Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake burgerslachtoffers bij inzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet (Kamerstuk 29521-442)
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 445 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 29 juni 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Defensie over de brief van 7 april 2022 inzake burgerslachtoffers bij inzet in
het kader van artikel 100 van de Grondwet (Kamerstuk 29 521, nr. 442).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
1
Aangezien u stelt dat ook na afloop van een inzet transparantie over Nederlandse wapeninzet
van belang is, bent u bereid openheid te geven over Nederlandse verantwoordelijkheid
voor burgerslachtofferincidenten in de NAVO-acties in Joegoslavië in 1999, de Kosovo-oorlog?
Kunt u uw antwoord toelichten?
2
Klopt het dat de Nederlandse regering zelf nooit enige betrokkenheid heeft erkend
bij luchtaanvallen tijdens de Kosovo-oorlog die resulteerden in burgerdoden? Zo ja,
waarom was dat? Wat was, tijdens de NAVO-acties in 1999, het transparantiebeleid betreffende
de Nederlandse verantwoordelijkheid voor burgerdoden?
3
Bent u bekend met het rapport van Human Rights Watch over betrokkenheid van de NAVO
bij luchtaanvallen op Joegoslavië die resulteerden in burgerdoden1? Bent u tevens bekend met de erkenning door de Koninklijke Luchtmacht van verantwoordelijkheid
voor een luchtaanval die waarschijnlijk resulteerde in een burgerdode2? Heeft dit incident, zoals beschreven door de Luchtmacht, betrekking op incident
nummer 51 uit het rapport van Human Rights Watch? Zo nee, betreft het dan een ander
incident uit dit rapport?
4
Kunt u aangeven voor welke van de in totaal negentig burgerslachtofferincidenten in
de Kosovo-oorlog, zoals opgesomd in het rapport van Human Rights Watch, Nederland
verantwoordelijkheid draagt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen van 1 t/m 4.
Zorgvuldige beantwoording van deze vragen neemt meer tijd in beslag. Ik zeg u daarom
toe om deze vragen afzonderlijk schriftelijk te beantwoorden.
5
Kunt u aangeven hoeveel burgerdoden Nederland heeft veroorzaakt tijdens de missie
in Uruzgan, Afghanistan, van 2006 tot 2010? Als u dit niet (precies) kan, bent u dan
bereid onderzoek hiernaar te (laten) doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit is niet mogelijk en heeft meerdere redenen.
Zoals in antwoord op eerdere vragen t.a.v. Chora is aangegeven (Aanhangsel Handelingen II
2021/22, nr. 946) is uw Kamer op 5 juli 2021 geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2812) dat van de slachtoffers niet is vast te stellen of dit het gevolg was van acties
van de Taliban of van de coalitietroepen. Tevens is aangegeven dat in Uruzgan geen
ordentelijke bevolkingsregistratie bestond en doden in de moslimgemeenschap binnen
vierentwintig uur werden begraven (Kamerstuk 27 925, nr. 272). Ook is gemeld dat het bij gevechtscontacten tijdens operaties niet altijd mogelijk
was vast te stellen of slachtoffers onder de bevolking waren gevallen (Aanhangsel
Handelingen II 2020/21, nr. 2812). Bijvoorbeeld omdat niet kon worden vastgesteld of een slachtoffer een burger was
of een vijandelijke strijder. De Nederlandse militairen verrichtten in Uruzgan hun
werk onder zware omstandigheden. Het was daarbij moeilijk, soms zelfs onmogelijk,
om na wapeninzet een gedetailleerde Battle Damage Assessment (BDA) op de grond uit te (laten) voeren. Ook hield het Ministerie van Defensie geen
systematische registratie bij van het aantal slachtoffers ten gevolge van Nederlands
optreden, omdat dit vanwege de situatie ter plekke niet doenlijk was.
6
Kunt u aangeven in welke mate het door Nederland in de militaire operatie tegen IS
toegepaste geweld bestond uit precisiemunitie? Zo nee, waarom niet?
Om de kans op nevenschade zo veel als mogelijk te beperken wordt telkens zorgvuldig
afgewogen welk soort munitie wordt ingezet. In de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie
is door Nederland enkel gebruik gemaakt van precisiemunitie. Zie verder het antwoord
op vraag 12.
7
Wat verstaat u onder een coalitie? Is dit alleen een coalition of the willing of vallen
missies onder VN-, NAVO- of EU-vlag hier ook onder?
Onder een coalitie wordt ieder samenwerkingsverband van landen verstaan waarbinnen
Nederland een militaire bijdrage levert in het kader van artikel 100 van de Grondwet.
Dit betreft dus zowel gelegenheidscoalities zoals de anti-ISIS coalitie als bestaande
samenwerkingsverbanden zoals VN, NAVO en EU.
8
Klopt het dat de Kamer voorafgaand aan een missie geïnformeerd wordt over de mate
waarop de Nederlandse besluitvorming bij militaire actie afhangt van buitenlandse
inlichtingen? Zo nee, kunt u het huidige proces toelichten?
Defensie wordt transparanter over onze wapeninzet bij missies in het kader van artikel 100
van de Grondwet en over de risico’s die met wapeninzet gepaard gaan. Voortaan zal
in de paragraaf van de artikel-100 brief over het risico op burgerslachtoffers onder
meer de positie van de Nederlandse «Red Card Holder» en de positie van Nederland in de commando- en informatie/inlichtingenlijn van de
desbetreffende coalitie worden beschreven. Daarbij zal voor zover mogelijk worden
aangegeven over welk type informatie/inlichtingen Nederland in algemene zin gedurende
de missie kan beschikken, op basis waarvan tot wapeninzet kan worden overgegaan mits
dat onderdeel is van de taakopdracht. Daarnaast wordt in algemene zin binnen de informatiehuishouding
van Defensie actief geïnvesteerd in de eigenstandige beoordeling en appreciatie van
het geheel aan informatie en inlichtingen dat Nederland in een doelontwikkelproces
ter beschikking staat.
9
Klopt het dat de mogelijkheid bestaat dat er geen compensatieregime beschikbaar is
en er dus bij een militaire missie geen afspraken worden gemaakt over compensatie
in het geval van burgerslachtoffers? Zo nee, kunt u dat toelichten?
10
Welk compensatieregime is leidend op het moment dat verschillende landen in een coalitie
stappen?
Antwoord op vragen 9 en 10
Indien een land een verzoek doet tot militaire steun is het op grond van het algemene
internationaalrechtelijke beginsel van soevereiniteit van een staat aan het betreffende
land zelf, hoe wordt omgegaan met schade die als gevolg van dat verzoek wordt veroorzaakt.
Hieruit vloeit voort dat de burgers van dat land in eerste instantie terecht kunnen
bij de eigen autoriteiten. Dit is in zulke gevallen het leidende regime.
Wanneer Nederland een militaire bijdrage levert aan een missie in het kader van artikel 100
van de Grondwet, wordt het juridisch kader gevormd door ofwel het humanitair oorlogsrecht,
ofwel de mensenrechten, ofwel een combinatie van beide. In het geval van onrechtmatig
handelen door schending van het toepasselijk recht, hebben nabestaanden en slachtoffers
recht op een – juridisch verplichte – schadevergoeding. Voor overige gevallen geldt
dat Nederland kan besluiten om op vrijwillige basis over te gaan tot compensatie als
dat in de rede ligt.
Nederland zal zich ervoor inspannen dat er ook binnen de desbetreffende coalitie een
adequaat algemeen compensatieregime van kracht is. Als dat het geval is, is dat regime
leidend. Mocht er om nu nog onbekende redenen geen adequaat compensatieregime zijn
vanuit de coalitie, zal Nederland in voorkomende gevallen in gesprek treden met de
coalitie over mogelijkheden tot compensatie. Als dat niet tot het gewenste resultaat
leidt is het aan Nederland om tot compensatie over te gaan, dan wel tot een – juridisch
verplichte – schadevergoeding, dan wel tot een vrijwillige compensatie als dat in
de rede ligt.
11
Zijn de juridische kaders van andere coalitiepartners belangrijk voor Nederland om
te beoordelen of Nederland mee wil doen in een coalitie? Zo nee, waarom niet?
Ja. In elke coalitie is het mogelijk dat niet alle landen partij zijn bij dezelfde
voor de inzet relevante verdragen of dezelfde interpretaties hanteren van de relevante
juridische kaders. Hoewel dat geen reden hoeft te zijn om deelname van Nederland in
een coalitie te belemmeren, is het wel van belang dat alle leden van een coalitie
bewust zijn van elkaars standpunten over de juridische kaders. De verschillen tussen
de coalitieleden worden vervolgens meegewogen in de toebedeling van specifieke opdrachten
of wapeninzet door de coalitie.
12
Worden er, in gedachte stap 2 en 5, afspraken gemaakt over het type wapens die coalitiepartners
gaan inzetten bij een gezamenlijke militaire missie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt
u de mening dat hierbij gekeken moet worden naar het beperken van het gebruik van
Explosieve Wapens in Dichtbevolkte Gebieden?
Uitgangspunt is dat alle wapeninzet moet voldoen aan de eisen van het juridisch kader
dat op de operatie van toepassing is. Zo bevat het humanitair oorlogsrecht de verplichting
om geen wapeninzet te laten plaatsvinden als de verwachtbare nevenschade aan burgers
en burgerobjecten onevenredig zou zijn aan het directe en concrete militaire voordeel
van de wapeninzet.
Op 17 juni vond de laatste consultatieronde plaats over een tekst voor een politieke
verklaring omtrent het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden. De
Nederlandse inzet in het onderhandelingsproces was onder andere gericht op betere
naleving van de bestaande verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht om burgerslachtoffers
te voorkomen. Een grote groep landen, waaronder Nederland en NAVO-bondgenoten, heeft
aangegeven de tekst te steunen met de intentie de verklaring te ondertekenen.
13
Zal er na het eindverslag van commissie Sorgdrager (n.a.v. de motie van het lid Belhaj,
Kamerstuk 27 925, nr. 678) nog een moment zijn waarop het Nederlandse beleid voor de deelname in internationale
militaire missies kan worden gewijzigd?
Het aspect burgerslachtoffers is één van de zaken die van belang zijn bij het besluit
van het kabinet tot deelname aan missies inzet in het kader van artikel 100 van de
Grondwet. Met dit stappenplan wil ik, met het oog op toekomstige inzet, een nieuwe
impuls geven aan ons denken over, en handelen naar, de bescherming van de burgerbevolking
in een gewapend conflict en de daarbij behorende transparantie. Het denken over dit
onderwerp en het gesprek daarover met de Kamer is wat mij betreft een continu proces,
waarbij relevante ontwikkelingen en lessons learned zullen worden betrokken.
14
Kan de Kamer voorafgaand aan de debatten over de voortgang of evaluatie missies geïnformeerd
worden over de vervolgstappen na uw brief met Kamerstuk 29 521, nr. 442?
De prioriteit ligt nu bij het uitvoeren van dit stappenplan. Een aantal korte termijn
stappen heeft betrekking op nieuwe artikel-100 inzet en zal in dat kader worden geïmplementeerd.
15
Luchtaanvallen worden vaak gekenmerkt door het feit dat er geen of weinig Nederlandse
militairen op de grond aanwezig zijn. Hoe wordt bij dit soort aanvallen gewaarborgd
dat er toch voldoende informatie wordt vergaard over de daadwerkelijke impact van
de aanval en het aantal gevallen burgerslachtoffers? Worden er na een dergelijke aanval
altijd militairen ter plaatse gestuurd om de hiervoor gestelde vragen te onderzoeken?
Welke andere manieren zijn er om het aantal burgerslachtoffers en de impact van luchtaanvallen
te onderzoeken?
Defensie kijkt naar het verbreden van het eigen onderzoekskader inzake onderzoek naar
vermoedens van burgerslachtoffers. Daarnaast wordt er in algemene zin continu en actief
geïnvesteerd in een verbeterde samenwerking op informatie- en inlichtingenvlak met
bondgenoten, en in de eigenstandige beoordeling en appreciatie van het geheel aan
informatie en inlichtingen dat Nederland ter beschikking staat.3
Het antwoord op deze vraag is verder volledig afhankelijk van de toekomstige missies
waaraan Nederland een militaire bijdrage gaat leveren in het kader van artikel 100
van de Grondwet en de context waarin deze missies gaan plaatsvinden. Het is niet mogelijk
om daar in algemene zin op vooruit te lopen.
16
Vindt u dat de informatiepositie van de Nederlandse «Red Card Holder» tijdens militaire
operaties verbeterd moet worden? Zo ja, hoe kan hierin worden voorzien? Staan bondgenoten
ervoor open de «Red Card Holder» eerder in het proces dat leidt tot een aanval te
betrekken? Zo ja, wat wordt dan daartoe ondernomen?
De Kamer is reeds geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 725) dat per 1 juli 2020 de relevante instructie en aanwijzingen van de Commandant der
Strijdkrachten voor de Red Card Holder zijn aangescherpt, conform de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 720). Daarmee wordt de Red Card Holder nog explicieter dan voorheen gewezen op het belang van het actief vragen naar dit
soort informatie, op basis waarvan hij/zij een deskundige afweging maakt of een aanval
door Nederland kan worden uitgevoerd.
Daarnaast zal voortaan in de paragraaf van de artikel-100 brief over het risico op
burgerslachtoffers onder meer de positie van de Nederlandse «Red Card Holder» en de positie van Nederland in de commando- en informatie/inlichtingenlijn van de
desbetreffende coalitie worden beschreven. Daarbij zal voor zover mogelijk worden
aangegeven over welk type informatie/inlichtingen Nederland in algemene zin gedurende
de missie kan beschikken, op basis waarvan tot wapeninzet kan worden overgegaan mits
dat onderdeel is van de taakopdracht.
17
Is het mogelijk dat Nederland meedoet aan een militaire operatie zonder een onderzoeks-
en/of compensatieregime dat erop gericht is onderzoek te doen naar (mogelijke) slachtoffers
van eigen geweld en hen te compenseren?
Nee. Binnen de geldende omstandigheden zal sprake zijn van een Nederlands onderzoeks-
en compensatieregime, evt. in aanvulling op dat van de desbetreffende coalitie. Zie
verder het antwoord op vragen 10 en 15.
18
Voortbouwend op de toezeggingen die in de Kamerbrief zijn gedaan, gaat u minimale
transparantiestandaarden ontwikkelen die Nederland altijd zal hanteren en waaraan
een potentiële toekomstige militaire coalitie zal moeten voldoen als het Nederlandse
deelname wenst? Zo nee, waarom niet?
Nee. De mate van transparantie over Nederlandse wapeninzet in missies is immers afhankelijk
van de toekomstige missies en de context waarin deze missies gaan plaatsvinden. Ook
kan niet alle informatie over Nederlands militair optreden in een missie zonder meer
openbaar worden gemaakt. Dit maakt dat er per missie een inschatting zal worden gemaakt
welke informatie we verwachten vrij te kunnen geven over onze wapeninzet, en welke
overwegingen daaraan ten grondslag liggen. Het gaat om het treffen van de juiste balans
tussen het streven naar transparantie en het beschermen van de personele, operationele
en nationale veiligheid. Dat zal ook worden afgewogen al naar gelang het type militair
optreden (er zijn immers fundamentele verschillen tussen het optreden op zee, in de
lucht of op land) en eventuele afspraken in de coalitie waarin Nederland op dat moment
opereert.
Voorafgaand aan missies zal worden gecommuniceerd over de mate van transparantie over
Nederlandse wapeninzet. Dit transparantieniveau zal gedurende de inzet periodiek worden
getoetst, evenals na afloop zodat informatie met terugwerkende kracht vrijgegeven
kan worden zodra de veiligheidssituatie dat toestaat. Bij de periodieke toetsing zal
aansluiting worden gezocht bij het bestaande monitoring- en evaluatieregime van artikel 100
missies.
19
Klopt het dat in het huidige beleid de Kamer in ieder geval spoedig wordt geïnformeerd
als door Nederlands toedoen burgerslachtoffers zijn gevallen, inclusief een indicatie
van het aantal slachtoffers, maar dat u de mogelijkheid openhoudt het parlement vertrouwelijk
te informeren?
Ja. Ik verwijs hierbij naar de procedure die voor dit soort situaties in 2020 met
uw Kamer reeds is vastgesteld (Kamerstuk 27 925, nrs. 723, 727 en 746) In deze procedure zijn termijnen opgenomen en is vastgelegd welke omstandigheden
een rol spelen in de keuze om de Kamer vertrouwelijk in plaats van openbaar te informeren.
20
Overweegt u het aanstellen van een onafhankelijke commissie, die erop toe kan zien
dat informatie over burgerslachtoffers niet onnodig wordt achtergehouden?
Nee. Ik verwijs hierbij naar de procedure die voor dit soort situaties in 2020 met
uw Kamer reeds is vastgesteld (Kamerstuk 27 925, nrs. 723, 727 en 746), waarin reeds waarborgen zijn opgenomen.
21
Aan welke onafhankelijke partijen denkt u voor de evaluatie van missies?
Ik verwijs u hierbij naar de relevante moties en Kamerbrieven over dit onderwerp:
de motie van het lid Bosman c.s. en de motie van de leden Kerstens en Van Ojik (Kamerstuk
27 925, nr. 697) (d.d. 11 februari 2020) en de daaraan gerelateerde toezeggingen inzake monitoring
en evaluatie van artikel 100-missies, zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 mei
2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 721) (Kamerstuk 27 925, nr. 699).
22
Vindt u dat evaluaties van militaire operaties ook standaard het aantal burgerslachtoffers
in kaart moeten (proberen te) brengen, bij voorkeur ook door onderzoek ter plaatse?
Zo nee, waarom niet?
Dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd door de desbetreffende coalitie en/of het Ministerie
van Defensie zelf. Stap 4 van het stappenplan ziet op een prominentere rol voor het
onderwerp burgerslachtoffers in de evaluatie van missies, i.c. het volwaardig meewegen
van dit aspect in de eindevaluatie van missies. Dat kan zowel het formuleren van conclusies
over de mate van succes van een inzet, als het trekken van lessen voor toekomstige
inzet ten goede komen. Dit betreft echter niet het doen van onderzoek naar (een vermoeden
van) burgerslachtoffers.
23
Gaat Defensie voortaan standaard bijhouden hoeveel burgerslachtoffers vallen door
inzet van eigen geweld, evenals ander leed en schade die veroorzaakt worden? Wordt
hier extra capaciteit voor vrijgemaakt?
24
Betekent dat voortaan informatie over (vermoedens van) burgerslachtoffers beter met
derden gedeeld gaat worden ook dat dit standaard gaat gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 23 en 24
Ieder gerede vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet
in het kader van artikel 100 van de Grondwet wordt door het Ministerie van Defensie
onderzocht. Dit is in 2020 herbevestigd in de procedure over het informeren van de
Tweede Kamer over onderzoeken naar burgerslachtoffers (Kamerstuk 27 925, nrs. 723, 727 en 746). Bij ieder onderzoek wordt gegarandeerd dat de benodigde capaciteit daarvoor beschikbaar
is. Afhankelijk van de casus kan ervoor worden gekozen om extra capaciteit vrij te
maken en/of aan te trekken.
De genoemde procedure garandeert dat de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de start,
verloop en uitkomst van elk onderzoek. Uitgangspunt is dat dit in het openbaar gebeurt,
waardoor ook derden daar kennis van kunnen nemen, tenzij dit naar het oordeel van
de Minister van Defensie op dat moment niet mogelijk is. In dat geval kan de Kamer
vertrouwelijk worden geïnformeerd. Indien de Minister van Defensie daartoe besluit,
committeert deze zich aan het sturen van een openbare brief inzake het betreffende
onderzoek zodra dit mogelijk wordt geacht. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de
informatie altijd zo snel als mogelijk openbaar wordt.
25
Waarom wacht u ermee om pas op (middel)lange termijn over te gaan op het publiekelijk
ontsluiten van informatie volgens gangbare open datastandaarden? Kan dat eerder? Zo
nee, waarom niet?
Het publiekelijk ontsluiten van informatie volgens gangbare open standaarden is een
rijksbrede ambitie die veel verder strekt dan informatie over Nederlandse wapeninzet
in het kader van artikel 100 van de Grondwet. Defensie sluit aan bij de rijksbrede
initiatieven op dit gebied, onder meer via de Chief Data Officer en met het programma Defensie Open op Orde. Open datastandaarden worden dankzij zulke
initiatieven gaandeweg geïmplementeerd. In de tussentijd zal informatie over Nederlandse
wapeninzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet indien nodig op ad-hoc basis
zo goed als mogelijk volgens open datastandaarden worden ontsloten zoals sinds 24 maart
2020 bijvoorbeeld het geval is m.b.t. de Nederlandse F-16-inzet in de anti-ISIS coalitie.4
26
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld
kan bijdragen aan het ontwikkelen van de stappen voor de (midden)lange termijn, zoals
beschreven in uw brief?
De dialoog over dit thema met een aantal relevante organisaties5 (hierna het consortium) zal worden voortgezet. Onlangs heb ik zelf kennisgemaakt
met de vertegenwoordigers van het consortium. Gezamenlijk met de organisaties zal
gekeken worden naar de precieze vorm waarin het gesprek over het stappenplan voortgezet
kan worden.
27
Hoe gaat de Kamer op de hoogte gehouden worden van de te zetten stappen voor de (midden)lange
termijn? Gaat hierover regelmatig gerapporteerd worden?
Waar nodig zal ik de Kamer schriftelijk informeren over de voortgang van het stappenplan.
28
Welke opties zijn er nu om eigen onderzoeksmiddelen in te zetten? Op welke manier
worden deze op middellange termijn aangevuld?
Zie het antwoord op vraag 15.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier