Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over Recht doen waar recht ontbreekt (Kamerstuk 36096-2)
2022D24077 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de initiatiefnemers over Recht doen waar recht ontbreekt (Kamerstuk
36 096).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffer van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
6
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
8
Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
9
II.
Reactie van de initiatiefnemers
9
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
«Recht doen waar recht ontbreekt» van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons
en Van der Plas. Deze leden onderkennen dat gedupeerde ouders en kinderen ongekend
onrecht is aangedaan. Zij steunen alle initiatieven die bijdragen aan concrete oplossingen.
Daarbij zien zij ook dat het bieden van hulp en ondersteuning aan gedupeerde ouders
niet los kan worden gezien van het stelsel van uithuisplaatsingen. Zij bedanken de
indieners voor de inzet voor zowel de betreffende ouders als kinderen, en in het bijzonder
nu, voor het indienen van onderhavige initiatiefnota.
De leden van de VVD-fractie danken de indieners voor het geleverde werk en willen
samen met hen, de regering en andere partijen optrekken om het leed voor gedupeerde
ouders en kinderen zoveel als mogelijk te verzachten. Voornoemde leden stellen een
aantal vragen aan de indieners over de analyse en onderbouwing van de initiatiefnota
en maken van deze gelegenheid ook gebruik enkele vragen aan de regering voor te leggen.
Samenvatting
De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van de indieners een aantal voorstellen
te doen om gedupeerde ouders zo snel mogelijk in beeld te krijgen en te helpen. Ook
delen de voorgenoemde leden met de indieners dat er goede redenen zijn om scherp en
kritisch de aangekondigde onderzoeken te volgen en te blijven volgen.
De leden van de VVD-fractie hechten aan een goede uitwisseling van gedachten, ideeën
en voorstellen om de problemen van gedupeerde ouders op te lossen. Ook vinden zij
het belangrijk dat er ruimte is voor kritische vragen over hoe het systeem van uithuisplaatsingen
en ook breder in de jeugdbeschermingsketen, toekomstbestendig kan worden gemaakt.
Daarbij willen deze leden uitgaan van en werken aan vertrouwen, want daarmee kunnen
processen en resultaten inzichtelijker en zichtbaarder worden gemaakt en kan de regering
kritisch kijken wat beter, sneller of anders kan en overgaan tot concrete actie. De
indieners schrijven echter dat vanuit de regering tot en met het uitbrengen van de
initiatiefnota in mei 2022 géén voorstellen en acties zijn gedaan tot oplossingen
te komen met betrekking tot het helpen van gedupeerde ouders en kinderen. Ook schrijven
de indieners dat het hele systeem van de jeugdzorg jarenlang niet heeft gefunctioneerd.
Deze statements worden, wat de leden van de VVD-fractie betreft, slechts in zeer beperkte
mate onderbouwd en doen geen recht aan de feitelijke situatie, maar ook geen recht
aan de inzet die zoveel professionals iedere dag plegen om gedupeerde gezinnen sneller
te helpen, te onderzoeken hoe de jeugdbeschermingsketen kan worden verbeterd en in
het belang van ons allemaal te werken aan herstel van vertrouwen van deze groep gedupeerde
burgers in de overheid. Kunnen de indieners hierop reflecteren? De indieners constateren
dat er een rechtstreekse koppeling bestaat tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag
en de uithuisplaatsing van kinderen. Kunnen de indieners dat onderbouwen? Op grond
van welke onderzoeken is het de indieners duidelijk gebleken dat er een zeer sterke
correlatie en ook causaliteit is tussen deze twee? Achten de indieners het zinvol
onderzoek te verrichten naar de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
en vragen de regering of juist alle vragen hierover onderdeel zijn van het lopende
onderzoek van de Inspecties Uithuisplaatsingen in het kinderopvangtoeslagschandaal?
De voorstellen van de regering zijn ontoereikend
De leden van de VVD-fractie lezen dat het volgens de indieners nogal bizar is dat
ouders, volgens de brief van de vorige regering, zelf bij de rechter verzoeken moeten
gaan indienen. Zijn de indieners zich ervan bewust, dat sommige ouders eerst maximaal
hun thuissituatie willen verbeteren en daarbij hulp willen ontvangen van professionals,
voordat er sprake kan zijn van een succesvolle terugkeer van een kind? Het streven
moet er, wat deze leden betreft, op zijn gericht dat ouders en kinderen zo snel en
zorgvuldig mogelijk worden geholpen, zonder dat de ouders zelf allerlei stappen moeten
zetten. Toch hebben ook zij begrip voor de complexiteit waar professionals tegenaan
lopen, waarbij het soms juist in het belang van ouders is het initiatief tot het indienen
van een verzoek tot terugplaatsing bij de ouders te laten, om de kans op succesvolle
terugplaatsing of duurzaam herstel van contact zo groot mogelijk te maken. Hoe zien
de indieners dit?
Ondersteuningsteam
De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners weinig vertrouwen stellen
in het landelijk ondersteuningsteam. Het ondersteuningsteam is een verlengstuk van
een Gecertificeerde Instelling, aldus de indieners. Kunnen de indieners dit toelichten?
Hebben zij met het ondersteuningsteam gesproken? Hebben zij ouders gesproken die al
contact hebben gehad met het ondersteuningsteam, en zo ja, hebben de indieners eventuele
signalen van negatieve ervaringen van het ondersteuningsteam onder de aandacht gebracht
van de regering? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners van mening zijn dat het ondersteuningsteam
geen mogelijkheden heeft tot gerichte actie voor gedupeerde gezinnen en ook dat het
ondersteuningsteam geen bevoegdheden heeft ook daadwerkelijk iets te betekenen voor
ouders. Deze leden vragen de regering of deze kritiek ook door het ondersteuningsteam
zelf wordt erkend en hoe het ondersteuningsteam in de praktijk ermee omgaat wanneer
het ondersteuningsteam constateert dat ouders te traag worden geholpen door instanties.
De voorgenoemde leden vragen de indieners of zij het bezwaar zien, dat een ondersteuningsteam
mét doorzettingsmacht en vergaande beslissingsbevoegdheden in potentie een groot aantal
bestaande wettelijke procedures en systemen op een dusdanige manier zou doorkruisen,
dat ouders daardoor (nog) langer moeten wachten? Is de aanpak van de regering via
het ondersteuningsteam er juist niet op gericht dat beslissingen zo snel mogelijk
binnen de bestaande wettelijke kaders en verantwoordelijkheden worden genomen? Hoe
zien de indieners dat in de praktijk zou moeten worden omgegaan met conflicterende
beslissingen tussen bijvoorbeeld een Gecertificeerde Instelling en het ondersteuningsteam?
Brengt dat niet het risico met zich mee van nog verdergaande juridisering en bureaucratisering?
Voorts vragen voorgenoemde leden in dit verband hoe het meldpunt, wat de indieners
voorstellen, zich verhoudt tot het ondersteuningsteam met doorzettingsmacht. Als er
wat de indieners betreft zowel een nieuw meldpunt moet komen, als doorzettingsmacht
voor het ondersteuningsteam, betekent dat in de praktijk dan dat er een loket bij
komt, waardoor ouders onbedoeld nog vaker hun verhaal moeten vertellen?
Kosteloze rechtsbijstand
De indieners werpen in de initiatiefnota de vraag op of advocaten überhaupt overgaan
tot procederen bij uithuisplaatsingszaken gezien de haalbaarheid van een zaak. Kunnen
de indieners die stelling motiveren? Op grond waarvan is hen gebleken dat geen rechtshulp
wordt verleend door advocaten op grond van een beperkte haalbaarheid van een zaak?
Kunnen de indieners hiervan concrete voorbeelden noemen? Ook stellen de indieners
dat er geen sprake is van adequate rechtsbijstand en rechtsbescherming bij het besluit
tot uithuisplaatsing. Deze leden zijn benieuwd hoe adequate rechtsbijstand en rechtsbescherming
volgens de indieners eruit zou moeten zien bij het besluit tot uithuisplaatsingen.
Kunnen zij dat concretiseren?
Aanbevelingen
De indieners zijn van mening dat naast het onderzoek van de inspecties nog een separaat
onderzoek zou moeten komen onder leiding van een hoogleraar of oud-rechter. Dat separate,
nog in te stellen onderzoek, zou wat de indieners betreft op individuele basis moeten
plaatsvinden om zo het causaal verband in individuele zaken te kunnen vaststellen
tussen het toeslagenschandaal en de uithuisplaatsingen. De leden van de VVD-fractie
vragen een nadere duiding wat hier exact de toegevoegde waarde van is ten opzichte
van de aangenomen motie Omtzigt/Marijnissen (Kamerstuk 31 839, nr. 850) die Kamerbreed is gesteund. De regering is verzocht zaken met een lopende uithuisplaatsing
te herzien en dit binnen een half jaar af te ronden. Wat zou wat de indieners betreft
een goede taakomschrijving van deze commissie kunnen zijn en hoe zou voorkomen kunnen
worden dat geen doublures optreden met lopende onderzoeken en ondersteuningstrajecten?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas, genaamd «Recht
doen waar recht ontbreekt». Deze leden onderschrijven de noodzaak voor de overheid
om actie te ondernemen teneinde gedupeerden van de toeslagenaffaire te ondersteunen
die tevens te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing van hun kind. Het leed voor
deze ouders is onbeschrijfelijk en verdient ons aller aandacht. Deze leden waarderen
het zeer dat de initiatiefnemers hun analyse en aanbevelingen delen met deze initiatiefnota
en hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de analyse dat schulden als gevolg van
de kinderopvangtoeslag weliswaar geen reden op zichzelf zijn voor een uithuisplaatsing,
maar wel een sneeuwbaleffect kunnen hebben veroorzaakt zoals de initiatiefnemers het
noemen, waarvan een uithuisplaatsing een uiteindelijke uitkomst is geweest. Suggereert
het benoemen van dit effect dat deze erkenning er niet is bij de regering en/of andere
partijen en waaruit vinden de initiatiefnemers dat blijken? Is het niet zo dat met
de ondersteuning via kosteloze rechtsbijstand en het landelijk ondersteuningsteam,
ongeacht de waardering van deze maatregelen, de regering in ieder geval verantwoordelijkheid
erkent dat overheidsingrijpen mogelijk aan de basis heeft gestaan van deze uithuisplaatsingen?
De leden van de D66-fractie lezen in de stelling van de initiatiefnemers dat het toch
wel de communis opinio is dat stukken van de Gecertificeerde Instellingen vaak niet
voldoende concreet en op feiten gebaseerd zijn, feiten en meningen met regelmaat door
elkaar lopen en de kwaliteit regelmatig ernstig te wensen overlaat. Deze leden hebben
ook kennisgenomen van verschillende signalen van ouders die deze mening zijn toegedaan
en de verkenning van een casus door de heer Woittiez. Deze hebben voornoemde leden
serieus genomen, aan de hand daarvan bijvoorbeeld vragen gesteld over dit onderwerp
en is de motie-Bergkamp (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 85) ingediend te komen tot het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek. Graag nemen voorgenoemde
leden kennis van verdere onderzoeken op basis waarvan de initiatiefnemers de eerder
gestelde feiten ten aanzien van het feitenonderzoek in de jeugdbescherming baseren.
Op basis van hoeveel onderzochte casussen is bijvoorbeeld het aangehaalde cijfer gebaseerd
van 40% van de zaken waarin niet beargumenteerd is of minder verstrekkende maatregelen
ook voldoende zijn? Betreffen dit recente dossiers of zijn deze gedateerd voor het
Actieplan Verbetering Feitenonderzoek of zelfs voor de invoering van de Wet herziening
kinderbeschermingsmaatregelen in 2015? Verder vragen de leden van de D66-fractie de
initiatiefnemers om hun appreciatie van de maatregelen uit dit Actieplan Verbetering
Feitenonderzoek en hoe deze maatregelen zich verhouden tot de aanbevelingen uit de
initiatiefnota.
De leden van de D66-fractie herkennen de situatie dat er geen sprake is van een «equality
of arms». Kunnen de initiatiefnemers reageren op de suggestie van voornoemde leden
een hoorrecht op te nemen voor kinderen onder de 12 jaar en bij een uithuisplaatsing
standaard een advocaat toe te wijzen aan het kind, ook als er geen conflict is tussen
ouder en kind?
De leden van de D66-fractie lezen de aanbeveling, om de aanbevelingen uit de factsheet
van professor Bruning en anderen over te nemen en uit te voeren. Kunnen de initiatiefnemers
uiteenzetten op welke wijze aanbevelingen opgevolgd zouden moeten worden zoals het
zorgen voor voldoende mogelijkheden voor stabiele plaatsingen in pleeggezinnen of
welke rechtsgronden op welke manier aangepast zouden moeten worden om te zorgen voor
minder spoeduithuisplaatsingen? Geldt daarbij dat minder spoeduithuisplaatsingen een
doel op zich is of de verbetering van de rechtsgronden, indien overgegaan wordt tot
een spoeduithuisplaatsing, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast de aanbeveling, om in plaats van het onderzoek
van de inspecties, een onderzoek op individuele basis te doen om het causaal verband
te kunnen aantonen. Op basis van welk aantal of aandeel van de casussen zou volgens
de initiatiefnemers voldoende basis bestaan om bruikbare conclusies te kunnen trekken?
Kunnen de initiatiefnemers een inschatting maken hoeveel tijd een dergelijk onderzoek
zal vergen en dat afwegen tegen de noodzaak snel tot verbeteringen over te moeten
gaan?
De leden van de D66-fractie lezen in de initiatiefnota de aanbeveling een extra meldpunt
te creëren voor burgers om zich te melden. Daarnaast lezen zij dat veel van de ouders
angstig zijn geworden voor overheidsinstanties en dat toenmalig Minister voor Rechtsbescherming
niet begreep wat er in ouders omgaat als hij verwacht dat ouders zich melden bij een
meldpunt vanuit de overheid. De leden van de D66-fractie hopen van harte dat er een
meldpunt gecreëerd kan worden waar ouders zich veilig voelen om naartoe te kunnen
gaan zodat zij geholpen kunnen worden en de overheid kennis kan nemen van de problemen
met uithuisplaatsingen. Zij vragen de initiatiefnemers welke aspecten in hun visie
het verschil moeten gaan vormen zodat dit overheidsmeldpunt dat zij aanbevelen wél
daaraan tegemoet komt.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden
Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over recht doen waar
recht ontbreekt en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden danken
de indieners voor deze initiatiefnota. De initiatiefnota vat de trieste staat van
de jeugdzorg, jeugdbescherming en de rechtsbescherming op een duidelijke wijze samen,
namelijk dat deze ernstig tekort schiet.
De leden van de PVV-fractie delen de mening van de indieners dat de voorstellen van
de regering ontoereikend zijn en veel te lang op zich laten wachten. Zij herkennen
het beeld wat de indieners schetsen dat ouders angstig zijn geworden voor overheidsinstanties
en dat het wantrouwen groot is. Genoemde leden begrijpen deze gevoelens van ouders
ook, de overheid heeft hen immers in de steek gelaten en groot onrecht aangedaan.
Door het ontbreken van zorg en de ellenlange wachtlijsten zijn situaties geëscaleerd
en omgang en contact met ouders vonden na de uithuisplaatsing niet of nauwelijks plaats.
Biologische ouders hebben kortom geen eerlijke kans gehad.
De leden van de PVV-fractie vinden dat kinderen zoveel mogelijk en zo dicht mogelijk
bij hun eigen ouders moeten blijven en uithuisplaatsing zoveel mogelijk voorkomen
dient te worden. Wanneer er toch uithuisplaatsing plaatsvindt moet het uiteindelijke
doel, indien dit mogelijk is, altijd hereniging met de ouders zijn. Het is niet te
verkroppen dat er onvoldoende gewerkt wordt aan terugplaatsing bij de ouder(s). Contact
tussen ouders en kind moet altijd blijven bestaan en gestimuleerd worden. Deze leden
vinden het onbegrijpelijk dat nog steeds onduidelijk is wat er met de kinderen is
gebeurd en dat er van concrete oplossingen nog steeds geen sprake is. Het leed, dat
ouders is aangedaan is immens, onvoorstelbaar en niet te herstellen. Kostbare jaren
zijn verloren gegaan en tot op heden is er veel te weinig voortuitgang geboekt. De
indieners doen zeven aanbevelingen om vooruitgang te boeken, kunnen de indieners aangeven
per aanbeveling wanneer zij de aanbeveling gerealiseerd willen zien?
Hoe kijken de indieners aan tegen het inzichtelijk maken van de wachtlijsten in het
systeem, denk bijvoorbeeld aan de wachtlijst voor het doen van aanvullend onderzoek
door de rechter, en hoe is dit op te lossen? De leden van de PVV-fractie vragen de
indieners wat er van andere landen valt te leren met betrekking tot het doen van een
volledig onderzoek (bijvoorbeeld opvoedkundig / psychologisch) voorafgaand aan een
uithuisplaatsing? Hoe kijken de indieners aan tegen het meer betrekken van het netwerk
of het opstellen van een familieplan (jeugdwet) bij het voorkomen van uithuisplaatsingen?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas en spreken hun
waardering uit voor de auteurs van het voorstel. Zij willen de betrokken Kamerleden,
maar nadrukkelijk ook fractie- en/of Kamermedewerkers hartelijk danken voor hun werk.
De leden van de SP-fractie onderschrijven de analyse dat de regering er tot op heden
niet in is geslaagd recht te doen aan de gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal
en de uithuisplaatsingen. Om recht te doen aan de gedupeerden en in het bijzonder
de 1.675 kinderen die uit huis zijn geplaatst moet er snel actie komen. Het is positief
dat de indieners hiertoe een aanzet geven. Tegelijk is het een schande dat de uitvoerende
macht hier geen prioriteit aan lijkt te geven.
De leden van de SP-fractie lezen steeds dat de regering erg terughoudend is met het
terugplaatsen van kinderen bij uithuisplaatsingen in relatie tot het toeslagenschandaal.
Hoewel deze leden van mening zijn dat zorgvuldigheid in het belang van het kind altijd
voorop moet staan, valt het hen ook op dat de regering daarbij vaak het argument gebruikt
dat sprake is van een stapeling van problemen. Kunnen de indieners toelichten hoe
zij deze kwalificatie van de regering duiden? Delen de indieners de analyse dat de
regering deze stapeling eerder presenteert als een voldongen feit dan als iets waar
door overheidsingrijpen iets aan veranderd kan worden? Zou het niet beter zijn wanneer
de digitale keuze tussen kind wel of niet thuis, veel meer gekeken wordt naar tussenopties,
inclusief het op korte termijn fors verbeteren van de thuisomstandigheden?
De leden van de SP-fractie lezen dat conform aanbeveling drie het ondersteuningsteam
uitgebreid zou moeten worden met professionals en doorzettingsmacht moet krijgen.
De indieners zijn namelijk van mening dat er geen behoefte is aan een team dat slechts
ouders kan aanhoren en dat die gesprekken nergens toe leiden. Deze leden vragen de
indieners dit toe te lichten. Wat zouden de doelen van dit team moeten zijn? Aan wie
rapporteer het team? Waarom moet hiervoor een nieuw team worden opgericht? Is er geen
bestaande instantie die deze taak op zich zou kunnen nemen? Is het haalbaar met een
nieuw team tot snelle afwikkeling van de uithuisplaatsingen te komen, uiteraard met
behoud van waarborgen?
De leden van de SP-fractie onderschrijven de wens van een reflectie door de rechtspraak
zelf. Delen de indieners de mening dat deze reflectie eigenlijk door de rechterlijke
macht zelf ingegeven zou moeten worden en dat het teleurstellend is dat de Kamer hier
formeel om moet vragen? Juist gezien de kwaliteit van de reflectie op de kinderopvangtoeslagenschandaal.
Hebben de indieners eerder al contact opgenomen met de rechtspraak om deze wens over
te brengen?
De leden van de SP-fractie lezen in aanbeveling vijf van de indieners dat er een meldpunt
moet komen waar ouders zich tot kunnen wenden. Om te voorkomen dat dit meldpunt ook
slechts een praatpaal wordt stellen de indieners voor om de melder extra rechtsbescherming
toe te kennen. Kunnen de indieners dit toelichten? Aan wat voor rechtsbescherming
denken zij? Wie mogen zich allemaal bij het meldpunt melden?
De leden van de SP-fractie lezen dat de indieners stellen dat bij een herbeoordeling
van een rechtsbeschermingsmaatregel jeugdbeschermers persoonlijk aansprakelijk zouden
zijn. Kunnen de indieners dit toelichten en wat de mogelijke gevolgen van deze aansprakelijkheid
zijn? Deze leden onderschrijven het voorstel van de indieners dat het ondersteuningsteam
doorzettingsmacht moet krijgen. In eerdere debatten hebben deze leden daarom al eens
de suggestie gedaan om (kinder)rechters deel uit te laten maken van dit team. Verwachten
de indieners dat wanneer de rechterlijke macht onderdeel uitmaakt van het ondersteuningsteam
die doorzettingsmacht beter geborgd is? Kunnen de indieners dit toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de organisaties waar de mensen in het
Ondersteuningsteam vandaan komen. Dit zijn vaak dezelfde organisaties die mee hebben
geholpen, of in ieder geval niet voorkomen hebben, aan het ontstaan van het toeslagenschandaal.
In het voorstel van de indieners wordt daar niet over gesproken. Kunnen de indieners
ingaan op dit punt, ook gelet op het feit dat dit mede aan de basis ligt van het wantrouwen
dat ouders hebben richting het ondersteuningsteam.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de indieners voor de initiatiefnota. Veel
van de beschreven problemen rondom uithuisplaatsingen zijn zaken die deze leden ook
al jaren aankaarten. Het is triest dat door te weinig urgentie bij vorige kabinetten
op dit onderwerp, deze toeslagenouders naast al het onrecht wat hun al is aangedaan,
ook met dit falende systeem te maken kregen. De voornoemde leden hebben nog enkele
vragen aan de indieners over twee aanbevelingen.
Aanbevelingen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over aanbeveling twee. Hier stellen
de indieners dat er onafhankelijk onderzoek moet komen. Niet alleen op systeemniveau,
maar ook op individuele basis. De voorgenoemde leden zijn benieuwd naar hoe de indieners
dit praktisch willen inrichten. Moeten alle zaken afzonderlijk bekeken worden of een
deel van de zaken? Zijn de indieners niet bang dat het hierdoor langer gaat duren
voordat er antwoorden en resultaten komen? Hoe ziet het team eruit dat deze individuele
zaken moet bekijken? Is het privacy-technisch mogelijk alle gegevens van individuele
zaken in te zien?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over aanbeveling drie waarin
de indieners pleiten voor een speciale commissie met verschillende professionals waaronder
rechters, advocaten, pedagogen, psychologen, orthopedagogen en andere professionals
die bevoegdheden en doorzettingsmacht krijgen om daadwerkelijk een nieuwe situatie
te kunnen afdwingen. De voorgenoemde leden zijn benieuwd of de indieners deze commissie
zien als een aanvulling op het ondersteuningsteam of als vervanging? Het ondersteuningsteam
is pas recent bezig, hoe weten de indieners nu al zeker dat het ondersteuningsteam
niet nuttig gaat zijn voor ouders? Misschien zijn er ook ouders voor wie het ondersteuningsteam
wel een helpende hand kan bieden bij verschillende problemen in hun leven? De leden
van de GroenLinks-fractie lezen dat deze commissie bevoegdheden moet krijgen om tot
een herbeoordeling te komen. Toch moet ook deze commissie met de herbeoordeling nog
langs de rechter via snelrecht, zo lezen de voornoemde leden. Dan ligt de uiteindelijk
herbeoordeling
toch nog steeds bij de rechter, net zoals het nu geregeld is? Waar zit het aspect
van doorzettingsmacht dan bij deze commissie? Of beoordelen de rechters in de commissie
ook zelf de zaken? Zo ja, is dat wettelijk mogelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tenslotte erg benieuwd naar de kabinetsreactie
op de initiatiefnota en zullen tijdens de behandeling ook vele vragen hebben aan de
regering.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden
Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas over «Recht doen waar recht
Ontbreekt». Dit lid ondersteunt de aanbevelingen in de initiatiefnota volledig en
acht deze cruciaal voor de rechtstatelijke functies van onze overheid. Onder de noemer
voorkomen is beter dan genezen is dit lid blij met de voorstellen die inzetten op
preventie en tijdige aanwezigheid van professionals om te voorkomen dat wij in een
situatie van uithuisplaatsing terechtkomen. Wel is dit lid van mening dat preventie
niet enkel door overheidsinstanties kan gebeuren: de beste preventie zijn sterke gezinnen,
een gezonde economie en een overheid die haar burgers niet in het nauw drijft. Dit
is niet alleen een taak van de Tweede Kamer, maar eentje van de hele samenleving.
Aanbeveling twee is daarnaast cruciaal voor het vertrouwen van de samenleving in de
waarheidsvinding in dit dossier en valt goed samen met recente voorstellen om de eigenstandige
onderzoekskracht van de Kamer te versterken. Bij aanbeveling vijf vindt dit lid van
de BBB-fractie het belangrijk de boodschap te versterken die vraagt om daadwerkelijke
actiemogelijkheden voor een meldpunt. In onze huidige overheid zijn er te veel instanties
waar de burger zich kan melden met een probleem, waarbij na een vriendelijke glimlach
hun zaak in een dossierkast verdwijnt. Deze ombudsinstanties en meldpunten moeten
de middelen krijgen ook daadwerkelijk wat te doen voor de mensen die besluiten hun
gevoelige problemen te delen. Dit lid ondersteunt de beslispunten en hoopt dat de
regering bereid is de aanbevelingen over te nemen.
II. Reactie van de initiatiefnemers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.