Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022 (Kamerstuk 21501-31-668)
2022D23948 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 3 juni 2022 ontvangen Geannoteerde Agenda Formele
Raad WSB op 16 juni 2022.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
6
II
Antwoord/Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 16 juni 2022. De leden van
de VVD-fractie hebben over de geannoteerde agenda enkele vragen aan de Minister.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inschatting van het kabinet dat onvoldoende
duidelijk is wat de toegevoegde waarde van een Social Imbalance Procedure (SIP) in
het Europees Semester is. Deze leden vragen of er naast de bezwaren omtrent integraliteit
en werkdruk bij de kabinetsinzet overwegingen rondom proportionaliteit en bevoegdheden
spelen en of, indien dit het geval is, de Minister hierop in kan gaan.
Kwartaalrapportage: EU-voorstel Richtlijn Women on Company Boards
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van de beschouwingen van de Minister over
de kwartaalrapportage over het EU-voorstel Women on Company Boards. De leden van de
VVD-fractie lezen in de brief van 11 februari jl.1 en de beantwoording van de vragen dat het richtlijnvoorstel geldt tot 2038, waar
de Nederlandse wet een einddatum heeft in 2030. Deze leden zijn van mening dat deze
brief niet volledig de gevolgen heeft weergegeven van het instemmen met dit voorstel.
Deze leden waren zeer tevreden over het tijdelijke karakter van de Nederlandse wet,
en over het feit dat de eigen wetgeving in stand kan houden door te voldoen aan de
uitzonderingsclausule van de Europese richtlijn. De leden van de VVD-fractie zien
graag dat de uitzonderingsclausule behouden wordt. Deze leden vragen zich af of het
een optie is om de eigen wet te verlengen en een beroep te blijven doen op de uitzonderingsclausule
in de Europese wetgeving. Kan de Minister reflecteren op deze vragen?
EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke
beloning mannen en vrouwen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kwartaalrapportage
over het Europese Unie (EU)-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen
voor gelijke beloning bij mannen en vrouwen. Deze leden lezen ook over de uitbreiding
die het Europees Parlement (EP) doet met het richtlijnvoorstel door ook te kijken
naar gender, intersectionele discriminatie en de positie van non-binaire personen.
Zou de Minister verder kunnen toelichten wat de uitbreiding van de reikwijdte van
dit richtlijnvoorstel inhoudt? Wat kunnen de potentiële materiële consequenties van
deze uitbreiding van de scope van de richtlijn zijn?
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in
de EU (COM, 2020, 682)
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beschouwingen
van de Minister ten aanzien van de Richtlijn toereikende minimumlonen (EU-minimumloon).
Deze leden hechten er waarde aan om te onderstrepen dat zij het eens zijn met de Nederlandse
inzet op dit punt met betrekking tot het respecteren van de bevoegdheidsverdeling
en het in stand houden van de huidige, Nederlandse systematiek van het vaststellen
van het minimumloon.
Deze leden merken op dat er in de reactie op de Richtlijn verwarring is ontstaan over
de impact van de Richtlijn op het Nederlandse minimumloon en vragen de Minister dan
ook om daar helderheid over te verschaffen. Kan de Minister bevestigen dat de huidige
systematiek van vaststelling automatische indexatie zoals deze door Nederland gehanteerd
wordt, gebruikt kan blijven worden en dat de richtlijn daarmee niet leidt tot veranderingen
in de wijze van vaststelling, indexatie of hoogte van het Nederlandse minimumloon?
Hoe beoordeelt de Minister de uitspraak dat deze richtlijn ertoe leidt dat het minimumloon
in Nederland «naar 14 euro per uur» gaat? Voorts onderschrijven deze leden de inzet
van de Minister ten aanzien van de inzet van referentiewaarden.
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden
bij platformwerk
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorgangsrapport
over de richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Deze leden
zijn blij dat er in het bijzonder is gekeken naar de andere lidstaten en de bijlage
die hierover is meegestuurd.
De leden van de VVD-fractie lezen over het rapport dat opgesteld is door de rapporteur
met amendementen op het richtlijnvoorstel. Het is begrijpelijk dat dit nog niet inzichtelijk
is voor de Eerste en Tweede Kamer in verband met Coreper, toch hebben deze leden hierover
een vraag. Het genoemde amendement stelt voor de criteria voor het vaststellen van
een weerlegbaar rechtsvermoeden te schrappen. Zou de Minister kunnen toelichten waarom
dit is voorgesteld en wat hiervan de mogelijke consequenties kunnen zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van de bijlage
bij de voortgangsrapportage platformwerk. De leden van de VVD-fractie zijn zeer geïnteresseerd
in het Belgische model over sectoraal rechtsvermoeden, en vragen of de Minister ook
van plan is te acteren op de kortere termijn dan de richtlijn.
Indienen nationale doelen 2030
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geformuleerde
nationale doelen voor 2030. Zij onderschrijven het belang en de noodzaak van het verhogen
van de arbeidsparticipatie en werkgelegenheidsgraad, zowel op kortere termijn gezien
de huidige krapte op de arbeidsmarkt als op langere termijn gezien de demografische
ontwikkelingen en de impact daarvan op de omvang van de beroepsbevolking.
Met betrekking tot de geformuleerde doelen ten aanzien van scholing en training vragen
de leden van de VVD-fractie op welke termijn de Minister verwacht om resultaten van
de actuele stand van zaken te delen aan de hand van de nieuwe Adult Education Survey
(AES-) methode. Tevens vragen zij of de Minister kan aangeven in hoeverre de onderlinge
samenhang tussen de verschillende doelen (bijvoorbeeld een toegenomen deelnemingsgraad
van scholing en training door volwassenen met een toegenomen arbeidsparticipatie tot
gevolg) in het monitoren van het behalen van de streefdoelen gevolgd wordt.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan toelichten of de definitie
van At risk of poverty or social exclusion (AROPE) vastgesteld wordt door de Europese
Commissie. Zij delen de moeilijkheden die het gebruik van een relatieve indicator
oplevert in dit verband en vragen of de Minister kan toelichten of deze zorgen ook
met de Commissie gedeeld zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de formele raad WSB 16 juni 2022 op het punt van het EU-onderhandelaarsakkoord
voor minimumlonen.
De leden van de D66-fractie herkennen in het onderhandelaarsakkoord veel punten die
in lijn zijn met de Nederlandse inzet en die de Nederlandse situatie kunnen ondersteunen.
Desondanks hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zien dat er in de conceptrichtlijn ook sprake is van referentiewaarden
voor de minimumlonen in de lidstaten. Is de Minister het met deze leden eens dat het
expliciet opnemen van referentiewaarden in de richtlijn een sturend karakter heeft
en daarom conflicteert met de bevoegdheid van lidstaten om de hoogte van het minimumloon
vast te stellen?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de referentiewaarde voor Nederland
zou kunnen uitkomen op 14 euro per uur, wat hoger is dan de plannen van dit kabinet.
Wat is de status van deze referentiewaarden, zo vragen deze leden. Wat is de inzet
van het kabinet voor de status van deze referentiewaarden? Wat is de verwachting van
de Minister over de uitkomsten van de onderhandelingen op dit punt?
De leden van de D66-fractie staan wel positief tegenover de ontwikkeling om de sociale
dialoog te versterken.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar de terugkoppeling van de Coreper van 8 juni
jl., zodat deze leden dit kunnen meenemen in de voorbereiding op het commissiedebat
van 15 juni.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister verwacht dat het akkoord
een (gekwalificeerde) meerderheid zal behalen in de Coreper van 15 juni?
EU-richtlijn platformwerk
De leden van de D66-fractie hebben met tevredenheid kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de formele raad WSB 16 juni 2022 op het punt van de voortgangsrapportage
t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.
De leden van de D66-fractie zien dat het plan is om een rechtsvermoeden in te voeren
van werknemerschap voor platformwerkers. Bij de eerdere discussie ter vervanging van
de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsverhoudingen (Wet DBA) is de optie om een rechtsvermoeden
in te voeren ook verkend, maar afgevallen. Hoe wijkt het EU-voorstel hiervan af en
is dit juridisch en uitvoeringstechnisch wel haalbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat Brussel zich niet hoort te bemoeien
met onze arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid. Dat is aan de lidstaten
zelf. Deze leden zijn dus principieel tegen het implementeren van zaken die we zelf
kunnen regelen. De leden van de PVV-fractie staan positief tegenover verhoging van
het minimumloon en waarborgen ter bescherming van rechten van werknemers en zelfstandigen.
Daar pleiten deze leden al jaren voor. Maar daar hebben zij Brussel niet voor nodig.
Wijzigingen in inkomensbeleid en arbeidsvoorwaarden moet op basis van eigen beleid
en niet op basis van Europese bemoeienis. De leden van de PVV-fractie verzoeken het
kabinet zelfstandig het minimumloon te verhogen, zelfstandig te komen met voorstellen
om de positie van werknemers en zelfstandigen te beschermen en Brussel te laten weten
dat het lidstaten op geen enkele wijze moet sturen rondom inkomensbeleid en arbeidsmarktbeleid.
Deze leden verzoeken de Minister tevens zich te verzetten tegen implementatie van
de Europese Pijlersociale rechten. Sociale rechten is een nationale aangelegenheid.
Daar is Europese regelgeving niet voor nodig. Deze leden verzoeken de Minister tevens
zich te verzetten tegen het EU-richtlijnvoorstel vrouwen in Raden van bestuur beursgenoteerde
bedrijven. Dit is naar de mening van deze leden aan de bedrijven zelf en politiek
gezien altijd een nationale aangelegenheid. Daar hoort Brussel zich niet mee te bemoeien.
Als het gaat om de zogenaamd «rechtvaardige klimaattransistie» roepen deze leden de
Minister op klimaatvoorstellen vanuit Brussel af te wijzen. De miljarden die daaraan
naar de mening van de leden van de PVV-fractie worden stukgeslagen horen zeker gezien
de gigantische prijsstijgingen en de verwachting dat 1,2 miljoen huishoudens daardoor
verarmen en in grote financiële problemen raken (Centraal Bureau voor de Statistiek)
(CBS)) onder andere naar inkomensondersteuning en verbetering van bestaanszekerheid
van Nederlanders te gaan. Graag een reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik tot het stellen
van vragen over de geagendeerde stukken voor de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal
Beleid van 16 juni 2022.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de berichtgeving op de richtlijn
toereikende minimumlonen. De nieuwsberichten meldden dat in de eindonderhandelingen
tussen Raad en Europees Parlement een onderhandelaarsakkoord is bereikt. Kan de Minister
meer informatie geven over dit akkoord? Wat betekent dit voor ons sociaalstelsel en
wat betekent dit voor de sociale partners?
Biedt het akkoord voor de lidstaten die automatische methoden kennen om het minimumloon
te indexeren, de ruimte om in overeenstemming met nationale wetgeving of praktijken,
die methode te kunnen blijven hanteren?
Een onderhandelaarsakkoord is nog geen definitief akkoord: het nu bereikte compromis
zal zowel aan de kant van de Raad als in het EP nog bekrachtigd moeten worden. Kan
de Minister aangegeven of zij denkt dat een eindakkoord gesloten kan worden op basis
van de nu uit onderhandelde richtlijn? De leden van de CDA-fractie vragen hoe de andere
landen dit akkoord beoordelen. Denkt de Minister dat een meerderheid voor het voorstel
is? Zo nee, kan aangegeven worden welke landen tegen zijn en met welke argumentatie?
Hoe verhoudt deze richtlijn tot het EU-Verdrag dat niet toestaat dat EU-wetgeving
zich over de hoogte van (minimum)lonen uitspreekt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er ook een triloogakkoord bereikt is op het
EU-richtlijnvoorstel vrouwen in Raden van Bestuur beursgenoteerde bedrijven. Deze
leden zijn verheugd dat dit akkoord is bereikt.
De afgelopen maanden is het EU-richtlijnvoorstel Platformwerk in de Raad in detail
besproken. Welk krachtenveld ziet de Minister rond het voorstel ziet ontstaan? Ziet
de Minister voor de Nederlandse onderhandelingsinzet (zoals geformuleerd in het Beoordeling
van Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)-fiche) op belangrijke punten steun bij andere
lidstaten? Zijn er punten die belangrijk zijn voor Nederland waar de Minister onder
andere lidstaten (nog) weinig steun voor ziet? Deze leden vragen of er inmiddels iets
meer duidelijkheid is over wie het rechtsvermoeden zou moeten of kunnen inroepen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het feit dat de
Minister zich inzet om met buurlanden en/of in Europees verband een tussenoplossing
en structurele oplossing te vinden voor grenswerkers en de mogelijkheid van thuiswerken.
Kan de Minister duiden bij welke landen hier draagvlak voor bestaat? Wat kan op korte
termijn (voor 1 juli) hieromtrent geregeld worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in
de EU (COM, 2020, 682)
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met
het behaalde resultaat voor toereikende minimumlonen in de EU. Met deze richtlijn
komt er een forse prikkel om het minimumloon te laten stijgen, zodat werknemers die
nu het minimumloon verdienen een fatsoenlijk en leefbaar loon zullen ontvangen. Deze
leden constateren dat Nederland eerder een minderheidspositie had bij dit onderwerp
en als een van de weinig landen dwarslag bij het realiseren van een toets voor een
toereikend minimumloon. De leden vragen de Minister daarom of zij nu dit voorliggende
onderhandelingsresultaat gaat steunen in de Raad.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen verder naar
hoe het Nederlandse loon zich op dit moment verhoudt tot minimumloon van 60% van het
bruto mediane loon en 50% van het bruto gemiddelde loon. Klopt het dat Nederland op
dit moment daaronder zit? Wat zou de hoogte van het minimumloon dienen te zijn om
te voldoen aan de referentiewaarden minimumloon van 60% van het bruto mediane loon
dan wel 50% van het bruto gemiddelde loon?
Hoofdonderdeel van de richtlijn, begrijpen de leden van de PvdA-fractie en de leden
van de GroenLinks-fractie, dat er een toets komt op de toereikendheid van het minimumloon.
Klopt het dat Nederland op dit moment geen toets heeft om de toereikendheid van het
minimumloon te kunnen meten? Hoe vaak is in Nederland de toereikend van het minimumloon
onderzocht? Aan welke onderdelen behoort de toereikendheid van het minimumloon, volgens
deze richtlijn, te voldoen? Hoe gaat de Minister de toereikendheid van het Nederlandse
minimumloon onderzoeken?
Tevens vraagt de richtlijn om deze toereikendheid van het minimumloon elke twee jaar
bij te stellen. Deze leden begrijpen dat de Minister gebruik wil maken van de uitzonderingspositie
van vier jaar, die bestaat voor landen die automatische indexatie toepassen. Klopt
dit? Is de Minister het met deze leden eens dat een onderzoek van iedere twee jaar
vele malen wenselijker is omdat op die manier getoetst kan worden of het minimumloon
nog wel een leefbaar loon is?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie begrijpen verder
dat afwijkingen van en inhoudingen minimumloon alleen zijn toegestaan zijn mits deze
niet-discriminerend en proportioneel zijn, en een legitiem doel moeten dienen. Van
inhoudingen voor huisvesting of voor uitrusting die nodig is om het werk uit te kunnen
voeren worden aangemerkt dat zij riskeren disproportioneel te zijn. Deze leden vragen
de Minister om een overzicht van de Nederlandse afwijkingen van en inhoudingen minimumloon
die hier betrekking op hebben. Een van die afwijkingen is het jeugdloon voor volwassenen.
Is de Minister het met deze leden eens dat er hier sprake is van leeftijdsdiscriminatie
en dat deze afwijking van het minimumloon volgens deze richtlijn niet meer houdbaar?
Wat gaat de Minister doen om te controleren of inhoudingen die werkgevers van het
loon achterhouden wel aan de voorwaarden in deze richtlijn voldoen? Deze Europese
wet spoort de lidstaten ook aan om de handhaving door de arbeidsinspectie te verbeteren.
Overweegt de Minister om meer inspecteurs aan te nemen en welke andere plannen heeft
zij voor de verbetering van de handhaving?
Ander belangrijk onderdeel van deze richtlijn is volgens de leden van de PvdA-fractie
en de leden van de GroenLinks-fractie het opkrikken van de collectieve arbeidsovereenkomst
(cao-) dekkingsgraad, zodat meer werknemers de bescherming van goede arbeidsvoorwaarden
krijgen, en het versterken van de positie van vakbonden. Deze leden vragen de Minister
allereerst waarop de cao-dekking in Nederland van ruim 73% op is gebaseerd. Vallen
hier ook afspraken tussen ondernemingsraden en werkgevers onder? Vallen hier ook cao-akkoorden
met zogenaamde gele bonden, zoals de Landelijke Belangen Vereniging (LBV), onder?
In hoeverre oordeelt de Minister dat deze bonden ook echte vakbonden die voldoende
afhankelijk van de werkgever zijn? Is de Minister het eens dat deze gele bonden de
positie van vakbonden ondergraven en zodoende de positie van werknemers verslechteren?
Is de Minister bereid om maatregelen te nemen om gele bonden aan te pakken? Hoe kijkt
de Minister bijvoorbeeld aan tegen het Duitse model waarbij onafhankelijke bonden
de rechter vragen om te verklaren dat een vakbond niet onafhankelijk is en dat als
gevolg daarvan de cao, die afgesloten is met niet-onafhankelijke bonden, nietig te
verklaren? Is de Minister bereid om te onderzoeken om aan art. 2 Wet CAO de uitleg
in het Toetsingskader Algemeen verbindend verklaren (AVV) de volgende zin toe te voegen
(toevoeging cursief): «Een vereniging van werkgevers of van werknemers is slechts
bevoegd tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten, indien de statuten
der vereniging deze bevoegdheid met name noemen. De verenigingen moeten één of meer leden hebben in de werkingssfeer van de overeenkomst.
De verenigingen van werkgevers en werknemers moeten onafhankelijk van elkaar zijn,
dat wil zeggen dat ze vrij moeten zijn van inmenging van de één in de zaken van de
ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer van hun organisaties.» Deze leden vragen verder hoe en op welke termijn de Minister komt met plannen om
de cao-dekkingsgraad te verhogen?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie constateren dat
de Europese richtlijn overheden ook een spiegel voorhoudt om via het aanbesteden van
overheidsopdrachten de dekkingsgraad van cao’s te verhogen. Deze leden vragen de Minister
of zij er werk van gaat maken dat aanbesteden in het vervolg niet enkel meer op de
laagste prijs gebeurt, maar ook de arbeidsvoorwaarden van werknemers in de overweging
meeneemt. Is de Minister bereid om bij overheidsaanbestedingen al rekening te houden
met een minimumloon dat op het niveau van 60% van het bruto mediane loon en 50% van
het bruto gemiddelde loon ligt?
Kwartaalrapportage: EU-voorstel Richtlijn Women on Company Boards
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn ook erg tevreden
met het behaalde resultaat rondom het vrouwenquotum. Het is wat betreft volstrekt
bizar en ouderwets dat er in Europa, en ook in Nederland, nog zo weinig vrouwen topposities
bekleden. Deze leden zijn tevreden dat Nederland de inzet rond het vrouwenquotum steunen,
wel vragen deze leden een duidelijk overzicht van de Minister op welke vlakken Nederland
nu wel en niet voldoet aan deze richtlijn. Is de Minister het met deze leden eens
dat Nederland zich niet achter uitzonderingsclausules moet verschuilen, maar echt
werk gaan maken van een eerlijke verdeling aan de top van het bedrijfsleven?
Raadsbesluit IAO-Verdrag 190
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie constateren dat
Nederland voornemens is Internationale Arbeidsorganisatie (IAO-)verdrag 190, eindelijk,
te gaan ratificeren. Deze leden vragen daarbij de Minister welke wettelijke aanpassingen
dit ratificatie vergt. Kan de Minister een overzicht hiervan geven van Nederlandse
wet- en regelgeving dat niet in lijn is met bepalingen uit het verdrag? En kan de
Minister aangeven of bij ratificatie van het verdrag ook rekening wordt gehouden met
sollicitanten, zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en huishoudelijk werkers?
Maar ook met andere plekken die werk gerelateerd zijn, zoals bijvoorbeeld borrels
en woon-werkverkeer?
Aanpak misstanden arbeidsmigratie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie missen het onderwerp
aanpak misstanden bij arbeidsmigratie op de agenda. Deze leden hebben eerder de Minister
opgeroepen om bij de aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten het initiatief in
Europa te nemen bij bijv. aanscherping uitzendrichtlijn, aanpak premieshoppen, een
Europees sociaal zekerheidsnummer en meer samenwerking tussen Europese Uitvoeringsinstituten
Werknemersverzekeringen (UWV’s). Is de Minister bereid om dit tijdens, of en marge,
van de top een start mee te maken?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.