Nota van wijziging (initiatiefvoorstel) : Nota van wijziging
35 592 Voorstel van wet van het lid Maatoug tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon
Nr. 9 NOTA VAN WIJZIGING
            
Ontvangen 13 juni 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 5, tweede lid, wordt na «arbodienst» ingevoegd «en tot de vertrouwenspersoon,
                  bedoeld in artikel 13a».
               
B
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 13a als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De werkgever wijst een of meer werknemers of externe personen aan als vertrouwenspersoon.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot
                  het derde tot en met tiende lid.
               
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «derde lid».
4. In het negende lid (nieuw) wordt «lid 5» vervangen door «vierde lid».
5. In het tiende lid (nieuw) wordt «40»vervangen door «60».
Toelichting
               
Met deze nota van wijziging worden, naast enige technische aanpassingen, twee wijzigingen
                  doorgevoerd om bedrijven en inrichtingen, in het bijzonder de kleinere, meer ruimte
                  te bieden bij het opzetten van het instituut vertrouwenspersoon, toegespitst op de
                  aard en grootte van de eigen organisatie.
               
Onderdeel A
De werkgever moet ingevolge artikel 5, eerste lid, Arbowet, de opzet van het instituut
                  vertrouwenspersoon meenemen in de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en het
                  bijbehorend plan van aanpak. In het tweede lid van artikel 5 is voor de preventiemedewerker,
                  arbeidsdeskundigen en arbodienst bepaald dat in de RI&E in het bijzonder aandacht
                  moet worden besteed aan de toegang van de werknemers tot deze personen/instanties.
                  Dat hoort in gelijke mate te gelden voor de vertrouwenspersoon. Onderdeel A voorziet
                  daar alsnog in.
               
Onderdeel B
Punten 1, 2, 3 en 4
In het voorgestelde artikel 13a, derde lid, is thans de interne vertrouwenspersoon
                  uitgangspunt. Indien de mogelijkheden daartoe onvoldoende zijn, mag de werkgever geheel
                  of gedeeltelijk overstappen op externe vertrouwenspersonen. Alles overziende acht
                  de initiatiefnemer dit toch te beperkend voor bedrijven. Ieder bedrijf moet zelf de
                  keuze kunnen maken of de verplichting wordt ingevuld met een interne vertrouwenspersoon,
                  een externe vertrouwenspersoon, of beiden. Daartoe wordt het voorgestelde derde lid
                  geschrapt (punt 2) en het voorgestelde tweede lid uitgebreid met externe personen
                  (punt 1). De punten 3 en 4 betreffen technische aanpassingen.
               
Punt 5
Het voorstelde artikel 13, elfde lid (thans vernummerd tot tiende lid), zondert een
                  werkgever die werknemers arbeid laat verrichten voor een tijdsduur van in totaal ten
                  hoogste 40 uur per week, uit van de verplichting tot het hebben van een vertrouwenspersoon.
                  Dit betreft onder meer particulieren die een wekelijkse huishoudhulp hebben, of in
                  het kader van een persoonsgebonden budget een zorgverlener inschakelen. Soms is echter
                  sprake van zogenoemde 24-uursdiensten. Bij twee diensten dreigen deze particulieren
                  dan buiten de uitzondering te vallen. Om dit te voorkomen wordt de tijdsduur gezet
                  op in totaal ten hoogste 60 uur per week (de op grond van de Arbeidstijdenwet maximaal
                  toegestane arbeidsduur per week).
               
Maatoug
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S. Maatoug, Tweede Kamerlid
