Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Witte vlek op pensioengebied (Kamerstuk 32043-573)
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 589
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 juni 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
over de brief van 8 februari 2022 over de Witte vlek op pensioengebied (Kamerstuk
32 043, nr. 573).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 maart aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie, Blom
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat het aanvalsplan zich richt op de
verlaging van drempels voor kleine (en jonge) werkgevers om een pensioenregeling aan
te bieden, onder andere door meer laagdrempelige informatieverstrekking en actualisering
van de weringssfeer. Zij zien hier een mogelijkheid om ook zzp’ers en platformwerkers
op geschikte wijze te ondersteunen om hun pensioen te regelen en vragen de Minister
hierop te willen reageren en aan te geven hoe deze ondersteuning er voor deze groepen
specifiek uit gaat zien. Het aanvalsplan witte vlek richt zich op werknemers die geen
pensioen opbouwen in de tweede pijler. Zzp’ers vallen daarmee buiten de reikwijdte
van het aanvalsplan en platformwerknemers vallen alleen onder de reikwijdte voor zover
zij werknemer zijn.1 De in de voortgangsrapportage genoemde campagnes bedoeld om het pensioenbewustzijn
te vergroten, zoals de Pensioen3Daagse en de campagne «nu iets doen aan je pensioen»
van de Pensioenfederatie dragen niet alleen bij aan het vergroten van het pensioenbewustzijn
van werknemers maar ook aan het pensioenbewustzijn van werkenden die niet onder de
reikwijdte van het aanvalsplan vallen. Daarnaast worden met het wetsvoorstel toekomst
pensioenen de mogelijkheden voor zzp’ers om pensioen op te bouwen vergemakkelijkt
en verruimd, onder andere door het afschaffen van de doorsneepremie en het introduceren
van een arbeidsvormneutraal pensioenkader.
De leden van de VVD-fractie vragen of het hoofdzakelijkheidscriterium een oplossing
is voor de problematiek dat het voor startende ondernemers niet altijd duidelijk is
of zij al dan niet verplicht aangesloten moeten zijn bij een verplicht pensioenfonds,
en of de regering dit verder kan toelichten. Deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds
kan wettelijk verplicht worden als een belangrijke meerderheid van sociale partners
in een bedrijfstak hierom verzoekt. Deze verplichte deelname geldt dan voor iedereen
die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt. Sociale partners
geven in hun verzoek aan wie onder de verplichtstelling zou moeten vallen, dat doen
ze door de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds te omschrijven. In de werkingssfeer
staat vermeld welke bedrijfsactiviteiten onder de verplichte deelname in dat bedrijfstakpensioenfonds
vallen. Bij het omschrijven van de werkingssfeer kunnen sociale partners bepalen dat
deelname verplicht is wanneer de werkgever «in hoofdzaak» een bepaalde bedrijfsactiviteit
verricht.2 Het is aan sociale partners om te voorkomen dat werkingssferen van verschillende
bedrijfstakpensioenfondsen overlappen. Zoals toegezegd in het commissiedebat van 31 maart
2022 (Kamerstuk 32 043, nr. 584) zal de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen met de sociale partners
in gesprek gaan over de vraag hoe om te gaan met het hoofdzakelijkheidsbeginsel ter
voorkoming van overlappende werkingssferen. Zij zal uw Kamer zoals eerder toegezegd
daarover spoedig informeren.
De leden van de VVD-fractie geven aan het belangrijk te vinden dat alle Nederlanders
op de hoogte zijn van hun mogelijkheden omtrent de Algemene Ouderdomswet (AOW) en
de Aanvullende Inkomensvoorziening ouderen (AIO). Daarnaast zijn deze leden het eens
met het aanvullend onderzoek dat aan het CBS wordt gevraagd om meer inzicht te krijgen
in de kenmerken en karakteristieken van werknemers met een migratieachtergrond, met
nadruk op diegenen die geen aanvullend pensioen opbouwen. Zodra de uitkomsten van
dit onderzoek bekend zijn, zal de regering u informeren over de bevindingen. Ook zal
het Ministerie van SZW de uitkomsten met de Stichting van de Arbeid bespreken.
De leden van de VVD-fractie vragen of werkgevers en werknemers die in plaats van een
verplichte pensioenregeling kiezen voor een extra flexibel besteedbaar budget, waarbij
werknemers zelf kunnen kiezen waar ze hun pensioenregeling willen onderbrengen en
hoeveel premie ze willen inleggen, onder de witte vlek vallen. Indien werkgevers er
voor kiezen om hun werknemers een extra flexibel budget aan te bieden waarmee werknemers
zelf kunnen bepalen hoe zij hun oudedagsvoorziening willen regelen, vallen zij onder
de zogenoemde witte vlek. Immers, zij bouwen geen pensioen op in een pensioenregeling
in de tweede pijler. Er zijn geen gegevens bekend over hoeveel werknemers van hun
werkgever een extra budget krijgen om zelf in hun oudedagsvoorziening te voorzien.
Uit het CBS-onderzoek naar de omvang van de witte vlek blijkt wel dat van de 343 duizend
werknemers in de witte vlek er 8 duizend pensioen opbouwen in de derde pijler. Van
deze optie wordt dus relatief weinig gebruikt gemaakt.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel jongeren zijn bereikt met de campagnes
om het pensioenbewustzijn onder jongeren te vergroten, en hoeveel van hen daadwerkelijk
meer informatie over hun pensioen hebben opgezocht. De website geenpensioen.nl, een
initiatief van de SER, heeft van 11 oktober 2021 tot en met 29 mei 2022 5091 bezoekers
gehad. Uit de gegevens is niet te achterhalen wat deze bezoekers vervolgens hebben
gedaan met de informatie die ze hebben verkregen via geenpensioen.nl. Voor de overige
campagnes zijn geen gegevens beschikbaar. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie
wat er wordt gedaan als er geen campagne is om bij aan te haken. De Pensioen3Daagse
is een jaarlijks terugkerend evenement. Idealiter wordt daar ieder jaar ook aandacht
gevestigd op mensen die geen pensioen opbouwen. Als blijkt dat de campagnes niet genoeg
effect hebben, zal de regering met sociale partners zoeken naar manieren om de campagne
te intensiveren.
De leden de D66-fractie vragen hoe pensioenopbouw door iedereen, ook de mensen in
de witte vlek, een plaats krijgt in de campagne over de Wet toekomst pensioenen. Op
dit moment werkt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan specifieke
middelen die gebruikt gaan worden bij de publiekscommunicatie over de invoering van
de nieuwe pensioenregels. Die middelen zijn er op gericht om pensioenbewustzijn onder
alle groepen in de samenleving te vergroten en zullen worden ingezet voorafgaand aan
de wijzigingen in het pensioenstelsel. Dit wordt gedaan in samenwerking met onder
andere vakbonden, werkgeversorganisaties, pensioenuitvoerders en stichting Lezen en
Schrijven. Bij deze voorbereidingen worden drie doelgroepen onderscheiden:
• Werkend Nederland van 18 tot 55 jaar
• Bijna gepensioneerden vanaf 55 jaar
• Reeds gepensioneerden
Deze indeling is op hoofdlijnen en zal in consultatie met relevante partijen nog nader
worden verfijnd. Denk aan mensen die geen pensioen opbouwen via de werkgever, deelnemers
met een verzekerde regeling of jongeren die (nog) niet of minder participeren op de
arbeidsmarkt. Daarnaast wordt bijzondere aandacht besteed aan het bereiken van mensen
met een migratieachtergrond en laaggeletterden. Verder begint na de parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel toekomst pensioenen een publiekscampagne om Nederlanders
te informeren over de vernieuwing van het pensioenstelsel.3 Ook zal op korte termijn een informatieplatform worden ingesteld, gericht op het
algemene publiek, met informatie over hoe pensioen nu geregeld is en wat er gaat veranderen.
De leden van de D66-fractie vragen hoe internationale ondernemers worden geholpen
een goede pensioenregeling aan te bieden die niet te ingewikkeld wordt en of de sectorale
indeling daarbij belangrijker is dan een goed pensioen voor de werknemer. Voor de
beantwoording van deze vraag zullen twee situaties worden toegelicht. De pensioensituatie
van de werkgever van een internationaal bedrijf die een werknemer tijdelijk in Nederland
laat werken en de situatie van een Nederlandse werkgever die voor alle werknemers
in Nederland dezelfde pensioenregeling wil aanbieden. Vooropgesteld moet worden dat
door verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds in die bedrijfstak bepaalde
doelen worden bereikt, zoals het voorkomen van concurrentie op de arbeidsvoorwaarde
pensioen en dat voor alle werknemers in die bedrijfstak eenzelfde pensioenregeling
geldt. Alle werknemers ongeacht hun gezondheid bouwen pensioen op tegen hetzelfde
premiepercentage. In een internationale situatie kan een verplichte deelname in een
bedrijfstakpensioenfonds aan de orde zijn als een werknemer in Nederland werkt. Wordt
de werknemer vanuit het buitenland gedetacheerd dan kan de werknemer voor de duur
van de detachering blijven deelnemen aan zijn buitenlandse pensioenregeling.4 Hierdoor zou deze werknemer pensioen kunnen blijven opbouwen in dezelfde regeling.
Als een werkgever met verschillende activiteiten binnen Nederland een pensioenregeling
zou willen aanbieden aan alle werknemers dan dient deze werkgever zich er eerst van
te vergewissen of er een mogelijke verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds
van toepassing is. Bij een werkgever met meerdere groepsondernemingen kan het zo zijn
dat één onderneming onder de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds valt
en de overige ondernemingen in de groep niet. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid
om het bedrijfstakpensioenfonds om vrijstelling van verplichte deelname te verzoeken.
Er gelden voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling.
De leden van de D66-fractie achten meer urgentie op zijn plaats en stellen voor om
actiepunt 8 «Execution only en basisproduct» uit het aanvalsplan witte vlek uit te
voeren zodra de Wet toekomst pensioenen in de Tweede Kamer is behandeld. De regering
vindt het een goede suggestie van de leden om niet tot inwerkingtreding te wachten
met het opstarten van actiepunt 8 maar nadat de Wtp in de Kamer is behandeld. De regering
zal dit ook zo bespreken met sociale partners, zij zijn binnen het aanvalsplan Witte
Vlek verantwoordelijk voor dit actiepunt.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe de pensioenopbouw door zelfstandigen
verder wordt geborgd (in het aanvalsplan). Het aanvalsplan Witte Vlek is opgesteld
om de witte vlek onder werknemers terug te dringen en is daarmee niet gericht op zelfstandigen.
Om die reden richten de actiepunten zich op werknemers en werkgevers. De regering
benadrukt dat het van belang is dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd
om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzp’ers. Daartoe is er naast de
AOW als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler),
en hebben zzp’ers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit
aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt
fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzp’ers premies of inleg kunnen aftrekken.
Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee
pensioenopbouw door zzp’ers beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld
de ruimte die zzp’ers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler
fors te verruimen. Nu is die ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen
minus AOW-drempelbedrag). Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte
in de derde pijler gelijk wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler.
Voor deze verruiming is 100 miljoen euro gereserveerd. Als tweede bevat het wetsvoorstel
experimenteerwetgeving die het mogelijk maakt dat zzp’ers zich vrijwillig kunnen aansluiten
bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Naar huidig recht
hebben zzp’ers zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de tweede pijler
De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn de actiepunten 13 «handhaaf sectorcodes»
en 14 «sluitende SBI-indeling» afgerond zullen zijn. Voor pensioenfondsen is het van
belang dat zij kunnen nagaan wie verplicht deelnemen aan het pensioenfonds, zolang
de sectorcodes bestaan zullen zij hier gebruik van maken. Het voornemen is dat deze
op termijn komen te vervallen, er is echter nog geen concreet tijdspad. Om tijdig
voorbereid te zijn, is het Ministerie van SZW in overleg met de Pensioenfederatie
om gezamenlijk op zoek te gaan naar mogelijke alternatieven. Daarbij worden de eventuele
mogelijkheden van de SBI-codes betrokken. Dit is een complex vraagstuk omdat de sectorcodes
en de SBI-codes door verschillende instanties op verschillende wijze worden gebruikt.
Het is daarom nog niet mogelijk om aan te geven wanneer deze acties zijn afgerond,
waarbij beide actiepunten inherent aan elkaar zijn. Voor de volledigheid merkt de
regering op dat actiepunten 13 en 14 gericht zijn op de gebonden werkgever die onder
een verplichtstelling vallen, daarmee hebben de werknemers in dienst bij deze werkgevers
recht op pensioenopbouw in de tweede pijler. Het actueel houden van de werkingssfeer
(actiepunt 12) en het moderniseren en/of intensiveren van het handhavingsbeleid (actiepunt
17) zijn twee actiepunten uit het aanvalsplan Witte Vlek die hierbij aansluiten.
De leden van de D66-fractie vragen of het mogelijk is om de verschillende websites
te centraliseren. De afzonderlijke sites hebben ieder een andere functie. Zo heeft
de website «nuietsdoenaanjepensioen.nl» het doel om bezoekers bewust te maken van
het feit dat pensioen nu ook al een rol speelt in je leven. De website «geenpensioen.nl»
is een info- en meldpunt waar je voor kennis en informatie terecht kunt als je als
werkgever je personeel een aanvullend pensioen wil bieden maar je nog geen pensioenregeling
hebt, of als je als werknemer geen pensioen opbouwt bij je werkgever. Als de deelnemer
echter inzicht wil in de pensioenregeling(en) waaraan hij deelneemt of deelnam dan
kan hij terecht op mijnpensioenoverzicht.nl. Via mijnpensioenoverzicht.nl worden de
verschillende pensioenregelingen en opgebouwde aanspraken bijeengebracht zodat hij
niet al zijn (voormalige) pensioenuitvoerders afzonderlijk hoeft te benaderen. Op
de websites van «nuietsdoenaanjepensioen.nl» en «geenpensioen.nl» wordt overigens
ook verwezen naar mijnpensioenoverzicht.nl zodat een persoon erachter kan komen of
hij bepaalde pensioenaanspraken heeft. Verder begint na de parlementaire behandeling
van het wetsvoorstel toekomst pensioenen een publiekscampagne om Nederlanders te informeren
over de vernieuwing van het pensioenstelsel.5 Onderdeel daarvan zal een website zijn, gericht op het algemene publiek, met informatie
over hoe pensioen nu geregeld is en wat er gaat veranderen. Daar zullen antwoorden
gegeven worden op vragen die leven over de nieuwe pensioenregels.
De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn MVO-beleid in den brede onderdeel
kan worden van het aankoopbeleid van de rijksoverheid. De leden van de D66-fractie
en de leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet de oproep aan gemeenten om oog
te hebben voor pensioenopbouw bij aanbestedingen meer kracht kan bijzetten en breder
onder de aandacht kan brengen. De rijksoverheid koopt maatschappelijk verantwoord
in, dit is opgenomen in het Rijksinkoopbeleid.6 De regering vindt het van groot belang dat maatschappelijk verantwoord wordt ingekocht
en dat werknemers aanvullend pensioen opbouwen. Dit laatste is echter niet af te dwingen
via aanbestedingen en inkoopbeleid van de (Rijks)overheid.7
De leden van de D66-fractie vragen of het tijdspad realistisch is om iedereen die
werkt de mogelijkheid te bieden pensioen op te bouwen in de tweede pijler van het
nieuwe pensioenstelsel. Om te beginnen wil de regering benadrukken dat zij het gewenst
vindt om zoveel mogelijk werknemers pensioen op te laten bouwen via hun werkgever
en daarmee de witte vlek zo klein mogelijk te maken. Pensioen is wel een arbeidsvoorwaarde
waar sociale partners primair voor verantwoordelijk zijn. De wetgever stelt daarbij
het kader waarbinnen dat mogelijk is en gestimuleerd wordt. Sociale partners hebben
zich met de afspraken in het Pensioenakkoord gecommitteerd aan het reduceren van de
witte vlek. De Stichting van de Arbeid heeft daartoe een meerjarenplan Aanvalsplan
Witte Vlek pensioenen opgesteld. Een aantal maatregelen uit dit plan is reeds opgepakt
en uitgewerkt, terwijl andere acties het komende jaar opgepakt worden. De regering
kan niet uitsluiten dat er op termijn meer nodig zal zijn, dit hangt onder andere
sterk af van de ontwikkeling van de witte vlek. Het verdient de aanbeveling om eerst
de maatregelen uit het aanvalsplan voortvarend uit te voeren en nauwlettend te volgen.
De eerste resultaten daarvan zullen naar verwachting in 2023 in de cijfers zichtbaar
zijn. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, naar
verwachting is dit medio 2025. Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende
trend vertoont, zal de regering – in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders
– in overleg treden met de StvdA over aanvullende maatregelen.8
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen of de sociale partners, in het bijzonder de werkgeversorganisaties
bewust niet betrokken worden bij de uitwerking van de acties uit het aanvalsplan.
Werkgevers en werknemers zijn via de Stichting van de Arbeid uiteraard als eerste
aan zet bij de uitwerking van de acties. De sociale partners in de StvdA hebben in
het aanvalsplan geconstateerd dat het verkleinen van de witte vlek grote inspanning
vergt die niet alleen aan centrale werkgevers- en werknemersorganisaties en decentrale
cao-partijen en pensioenuitvoerders kan worden gevraagd. Ook andere partijen, zoals
de overheid, de AFM, het CBS, de Kamer van Koophandel, pensioenadviseurs, accountants
en administratiekantoren, ongebonden werkgevers en hun werknemers en tot slot de SER
zijn hierbij nodig. De werkgroep die met de acties uit het aanvalsplan aan de slag
is, is dan ook breder samengesteld. Naast werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd
in de StvdA nemen de pensioenkoepels en het Ministerie van SZW deel aan deze werkgroep
en treden zij in contact met de partijen die een rol kunnen vervullen bij het verkleinen
van de witte vlek.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de ambitie van de regering is omtrent de omvang
van de witte vlek in 2027. De regering en sociale partners menen dat voor de uiterlijke
inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel de witte vlek substantieel gereduceerd
moet zijn.9 Historisch gezien fluctueert de witte vlek rond de 8% – 10% (zie ook nota naar aanleiding
van verslag bij wetsvoorstel toekomst pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt
de regering te hoog. Aangezien het aanbieden van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke
afspraak tussen werkgever en werknemers betreft, is de StvdA, mede op verzoek van
de Tweede Kamer10, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van
de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren
van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder
belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien
of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar
zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het
aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment
is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van
de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio
2025.Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende trend vertoont, zal de
regering – in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders – in overleg treden
met de StvdA over aanvullende maatregelen.11
De leden van de CDA-fractie vragen nader toe te lichten waarom is besloten om het
ontwikkelen van een basispensioenregeling voor kleine werkgevers in de tweede pijler
pas op te pakken na inwerkingtreding van de nieuwe pensioenwet. In de werkgroep is
besloten dat sociale partners het voortouw nemen voor de uitwerking van dit actiepunt.
Een basispensioenregeling kan het beste vorm krijgen binnen het nieuwe wettelijke
kader. Tegelijkertijd geldt dat het wetsvoorstel eerst behandeld moet worden door
het parlement voordat het wettelijk kader bekend is, daarom is besloten te wachten
tot daarover voldoende duidelijk is. De leden van de D66- fractie hebben als suggestie
meegegeven om de uitwerking van dit actiepunt op te pakken zodra uw Kamer de wet behandeld
heeft. Dit lijkt de regering een goede insteek, de regering zal dit ook zo bespreken
met sociale partners.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre er gebruik is gemaakt van het meld-
en informatiepunt geenpensioen.nl bij de Sociaal-Economische Raad (SER). Tevens vragen
deze leden of de Minister de acties omtrent het vergroten van het pensioenbewustzijn
geslaagd acht en op basis van welke parameters de Minister dat beoordeelt. De website
geenpensioen heeft van 11 oktober 2021 tot en met 29 mei 2022 5091 bezoekers gehad,
uit de gegevens is niet te achterhalen wat deze bezoekers vervolgens hebben gedaan
met de informatie die ze hebben verkregen via geenpensioen.nl. Daarnaast wordt onder
andere gewerkt met een Publieksmonitor pensioenen: een doorlopend, representatief
onderzoek onder de Nederlandse bevolking. Deze monitor zorgt elk kwartaal voor inzicht
in vertrouwen en beleving rondom het pensioenstelsel. De nulmeting van de Publieksmonitor
is onlangs afgerond. De volledige rapportage kan ingezien worden in het dossier Pensioen
op rijksoverheid.nl.12
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe de gesprekken met
uitvoeringsinstanties als de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en administratie-
en accountantskantoren over de witte vlek is verlopen. Deze leden lezen daarover wel
zijdelings iets in de brief, maar zouden hier graag meer inzicht in krijgen aangezien
een uitvoeringsorganisatie zoals de Belastingdienst al onder grote druk staat. Het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gesprekken gevoerd met de Belastingdienst,
de Kamer van Koophandel en het Centraal Bureau voor de Statistiek in het kader van
de acties uit het aanvalsplan. De gesprekken met administratie- en accountantskantoren
zijn gevoerd door sociale partners en niet door het ministerie. In de voortgangsrapportage
van de Stichting van de Arbeid is aangegeven dat SZW in 2022 het gesprek aan zou gaan
met de Belastingdienst om te bezien of een standaard brief sturen bij geen pensioenopbouw
een mogelijkheid zou zijn (actiepunt 1). Uit dit gesprek is gebleken dat de Belastingdienst
niet over de benodigde, individuele gegevens hiervoor beschikt aangezien pensioen
fiscaal gefaciliteerd wordt en de Belastingdienst belasting heft. Aanvullend merkt
de regering op dat indien de Belastingdienst dit had gekund, het zeer de vraag is
of dit een taak moet zijn voor de Belastingdienst. Bezien wordt welke alternatieve
manieren er zijn om de werknemer bewust te maken of er sprake is van pensioenopbouw
en wat de voor- en nadelen van deze opties zijn. Ook zijn er door het ministerie en
de Pensioenfederatie gesprekken gevoerd met de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst
en het CBS om nadere informatie uit te wisselen met betrekking tot de werking van
de sectorcodes ten opzichte van de Standaard Bedrijfsindeling-codes (SBI-codes) zodat
ondernemers doorgestuurd kunnen worden naar het pensioenfonds waar zij thuishoren.
Met betrekking tot de uitwerking van het aanvalsplan Witte Vlek heeft de regering
geen voornemens om de Belastingdienst te vragen aanvullende taken uit te voeren. De
komende jaren zullen zij al veel werkzaamheden moeten uitvoeren met betrekking tot
de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Daarnaast heeft de StvdA gesprekken
gevoerd met de grootste administratiekantoren en de Koninklijke Nederlandse Beroepsvereniging
van Accountants waarin is benadrukt dat zij een belangrijke rol spelen in het bijstaan
van werkgevers, tevens is hen gevraagd werkgevers te wijzen op de verplichtingen en
risico’s van een verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfondsen en het belang
van het hebben van een pensioenregeling. Zoals in de voortgangsrapportage van de StvdA
is toegelicht, hebben deze partijen aangegeven dat zij in de gesprekken die zij voeren
met werkgevers standaard ingaan op de arbeidsvoorwaarde pensioen en de mogelijke verplichte
aansluiting bij bedrijfstakpensioenfondsen.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de omvang van de witte vlek in 2019 ongeveer
gelijk is aan die van 2016 en of dit naar bepaalde beroepsgroepen is te herleiden.
Daarnaast vragen zij of er al voor het actieplan maatregelen werden genomen om de
witte vlek te verkleinen. Tot slot wordt gevraagd na hoeveel jaar of bij welke omvang
een bedrijf een pensioenregeling aanbiedt. Zowel de omvang van de witte vlek in 2016
als de omvang in 2019 is gemeten voordat het Aanvalsplan witte vlek van de StvdA is
opgesteld. Ook de effecten van het verplicht aanbieden van een adequate pensioenregeling
aan payrollwerknemers en van het verkorten van de wachttijd in de uitzendsector zijn
nog niet in de cijfers van 2019 zichtbaar. De omvang van de witte vlek in deze twee
jaren is redelijk stabiel.
Ook wanneer wordt gekeken naar de economische activiteit van het bedrijf, Landbouw,
visserij, bouwnijverheid en industrie (8%), Commerciële dienstverlening (19%) en Niet-commerciële
dienstverlening (6%) is de omvang van de witte vlek redelijk stabiel. Uit de CBS-data
blijkt niet of en zo ja wanneer de groei van de onderneming leidt tot het aanbieden
van een pensioenregeling of bij welke leeftijd van een bedrijf dat het geval is. De
bedrijven worden namelijk niet in de tijd gevolgd. Wel is het CBS gevraagd om meer
inzicht te geven in de kenmerken van de werknemers en de werknemers die geen pensioen
opbouwen naar leeftijd van het bedrijf. Deze cijfers worden voor de zomer verwacht.
Zodra deze bekend zijn, zal dit met uw Kamer worden gedeeld.
De leden van de CDA-fractie vragen om te laten onderzoeken hoe de witte vlek zich
heeft ontwikkeld gedurende de COVID-19-pandemie. Zoals in de brief van 8 februari
2022 aan uw Kamer is aangegeven, zijn er minstens twee belangrijke weegmomenten.13 De eerste is wanneer cijfers beschikbaar zijn over 2022, een jaar voor afronding
van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting zijn deze
medio 2023 beschikbaar. Het streven is om dan het volgende CBS-onderzoek uit te laten
voeren. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024,
een jaar na afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar
verwachting is dit medio 2025, een goed moment om te bezien of de witte vlek substantieel
is gereduceerd. Door de cijfers over 2022 te vergelijken met de cijfers over 2019
kan een eerste beeld verkregen worden over de ontwikkeling van de omvang van de witte
vlek gedurende de COVID-19-pandemie. Echter gedurende deze periode zijn ook de acties
uit het aanvalsplan nader uitgewerkt en geïmplementeerd. Datzelfde geldt wanneer de
cijfers over 2024 worden meegenomen, ook dan lopen meerdere effecten door elkaar heen
en is het niet mogelijk om één effect afzonderlijk te bezien. Bij het analyseren van
de resultaten van de hiervoor genoemde CBS-onderzoeken zal worden bezien in hoeverre
verschillende effecten van elkaar te onderscheiden zijn dan wel een mogelijke verklaring
zijn van de opgetreden effecten.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de witte vlek onderdeel gaat uitmaken
van het debat over het wetsvoorstel toekomst pensioenen en daarbij specifiek in te
gaan op de door de leden van de CDA-fractie veronderstelde toenemende keuzevrijheid
van deelnemers zoals is voorzien in het wetsvoorstel toekomst pensioenen. Het wetsvoorstel
toekomst pensioenen voorziet niet in extra keuzemogelijkheden voor deelnemers. In
genoemd wetsvoorstel is het verkorten van de wachttijd in de uitzendsector als concrete
maatregel om de witte vlek te verkleinen opgenomen. Het wetsvoorstel zelf heeft niet
als doel om de witte vlek te verkleinen. Wel is in het Pensioenakkoord afgesproken
dat de StvdA gevraagd wordt een aanvalsplan op te stellen met oplossingsrichtingen
om de witte vlek te reduceren. Dit wordt momenteel uitgevoerd. Het genoemde wetsvoorstel
vloeit ook voort uit het Pensioenakkoord. In die zin is het voorstelbaar dat de witte
vlek een onderdeel van het debat zal vormen. Het is aan de Kamer om te bezien waar
het debat over gevoerd gaat worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de positie van
zzp’ers en in hoeverre de positie van deze groep verbeterd wordt door het actieplan.
Het aanvalsplan witte vlek, dat mede op verzoek van de Tweede Kamer, is opgesteld
om de witte vlek onder werknemers terug te dringen en is daarmee niet gericht op zelfstandigen.14
,
15 Om die reden richten de actiepunten zich op werknemers en werkgevers. De regering
benadrukt dat het van belang is dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd
om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzp’ers. Daartoe is er naast de
AOW als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler),
en hebben zzp’ers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit
aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt
fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzp’ers premies of inleg kunnen aftrekken.
Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee
pensioenopbouw door zzp’ers beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld
de ruimte die zzp’ers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler
fors te verruimen.
Nu is die ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag).
Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk
wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Voor deze verruiming
is 100 miljoen euro gereserveerd. Als tweede bevat het wetsvoorstel experimenteerwetgeving
die het mogelijk maakt dat zzp’ers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij daarvoor
opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Naar huidig recht hebben zzp’ers
zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de tweede pijler.
De leden van de CDA-fractie vragen of de afgeronde actiepunten uit het aanvalsplan
op enig moment worden geëvalueerd en wanneer dat dan is. De StvdA heeft de verwachting
uitgesproken alle acties eind 2022 geïnitieerd te hebben en eind 2023 alle actiepunten
geïmplementeerd te hebben. Daarna begint de monitoringsfase waarin de beoogde effecten
van het aanvalsplan meetbaar zullen zijn. Het is niet de verwachting dat van iedere
actie het effect één op één meetbaar is, de verschillende acties hangen met elkaar
samen of versterken elkaar. De verwachting is dat de StvdA eind 2022 een volgende
voortgangsrapportage oplevert. Het is van belang om de cijfers van het CBS over de
omvang van de witte vlek in de tijd te kunnen plaatsen met de uitwerking en monitoring
van het aanvalsplan witte vlek. De meest recente cijfers gaan nog over 2019, een moment
voor het opstellen van het aanvalsplan. In 2023 wordt het volgende CBS onderzoek verwacht,
met cijfers over 2022. Naar verwachting is het medio 2025 mogelijk om de omvang van
de witte vlek in 2024 inzichtelijk te maken, een goed moment om te bezien of de witte
vlek substantieel is gereduceerd.
De leden van de CDA-fractie vragen of onduidelijke afbakening van de reikwijdte van
de bedrijfstakpensioenfondsen leidt tot een grotere witte vlek. Zij vragen of het
klopt dat ondernemers in financiële problemen komen dankzij claims van bedrijfstakpensioenfondsen
vanwege deze onduidelijkheid over de afbakening en, wanneer dat zo is, wat de Minister
daaraan gaat doen. Zoals aangegeven in antwoord op vragen van de leden van de fractie
van D66 dient een werkgever voordat hij een pensioenregeling kan aanbieden aan zijn
werknemers zich ervan te vergewissen of er een mogelijke verplichte deelname in een
bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is. Sociale partners bepalen de reikwijdte
van de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds door het omschrijven van
de werkingssfeer. Onduidelijkheden over de reikwijdte van de verplichte deelname in
een bedrijfstakpensioenfonds zijn in niemands belang. De onduidelijkheid over deze
reikwijdte kunnen er immers toe leiden dat werkgevers ten onrechte wel of ten onrechte
niet zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds. Een werkgever die ten onrechte
geen pensioenpremie heeft afgedragen aan het bedrijfstakpensioenfonds kan geconfronteerd
worden met een (soms forse) naheffing. Actualisering van de werkingssferen maakt daarom
ook deel uit van de acties uit het aanvalsplan (actiepunt 12).
De leden van de CDA-fractie vragen om extra aandacht te hebben voor het midden- en
kleinbedrijf (MKB) en de manier waarop deze bedrijven het aanbieden en stimuleren
van bewustwording van pensioenen realiseren onder hun werknemers. In het aanvalsplan
witte vlek van de StvdA zijn verschillende acties opgenomen waarmee werkgevers, onder
andere binnen het MKB, bewust worden gemaakt van het belang van treffen van een pensioenregeling
voor hun werknemers en acties die hen daarbij kunnen ondersteunen. Hierbij valt bijvoorbeeld
te denken aan campagnes om het pensioenbewustzijn te vergroten en aan het stappenplan
waarmee werkgevers worden geholpen om tot een pensioenregeling voor zijn werknemers
te komen. De actiepunten 4, 5, 7, 8, 9, 12, 15 maar ook de acties die gericht zijn
op bewustwording (1, 19 en 20) uit het aanvalsplan zijn in meer of mindere mate gericht
op startende en/of kleine werkgevers.
De leden van de CDA-fractie, maar ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen de
regering om gelijkgezinde lidstaten te zoeken en gezamenlijk een non-paper op te stellen
om pensioen en aanbesteden te agenderen binnen het Europees besluitvormingsproces.
De aanbestedingsregelgeving is niet de juiste plek om een dergelijke verplichting
op te nemen. De aanbestedingsrichtlijnen, en de daarop gebaseerde Nederlandse Aanbestedingswet,
zijn procedurele regelgeving. Ondernemers die zich inschrijven op aanbestedingen moeten
verklaren zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving en kunnen worden uitgesloten
indien zij hier niet aan voldoen. Daarom past het stellen van eisen aan de interne
bedrijfsvoering van bedrijven niet in deze wetgeving.
Het in een aanbesteding stellen van aanvullende eisen aan pensioenen bij ondernemers
zonder wettelijke basis is niet mogelijk omdat voldoende relatie met het voorwerp
van de opdracht ontbreekt. Daarnaast zorgen de Europese aanbestedingsregels voor één
interne Europese markt. Omdat de regelgeving omtrent pensioen(stelsels) in de verschillende
lidstaten kan afwijken, acht de regering het opstellen van een non-paper teneinde
dit te bewerkstelligen niet opportuun. Het opnemen van een dergelijke verplichting
kan een limiterende factor zijn voor het vrije verkeer, immers, buitenlandse ondernemingen
maken dan geen kans bij aanbestedingen van Nederlandse overheden. Dit zou wellicht
kunnen als alle lidstaten op dezelfde wijze invulling geven aan arbeidsvoorwaardelijk
pensioen en dat is niet het geval.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen of gezien wordt dat mensen zonder adequaat pensioen
op moment van pensionering een enorm probleem is voor die mensen, maar of ook gezien
wordt wat de grotere maatschappelijke schade hiervan is. De leden van de SP-fractie
vragen of gezien wordt dat de lasten gecollectiviseerd worden doordat veel van de
kosten na pensionering verhaald zullen worden op de maatschappij en dit niet het geval
zou zijn indien iedereen een adequaat pensioen zou hebben. De regering vindt dat iedere
gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen
(AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste
pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen
van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering
niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87%
van de werknemers aanvullend pensioen op. Het aanvullend pensioen heeft als doel om
de inkomensterugval na pensionering te dempen. De regering voorziet niet in collectieve
inkomensondersteunende regelingen ten behoeve van het op peil houden van het consumptieniveau,
daartoe dient dus het aanvullend pensioen. De regering voorziet wel in inkomensondersteunende
regelingen voor mensen met een laag inkomen, daartoe kunnen ook gepensioneerden horen.
Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van het CBS dat een beperkt deel van pensioenhuishoudens
onder de lage-inkomensgrens valt, doorgaans ongeveer 3% ten opzichte van 8% bij alle
huishoudens.16
De leden van de SP-fractie vragen of wordt ingezien dat het toestaan van het voortbestaan
van de witte pensioenvlek slechts een verschuiving van kosten in tijd (naar de toekomstige
pensionering in plaats van in het nu) en plaats (van private kosten voor bedrijven
naar collectieve lasten voor de gehele samenleving) betekenen. De leden van de SP-fractie
vragen of een overzicht gegeven kan worden van deze verschuiving van kosten en of
daarbij ook een overzicht gegeven kan worden van alle nationale en lokale regelingen
die bestaan voor gepensioneerden met betrekking tot inkomensondersteuning of lastenverlichting.
De leden van de SP-fractie vragen aanvullend naar een overzicht van niet-financiële
kosten die ten gevolge zouden zijn van de witte vlek, eveneens vragen zij of de regering
excuses zal maken voor de veronderstelde veroorzaakte schade. De regering meent dat
de stelling van de leden van de SP-fractie berust op een verkeerde veronderstelling.
Het gevraagde overzicht van de leden van de SP-fractie is er daarom ook niet. De regering
is niet van mening dat zij excuses moet aanbieden voor de door de leden van de SP-fractie
veronderstelde veroorzaakte schade. De regering onderstreept wel het belang van het
opbouwen van aanvullend arbeidsvoorwaardelijk pensioen en zet zich samen met sociale
partners in om de witte vlek terug te dringen. Dit vereist een continue inspanning
van sociale partners, de pensioensector en van de regering. Deze inspanning uit zich
in de verdere uitwerking en implementatie van het aanvalsplan witte vlek van de Stichting
van de Arbeid.
De leden van de SP-fractie vragen wat er gedaan gaat worden zodat jongeren geen deel
meer uitmaken van de witte vlek en dus voldoende pensioen zullen opbouwen. Uit cijfers
van het CBS blijkt dat jongeren ongeveer de helft vormen van de witte vlek, overigens
blijkt dit ook uit voorgaande onderzoeken van het CBS. Dit betekent dat jongeren,
die net beginnen met hun loopbaan, of een bijbaan hebben, vaker in de witte vlek voorkomen,
maar met de loop van de jaren neemt dit af.
Uit de statistieken blijkt dat oudere leeftijdsgroepen statistisch gezien minder vaak
voorkomen in de witte vlek, dat betekent dus dat dat het aantal mensen die een lange
achtereenvolgende tijd in hun loopbaan in het geheel geen aanvullend pensioen opbouwen
beperkter is dan de totale witte vlek. Hoeveel mensen dat exact zijn is niet te achterhalen
uit de onderzoeken van het CBS aangezien het geaggregeerde statistieken betreft.17 In het aanvullend onderzoek van het CBS zal een nadere uitsplitsing naar leeftijd
gemaakt worden binnen de leeftijdsgroep 21–35 jaar.
De leden van de SP-fractie vragen of het oplossen van de witte vlek ook gezien wordt
als voorwaarde voor het opheffen van de doorsneesystematiek. Met het wetsvoorstel
toekomst pensioenen wordt voorgesteld om de zogenoemde doorsneesystematiek te vervangen
door een leeftijdsonafhankelijke premie en corresponderende pensioenopbouw (inclusief
het behaalde rendement). Dit is niet gekoppeld aan de omvang van de witte vlek. Over
de gehele loopbaan bezien blijft hetzelfde pensioenresultaat bereikbaar is. Het is
echter waar dat de overstap van tijdsevenredige opbouw naar degressieve opbouw ervoor
zorgt dat het zwaartepunt van pensioenopbouw verschuift naar de jongere jaren. Omdat
pensioenopbouw aan het begin van het werkzame leven een groter gewicht krijgt, is
het van belang dat ook op jonge leeftijd pensioen wordt opgebouwd. Dit wordt ook onderstreept
met het aanpakken van de witte vlek, door middel van in ieder geval het aanvalsplan
witte vlek.
De leden van de SP-fractie vragen of er een aantal rekenvoorbeelden (ten minste vijf)
kan worden gegeven waarbij inzichtelijk wordt wat de gevolgen zijn van het afschaffen
van de doorsneesystematiek voor verschillende groepen en specifiek groepen jongeren
gecombineerd met verschillende scenario’s. De regering merkt op dat hier verschillende
onderzoeken naar zijn uitgevoerd. De doorrekening van de nieuwe pensioencontracten
is te vinden in de CPB-notitie Nieuwe pensioenregels18, eveneens is eerder door CPB een onderzoek uitgevoerd naar een vergelijking tussen
tijdsevenredige opbouw en degressieve opbouw.19 Hieruit bleek dat laag- tot middelbaaropgeleiden bij een leeftijdsonafhankelijke
premie met degressieve opbouw iets meer pensioen opbouwen (1%-punt tot 2%-punt) dan
bij doorsneeopbouw. De verklaring hiervoor is dat laag- tot middelbaaropgeleiden op
jonge leeftijd relatief veel werken, terwijl de arbeidsparticipatie van hoogopgeleiden
juist op oudere leeftijd hoger ligt. De inkomensverschillen tussen beide groepen zijn
in het eerste deel van de loopbaan ook kleiner dan in het tweede deel. Voor het pensioenresultaat
van laag- tot middelbaaropgeleiden is het gunstig als in het begin van de carrière
een groter deel van de loonsom als pensioenpremie worden afgedragen.
De leden van de SP-fractie vragen omtrent de pensioenopbouw van mensen met een migratieachtergrond
of de regering de mening deelt dat zij in onevenredige mate laagbetaalde en geflexibiliseerde
banen vervullen en dat dit een onwenselijke situatie is voor een groep die in algemeenheid
al te maken heeft met structurele achterstelling en minder mogelijkheden om uitbuiting
aan te vechten. Uit het onderzoek van het CBS is niet te achterhalen wat de karakteristieken
zijn van de witte vlek-werknemers met een migratieachtergrond. Hiervoor heeft de regering
het CBS gevraagd om een aanvullend onderzoek te doen de resultaten daarvan zal de
regering met uw Kamer delen zodra deze beschikbaar zijn. Het CBS heeft aangegeven
dit onderzoek nog voor de zomer te kunnen opleveren. De regering herkent meer in zijn
algemeenheid wel de door de leden van de SP-fractie omschreven situatie, in het algemeen
zijn werknemers met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd aan de onderkant
van het loongebouw.20 De arbeidsmarktpositie van de tweede generatie Nederlanders met migratieachtergrond
is wel verbeterd ten opzichte van de eerste generatie, maar er zijn nog steeds forse
achterstanden ten opzichte van de personen zonder migratieachtergrond.,
21
22 Bovendien geldt voor de eerste generatie met migratieachtergrond ook dat ze vaak
een lager AOW opbouwen, omdat de hoogte van AOW gekoppeld is aan verblijfsduur in
Nederland.
De leden van de SP-fractie vragen de regering wat er gedaan gaat worden om de groep
werknemers met migratieachtergrond pensioen op te laten bouwen. Ook vragen de leden
van de SP-fractie of er cijfers bekend zijn over groepen die zowel onderdeel zijn
van de witte vlek voor pensioenopbouw alsmede een onvolledige AOW hebben omdat zij
(enkele) jaren niet in Nederland woonachtig zijn geweest. Uit het CBS-onderzoek naar
de witte vlek is niet op te maken in hoeverre werknemers met een migratieachtergrond
te maken hebben met een onvolledige AOW-opbouw. Er zijn wel cijfers beschikbaar via
het CBS over het aantal mensen dat gebruik maakt van de aanvullende inkomensvoorziening
ouderen (AIO). In september 2021 waren dit 58.070 mensen, waarvan 6.710 uit Nederland
komen en 9.570 uit overige westerse landen. Ten aanzien van specifiek beleid voor
werknemers met een migratieachtergrond en aanvullend pensioen merkt de regering op
dat zij algemeen beleid voert ten aanzien van de witte vlek en werknemers die geen
pensioen opbouwen, hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Om meer inzage
te krijgen in de groep werknemers met een migratieachtergrond is het CBS gevraagd
een nadere uitsplitsing te maken van de groep witte werknemers met een migratieachtergrond.
Dit biedt mogelijk ook inzage in de toename van deze groep ten opzichte van het vorige
CBS-onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zal het Ministerie van SZW vervolgens
bespreken met de StvdA. Op basis daarvan zal de regering bezien of er aanvullende
maatregelen nodig zijn.
De leden van de SP-fractie vragen wat wordt gezien als een substantiële reductie van
de witte vlek en hoe lang hierover gedaan worden. De regering meent dat uiterlijk
voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel (dus voor 1 januari 2027) de witte
vlek substantieel gereduceerd moet zijn. Historisch gezien fluctueert de witte vlek
rond de 8% – 10% (zie ook nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel toekomst
pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt de regering te hoog. Aangezien het aanbieden
van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen werkgever en werknemers
betreft, is de StvdA, mede op verzoek van de Tweede Kamer23, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van
de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren
van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder
belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien
of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar
zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het
aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment
is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van
de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio
2025.Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende trend vertoont, zal de
regering – in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders – in overleg treden
met de StvdA over aanvullende maatregelen.24
De leden van de SP-fractie vragen of wordt gezien dat het ontstaan van de witte vlek
zijn oorzaak vindt in de ordening van de arbeidsmarkt en het juridische stelsel daaromheen.
De leden vragen ook welke oplossingen hiervoor zijn en of de urgentie hiervoor wordt
gevoel. De regering kan zich vinden in de stelling van de leden van de SP-fractie,
de oorzaak van de witte vlek is gelegen in de ordening van de arbeidsmarkt en het
juridische stelsel daaromheen. Het aanvullend pensioen is in Nederland ontstaan uit
het overleg tussen werkgever en werknemer. Vervolgens zijn daarop kaders wettelijk
verankerd. In de basis berust ons pensioenstelsel nog steeds op de contractvrijheid
van werknemers en werkgevers om afspraken te maken over het aanvullend pensioen. De
regering onderschrijft dat de veranderingen op de arbeidsmarkt, waarbij arbeid minder
vaak in de vorm van een (vaste) arbeidsovereenkomst wordt georganiseerd, ervoor zorgen
dat minder mensen aan een pensioenregeling in de tweede pijler deelnemen. De regering
heeft ook aandacht voor de gevolgen van bedoelde veranderingen. Bij de hervorming
van de arbeidsmarkt vormen het rapport van de Commissie Regulering van Werk en het
SER MLT-advies de leidraad. De uitwerking op het brede arbeidsmarktbeleid met onder
andere de ambities ten aanzien van vaste en flexibele arbeidscontracten en zelfstandig
werkenden worden in samenhang en in overleg met uitvoering, sociale partners en andere
maatschappelijke partners opgepakt (zie ook Planningsbrief Ministerie SZW van 10 februari
2022 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 88)). De uitwerking hiervan zal als zodanig wel gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt
in brede zin en daarmee ook op het aantal werknemers dat deelneemt aan een pensioenregeling.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen het verplichtstellen
van pensioenopbouw en welke juridisch houdbare mogelijkheden hiervoor zijn. Eveneens
vragen zij, als deze juridische mogelijkheden niet bestaan, hoe die gecreëerd kunnen
worden. Zij vragen welke (internationale) wetten en regelingen die hierop van kracht
zijn aangepast moeten worden om pensioenopbouw voor iedere werknemer mogelijk (en
verplicht) te maken. De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn
om in sectorcodes, of de toekomstige versie hiervan, verplichte deelname aan sectorpensioenfondsen
en regelingen te organiseren. Op dit moment acht de regering een pensioenplicht niet
aan de orde. Indien hiertoe besloten zou worden dient een nieuw wetsvoorstel opgesteld
te worden, waarbij de aspecten die de leden van de SP-fractie benoemen in meegenomen
moeten worden. Een uitgebreide juridische analyse is daarbij nodig om te bezien wat
de raakvlakken zijn met andere nationale en internationale wetgeving. Eveneens zal
bezien moeten worden op welke wijze een pensioenplicht vormgegeven kan worden, hier
zijn veel alternatieven bij te bedenken. Daar zal dan bekeken moeten worden hoe dit
goed uitgevoerd kan worden en of de sectorcodes/sectorindeling daarbij een rol kunnen
spelen. Ten aanzien van een pensioenplicht merkt de regering op dat dit zeer fundamenteel
is. Dit vereist dus een grondige analyse en uitwerking waarbij de voor- en nadelen
zorgvuldig naast elkaar worden gezet
De leden van de SP-fractie vragen welke stappen worden gezet om verplicht maar betaalbaar
pensioen voor zzp’ers mogelijk te maken. Momenteel worden er geen stappen gezet om
pensioen te verplichten voor zzp’ers. In het Pensioenakkoord is afgesproken dat vrijwilligheid
het uitgangspunt blijft voor pensioenopbouw van zelfstandigen. De regering vindt het
van belang dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om een adequate
oudedagsvoorziening te treffen, ook zzp’ers. Daartoe is er naast de AOW als basispensioen
(eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler), en hebben zzp’ers
(en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit aanvullend pensioen
te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt fiscaal gefaciliteerd,
wat betekent dat zzp’ers premies of inleg kunnen aftrekken. Met het wetsvoorstel toekomst
pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee pensioenopbouw door zzp’ers
beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld de ruimte die zzp’ers hebben
om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. Nu is die
ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag).
Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk
wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Als tweede bevat het
wetsvoorstel experimenteerwetgeving die het mogelijk maakt dat zzp’ers zich vrijwillig
kunnen aansluiten bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler.
Naar huidig recht hebben zzp’ers zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de
tweede pijler.
De leden van de SP-fractie vragen of wordt ingezien dat het versturen van een brief
naar werkenden zonder pensioenopbouw het individualiseren van een probleem is. De
leden vragen of kan worden toegezegd dat individualistische oplossingen voor een collectief
probleem niet worden gezien of toegepast als middel. De regering vindt dat het oplossen
van de witte vlek primair collectief dient te geschieden. Die verantwoordelijk ligt
dan ook primair bij degenen die een pensioenregeling overeenkomen, sociale partners.
Een brief of notificatie vanuit de werkgever naar een werknemer die geen pensioen
opbouwt, kan volgens de regering wel meerwaarde hebben. Het periodiek maken van dergelijke
informatie kan bijdragen aan de bewustwording van zowel werkgevers als werknemers.
Werknemers kunnen hiermee in ieder geval het gesprek met hun werkgever aangaan om
na te gaan waarom er geen aanvullende pensioenregeling is afgesloten. In een gunstig
geval kan dit er uiteindelijk toe leiden dat werknemers en werkgevers afspraken maken
over het opbouwen van aanvullend pensioen. Ook kan de werknemer op basis van de informatie
dat er voor hem geen pensioen wordt opgebouwd besluiten om via de derde pijler zelf
een pensioenvoorziening te treffen.
De leden van de SP-fractie vragen in welke mate het voortbestaan van de grijze vlek
als acceptabel wordt gezien voor het te maken beleid. De leden van de SP-fractie vragen
welke (pensioen)compensatie zal komen voor iedereen die slachtoffer is geworden van
de neoliberale ordening van de arbeidsmarkt. De regering merkt op dat zij niet gaat
over de invulling van arbeidsvoorwaarden, dit is aan werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties).
Het is aan sociale partners om afspraken te maken over een evenwichtig pakket aan
arbeidsvoorwaarden en daarbij passende afwegingen te maken.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een kwantitatieve doelstelling
wil vaststellen en indien dat niet het geval is, in welke situaties het stellen van
een doel dan wel passend wordt geacht. Historisch gezien fluctueert de witte vlek
rond de 8% – 10% (zie ook nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel toekomst
pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt de regering te hoog. Aangezien het aanbieden
van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen werkgever en werknemers
betreft, is de StvdA, mede op verzoek van de Tweede Kamer25, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van
de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren
van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder
belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien
of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar
zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het
aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment
is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van
de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio
2025. Dit is overigens in lijn met de aangenomen motie van de leden Smeulders en Van
Dijk (Kamerstuk 32 043, nr. 534). Indien de huidig ingezette acties onvoldoende blijken zal de regering met aanvullende
maatregelen komen.
De leden van de GroenLinks vragen om toe te lichten of de regering het als een optie
ziet om werkgevers te verplichten om werknemers, als zij geen pensioen opbouwen, jaarlijks
daarover in te lichten. Daarnaast vragen deze leden of de regering de mening deelt
dat het goed zou zijn als al bij de werving van werknemers wordt aangegeven of er
een pensioenregeling wordt aangeboden. In het Burgerlijk Wetboek (titel 7.10; Arbeidsovereenkomst,
artikel 655) is reeds opgenomen dat de werkgever verplicht is de werknemer te informeren
of hij gaat deelnemen aan een pensioenregeling. De werknemer wordt dus ook geïnformeerd
als hij niet gaat deelnemen in een pensioenregeling. Dit is echter een eenmalig informatiemoment.
Het periodiek maken van dergelijke informatie kan bijdragen aan de bewustwording van
zowel werkgevers als werknemers. Werknemers kunnen hiermee in ieder geval het gesprek
met hun werkgever aangaan om na te gaan waarom er geen aanvullende pensioenregeling
is afgesproken. In een gunstig geval kan dit er uiteindelijk toe leiden dat werknemers
en werkgevers afspraken maken over het opbouwen van aanvullend pensioen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of een «pensioenlabel» volgens de regering
kan bijdragen aan het verkleinen van de witte vlek. Het informeren van deelnemers
over hun pensioenaanspraken is van groot belang. Daarom zijn er diverse bepalingen
over de momenten en de wijze waarop deelnemers worden geïnformeerd over hun opgebouwde
pensioenaanspraken en – vermogen. Het gaat hierbij onder meer om startinformatie (artikel
21 Pensioenwet) en jaarlijkse pensioenoverzichten die de deelnemer actief krijgt toegestuurd.
Ook op mijnpensioenoverzicht.nl kan een deelnemer (al) zijn pensioenregeling(en) inzien.
Voor mensen zonder een aanvullende pensioenregeling wordt in het kader van het aanvalsplan
witte vlek van de Stichting van de Arbeid bezien of en zo ja op welke wijze aanvullende
informatie actief kan worden verstrekt. Het grote verschil tussen algemene informatie
(bijvoorbeeld waarmee geïnformeerd wordt dat er geen pensioenopbouw plaatsvindt) en
het pensioenlabel, is dat het pensioenlabel niet alleen feitelijke informatie geeft,
maar ook een oordeel geeft over de arbeidsvoorwaarde pensioen. Dit roept verdere vragen
op, bijvoorbeeld omdat een oordeel geveld moet worden over arbeidsvoorwaarden en de
regering van mening is dat zij hier geen oordeel over dient te vellen. In aanvulling
is het de regering niet duidelijk of een oordeel mogelijk is zonder de overige arbeidsvoorwaarden
te betrekken aangezien werkgevers en werknemers over het totaal aan arbeidsvoorwaarden
afspraken maken. Als het oordeel gebaseerd moet worden op een bepaald premieniveau,
dat correspondeert met een bepaald label, kan dit ook strategisch gedrag uitlokken.
Als een premiepercentage van 20% – 25% een B krijgt, kan men strategisch kiezen voor
20% in plaats van 24% aangezien beide een oordeel B krijgen. In haar brief van 12 november
2020 heeft de regering toegelicht hoe zij het initiatief van VCP YP tot invoering
van een pensioenlabel waardeert.26
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, adjunct-griffier