Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de invulling van de afspraken in het coalitieakkoord ten aanzien van zon-PV (de zonnebrief) (Kamerstuk 32813, nr. 1046)
2022D25482 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd over de brief van 20 mei 2022 over
o.m. de invulling van de afspraken in het coalitieakkoord ten aanzien van zon-PV.
(de zonnebrief) (Kamerstuk 32 813, nr. 1046).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
13
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn positief over hoe de Minister invulling wil geven
aan de afspraken gemaakt in het coalitieakkoord ten aanzien van zon-PV, maar tegelijkertijd
hebben deze leden hier ook veel vragen en zorgen over. Het is goed dat de Minister
rekening houdt met de schaarse ruimte in Nederland en daarom kijkt naar zon op dak
en andere objecten.
De leden van de VVD-fractie zijn ook positief over het feit dat de Minister zich inspant
om de hoge mate van vrijval bij projecten voor zon op dak te verminderen. Dit draagt
bij aan het efficiënt besteden van de SDE++ subsidie. Deze leden hebben zorgen over
de schaarste op het net, de betaalbaarheid en veiligheid van zon-PV. Zij betwijfelen
of de plannen van de Minister hier volledig rekening mee houden.
De leden van de VVD-fractie zien graag dat zon-op-dak de norm wordt. Onze schaarse
grond moet niet ingezet worden voor zonneweides als er nog daken vrij liggen voor
het plaatsen van zonnepanelen. In hoeverre gaat de Minister ervoor zorgen dat zon-op-land
(behalve bij multifunctioneel ruimtegebruik) niet meer plaatsvindt? Is de Minister
bereid om enkelvoudig ruimtegebruik voor zonneweides uit te sluiten van subsidieverlening
via de SDE++ en andere regelingen? Kan hij daarnaast ook eisen opstellen aan het ruimtegebruik
indien er in de nabijheid van een gekozen locatie nog vrij liggende grote daken beschikbaar
zijn?
De leden van de VVD-fractie zetten vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van de plannen
van de Minister. Het is duidelijk dat Nederland kampt met grote schaarste op het elektriciteitsnet.
Onlangs heeft TenneT een bericht gepubliceerd waarin het aangeeft dat er in Noord-Brabant
en Limburg tot 2028 niets meer op het elektriciteitsnet kan worden aangesloten. Gezien
de laatste berichtgeving, is het dan nog realistisch om aan te sturen op meer dan
35 TWh hernieuwbare energie op land? Hoe wordt er in de plannen van de Minister rekening
gehouden met de impact van zon-PV op de netcongestie? Deelt de Minister de mening
dat we nu snel moeten inzetten op onder andere thuis- en buurtbatterijen? Zeker in
combinatie met Zon-PV kan dit voor verlichting op het elektriciteitsnet zorgen. Daarnaast
delen de leden van de VVD-fractie de wens en de ambitie van de Minister om de energietransitie
te versnellen, maar hiervoor zijn ook andere oplossingen die minder impact hebben
op de netcongestie, zoals geothermie en groen gas. Hoe wordt dit meegenomen in het
herijken van de doelen voor hernieuwbaar op land?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het zelf opwekken van zonnestroom
niet alleen toegankelijk is voor hoge inkomens maar ook voor lage- en middeninkomens.
Juist deze groepen kunnen een verlaging van hun energierekening goed gebruiken. Zij
hebben echter niet altijd de mogelijkheid en middelen om zonnepanelen aan te leggen
of aan te schaffen. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten hoe de Minister
ervoor gaat zorgen dat het opwekken van zonnestroom voor iedereen beschikbaar en betaalbaar
wordt.
De leden van de VVD-fractie betwijfelen of een btw-nultarief en het uitbreiden van
het initiatiefrecht voor huurders voldoende zullen zijn om te bewerkstelligen dat
huurders makkelijker toegang tot zonnepanelen zullen krijgen. Welke effecten verwacht
de Minister dat het btw-nultarief gaat hebben voor bijvoorbeeld leveranciers van zonnepanelen?
Daarnaast roept het initiatiefrecht voor huurders in de praktijk nogal wat onzekerheden
op en is het niet laagdrempelig. Hoe kan de Minister verder stimuleren dat er afspraken
tussen verhuurders en huurders worden gemaakt over het leggen van zonnepanelen? Gezien
het feit dat private verhuurders een investering in zonnepanelen minder snel terugverdienen,
welke additionele concrete acties kan de Minister ondernemen om de aanleg van zonnepanelen
in de private huursector toch te bevorderen?
De leden van de VVD-fractie vinden het noodzakelijk om duidelijke kwaliteits- en veiligheidseisen
op te stellen voor zon-PV. Het aanbod van zonnepanelen is groot en de kwaliteit verschilt.
Zonnepanelen geproduceerd binnen Europa kennen over het algemeen een kleiner risico
op brandgevaar dan zonnepanelen die met goedkope materialen geproduceerd worden buiten
Europa. Daarnaast is de productie van zonnepanelen binnen Europa minder vervuilend
en is er minder transport nodig. Daarom willen de leden van de VVD-fractie inzetten
op het gebruik van zonnepanelen die binnen de Europese Unie en/of Nederland zijn geproduceerd.
Deze leden willen de energietransitie en productie van (hernieuwbare) energiebronnen
zoveel mogelijk in eigen handen houden. Zij vragen hoe de Minister hier tegenaan kijkt
en welke mogelijkheden hij ziet om de productie van zonnepanelen verder naar Nederland
en de Europese Unie te halen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de initiatieven van de zonsector om
inspectiemethodes en certificaten op te stellen die de kwaliteit van zonnestroominstallateurs
kunnen aantonen. Om de veiligheid van zon-PV te waarborgen is het ook van belang dat
zonnepanelen op de juiste manier worden geïnstalleerd. Deze leden roepen de Minister
daarom op om samen met de sector te onderzoeken of deze initiatieven een meer bindende
of zwaarwegende vorm kunnen krijgen.
De leden van de VVD-fractie delen tot slot de mening dat in het streven naar een schone
en circulaire economie, het van belang is om het gebruik van ongewenste stoffen te
minimaliseren en het hergebruiken van materialen te stimuleren. Deze leden vinden
dan ook dat duurzaamheid en circulariteit integraal onderdeel moeten zijn van de inzet
van zon-PV. Voor de productie van zonnepanelen worden bijvoorbeeld veel schaarse materialen
gebruikt. Daarom moeten oude zonnepanelen zoveel mogelijk worden gerecycled. Hoe kan
de Minister dit verder bevorderen? Bij de productie en transport van zonnepanelen
komt daarnaast veel CO2 vrij, met name als de zonnepanelen buiten Europa worden geproduceerd. Om de duurzaamheid
van zonnepanelen te bevorderen willen deze leden zich daarom richten op de CO2-footprint van zonnepanelen. Deze normering zal ook het gebruik van zonnepanelen die
geproduceerd zijn binnen Europa stimuleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Zonnebrief.
Zij onderschrijven de noodzakelijke ambities voor het verder stimuleren van duurzame
energieproductie voor het behalen van de klimaatdoelen en afbouwen van de afhankelijk
van fossiele, specifiek Russische, grondstoffen. Zij hebben daarbij enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat voor de ruimtelijke inpassing van Zon-PV gebeurt
volgens het principe van de Voorkeursvolgorde Zon. Deze leden vragen of de Minister
de potentiele oppervlaktes van deze verschillende «volgorden» uiteen kan zetten en
kan afzetten tegen de verwachtte vraag naar deze oppervlakte ten behoeve van zon-PV.
Welke vorm van monitoring en handhaving vindt plaats op het plaatsen conform de Voorkeursvolgorde?
Wat zijn de voor- en nadelen van een meer verplichtend karakter hiervan en ziet de
Minister hier heil in?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een duidelijk overzicht en planning
kan schetsen van de verschillende aangekondigde regelingen en besluiten.
De leden van de D66-fractie zijn positief over het voornemen van de Minister om te
onderzoeken of een regeling voor het versterken van daken en zo geschikt te maken
voor zon-PV. Kan de Minister aangeven hoeveel van de 60% van de grote daken die draagkrachtproblemen
heeft zich uitsplitst per functie? Gaat het hier om utiliteitsbouw, huur- of koophuizen
of gebouwen met andere functies? Op wat voor manier is de Minister voornemens bijvoorbeeld
woningbouwcorporaties hierbij te betrekken? Deze leden constateren dat de Minister
voor veel zijn plannen afhankelijk is van een aansluiting op elektriciteitsnet. Zij
vragen of de Minister zijn plannen heeft laten toetsen door de (regionale) netbeheerders?
Zo nee, acht hij dit zinvol? Zo ja, kan deze toets worden gedeeld met de Kamer? Welke
manieren ziet of verkent de Minister om, bijvoorbeeld door slim afnemen of invoeden,
aanvullende congestie zoals zich nu lijkt te materialiseren te voorkomen? Welke maatregelen,
instrumenten of plannen heeft de Minister voor de uitrol van (gedeelde) batterijen
om te voorzien in de opslag van zonne-energie? Welke rol ziet de Minister voor overheden
enerzijds en marktpartijen anderzijds? Voort vragen deze leden wanneer het gebouw
van de Kamer zal worden voorzien van zonnepanelen, gezien dit gebouw veel wordt bezocht
door mensen uit heel Nederland en zodoende een voorbeeldfunctie heeft.
De leden van de D66-fractie lezen met instemming over de plannen van het plaatsen
van zon-PV in het ruimtegebruik. Deze leden vragen of de Minister heil ziet in toepassingen
waarbij zonnevelden kunnen «rijden» en als zodanig van locatie kunnen veranderen met
voordelen voor de natuur en biodiversiteit? Waar wordt dit al in Nederland gedaan
of ziet de Minister potentieel? Wat is de stand van zaken van innovaties waarbij zonne-energie
wordt opgewekt door bijvoorbeeld horizontale (tegen gebouwen aan, in plaats van erop)
als onderdeel van de bouwconstructie? In hoeverre kan en wordt dit reeds (grootschalig)
toegepast in Nederland? Ziet de Minister mogelijkheden hier, bijvoorbeeld bij nieuwbouw
of gebouwen met publieke functie, ook meer normerend op te treden?
De leden van de D66-fractie lezen dat door het afbouwen van de salderingsregeling
de «incentive» bij (ver)huurders afnemen voor zon op dak. De Minister stelt dat «goede
afspraken ervoor kunnen zorgen dat de plaatsing van zonnepanelen voordelig blijft
uitpakken». Hoe gaat de Minister zorgen dat deze «goede afspraken» er (blijven) komen?
Welke instrumenten, bijvoorbeeld normerend of verplichtend van aard, ziet de Minister
hier als oplossing?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of binnen de Europese Unie initiatieven
bestaan of in ontwikkeling zijn voor de normering van PV-panelen of het instellen
van een keurmerk of certificaat. Is de Minister bereid dit nader te onderzoeken en
al dan niet met een coalitie van welwillende landen in voorop te lopen?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in hoeverre hij bekend is met signalen
dat de projecten boven 1 MW/p die aangesloten worden op 50% van het piekvermogen leidt
tot afzien van de aanvraag tot of installatie van zon-PV projecten?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in hoeverre hij verwacht dat de bedrijven
en industrie waar maatwerkafspraken worden gemaakt gebruik wensen te maken van lokaal
en hernieuwbaar geproduceerde energie op land en welke implicaties dit heeft voor
de infrastructurele keuzes en eisen van netbeheerders? Deze leden wijzen erop dat
een eventuele (keuze voor) elektrificatie van deze processen samenhangt met grote
CO2-besparing enerzijds en significante gevolgen voor het elektriciteitsnet anderzijds.
Welke kansen biedt dit bijvoorbeeld voor de lokale opwekking van groene waterstof?
Op wat voor termijn kan de Minister helderheid geven over beoogde waterstof doelen
richting 2030 en hoe zon op land hier aan kan bijdragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de zonnebrief en ondersteunen
de daarin door de Minister genoemde speerpunten voor het beleid op het gebied van
het stimuleren van zon-PV en de inzet op meer zon op dak. Wel hebben deze leden nog
enkele vragen voor de Minister.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de zonnebrief geen streefdoel staat voor
het opgesteld vermogen van zon-PV in verschillende categorieën voor 2030 en 2050.
Zij vragen de Minister wat daarvan de reden is. Zouden dergelijke streefdoelen kunnen
volgen uit het Plan Nationaal Energiesysteem? Is het wenselijk om te streven naar
een bepaalde verhouding tussen het aandeel zon en wind in de elektriciteitsmix?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het kabinet voornemens is te stimuleren
dat zon-PV kan worden toegepast op daken die constructief niet geschikt zijn, dat
daarbij gedacht wordt aan het deels vergoeden van de meerkosten voor constructieve
aanpassingen van het dak of de meerkosten voor het toepassen van lichtgewicht zonnepanelen,
en dat het kabinet de mogelijkheid onderzoekt om deze regeling te financieren vanuit
het Klimaatfonds. Zij vragen de Minister of het mogelijk is deze projecten, die door
extra ingrepen wat duurder zullen zijn, ook gewoon te laten meelopen in de SDE++.
Daardoor komen deze projecten wat meer «achter in de rij» te staan, maar dat past
op zich ook bij de logica achter de SDE++. Waarom wordt hier een extra financieringsbron
voor gezocht? Wordt zon-PV hiermee niet voorgetrokken ten opzichte van andere technologieën?
Een vergelijkbare vraag geldt voor multifunctionele grondgebonden zon-PV en het «kwaliteitsbudget»
dat wordt voorgesteld: moeten de extra kosten niet gewoon meelopen in de systematiek
van de SDE++?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het kabinet schrijft dat de doelstelling
van 35 TWh moeten worden herijkt naar aanleiding van de ambities uit het Fit for 55-pakket.
Zij vragen de Minister of de uitkomst daarvan ook kan zijn dat de 35 TWh blijft staan
als minimumdoelstelling of dat de 35 TWh doelstelling wordt vervangen door een andere
doelstelling waarin er meer ruimte is voor de regio’s om keuzes te maken ten aanzien
van energietechnologieën en CO2-reductieopties.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij meermaals aandacht hebben gevraagd voor
de verzekerbaarheid van zonnepanelen op daken en de belemmering die problemen daarmee
vormt voor de energietransitie. Zij vragen de Minister wanneer de onderzoeken waar
o.a. door de leden van de CDA-fractie om is gevraagd (Kamerstuk 32 813, nr. 634) en die genoemd worden in de brief gereed zullen zijn. Kan de Minister de Kamer nog
voor het zomerreces informeren over de resultaten van deze onderzoeken? Deze leden
constateren dat de Minister aangeeft dat er niet genoeg data beschikbaar is om de
stelling van verzekeraars dat zon op dak leidt tot een vergroot brandrisico te onderbouwen.
Zij vragen of de Minister, naast de inzet op de in de brief genoemde onderzoeken,
ook andere mogelijkheden ziet om kennis en inzichten over brandveiligheid van zon-PV
op daken te bundelen bijvoorbeeld door een onafhankelijk kennisinstituut, zodat er
een handreiking beschikbaar kan komen met objectieve uitgangspunten voor het verzekeren
van zonnedaken.
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Minister verwacht dat de resultaten
van deze onderzoeken de bereidwilligheid van verzekeraars om zon-PV op daken te verzekeren
en vragen de Minister waar deze verwachting op gebaseerd is en welke concrete stappen
hij zet om de bereidheid van verzekeraars om zon op dak te verzekeren te vergroten.
Welke aanvullende maatregelen is de Minister bereid te nemen indien verder gesprekken
met de sector en de resultaten van de onderzoeken niet genoeg blijken te zijn om de
problemen omtrent verzekerbaarheid weg te nemen? Kan de Minister tevens aangeven wat
momenteel de omvang is van de verzekeringsproblematiek bij zon-PV op daken?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet via normering grotere daken
beschikbaar wil maken voor zonnestroominstallaties. Tegelijkertijd geldt op veel plekken
dat er knelpunten zijn ten aanzien van de netcapaciteit. Hoe gaat de Minister om met
deze situaties, waarin er te weinig capaciteit is om daken vol te leggen met zonnepanelen,
zo vragen deze leden. Stelt het kabinet ook eisen over de mate van «peakshaving» die
moet worden toegepast bij deze projecten, net zoals bij zon-op-land?
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de inzet van de Minister om te komen tot
een verplichting voor het benutten van grote daken (meer dan 250m2) in de utiliteitsbouw voor de opwek van hernieuwbare energie. Deze leden constateren
dat ook gebouwen waarbij zon op dak bij oplevering niet direct mogelijk is daar wel
geschikt voor worden gemaakt, zodat daar in een later stadium wel zonnepanelen op
kunnen worden geplaatst. Zij vragen de Minister of het in deze gevallen nog steeds
zal gaan om een verplichting tot het benutten van het dak voor hernieuwbare energie,
zodra dat wel mogelijk is of wordt het benutten van deze daken voor zon op dak vrijwillig
als realisatie daarvan niet direct bij oplevering mogelijk is? Deze leden merken in
dit kader ook op dat de Minister stelt dat het vanwege netcongestie soms niet mogelijk
zal zijn om grote daken (volledig) vol te leggen met zonnepanelen, ook al wil de eigenaar
van het dak dat wel en past het binnen de Regionale Energiestrategie (RES). Zij vragen
de Minister welke maatregelen hij neemt om ervoor te zorgen dat deze daken uiteindelijk
wel worden benut voor zon op dak, zodra daarvoor ruimte is op het elektriciteitsnet.
Tevens vragen deze leden de Minister om te verduidelijken hoe de verplichting voor
zon-PV op (grote) daken zich verhoudt tot stimulering van zonnepanelen via de SDE++.
Kunnen projecten die tot stand komen vanwege de verplichting om daken te benutten
voor de opwek van hernieuwbare energie tegelijkertijd ook gebruik maken van een SDE++
subsidie?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet hoopt op een snelle uitbreiding
van de transportcapaciteit op het elektriciteitsnet op de juiste locaties en momenten.
Deze leden verwachten dat de Minister niet alleen hoopt op uitbreiding op de juiste
locaties en momenten, maar hier ook veel meer regie op neemt en op stuurt. Zij vragen
de Minister in dit kader ook om aan te geven op welke wijze hij het door de CDA-fractie
gepresenteerde 12-puntenplan zal benutten bij het oplossen van knelpunten op het elektriciteitsnet.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister samen met het Interprovinciaal
Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de waterschappen de RES
1.0 wil vertalen in regionale Uitvoeringsstrategieën Zon op Dak, maar dat over de
financiering daarvan nog besluitvorming moet plaatsvinden. Zij vragen de Minister
om een inschatting te geven van de kosten die hiermee gemoeid zullen zijn en te verduidelijken
waar de financiering voor het opstellen van de uitvoeringsstrategieën vandaan moet
komen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de kosten van zonnepanelen recentelijk
sterk zijn gestegen. Zij vragen de Minister om in beeld te brengen hoe de kosten van
zonnepanelen zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, wat de verwachtingen zijn
met betrekking tot ontwikkeling van deze kosten in de komende jaren en welke invloed
de recent gepresenteerde EU Solar Energy Strategy Solar en de PV Industry Alliance
die daar onderdeel van is naar verwachting zullen hebben op de kosten van zonnepanelen.
De leden van de CDA-fractie hebben over het afbouwen van de salderingsregeling ook
nog enkele vragen. Zo merken zij op dat er vanuit de zonne-energiesector geen steun
meer lijkt te zijn voor het voorstel voor een afbouwpad, waar deze steun er voor het
oorspronkelijke voorstel wel was. Met name de vrees voor terugverdientijden die veel
langer worden dan zeven jaar, doordat huishoudens in het nieuwe voorstel veel minder
krijgen voor de kWh die gesaldeerd mag worden wordt vanuit de sector genoemd als heikel
punt. Deze leden merken op dat er vanuit deze sector een voorstel wordt gedaan waarin
onder andere de suggestie wordt gedaan om het fiscale deel van het salderen tot 2031
intact te houden en daarna in één keer af te schaffen. Zij vragen de Minister te reageren
op de zorgen die in deze sector leven en in te gaan op het alternatieve voorstel.
Is de Minister tevens bereid om, net als het voorgenomen afbouwpad, ook het voorstel
van de sector te laten doorrekenen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat door de verlaging
van de energiebelasting de facto het fiscale deel van de salderingsregeling is en
wordt versoberd. Deelt de Minister ook de mening dat de huidige hoge energieprijzen
het leveringsdeel van de salderingsregeling de businesscase erg aantrekkelijk maakt?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het klopt dat, zeker als het opgestelde
vermogen van zonnepanelen in Nederland doorgroeit naar 20 GW en hoger, de «realtime»
elektriciteitsprijs op de elektriciteitsmarkt op steeds meer momenten sterk zal dalen
en steeds vaker nihil zal zijn. Klopt het dan dat het volledig salderen van het leveringstarief
door energieleveranciers (artikel 31c van de Elektriciteitswet) betekent dat energieleveranciers
een fors hogere vergoeding per kWh aan klanten moeten betalen dan de elektriciteit
op de elektriciteitsmarkt op dat moment waard is? Klopt het dan vervolgens dat het
verlies dat energieleveranciers hierop maken wordt doorberekend aan andere klanten
van de energieleverancier (gesocialiseerd) en dat klanten zonder zonnepanelen dus
in toenemende mate meebetalen aan de stimulering van klanten mét zonnepanelen op het
dak? In hoeverre is dat houdbaar en eerlijk?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ten slotte of het kabinet heeft overwogen
de minimale redelijke vergoeding niet vast te zetten op 80% van het leveringstarief.
Wat zijn daarvan de voor- en nadelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de zonnebrief. Deze leden verwelkomen
de uitvoering door de Minister van de gewijzigde motie-Leijten, die de regering verzoekt
zich in te zetten dat zon op dak de norm wordt (Kamerstuk 32 813, nr. 734). Zij lezen echter dat er soms nog knelpunten zijn bij het in de praktijk brengen
van de Voorkeursvolgorde Zon en multifunctioneel gebruik.
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat in het bod van de RES-regio’s,
voor 26 TWh voor zon-PV, voor bijna net zoveel zon op veld (11,6 TWh) bestaat als
zon op dak (12,6 TWh). Hoe kan het dat, ondanks de Zonneladder en de Voorkeursvolgorde
Zon, nog steeds niet het substantieel méér wordt ingezet op zon op dak dan op zon
op land? Hoeveel van het potentieel van zon op dak blijft hiermee onbenut? In hoeverre
zou volgens de Minister een moratorium op zon op landbouw- en natuurgronden kunnen
meehelpen aan het benutten van het volledige potentieel voor zon op dak?
De leden van de SP-fractie staan publieke energievoorziening voor. Hiervoor zouden
privatiseringen moeten worden teruggedraaid. In het stuk «Zon voor Iedereen» heeft
het lid Beckerman reeds beschreven hoe een gemeentelijke energievoorziening voordelen
biedt met betrekking tot tempo, zeggenschap en gemak voor huishoudens, goede vaste
banen, kostenvoordelen en een lagere energierekening.1 Dankzij planmatige aanpak kunnen gelijktijdig ook capaciteitsproblemen op het net
worden aangepakt. Om te zorgen dat er ook voldoende stroom is wanneer de zon niet
schijnt kan geïnvesteerd worden in collectieve opslag. Hoe ziet de Minister dit en
wat doet hij om lokale zeggenschap en eigenaarschap te vergroten?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat, zolang geen sprake is van een publieke
energievoorziening, huishoudens aanspraak moeten kunnen doen op eerlijke subsidies
om stroom uit hernieuwbare bronnen op te wekken. Zij kijken dus kritisch naar de voorgenomen
afbouw van de salderingsregeling. Deze leden lezen dat «door de afbouw van de salderingsregeling
(…) de terugverdientijden in de huursector, net als in de koopsector, [zullen] toenemen.»
Hoe verhoudt die realiteit zich met de door de Minister eveneens benadrukte wens om
daken maximaal te benutten om landbouw- en natuurgronden te ontzien? Hoe wordt het
enthousiasme bij huishoudens behouden voor hun bijdrage aan het overheidsbeleid in
de energietransitie? Het is positief dat de afbouw is uitgesteld tot 2025. Hoe zorgt
de Minister er in de voorgenomen wet voor dat er een sterke waarborg wordt ingebouwd
voor de minimale redelijke vergoeding voor het terugleveren gedurende de periode dat
salderen wordt afgebouwd en dus niet meer 100% mogelijk is? Is de Minister bereid
dit in de wet vast te leggen zodat het voor huishoudens aantrekkelijk blijft te investeren
in zonnepanelen? Voorts vragen deze leden voor wanneer het meetmoment waar de Minister
het in de brief over heeft, is voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief en hebben
hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zien zonne-energie als een van de werkpaarden
van de energietransitie en achten normeringen voor met name bedrijfsdaken als een
noodzakelijk middel. Deze leden zien met stijgend ongeduld aan hoe het potentieel
van grote bedrijfsdaken nog altijd niet wordt benut en vinden dit onverenigbaar met
de klimaatdoelen en groeiende vraag naar hernieuwbare elektriciteit. De leden van
de PvdA- en GroenLinks-fractie zijn tevreden dat er eindelijk een stap wordt gezet
voor nieuwe utiliteitsgebouwen middels een verplichting per 2025. Wel vragen deze
leden vragen waarom dezelfde verplichting niet gaat gelden voor bedrijfsdaken kleiner
dan 250 m2. Kan de Minister een beeld geven van het gevolg van de normering voor grote bedrijfsdaken
per 2025 (hoeveel bedrijven, hoeveel m2 dak, hoeveel elektriciteit)?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie benadrukken dat er juist ook bij bestaande
bedrijfsdaken een wereld te winnen is, ondanks mogelijke praktische obstakels. Zij
vragen de Minister om bij de uitwerking van het beleid en de actualisatie van de Erkende
Maatregelenlijst ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk bestaand dak wordt benut. In
dit verband vragen zij of een terugverdientijd niet een te korte tijd is om zon-op-dak
te verplichten, ook in het licht van de voorgenomen beëindiging van de subsidie voor
zonne-energie. Deze leden vinden het voorts belangrijk dat er oog is voor een goede
inpassing van zonnepanelen zodat multifunctioneel ruimtegebruik en inpassing in de
natuur mogelijk is. Wanneer is er een kwaliteitsbudget die dit mogelijk maakt? Wat
kan er al gezegd worden over de vormgeving hiervan?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie achten het van groot belang dat ook huurders
profiteren van een lage energierekening door middel van zonnepanelen. Zij lezen in
de brief dat goede afspraken tussen verhuurder en huurder ervoor moeten zorgen dat
de plaatsing van zonnepanelen voordelig blijft uitpakken. Deze leden vragen wat de
Minister concreet gaat doen om ervoor te zorgen dat zonnepanelen ook ten bate kome
van huurders. Op welke manier moedigt de Minister woningcorporaties aan om zonnepanelen
te installeren? Hoe zorgt de Minister ervoor dat ook particuliere verhuurders gaan
investeren en huurder mee laten profiteren? Hoe kijkt de Minister aan tegen een normering
voor verhuurders?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over netcongestie
en vragen of de Minister de gevolgen overziet van de aanvullende normeringen op deze
problematiek. Hoe kijkt de Minister naar een flankerende normering voor opslag? Welke
rol ziet de Minister voor respectievelijk het Rijk, netbeheerders en marktpartijen
om de nodige opslag te realiseren? Is de Minister het eens dat netbeheerders het beste
kunnen overzien wat er nodig is om een congestie in een gebied door middel van opslag
te voorkomen? Is de Minister het in dit verband eens dat netbeheerders huishoudens
zouden moeten compenseren indien een significant deel van opgewekte stroom niet terug
geleverd kan worden?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fractie lezen niet dat er rekening wordt gehouden
met de verlaagde energiebelasting op elektriciteit en maken zich zorgen wat dit doet
voor de terugverdientijd van zonnepanelen. Waarom is de afbouw van de salderingsregeling
niet hierop aangepast? Garandeert de Minister nog steeds een terugverdientijd van
zeven jaar? Is de Minister bereid het voorstel van de sector, waarbij het fiscale
gedeelte van de salderingsregeling tot 2031 intact blijft en daarna in één keer wordt
afgeschaft, door te laten rekenen?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fractie vragen wat de steunkaders zijn voor het
stimuleren van zonne-energie na 35 TWh, ook gezien de verwachte enorme stijging van
de elektriciteitsvraag en de conclusie uit het rapport «Review overgangsregeling hernieuwbare
elektriciteit na 2025» van Trinomics dat de groei zeer beperkt zal zijn. Hoe ziet
de Minister dit? Hoe kijkt de Minister aan tegen een vorm van «Contract for Difference»
voor zonne-energie?
De leden van de PvdA en GroenLinks-fractie zouden graag een concrete planning zien
van alle maatregelen die in de brief staan. Wanneer worden deze maatregelen naar de
Kamer gestuurd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de zonnebrief
van de Minister voor Klimaat en Energie over opschaling van zon-PV op land. Zij waarderen
de nadruk van de Minister op inpassing van hernieuwbare energiebronnen in de schaarse
ruimte in Nederland en daarmee de ambities voor zon op dak. Zij hebben nog wel enkele
vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben grote zorgen over het energienet dat deze
grote opschaling in relatief korte tijd zal moeten kunnen verwerken. De energietransitie
loopt nu al vertraging op door netcongestie. Nu al leidt het grote piekaanbod van
elektriciteit van zonnestroom regelmatig tot zeer lage en negatieve prijzen op de
stroommarkt. Gaat dit toenemen bij een hoger aandeel PV in de stroommix? Zo ja, in
welke mate? Welke risico’s op de leveringszekerheid brengt dit met zich mee?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het belangrijkste subsidie-instrument
voor grootschalige zon op dak of land, de SDE++, onvoldoende rekening houdt met inpassing
op het net. Deze leden vinden het een bijzonder onlogische ontwikkeling om zon op
te wekken in een goedkoop deel van het land waar nauwelijks vraag is, om vervolgens
deze stroom over het hele landelijke net te transporteren naar de Randstad. Zij vragen
hoe dit slimmer geregeld kan worden, in de SDE++, maar ook via de eerder voorgestelde
taskforce zon op dak, die lokaal vraag en aanbod beter kan koppelen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarnaast of de Minister de realisatietermijn
voor zon op dak of land, die recent is verlengd naar twee jaar, zal verlengen wanneer
een aanvraag door netcongestie langer dan twee jaar doorlooptijd heeft.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dan een groot deel van de netcongestie
voor een deel kan worden opgelost door lokale kleinschalige opslag en hebben hier
recent samen met de VVD-fractie een actieplan «Opgewekt opslaan» voor opgesteld en
aangeboden aan de Minister. Zij lezen dat de onderzoeken hierover nog lopen, maar
willen benadrukken dat netcongestie nú de energietransitie vertraagd en de Minister
oproepen om haast te maken met een opvolging van dat plan. Ook op grotere schaal kan
opslag in de ogen van bovengenoemde leden een belangrijke rol spelen: het rapport
«Omslagpunt grootschalige batterijopslag» van CE Delft beveelt aan om een modelcontract
voor zon, wind én opslag op één aansluiting te maken. Hiermee wordt de netcapaciteit
maximaal benut. In hoeverre is dit inmiddels de standaard in de markt? Welke belemmeringen
zijn er mogelijk nog? Daarnaast krijgen batterijen nu een normale aansluiting op het
elektriciteitsnet. In congestiegebied kunnen batterijen daarmee echter niet worden
aangesloten en dus ook niet voor congestiemanagement worden ingezet. Een oplossing
kan zijn om voor batterijen een aparte aansluit- en transportovereenkomst te ontwikkelen
en dit juridisch te borgen. Wat is de visie van de Minister hierop?
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen het (frustrerende) beeld dat de gedachte
achter de zonneladder breed in de RES-regio’s en bij rijksoverheid gedeeld wordt,
maar dat in de uitvoering zon op dak vaak gecompliceerder blijkt dan zon op land en
daarom achter blijft. Zij hebben enkele concrete ideeën voor het verder stimuleren
van zon op dak en vragen de Minister om zijn reactie hierop.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen voor een doorlopende nationale taskforce
zon op dak aan te stellen, waarin jaarlijks samen met de RES-regio’s de knelpunten
bij lokale uitvoering van het klimaatakkoord worden geïnventariseerd en geadresseerd
in de landelijke regie in de RES 2.0, alsmede een jaarlijkse terugkoppeling van zon
op dak realisatie, streefcijfers en knelpunten inventarisatie door taskforce zon op
dak. Deze taskforce kan ook energieclusters in beeld brengen, waardoor de overheid
een faciliterende rol speelt bij het verbinden van grote vraag en opwekpotentie. Hier
zullen deze leden later op terugkomen. Daarnaast vragen deze leden welke RES-regio’s
hun RES 1.0 hebben vertaald in regionale Uitvoeringstrategieën Zon op Dak op het niveau
van gemeente of regio.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met het doel om in 2030 80% van de
geschikte overheidsdaken een tweede functie te geven. Zij vragen waarom niet het doel
van 100% gesteld is, aangezien geschiktheid van het dak een duidelijke voorwaarde
is. Hoe zit het met scholen, ziekenhuizen, instellingen en andere zelfstandige dakbezitters
van gebouwen met een publieke functie? Is de Minister bereid hen praktische ondersteuning
te bieden bij de aanleg van zon op dak, onder andere door het ontwikkelen van standaardcontracten?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de aanpassingen in wet- en regelgeving
om geschiktheid voor zon op dak te verplichten bij nieuwbouw of renovatie én het verruimen
van de concept- algemene maatregel van bestuur (AMvB) met de eerder voorgestelde maatwerkbevoegdheid
in het Bouwbesluit voor gemeenten om hernieuwbare energie op dak te kunnen verplichten
bij de industriefunctie. Deze leden vragen of grote magazijnen en distributiecentra
ook onder «industriefunctie» in de genoemde AMvB vallen. Hoeveel TWh elektriciteit
wordt in 2022 opgewekt op grote industriedaken? Hoeveel is dat naar verwachting in
2030 uitgaande van verplichting?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat in Zuid-Holland en Gelderland
subsidies beschikbaar worden gesteld voor de combinatie tussen verwijderen van asbest,
het versterken van de dakconstructie en het plaatsen van zonnepanelen. Is de Minister
bereid om een landelijke regeling met subsidie of rentevrije lening in navolging van
deze provincies, waarin verwijderen van asbest gekoppeld wordt aan het plaatsen van
zonnepanelen, in het leven te roepen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de onderzoeken naar de verzekerbaarheid
van daken met zonnestroom. Dit is echter een beperkende factor die op dit moment speelt
bij industriële daken. Is de Minister bereid om opnieuw in gesprek te gaan met verzekeraars,
het midden – en kleinbedrijf en zonnedak installateurs om problemen met de verzekering
op te lossen? Is de Minister bereid om, in afwachting van het lopende onderzoek, de
bestaande kennis en inzichten te bundelen in een handreiking op de verzekerbaarheid
van daken met zonnestroom? Is de Minister tevens bereid het meldpunt «onverzekerbaar
zon-op-dak» te ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister spreekt in zijn brief over
«faalfactoren» en belemmerende wetgeving. Is hij bereid om in dit kader de regelgeving
aan te passen om de splitsing tussen zon op dak en eigendom van het pand te vergemakkelijken?
De leden van de ChristenUnie-fractie missen de rol van energiecoöperaties in de zonnebrief
van de Minister. Zij spelen een cruciale rol bij het opschalen van zon op dak en het
lokaal verbinden van vraag en opweklocatie. Hoe gaat de Minister energiecoöperaties
verder ondersteunen en welke risico’s en kansen liggen er voor energiecoöperaties
in de plannen van de Minister?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de inhoud van de zonnebrief en
heeft daarover nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat de keuze om voornamelijk voor zon op
dak te gaan een juiste is. Wel verwijst de Minister in zijn brief zelf ook al naar
het flankerende beleid; het ontbreekt nog steeds aan een eenduidig protocol daar waar
het gaat om afwikkeling na (grootschalige) brand bij zonnepanelen. De Minister gaf
eerder aan dat hij dat niet ziet als zijn verantwoordelijkheid omdat dit onder een
verzekering valt, maar nu overheidsbeleid meer en meer stimuleert en zelfs verplicht
om Solar ready gebouwen op te leveren is er wat het lid van de BBB-fractie betreft
een zorgplicht. Is of gaat de Minister in gesprek met alle stakeholders om een protocol
op te stellen?
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat het combineren van functies ook een mogelijkheid
kan zijn, zoals de Minister recent ook heeft kunnen zien bij het mobiele zonnepark.
Kan de Minister aangeven of hij in die combinatie van functies ook een toekomst ziet?
De rapportage van Boch en van Rijn geeft aan dat de SDE++ hier mogelijk nog niet in
voorziet. Op welke termijn denkt de Minister helder te hebben hoe dit vorm gegeven
kan worden? Juist de het combineren van functies is wat het lid van de BBB-fractie
betreft een ontwikkeling die we moeten stimuleren, zodat energieproductie in de vorm
van elektriciteit dat van de mens (voedsel) niet kan en gaat verdringen.
Het lid van de BBB-fractie vraag de Minister aan te geven hoeveel landbouwgrond er,
ondanks de voorkeursvolgorde van Zon-PV, zijn aangewend voor Zon-PV. Dit lid brengt
de aangenomen motie die de regering oproept om de potentie van energieopwekking door
zonnepanelen op vangrails, in wegbermen en op overkappingen in kaart brengen in herinnering
(Kamerstuk 32 813, nr. 794). Kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van die motie? Het lid
van de BBB-fractie ziet dat er een verwijzing naar eerder genoemde zaken gedaan wordt,
maar is wel benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot deze motie.
Het lid van de BBB-fractie merkt tot slot op dat er in veel gebieden netcongestieproblemen
zijn. Dit lid is van mening dat het ongehoord is dat er zonneparken of windparken
worden afgeschaald, terwijl de energie door een elektrolyser omgezet zou kunnen worden
in waterstof, waardoor de netcongestieproblemen kunnen worden opgelost en de energiepotentie
niet verloren gaat. Ziet de Minister mogelijkheden dit decentraal in gebieden waar
netcongestieproblemen spelen in te zetten? Het lid van de BBB-fractie ziet hier een
kans voor decentrale groene agrowaterstofproductie. Deelt de Minister de mening dat
de weg daar voor vrijgemaakt moet worden en op welke wijze ziet de Minister mogelijkheden
dit te stimuleren, bijvoorbeeld via pilotprojecten of subsidieverlening?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.