ontvangen hierover graag een nadere toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de arbeidsmarkt
en opleidingen in de zorgsector. Genoemde leden herkennen de geschetste knelpunten
in de arbeidsmarkt in de zorg en hebben ook gezien dat in de coronacrisis tekorten
leken te ontstaan, omdat handelingen voorbehouden waren aan medewerkers met een BIG-registratie.
Ander personeel zonder deze registratie kon hierdoor niet flexibel ingezet worden
om bij te springen wanneer de nood hoog was. Deze leden zijn benieuwd hoe de Minister
reflecteert op deze periode en of dit beeld wordt herkend. Deze leden vernemen graag
welke lessen hieruit getrokken kunnen worden.
De leden van de D66-fractie kunnen zich daarnaast goed vinden in de lijn van de Minister
dat altijd goed gekeken moet worden naar de proportionaliteit van de regulering via
de Wet BIG en dat deze vooral belangrijk is bij medische handelingen die risicovol
zijn. In tijden van schaarste op de arbeidsmarkt zijn deze leden echter ook van mening
dat goed gekeken moet worden welke kwaliteiten personeel nodig heeft om ingezet te
kunnen worden en welke kwaliteiten wellicht ook niet nodig zijn. Kan de Minister aangeven
of de Wet BIG hier in den brede goed genoeg op geëquipeerd is en of zich hier ook
knelpunten voordoen? Deze leden zouden ook graag vernemen welke kwaliteitseisen dan
aangescherpt mogen worden en welke misschien niet nodig zijn. Deze leden zijn ook
benieuwd hoe een onderwerp als «passende zorg» meer een plek zou kunnen krijgen in
de Wet BIG.
Ook zijn de leden van de D66-fractie verheugd dat de Minister gaat onderzoeken hoe
de flexibilisering van voorbehouden handelingen in de Wet BIG ingezet kan worden,
bijvoorbeeld voor relatief veilige (deel)behandelingen. Zij zijn er tevens verheugd
over dat verder gekeken wordt naar een actualisering van de Wet BIG inzake nieuwe
technieken, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en domein-overstijgende samenwerking.
Deze leden begrijpen dat hierover een onafhankelijke commissie wordt ingesteld. Zij
vragen hoe het proces rondom het uitbrengen van het advies en de besluitvorming omtrent
het overnemen van deze adviezen eruit gaat zien. Deze leden vernemen ook graag hoe
de Kamer hierover geïnformeerd wordt. Kan de Minister aangeven hoe en welke veldpartijen
hierbij worden betrokken, en in het bijzonder hoe het patiëntperspectief wordt geborgd?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de aanbevelingen omtrent de lerende
werking van het tuchtrecht grotendeels overneemt. Deze leden vinden het positief dat
pilots met de tuchtklachtfunctionarissen worden gestart en dat het lerend vermogen
wordt bevorderd door systematische analyses van uitspraken van het tuchtrecht. Ook
vinden deze leden het positief dat de Minister overgaat tot een evaluatie van het
tuchtrecht in de Wet BIG. Deze leden vinden het belangrijk dat dit goed en zorgvuldig
gedaan wordt, zowel in het belang van de zorgverlener als van de patiënt. Deze leden
vernemen graag van de Minister hoe het proces van de evaluatie eruit zal zien en hoe
de Kamer daarbij betrokken wordt.
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie er kennis van genomen dat het bevorderen
van deskundigheid niet wettelijk verplicht wordt. Kan de Minister aangeven wat hierin
de afweging was en hoe voorkomen wordt dat dit niet goed geborgd wordt, zo vragen
deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van brief inzake de bevindingen en
verkenning toekomstbestendigheid Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(BIG). Deze leden hebben hier een enkele vraag bij.
In 2020 is op voorspraak van de toenmalige Minister voor Medische Zorg met de stuurgroep
Toekomstbestendigheid Wet BIG (stuurgroep) een verkenning gestart naar actuele ontwikkelingen
die invloed (kunnen) hebben op de toekomstbestendigheid van de Wet BIG. Vervolgens
zijn in 2021 en in het begin van 2022 diverse onderzoeken uitgevoerd. De Minister
geeft vervolgens in de onderhavige brief aan dat er opnieuw vervolgonderzoeken, acties,
adviesaanvragen, werkgroepen worden uitgezet/ingesteld, onder andere naar aanleiding
van het onderzoeksrapport van Ecorys over voorbehouden handelingen. De leden van de
CDA-fractie vragen waarom de Minister nu opnieuw nog meer adviezen en onderzoeken
nodig heeft. Deze leden vragen tevens op welke termijn de Minister verwacht voldoende
informatie te hebben om daadwerkelijk met concrete wetsvoorstellen te komen met het
oog op het toekomstbestendig maken van de Wet BIG. Wil de Minister toezeggen hier
een deadline voor in te stellen, zodat er zowel voor de Kamer als voor de beroepsgroepen
duidelijkheid gecreëerd wordt over de vraag wanneer er mogelijke veranderingen komen,
zo vragen deze leden.
De Minister noemt enkele voorbeelden van het gebruik van het BIG-nummer waar dat nummer
niet voor bedoeld is. Zo krijgt een zorgprofessional soms alleen een declaratietitel
met een BIG-nummer, terwijl de BIG daar niet voor bedoeld is. De leden van de CDA-fractie
vragen op welke wijze de Minister dit oneigenlijk gebruik van het BIG-nummer wil tegengaan.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen meer taakherschikking. Hoe wil de Minister
dit gaan realiseren en op welke termijn? Onderneemt de Minister nog actie om tot meer
titelbescherming te komen, zo vragen de leden.
De Minister schrijft in zijn brief dat hij de beroepsverenigingen van de artikel 3
beroepsgroepen in de BIG die nog geen kwaliteitsregister hebben (basisartsen, gezondheidszorgpsychologen
en apothekers) wil ondersteunen in het opzetten van kwaliteitsregisters. De leden
van de CDA-fractie vragen waar deze ondersteuning uit bestaat en op welke termijn
deze kwaliteitsregisters gereed moeten zijn.
De Minister schrijft tevens dat er signalen zijn dat bepaalde groepen zorgprofessionals
onvoldoende aan deskundigheidsbevordering doen. Waarom wil hij dit onderzoeken in
plaats van voorstellen om te komen tot verplichte bijscholing voor iedereen die zorgprofessional
is, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom denkt hij aan een financiële impuls?
Dit is toch de verantwoordelijkheid van werkgevers? Waarom wil hij een subsidieregeling
maken met betrekking tot het bevorderen van medezeggenschap? Dat is toch tevens de
verantwoordelijkheid van de werkgever?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief Bevindingen en verkenning
toekomstbestendigheid Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Deze leden
hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij een overzicht kan geven van de
beroepsgroepen die opgenomen willen worden in de BIG en waarom zij onder deze wet
willen vallen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aanbeveling
om een heldere procedure te creëren voor aanpassingen van de lijst van voorbehouden
handelingen, het plan om een onafhankelijke adviesprocedure in te stellen en het instellen
van een onafhankelijke raad van experts. Deze leden vragen de Minister welk type zorgverleners
gevraagd wordt om zitting te nemen in deze raad van experts.
De leden van de SP-fractie vinden deskundigheidsbevordering zeer belangrijk. De Minister
noemt als goed voorbeeld hiervan de private kwaliteitsregisters. Deze leden vragen
waarom dit als goed voorbeeld wordt beschouwd, aangezien de Wet BIG al eisen stelt
aan de bevoegdheid en bekwaamheid van verschillende types zorgverleners. Deze leden
begrijpen dat er verschillende standaarden zijn, maar vragen of dit niet beter in
één register geregeld kan worden. Kan de Minister toelichten waarom een grote verscheidenheid
aan kwaliteitsregisters van verschillende beroepsverenigingen wenselijk wordt geacht?
De leden van de SP-fractie zijn voorts teleurgesteld over het feit dat de Minister
geen wettelijke verankering van deskundigheidsbevordering, als extra eis van periodieke
registratie, in de Wet BIG wil regelen. Hoewel deze leden het begrijpelijk vinden
dat de werkgever zorgverlener in staat moet stellen om te voldoen aan de professionele
standaard, zijn er verschillen tussen organisaties en/of zzp’ers bij het op peil houden
van voorbehouden handelingen. Waarom vindt de Minister dit wenselijk? Is een zorgverlener
per definitie zelf in staat om te beoordelen in hoeverre hij of zij bekwaam is tot
het verrichten van voorbehouden handelingen? Kan de Minister ook hierover aangeven
waarom dit wenselijk geacht wordt? Tenslotte vragen deze leden hoe deze beslissing
van de Minister zich verhoudt tot de constatering dat er bepaalde groepen zorgverleners
zijn die onvoldoende aan deskundigheidsbevordering (kunnen) doen.
II Reactie van de Minister
Antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of geschetst kan worden hoe de procedure tot aanpassing
van de lijst met voorbehouden handelingen vormgegeven zal worden, en hoe relevante
technologische ontwikkelingen in de zorg mogelijk zullen leiden tot een aanpassing
van de lijst.
Voor wat betreft de procedure tot aanpassing van de lijst met voorbehouden handelingen
is het belangrijk om te noemen dat de eerste stap is om een onafhankelijke adviescommissie
samen te stellen die gaat onderzoeken welke criteria zouden moeten gelden voor de
vraag of een bepaalde handeling als voorbehouden aangemerkt moet worden. Achtergrond
hiervan is de wens om te bezien of de criteria die bij het opstellen van de lijst
zijn gehanteerd nog actueel zijn. Nadat deze adviescommissie haar advies heeft uitgebracht
zal de inrichting van de onafhankelijke raad van experts verder geconcretiseerd worden
en de noodzakelijke wet- en regelgeving worden uitgewerkt. De raad zal toetsen aan
de hiervoor genoemde criteria bij de beoordeling of bepaalde door het veld aangedragen
risicovolle handelingen mogelijk als voorbehouden handelingen moeten worden aangemerkt.
Het advies van de raad wordt aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
toegezonden, die een besluit neemt omtrent opname van een nieuwe handeling in de lijst
met voorbehouden handelingen. Het advies, inclusief een beleidsreactie hierop, wordt
aan uw Kamer toegezonden. Het opnemen van een handeling in de lijst met voorbehouden
handelingen vergt een wetswijziging en zal via de gebruikelijke route worden voorbereid.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe ervoor gezorgd wordt dat de belangen
van beroepsverenigingen de adviezen van de raad niet beïnvloeden. Voorts vragen de
leden of er alleen artsen plaats zullen nemen in deze raad of dat er ook plannen zijn
om verpleegkundigen, verzorgenden en andere betrokken beroepsgroepen buiten de medisch
specialisten een plaats te geven in deze raad.
Uitgangspunt is dat de raad van experts bestaat uit een diverse groep aan onafhankelijke
experts vanuit verscheidene beroepsgroepen en (zorg)branches. Dit kunnen bijvoorbeeld
ook wetenschappers of mensen uit het bedrijfsleven betreffen. De raad behoort onafhankelijk
te functioneren, niet ingegeven vanuit eventuele belangen en zonder beïnvloeding van
beroepsverenigingen te adviseren en leden van de adviesraad behoren geen directe affiliatie
met de beroepsverenigingen te hebben. Het is echter onvermijdelijk dat zorgprofessionals
met een specialisatie die plaats nemen in de raad, ingeschreven zullen staan in het
kwaliteitsregister van hun gekozen beroep. Het beoogde uitgangspunt is dat de samenstelling
van de raad wisselt naar aanleiding van de benodigde expertisegebieden voor verschillende
vraagstukken.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie welke stappen ondernomen worden om onwenselijk
gebruik van de BIG-registratie tegen te gaan.
Mij zijn signalen bekend dat sommige partijen een BIG-registratie vereisen terwijl
dit niet voortkomt uit de Wet BIG. De BIG-registratie vervult dan een functie van
kwaliteitsgarantie. Het leidt echter ook tot het effect dat steeds meer beroepen in
het BIG-register willen om toegang te krijgen tot andere voorzieningen. De eerste
stap is dat ik met deze partijen, zoals de zorgverzekeraars, in overleg zal treden
over deze signalen om onwenselijk gebruik van de BIG-registratie tegen te gaan.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe voorkomen wordt dat wijzigingen in de
Wet BIG leiden tot een nog verdere toename in de administratieve lastendruk voor zorgmedewerkers.
Genoemde leden willen ervoor waken dat er geen negatieve effecten voor de lastendruk
optreden als gevolg hiervan. Zij vragen hoe dit gezien wordt.
Een verdere toename van de administratieve lasten is onwenselijk. Er wordt alleen
overgegaan tot reguleren als dit vanuit het belang van patiëntveiligheid en kwaliteitsborging
van de beroepsuitoefening noodzakelijk is. Overregulering en onnodige administratieve
lasten worden op deze manier voorkomen. Bij de uitwerking van de beleidsvoornemens
die leiden tot een wijziging van de Wet BIG wordt het voorkomen van onnodige administratieve
lasten steeds betrokken. De gevolgen voor de administratieve lasten worden in de memorie
van toelichting in beeld gebracht en ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR). Daarom blijf ik terughoudend in het opnemen van nieuwe beroepen
in de Wet BIG, tenzij het strikt noodzakelijk is. Tevens heb ik uw Kamer onlangs bericht
over het versoepelen en versnellen van enkele procedures in de Wet BIG, zoals de regels
voor toelating van buitenslands gediplomeerden3, het niet invoeren van een wettelijke plicht tot deskundigheidsbevordering4 en het afschaffen van de tweejaarstermijn5.
De leden van de VVD-fractie vragen tevens of het risico gezien wordt dat het includeren
van de criteria «onderscheidenheid» en «breed basisberoep» een versplinterende werking
kan hebben op beroepsgroepen.
Door de genoemde criteria voor het reguleren van beroepen in de Wet BIG opnieuw onder
de loep te nemen, wordt een eenduidige lijn gevormd waarmee duidelijk wordt of een
beroep dient te worden gereguleerd en zo ja, of het zware regime (artikel 3) of het
lichte regime (artikel 34) van toepassing dient te zijn. Op deze wijze wordt meer
duidelijkheid geschept. Zoals in de Kamerbrief 6 reeds benoemd is, «is mijn uitgangspunt dat de risico’s die gepaard gaan met de beroepsbeoefening
de noodzaak voor regulering stellen: bij minder risico, minder noodzaak en dus minder
vergaande of geen regulering. We moeten de uitoefening van de zorg vrij houden waar
dit mogelijk is en alleen beperken waar dit voor de bescherming van de patiënt noodzakelijk
is». Er is gekozen om geen van de criteria van tevoren uit te sluiten voor de advisering
door de tijdelijke adviescommissie omdat de criteria onderling samenhangen en zodat
de adviescommissie een integrale visie kan ontwikkelen.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe kwaliteitsregisters gestimuleerd
zullen worden voor beroepsgroepen die onder artikel 3 van de Wet BIG vallen. Zij vragen
ook of inschrijven in een kwaliteitsregister een verplichtend karakter moet hebben
of niet.
De kwaliteitsregisters van de beroepsverenigingen zijn private registers. De criteria
die gelden voor opname in het register zijn geheel aan de verenigingen. Dit past bij
de eigen verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen voor deskundigheidsbevorderende
activiteiten en het, in aanvulling op de geldende wet- en regelgeving, bevorderen
van de kwaliteit van zorg. In lijn hiermee wil ik deze registers geen verplichtend
karakter geven.
Voor beroepen die niet in de Wet BIG zijn opgenomen kan een verenigingsregister een
belangrijke bron zijn voor patiënten, werkgevers en anderen om te controleren of zij
met een betrouwbare zorgverlener (of welk ander beroep dan ook) te maken hebben. Ook
voor beroepen die wel in het BIG-register staan, is een dergelijk kwaliteitsregister
een waardevolle informatiebron. Daarom ben ik bereid de beroepsgroepen die nog geen
kwaliteitsregister hebben eenmalig te ondersteunen in het inrichten daarvan.
Ook wordt gevraagd of toegezegd kan worden dat verpleegkundigen, werkzaam in een aan
hun beroep verwante functie ook in de toekomst op basis van de uitoefening van genoemde
functies in aanmerking blijven komen voor herregistratie in het kader van de Wet BIG.
Of werkzaamheden kunnen meetellen voor herregistratie in het kader van de Wet BIG,
hangt onder meer af van de vraag of die opgegeven werkzaamheden vallen onder het deskundigheidsgebied
van het betreffende beroep. Ik kan daarmee in algemene zin niet toezeggen dat werkzaamheden
van verwante functies altijd meetellen voor de herregistratie. Per individueel geval
zal bezien worden of de opgegeven ervaring aansluit bij het deskundigheidsgebied van
het beroep waarvoor herregistratie wordt aangevraagd. Het beoordelingskader zoals
dat per beroepsgroep gepubliceerd is op de website van het BIG-register geeft handvatten
voor de vraag welke verwante werkzaamheden meetellen voor de herregistratie.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het mijn mening is dat anesthesiemedewerkers
en operatieassistenten door middel van een verkort competentiegericht opleidingstraject
de titel van verpleegkundige moeten kunnen behalen.
Ik onderschrijf het belang van een aanvullend opleidingstraject voor de anesthesiemedewerkers
en operatieassistenten, die op dit moment geen verpleegkundige titel hebben. Met het
aanvullend opleidingstraject zullen zij alsnog een verpleegkundig diploma kunnen behalen
waarmee zij hun inzetbaarheid en carrièreperspectief kunnen verbreden. Zoals gemeld
in de brief «Nadere uitwerking lange termijn aanpak COVID-19» d.d. 13 juni 20227 stelt het kabinet een werkgroep in waarin de betrokken ministeries VWS en OCW de
verkenning met veldpartijen faciliteren om de ontwikkeling van dit maatwerkonderwijs
voortvarend ter hand te nemen. Ik wil graag nogmaals benadrukken dat dit geen verplichting
zal zijn, maar een voorziening voor die anesthesiemedewerkers en operatieassistenten
die daar belangstelling voor hebben.
De VVD-fractie vraagt of de aanbeveling van Ecorys, om de mogelijkheden van functioneel
zelfstandige bevoegdheden en het geven van bevoegdheden voor deelhandelingen meer
te benutten verder uitgewerkt gaat worden en of hierover al gesprekken gevoerd zijn
met de relevante veldpartijen. Deze leden wijzen in deze context bijvoorbeeld op forensisch
artsen en tandartsen als beroepen waarbij taakherschikking kan leiden tot een vermindering
van de werkdruk.
In het algemeen is taakherschikking een belangrijk instrument om in te spelen op de
veranderende en stijgende zorgvraag. Door taakherschikking komt er tijd vrij bij zorgmedewerkers
voor werkzaamheden die echt tot hun kerntaken en specialisme behoren. Taakherschikking
past ook bij het idee dat iedere professional moet doen waar hij goed in is en de
patiënt hierbij maximaal is geholpen.
Op dit moment zet ik mij reeds op verschillende manieren in voor taakherschikking.
Een voorbeeld hiervan is het onderzoeksprogramma RN2Blend. Dit is een vierjarig (2019–2023)
wetenschappelijk onderzoeksprogramma naar gedifferentieerd verpleegkundig werk binnen
ziekenhuizen en UMC's, en de betekenis daarvan voor de verpleegkundige beroepsuitoefening.
Een ander voorbeeld is het experiment geregistreerd-mondhygiënist (2020–2025). Dit
experiment heeft als doel om te verkennen of taakherschikking leidt tot doelmatigere
inzet van geregistreerd-mondhygiënisten en tandartsen, waarbij de kwaliteit voor de
patiënt niet in het geding is. Tijdens het experiment mogen geregistreerd- mondhygiënisten
tijdelijk drie voorbehouden handelingen zelfstandig verrichten.
Hiernaast, zoals toegezegd in de beantwoording Kamervragen forensische zorg d.d. 9 juni
20228 wordt er momenteel een onderzoek uitgezet waarin de inzet van de physician assistants
en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw nader wordt verkend.
Ook worden door GGD GHOR binnen de forensische geneeskunde enkele pilots omtrent taakherschikking
uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots wordt er vervolgens binnen
het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde van ZonMW een tender uitgezet om de
mogelijkheden voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde verder te onderzoeken.
Of en hoe het toekennen van meer functioneel zelfstandige bevoegdheden kan bijdragen
aan een betere taakverdeling, wordt meegenomen door de adviescommissie die mij zal
adviseren over de voorbehouden handelingen in den brede.
Tevens vragen deze leden in deze context wat de stand van zaken is met betrekking
tot het erkennen van het beroep spoedeisende hulp (SEH) arts. In het plenaire debat
over het bericht dat vier spoedeisende hulpposten in Drenthe en Groningen sluiten
wegens personeelstekort van 24 februari jl. 9 is aangegeven dat de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA)
een aanvraag tot erkenning van het specialisme had gedaan. Hoe staat het ervoor met
deze aanvraag, zo vragen deze leden.
Een aanvraag tot toelating als specialisme in de Wet BIG dient te worden gedaan bij
het College Geneeskundige Specialismen (CGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). Het CGS neemt hierover vervolgens een besluit
en legt dit voor instemming voor aan de Minister van VWS. Het volgt hiervoor een vastgesteld
protocol. Het CGS heeft mij geïnformeerd dat de besluitvorming in een eindfase verkeert
waarna nog een verplichte consultatieronde volgt. De verwachting is dat ik het besluit
eind dit jaar mag ontvangen.
De leden van de VVD-fractie informeren verder hoe de knelpunten die voortvloeien uit
de Wet BIG voor statushouders met een medisch diploma, die graag aan het werk gaan
in onze zorgsector, aangepakt worden.
Zoals de voormalig Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer heeft medegedeeld
waren er signalen dat de BIG-toelatingsprocedure voor buitenslands gediplomeerden
(waaronder statushouders) bepaalde belemmeringen opwerpt. Zo zouden er (te) hoge eisen
aan hen worden gesteld. Daarom is er in het voorjaar 2021 een werkgroep ingesteld
met alle betrokken partijen10 bij de BIG-toelatingsprocedure. Het doel van deze werkgroep was om te bezien hoe
met behoud van kwaliteit de procedure kon worden gestroomlijnd en worden versneld.
Uit een inventarisatie van de werkgroep bleek onder andere dat er een grote versnippering
is qua verantwoordelijkheid in de BIG-toelatingsprocedure. Dit zorgt voor onvoldoende
inzicht in de procedure, waardoor buitenslands gediplomeerden verkeerde verwachtingen
hebben van de (doorlooptijd en inhoud van de) procedure. Ook leidt dit tot vertraging
bij het doorlopen van de procedure. In dit kader is er in samenspraak met de werkgroep
besloten om langs drie lijnen acties te ondernemen, namelijk: begeleiding & informatievoorziening,
inhoudelijke wijzigingen in de BIG-toelatingsprocedure en cultuur. Hierover is uw
Kamer op 25 februari jl. geïnformeerd11.
Om betere begeleiding te realiseren in de procedure is er bij het CIBG in de vorm
van een tweejarige pilot een centraal aanspreekpunt gecreëerd waar buitenslands gediplomeerde
terecht kunnen met alle vragen over de BIG-toelatingsprocedure. Hierdoor kunnen aanvragers
effectiever en sneller de procedure doorlopen. Ook heeft de toenmalig Minister van
Sociale Zaken & Werkgelegenheid naar aanleiding van het amendement van de leden Paternotte
en Peters 300.000 euro beschikbaar gesteld op de SZW-begroting 2021 om zorgprofessionals
met een vluchtelingenstatus te ondersteunen tijdens het doorlopen van de toelatingsprocedure
voor buitenslands gediplomeerden (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 80). Er is ervoor gekozen om het UAF een pilot uit te laten voeren om via een buddysysteem
betere begeleiding te realiseren voor gevluchte buitenlandse zorgprofessionals. De
pilot is in december 2021 gestart en duurt 1,5 jaar.
Daarnaast zijn er ook inhoudelijke wijzigingen in de BIG-toelatingsprocedure doorgevoerd.
Zo wordt het Engels leesvaardigheidsniveau van de Algemene Kennis- en Vaardighedentoets
verlaagd. Het Engelse leesvaardigheidsniveau van academische beroepen wordt verlaagd
van C1 naar B2, het Engelse leesvaardigheidsniveau van HBO-beroepen wordt verlaagd
van B2 naar B1 en het Engels leesvaardigheidsniveau van MBO-beroepen wordt verlaagd
van B1 naar A2.
Ook zijn er activiteiten in gang gezet om buitenslands gediplomeerden tijdens de BIG-toelatingsprocedure
meer inzicht te geven in Nederlandse gezondheidszorg, zodat zij na het doorlopen van
de procedure beter integreren in de Nederlandse gezondheidszorg. De ervaring is namelijk
dat de Nederlandse manier van werken verschilt van de manier van werken in land van
herkomst. Zo wordt er een vrijwillige module ontwikkeld, waarin de Nederlandse manier
van werken centraal staat. Ook is een folder ontwikkeld waarin uiteen wordt gezet
waaraan zorgwerkgevers dienen te denken als zij een buitenslands gediplomeerde zorgverlener
bij hun organisatie kennis willen laten maken met de Nederlandse gezondheidszorg.
Daarnaast wil ik benadrukken dat zorgorganisaties gebruik kunnen maken van de opdrachtconstructie
in de Wet BIG. Hierbij mag een niet-BIG geregistreerde zorgmedewerker voorbehouden
handelingen verrichten onder toezicht van een zelfstandig bevoegde BIG-geregistreerde.
De leden van de VVD-fractie vinden het opvallend dat er niet gesproken is met Nu»91
die een groot gedeelte van de beroepsgroep vertegenwoordigt. Wat is hiervan de reden,
zo vragen deze leden.
De Wet BIG reguleert de beroepen, deze worden vertegenwoordigd door de beroepsverenigingen.
In het geval van de verpleegkundigen is dat V&VN.
De leden van de VVD-fractie vragen welke partijen betrokken worden bij het uitgesproken
streven om van het tuchtrecht een meer lerende en verbeterende werking uit te laten
gaan en wat de planning is met betrekking tot de inwerkingtreding van het beloofde
actieplan?
In de stuurgroep toekomstbestendigheid BIG is gesproken over een palet aan acties
die de lerende werking van het tuchtrecht kunnen bevorderen. Die acties zal ik samen
met de betrokken partijen oppakken. Dit betreft bijvoorbeeld de beroepsorganisaties,
werkgeversorganisaties, de IGJ, de tuchtcolleges en de Patiëntenfederatie Nederland.
Sommige acties zullen snel en praktisch kunnen worden georganiseerd en sommige punten
zullen een wetswijziging vergen of nader onderzocht moeten worden op haalbaarheid.
Ik streef er uiteraard naar alle acties zo spoedig mogelijk te realiseren.
Voorts ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een nadere toelichting op de voorgenomen
subsidieregeling in het kader van het amendement Ellemeet/de Vries12, en vragen zij wanneer deze naar verwachting naar de Kamer zal komen.
Op basis van de voorgenomen subsidieregeling zal branchebreed aan maximaal 255 zorgorganisaties
een subsidie kunnen worden toegekend om binnen de betreffende organisatie door de
doelgroep van verzorgenden, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en begeleiders
te werken aan zeggenschap en veerkracht (herstel). Zorgorganisaties dienen in de subsidieaanvraag
te schetsen hoe zij zeggenschap/veerkracht (herstel) binnen hun organisatie willen
bevorderen. Op dit moment wordt de subsidieregeling nader uitgewerkt. Het ligt in
de lijn der verwachting dat de subsidieregeling eind augustus/begin september kan
worden gepubliceerd, waarna het subsidieloket medio september kan worden opengesteld.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie waarom gezondheidszorgpsychologen (gz-psychologen)
en psychotherapeuten moeten voldoen aan een hogere urennorm om hun automatische herregistratie
in de BIG te behalen en ontvangen hierover graag een nadere toelichting.
Bij periodieke registratie wordt uitgegaan van de norm dat het kennis- en vaardighedenniveau
van de BIG-geregistreerde ten minste is gelegen op het niveau van de initiële opleiding.
Deze norm garandeert het minimale basisniveau dat van een professionele beroepsbeoefenaar
verlangd mag worden. Deze urennorm voor de BIG-geregistreerde beroepen in de GGZ is
tot stand gekomen na inbreng van de representatieve beroepsverenigingen. De reden
dat de urennorm voor de gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut hoger ligt dan
voor de overige beroepen in artikel 3 van de Wet BIG, is dat de betrokken beroepsorganisaties
8 uur per week als onvoldoende ervaren om hun kennis op het initiële niveau in stand
te houden.
Antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie zijn benieuwd hoe er gereflecteerd wordt op de coronacrisis
en de tekorten die in het zorgveld leken te ontstaan omdat handelingen voorbehouden
waren aan medewerkers met een BIG-registratie, en of dit beeld wordt herkend. Deze
leden vernemen graag welke lessen hieruit getrokken kunnen worden.
Allereerst is van belang dat veel mogelijk is binnen de grenzen van de Wet BIG en
de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Zo mag een zorgverlener (of
ieder ander) altijd werken in de opdrachtconstructie: daarmee kunnen niet-BIG geregistreerden
onder toezicht van een zelfstandig bevoegde BIG-geregistreerde voorbehouden handelingen
uitvoeren, mits zij daarin bekwaam zijn. Vaccineren (injecteren) is bijvoorbeeld zo’n
voorbehouden handeling. Dit is de afgelopen jaren ook actief uitgedragen richting
het zorgveld.
Door werkgevers wordt nog onvoldoende gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Zij vragen
toch vaak een BIG-registratie om een zeker kwaliteitsniveau te borgen.
Daarnaast heeft de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport in maart 2020 een
tweetal tijdelijke maatregelen genomen in het kader van de Wet BIG om het zorgpersoneel
te ontlasten en de continuïteit van zorg te blijven borgen. Zo is er een kader met
voorwaarden opgesteld in samenspraak met beroepsverenigingen en de IGJ, om tijdelijk
voormalige zorgprofessionals weer zelfstandig in te zetten in de zorg. Dit kader had
betrekking op voormalig verpleegkundigen (niet-praktiserende verpleegkundigen) met
een verlopen BIG-registratie na 1 januari 2016 en op voormalig artsen (niet-praktiserende
artsen) met een verlopen BIG-registratie na 1 januari 2018. De tweede maatregel zag
toe op de opschorting van de herregistratie-verplichting voor alle artikel 3 Wet BIG-beroepsbeoefenaren
om de administratieve lasten voor zorgverleners in tijden van crisis te beperken.
De Taskforce ondersteuning optimale inzet zorgverleners heeft geadviseerd voornoemde
maatregelen onderdeel te laten zijn van de door de taskforce voorgestelde crisisregeling.
Zoals in de lange termijn COVID-brief aan uw Kamer gemeld, wordt het nut en de noodzaak
onderstreept van beide maatregelen en zullen de komende tijd voorbereidingen getroffen
worden om deze maatregelen opnieuw uit te voeren, mocht zich een nieuwe crisissituatie
voordoen.
Om de bekendheid met de mogelijkheden die de opdrachtconstructie biedt om de zorg
flexibel in te richten heb ik voorts in de brief aan uw Kamer over de toekomstbestendigheid
van de Wet BIG aangekondigd hiervoor een communicatiecampagne toegespitst op doelgroepen
vorm te gaan geven.
De leden van de D66-fractie vragen of aangeven kan worden of de Wet BIG in tijden
van schaarste in den brede goed genoeg geëquipeerd is om te kunnen kijken welke kwaliteiten
personeel nodig heeft om ingezet te worden, en welke kwaliteiten wellicht ook niet,
en of zich hier ook knelpunten voordoen? Deze leden zouden ook graag vernemen welke
kwaliteitseisen dan aangescherpt mogen worden en welke misschien niet nodig zijn.
Deze leden zijn ook benieuwd hoe een onderwerp als «passende zorg» meer een plek zou
kunnen krijgen in de Wet BIG.
Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, heeft de Wet BIG een aantal instrumenten
die bij schaarste zorgorganisaties in staat stellen de zorgcapaciteit zo efficiënt
mogelijk in te zetten. Ook is het uitgangspunt van de Wet BIG om geen onnodige beperkingen
te stellen aan het uitoefenen van een beroep en bepaalde handelingen in de zorg. De
risico’s voor kwaliteit en veiligheid die met beroepsuitoefening gepaard gaan bepalen
de noodzaak en mate van regulering. Zo wordt er steeds naar gestreefd om onnodige
regulering te voorkomen. Daarmee is de Wet BIG voldoende geëquipeerd voor flexibiliteit
en worden beperkingen van mobiliteit, arbeidsmarkttekorten en prijsopdrijvende effecten
vanwege overregulering voorkomen. Daarnaast zal door middel van de in de brief «Bevindingen
en verkenning toekomstbestendigheid Wet BIG»13 van 29 april 2022 aangekondigde communicatiecampagne ook extra aandacht worden besteed
aan de mogelijkheden die de Wet BIG reeds biedt voor onder andere opdrachtverlening.
De uitgangspunten van wanneer over wordt gegaan tot regulering in de Wet BIG en de
mogelijkheid voor flexibele inzet van personeel op grond van de opdrachtconstructie
sluiten aan bij het onderwerp «passende zorg».
Ook vragen de leden van de D66-fractie hoe het proces rondom het uitbrengen van het
advies en de besluitvorming omtrent het overnemen van de adviezen van de onafhankelijke
adviescommissie eruit gaat zien. Deze leden vernemen ook graag hoe de Kamer hierover
geïnformeerd wordt. zij vragen of aangeven kan worden hoe en welke veldpartijen hierbij
worden betrokken, en in het bijzonder hoe het patiëntperspectief wordt geborgd?
Ik heb u toegezegd een adviescommissie in te richten om advies uit te brengen over
de criteria voor beroepenregulering, het toekennen van functionele zelfstandigheid
en het reguleren van bepaalde handelingen als voorbehouden handelingen. Deze commissie
zal bij ministeriële regeling worden ingesteld. Uw Kamer wordt daarover geïnformeerd,
alsmede over (wanneer gereed) het advies van de commissie, mijn reactie en de naar
aanleiding daarvan voorgenomen acties.
De adviescommissie behoort geheel onafhankelijk te functioneren en leden van de adviesraad
behoren geen directe affiliatie met de beroepsverenigingen te hebben. De criteria
die de adviescommissie overweegt voor het wel of niet adviseren tot invoering van
een nieuwe voorbehouden handeling moeten het patiëntperspectief meewegen, omdat een
van de twee doelen van de Wet BIG de patiëntveiligheid is.
Deze leden geven verder aan graag te vernemen hoe het proces van de evaluatie van
de Wet BIG eruit zal zien en hoe de Kamer daarbij betrokken wordt.
De evaluatie van de Wet BIG wordt nog nader vormgegeven omdat de evaluatie pas na
1 april 2024 uitgevoerd wordt. De resultaten van de evaluatie worden uiteraard met
uw Kamer gedeeld.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat de afweging was voor het niet wettelijk
verplichten van deskundigheidsbevordering, en hoe voorkomen wordt dat dit niet goed
geborgd wordt.
Scholing en ontwikkeling is mijns inziens geen vrijblijvendheid: het is cruciaal dat
de kennis en vaardigheden van zorgmedewerkers actueel blijven. Echter, ik acht een
wettelijke verplichting niet wenselijk en niet noodzakelijk. Ik ben van mening dat
dit thema op een andere wijze moet en kan worden opgepakt.
Een wettelijke verplichting brengt een grote toename van administratieve lasten met
zich mee: het verplicht zorgmedewerkers om alle deskundigheidsbevorderende activiteiten
te administreren en desgevraagd bewijsmateriaal aan te leveren om aan te tonen dat
aan de wettelijke eisen is voldaan. Tevens moeten al deze activiteiten geaccrediteerd
worden door een uitvoeringsorganisatie.
De zorg staat momenteel al onder druk en daarom vind ik het onwenselijk om de administratieve
lasten voor zorgmedewerkers en uitvoeringsorganisaties te verhogen. Bovendien heeft
een wettelijke verplichting tot gevolg dat de inschrijving van de zorgmedewerker wordt
doorgehaald als deze niet voldoet aan de vereisten voor deskundigheidsbevordering.
Hoewel er signalen zijn dat er zorgmedewerkers zijn die onvoldoende aan scholing en
ontwikkeling (kunnen) doen, zijn er ook voldoende zorgmedewerkers die wel in staat
zijn om hun vakkennis en vaardigheden actueel te houden.
Het uitbreiden van de wetgeving op dit terrein biedt mijns inziens dus geen passende
oplossing en het is mijn voornemen om te onderzoeken welk(e) instrument(en) wel kunnen
worden ingezet. Om te kijken waar verbeteringen mogelijk zijn, wil ik meer inzicht
krijgen in welke sectoren of beroepen zich knelpunten voordoen en welke oplossingen
hierbij zouden kunnen helpen. De diversiteit aan zorgmedewerkers is groot en uit mijn
gesprekken met betrokken partijen komt naar voren dat er een even divers palet is
aan redenen waarom er in sommige sectoren of beroepen behoefte is aan meer sturing
op scholing en opleiding. Dit onderzoek richt zich niet alleen de op de BIG-geregistreerde
zorgverleners maar op het bijhouden van de vakontwikkeling in den brede: ook wel bekend
als leven lang ontwikkelen.
Antwoorden op de vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen waarom nu opnieuw nog meer adviezen en onderzoeken
nodig zijn. Deze leden vragen tevens op welke termijn verwacht wordt voldoende informatie
te hebben om daadwerkelijk met concrete wetsvoorstellen te komen met het oog op het
toekomstbestendig maken van de Wet BIG. Ook vragen de leden of toegezegd kan worden
hier een deadline voor in te stellen, zodat er zowel voor de Kamer als voor de beroepsgroepen
duidelijkheid gecreëerd wordt over de vraag wanneer er mogelijke veranderingen komen.
Naar aanleiding van het advies van de tijdelijke adviescommissie die wordt ingesteld
verwacht ik een besluit te kunnen nemen over onder meer het vaststellen van;
– De criteria voor beroepenregulering in artikel 3 en 34 van de Wet BIG,
– De criteria voor voorbehouden handelingen, en het uitzonderen van relatief veilige
deelhandelingen,
– De criteria voor toekenning van een zelfstandige bevoegdheid of een functioneel zelfstandige
bevoegdheid,
Ecorys heeft onderzoek gedaan naar de wensen en mogelijkheden voor de criteria voor
regulering in de Wet BIG. De tijdelijke adviescommissie zal worden gevraagd om de
criteria verder uit te werken zodat concretere handvatten beschikbaar zijn om de Wet
BIG – waar nodig – aan te passen en toekomstbestendig te maken.
Gezien de nog te zetten stappen is het op dit moment nog niet mogelijk om uw Kamer
te informeren over een concrete deadline.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister het oneigenlijk gebruik
van het BIG-nummer wil tegengaan.
Mij zijn signalen bekend dat sommige partijen een BIG-registratie vereisen terwijl
dit niet voort komt uit de Wet BIG. De BIG-registratie vervult dan een functie van
kwaliteitsgarantie. Het leidt echter ook tot het effect dat steeds meer beroepen in
het BIG-register willen om toegang te krijgen tot andere voorzieningen. De eerste
stap is dat ik met deze partijen, zoals de zorgverzekeraars, in overleg zal treden
over deze signalen om onwenselijk gebruik van de BIG-registratie tegen te gaan.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe meer taakherschikking gerealiseerd wordt en
op welke termijn? Wordt nog actie ondernomen om tot meer titelbescherming te komen,
zo vragen de leden.
In het algemeen is taakherschikking een belangrijk instrument om in te spelen op de
veranderende en stijgende zorgvraag. Door taakherschikking komt er tijd vrij bij zorgmedewerkers
voor werkzaamheden die echt tot hun kerntaken en specialisme behoren. Taakherschikking
past ook bij het idee dat iedere professional moet doen waar hij goed in is en de
patiënt hierbij maximaal is geholpen.
Op dit moment zet ik mij reeds op verschillende manieren in voor taakherschikking.
Een voorbeeld hiervan is het onderzoeksprogramma RN2Blend. Dit is een vierjarig (2019–2023)
wetenschappelijk onderzoeksprogramma naar gedifferentieerd verpleegkundig werk binnen
ziekenhuizen en UMC's, en de betekenis daarvan voor de verpleegkundige beroepsuitoefening.
Een ander voorbeeld is het experiment geregistreerd-mondhygiënist (2020–2025). Dit
experiment heeft als doel om te verkennen of taakherschikking leidt tot doelmatigere
inzet van geregistreerd-mondhygiënisten en tandartsen, waarbij de kwaliteit voor de
patiënt niet in het geding is. Tijdens het experiment mogen geregistreerd- mondhygiënisten
tijdelijk drie voorbehouden handelingen zelfstandig verrichten.
Hiernaast, zoals toegezegd in de beantwoording Kamervragen forensische zorg d.d. 9 juni
202214 wordt er momenteel een onderzoek uitgezet waarin de inzet van de physician assistants
en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw nader wordt verkend.
Ook worden door GGD GHOR binnen de forensische geneeskunde enkele pilots omtrent taakherschikking
uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots wordt er vervolgens binnen
het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde van ZonMW een tender uitgezet om de
mogelijkheden voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde verder te onderzoeken.
Of en hoe het toekennen van meer functioneel zelfstandige bevoegdheden kan bijdragen
aan een betere taakverdeling, wordt meegenomen door de adviescommissie die mij zal
adviseren over de voorbehouden handelingen in den brede.
Zoals uw Kamer in december 2019 gemeld is15, worden er geen nieuwe aanvragen voor opname van beroepen in artikel 3 Wet BIG in
behandeling genomen tot ik uw Kamer over mijn lange termijn visie op een toekomstbestendige
Wet BIG heb geïnformeerd. Titelbescherming is een van de gereedschappen in de gereedschapskist
van de Wet BIG om veiligheid voor patiënten te bevorderen. Of titelbescherming uitgebreid
behoort te worden kan pas worden bezien na het advies van de adviescommissie, maar
zoals in de Kamerbrief 16 is benoemd, «is mijn uitgangspunt dat de risico’s die gepaard gaan met de beroepsbeoefening
de noodzaak voor regulering stellen: bij minder risico, minder noodzaak en dus minder
vergaande of geen regulering. We moeten de uitoefening van de zorg vrij houden waar
dit mogelijk is en alleen beperken waar dit voor de bescherming van de patiënt noodzakelijk
is».
De leden van de CDA-fractie vragen waar de ondersteuning voor het opzetten van kwaliteitsregisters
van de beroepsverenigingen van de artikel 3 beroepsgroepen in de Wet BIG uit bestaat
en op welke termijn deze kwaliteitsregisters gereed moeten zijn.
De invulling van de wijze van ondersteuning van de beroepsgroepen om een kwaliteitsregister
op te richten is nog niet gedefinieerd. Mijn ministerie onderzoekt momenteel welke
(financiële) impulsen benodigd zijn om oprichting van de kwaliteitsregisters te bewerkstelligen.
Waarom wordt er onderzocht of er bepaalde groepen zorgprofessionals onvoldoende aan
deskundigheidsbevordering doen in plaats van voor te stellen om te komen tot verplichte
bijscholing voor iedereen die zorgprofessional is, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Waarom denkt hij aan een financiële impuls? Dit is toch de verantwoordelijkheid van
werkgevers? Zij vragen waarom ik een subsidieregeling wil maken met betrekking tot
het bevorderen van medezeggenschap en vragen of dit tevens de verantwoordelijkheid
van de werkgever is.
Een wettelijke verplichting tot deskundigheidsbevordering is onwenselijk en niet noodzakelijk.
Hoewel er signalen zijn dat er zorgmedewerkers zijn die onvoldoende aan deskundigheidsbevordering
(kunnen) doen, zijn er ook voldoende zorgmedewerkers die wel in staat zijn om hun
vakkennis en vaardigheden actueel te houden. Om deze reden vind ik het invoeren van
een generieke, wettelijke eis niet noodzakelijk. Door middel van een aanvullend onderzoek
wil ik inzichtelijk krijgen in welke sectoren of beroepen zich knelpunten voordoen
en welke maatregelen (door welke partij dan ook) hierbij zouden kunnen helpen, zodat
er gerichter maatregelen kunnen worden genomen daar waar dat nodig is.
Het leven lang ontwikkelen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de
zorgmedewerker, daarbij ondersteund door, als daar sprake van is, de werkgever als
onderdeel van goed werkgeverschap. Het is mijn intentie om met een impuls, desgevraagd
financieel, de randvoorwaarden voor een leven lang ontwikkelen te verbeteren, zodat
medewerkers en werkgevers hun verantwoordelijkheden op dit gebied goed kunnen invullen.
In mijn gesprekken met de betrokken partijen kwam zeggenschap naar voren als thema
waarop in een aantal sectoren knelpunten wordt ervaren in het kader van hun trajecten
van leren en ontwikkelen. Op 28 oktober 2021 heeft uw Kamer met de amendement Ellemeet/de
Vries17 middelen vrijgemaakt voor het ontwikkelen en uitvoeren van plannen ter bevordering
van zeggenschap en het herstel van zorgmedewerkers. De motie benadrukt het belang
van invloed en zeggenschap van zorgmedewerkers en geeft aan dat er onder andere behoefte
is aan mogelijkheden voor opleiding. Met de subsidieregeling wordt uitvoering gegeven
aan deze motie.
Antwoorden op de vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen of er een overzicht kan worden gegeven van de beroepsgroepen
die opgenomen willen worden in de BIG en waarom zij onder deze wet willen vallen.
Het Zorginstituut heeft momenteel één aanvraag tot opname in het zware regime (artikel
3) van de Wet BIG in behandeling. Dit betreft de klinisch fysicus. Zoals uw Kamer
in december 2019 is gemeld18, worden er nu geen nieuwe aanvragen in behandeling genomen tot ik uw Kamer over mijn
lange termijn visie op een toekomstbestendige Wet BIG heb geïnformeerd. Het Zorginstituut
voert regelmatig oriënterende gesprekken met beroepsgroepen, maar dit hoeft niet direct
te leiden tot een formele aanvraag tot opname in de Wet BIG zodra dit weer mogelijk
is.
Over het algemeen vormt de wens om onder het publiekrechtelijke tuchtrecht te vallen,
en hiermee patiënten te beschermen, reden om te verzoeken tot opname in de Wet BIG.
Ook de bescherming van de beroepstitel is voor beroepsgroepen een reden om in de Wet
BIG te willen worden opgenomen. Verder zijn er signalen dat aanvragers in aanmerking
willen komen voor de bekostigingsbijdrage voor opleidingen of dat positionering ten
opzichte van collega-beroepen een rol speelt. Ook andere, indirecte voordelen van
een BIG-registratie kunnen aanleiding zijn voor een wens om opgenomen te worden in
het BIG-register.
Ook vragen de leden van de SP-fractie welk type zorgverleners gevraagd wordt om zitting
te nemen in de adviesraad.
Uitgangspunt is dat de raad van experts bestaat uit een diverse groep aan onafhankelijke
experts vanuit verscheidene beroepsgroepen en (zorg)branches. Dit kunnen bijvoorbeeld
ook wetenschappers of mensen uit het bedrijfsleven betreffen.
Verder geven de leden van de SP-fractie aan dat zij begrijpen dat er verschillende
standaarden zijn per beroepsgroep, maar vragen of kwaliteitsregistratie niet beter
in één register geregeld kan worden. Zij vragen of toegelicht kan worden waarom een
grote verscheidenheid aan kwaliteitsregisters van verschillende beroepsverenigingen
wenselijk wordt geacht?
Het BIG-register handhaaft het minimum kwaliteitsniveau door middel van periodieke
registratie. Het is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen om de deskundigheid
boven dit minimum te bevorderen en borgen. Het staat daarbij de zorgverlener vrij
om al dan niet lid te worden van zo’n register. De kwaliteitsregisters zijn een goed
voorbeeld van hoe de beroepsgroepen zelf de kwaliteit van zorgmedewerkers stimuleren
en inzichtelijk maken. Ik kies ervoor om geen centraal register te creëren, naast
het reeds bestaande BIG-register, waarin de aanvullende eisen voor alle artikel 3
Wet BIG beroepsgroepen opgenomen zijn, omdat ten eerste zoveel mogelijk moet worden
aangesloten bij al lopende initiatieven om geen onnodige administratieve lasten te
creëren. Bovendien zijn de kwaliteitsregisters door het veld zelf gecreëerd, waardoor
zij optimaal aansluiten bij de karakteristieken, normen en de behoeften van de specifieke
beroepsgroepen. Een centraal register kan geen recht doen aan de grote mate van verscheidenheid
in beroepen in de zorg.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de Minister het wenselijk vind om deskundigheidsbevordering
niet wettelijk te verankeren, en of een zorgverlener per definitie zelf in staat is
om te beoordelen in hoeverre hij of zij bekwaam is tot het verrichten van voorbehouden
handelingen? Ook vragen zij zich af of hierover kan worden aangegeven waarom dit wenselijk
geacht wordt. Tenslotte vragen deze leden hoe deze beslissing zich verhoudt tot de
constatering dat er bepaalde groepen zorgverleners zijn die onvoldoende aan deskundigheidsbevordering
(kunnen) doen.
Er zijn verschillen in de mate waarin zorgverleners hun deskundigheid op peil houden.
Dit is deels te verklaren door de grote verscheidenheid aan zorgverleners en vakgebieden.
Ik vind het wenselijk dat de wijze waarop en de mate waarin aan deskundigheidsbevordering
wordt gedaan aansluiten bij de behoeften van de individuele zorgverlener en bij de
ontwikkelingen in het specifieke vak waarin de zorgverlener werkzaam is.
De Wet BIG stelt dat een zorgverlener de aan hem voorbehouden handelingen slechts
mag uitoefenen voor zover hij redelijkerwijs mag aannemen dat hij beschikt over de
bekwaamheid die vereist is om zo’n handeling behoorlijk te verrichten. Of iemand zich
terecht bekwaam acht, kan worden getoetst aan de voor het betreffende beroep geldende
tuchtnormen. Deze beoordeling vindt plaats binnen de kaders die de Wet BIG in het
algemeen stelt aan de bekwaamheid. De Wet BIG stelt ten eerste eisen aan de opleiding
die moet worden gevolgd voor het mogelijk is om te registreren in het BIG register.
Vervolgens geldt er een werkervaringseis: de zorgverlener dient gedurende vijf jaar
een minimum aantal uren te werken binnen het deskundigheidsgebied. Hiermee wordt geborgd
dat naast een gedegen opleiding, de zorgverlener ook beschikt over recente werkervaring.
Indien de zorgverlener de werkervaringseis niet haalt, is herregistratie alsnog mogelijk
door een periodiek registratie certificaat (PRC, de zogenaamde scholingseis) te behalen.
Te allen tijde is het echter verplicht dat een zorgverlener, wel of niet BIG-geregistreerd,
bekwaam is in de handelingen die hij/zij verricht. Dit is niet alleen aan hem/haarzelf
om te beoordelen maar ook aan de eventuele werkgever/opdrachtgever.
Hoewel er signalen zijn dat er zorgmedewerkers zijn die onvoldoende aan deskundigheidsbevordering
(kunnen) doen, zijn er ook voldoende zorgmedewerkers die wel in staat zijn om hun
vakkennis en vaardigheden actueel te houden. Om deze reden vind ik het invoeren van
een generieke, wettelijke eis niet noodzakelijk. Door middel van een aanvullend onderzoek
wil ik inzichtelijk krijgen in welke sectoren of beroepen zich knelpunten voordoen
en welke maatregelen (door welke partij dan ook) hierbij zouden kunnen helpen, zodat
er gerichter maatregelen kunnen worden genomen daar waar dat nodig is.
Het leven lang ontwikkelen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de
zorgmedewerker, daarbij ondersteund door, als daar sprake van is, de werkgever als
onderdeel van goed werkgeverschap. Het is mijn intentie om met een impuls, desgevraagd
financieel, de randvoorwaarden voor een leven lang ontwikkelen te verbeteren, zodat
medewerkers en werkgevers hun verantwoordelijkheden op dit gebied goed kunnen invullen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier