Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 21501-30-558)
2022D22456 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over het Onderzoek Centraal
                  Planbureau «Handelsbaten van de EU en interne markt» (Kamerstuk 35 982, nr. 1), de Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda European Space Summit
                  van 16 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 551), de Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen
                  24 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 553), het Verslag Raad voor Concurrentievermogen 24 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 556), het Fiche: Mededeling Europese Normalisatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3341), het Fiche: Wijziging Normalisatieverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3342), het Verslag European Space Summit van 16 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 554), het Verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 31 januari en 1 februari
                  2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 555), het Fiche: Europese Chips Act (Kamerstuk 22 112, nr. 3369), het Fiche: Verordening Programma Beveiligde Connectiviteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3412), het Fiche: Mededeling EU-benadering ruimteverkeersbeheer (Kamerstuk 22 112, nr. 3412), het Fiche: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie
                  (Kamerstuk 22 112, nr. 3424), de Verordening betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren
                  (Kamerstuk 21 501-30, nr. 557), de Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk
                  21 501-30, nr. 558) en de Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Europese Chips Act van 31 mei
                  2022.
               
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
Blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
                         
                         
                         
II
Antwoord / Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van onderhavige stukken.
                  De leden hebben hierbij de volgende vragen en reflecties.
               
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te constateren dat Nederland nog steeds
                  een van de meest innovatieve landen van de wereld is. Om tot de internationale top
                  te blijven behoren moeten we ook ons concurrentievermogen ten opzichte van andere
                  Europese landen vergroten. Dat betekent wat deze leden betreft vooral ook: meer keuzes
                  maken in ons industrie- en innovatiebeleid, focus aanbrengen en zo onze sterktes versterken.
                  De leden van de VVD-fractie constateren met somtijds lede ogen dat waar andere landen
                  ruimhartig miljarden investeren in het aanjagen van bepaalde preferente technologieën,
                  Nederland nog te vaak te weinig focus aanbrengt en te weinig steun biedt aan perspectiefrijke
                  sectoren. Vanuit die constructief-kritische grondhouding, hebben deze leden de volgende
                  vragen.
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Nederlandse inzet ten aanzien
                  van de Franse voorstellen en de beantwoording door de Minister van de vragen, gesteld
                  in het schriftelijk overleg. Deze leden onderschrijven de doelstellingen van de Chips
                  Act: minder afhankelijk worden van het buitenland voor de ontwikkeling van chips en
                  halfgeleiderproducten, innovatie versterken en productiecapaciteit verhogen. Het is
                  immers onbestaanbaar dat over vijf jaar nog maar 4 procent van des werelds chips in
                  Europa worden geproduceerd; een strategisch goed zonder welke de interne markt tot
                  stilstand komt en die overal ter wereld zwaar gesponsord wordt door overheden. Europa,
                  met Nederland voorop, moet relevanter worden voor de rest van de wereld. In dat kader
                  zijn de leden van de VVD-fractie positief over de forse investering door Nederland
                  in de verschillende pijlers en over het feit dat het voorgenomen te investeren bedrag
                  overeenkomt met dat van Duitsland en Frankrijk. Kan de Minister aangeven op welke
                  wijze Nederland die 235 miljoen euro gaat inzetten en wat men verwacht daarmee te
                  bereiken voor de Nederlandse industrie? Zet de Minister in op het naar Nederland halen
                  van chipsfabrieken? Zo ja, hoe gaat men de aanpak hieromtrent intensiveren? Dit blijkt
                  niet uit de beantwoording van de Minister in het schriftelijk overleg.
               
De leden van de VVD-fractie vragen in het kader van het uitgangspunt van de Chips
                  Act, namelijk onze kwaliteiten versterken, wat het standpunt van het kabinet is in
                  de discussie die in Europa plaatsvindt over de wijze of en waarop de geldstromen,
                  die volgen uit de Chips Act, geïnvesteerd dienen te worden in landen in Centraal-
                  en Oost-Europa, aangezien deze landen minder kennis en industrie hebben in de chipsector
                  en halfgeleiderindustrie. Toch gaan deze lidstaten ook meebetalen en moeten zij instemmen,
                  waardoor de vrees kan ontstaan dat zij gecompenseerd willen worden. Wat deze leden
                  betreft verdient het de voorkeur om dat buiten de Chips Act te doen, omdat investeren
                  daar geen versterking betekent. Investeren daar waar er al veel kennis is (in Eindhoven,
                  Dresden of Grenoble) is juist verstandig. Hoe ziet de Minister dit en waartoe leidt
                  dit besef? In de Chips Act wordt gevraagd om landenoverstijgende projecten aan te
                  gaan om in aanmerking te komen voor financiering. Er wordt nu gesproken over drie
                  landen. In de praktijk zal Nederland en de Nederlandse industrie vrijwel altijd onderdeel
                  uitmaken van die drie landen (naast België, Duitsland of Frankrijk). In Europa wordt
                  nu een gesprek gevoerd om daar vier of vijf landen van maken. Hoe kijkt de Minister
                  daar tegenaan?
               
De leden van de VVD-fractie vragen, wat betreft samenwerking, ook af of we gezien
                  de doelstelling van de wet, zouden moeten willen samenwerken met landen die een offensief
                  spionageprogramma tegen ons hebben. Hoe verhinderen we ongewenste overdracht van intellectueel
                  eigendom naar onvrije landen, zoals China?
               
De leden van de VVD-fractie hebben ook zorgen over de uitwerking van de coördinatie-
                  en crisispeiler en dan met name over de rol die de overheid dient te vervullen in
                  het crisismechanisme en het gebrek aan betrokkenheid vanuit de industrie. De Minister
                  geeft in de geannoteerde agenda aan dat Nederland verduidelijking op dit punt zal
                  vragen. Waar richten deze vragen zich op?
               
De leden van de VVD-fractie zijn ook blij dat Nederland er alles aan zal doen om een
                  competence centre naar Nederland te halen. Hoe gaat de Minister die inzet materialiseren?
                  Wanneer verwacht zij dat hier meer duidelijkheid over is?
               
De leden van de VVD-fractie constateren, voor wat betreft de exportrestrictieve maatregelen,
                  dat er nog weinig duidelijkheid is over deze mogelijke maatregelen. Op welke wijze
                  gaat de Minister hier meer sturing aan geven?
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat er ook over het verminderen van regeldruk
                  weinig duidelijk is. Dit blijkt uit de eerdere beantwoording. Kan de Minister hier
                  toch een verwachting van geven? Hoe houdt zij hier een vinger aan de pols?
               
De leden van de VVD-fractie stellen, naar aanleiding van de geannoteerde agenda van
                  de Raad voor Concurrentievermogen en de antwoorden van het schriftelijk overleg over
                  de Chips Act, graag nog een aantal vragen over de duurzaamheidsaspecten van de Chips
                  Act. Wat is het standpunt van de Minister wat betreft een eventueel comparatief voordeel
                  dat Europese bedrijven hebben, namelijk dat ze het qua CO2-emissie, maar ook qua milieueisen en circulariteit, veel en veel beter doen dan Azië
                  of de Verenigde Staten? Als de Minister deze insteek deelt, zou het verstandig zijn
                  dit ook als onderdeel van de Chips Act op te nemen, bijvoorbeeld door het aanscherpen
                  van de Chips Act met concrete doelen op het gebeid van ecologisch design en circulariteit
                  in de gehele waardeketen? In het verlengde hiervan: voor de productie van chips zijn
                  zeldzame aardmetalen nodig, zoals kobalt. Dient het geen onderdeel van de strategie
                  te zijn om ook te kijken naar waar deze in Europa nog te mijnen zijn en dat aan te
                  moedigen, maar bijvoorbeeld ook om in te zetten op «urban mining» en hergebruik?
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat er op de agenda van de Raad voor Concurrentievermogen
                  ook stukken staan over ruimtevaart. Deze leden memoreren dat de Minister heeft aangegeven
                  de Kamer voor de zomer te informeren over de inzet betreffende het ruimtevaartbudget
                  in aanloop naar de belangrijke ministeriële Raad van het Europese Ruimtevaartagentschap
                  (ESA) en onder voorbehoud van de voortgang van de gesprekken met het ESA. De leden
                  van de VVD-fractie constateren tevens dat de ambities in aanloop naar die ministeriële
                  conferentie hoog zijn om ruimtevaarttechnologie relevanter voor burgers en bedrijven
                  te maken, zoals ook naar voren komt in het verslag van de European Space Summit (Kamerstuk
                  21 501-30, nr. 554) (zoals bijvoorbeeld «Space for a Green Future», «Rapid and Resilient Crisis Response»
                  en Europese bemande ruimtevaart). Ook de ambities die zijn verwoord in het coalitieakkoord
                  dienen nu gestalte te krijgen. Daarvoor dient men nu te kiezen. Nederland heeft wat
                  de leden van de VVD-fractie betreft, bijvoorbeeld via de bijdrage aan de Tropomi-satelliet,
                  unieke kennis en kunde in huis om bij te dragen aan klimaat- en stikstofproblematiek.
                  Ziet de Minister dat ook? Welke mogelijkheden ziet zij om mede vanuit dat perspectief
                  die ambities uit het coalitieakkoord (financiële) gestalte te geven?
               
De leden van de VVD-fractie gaven al eerder aan dat Nederland wat hen betreft meer
                  moet leren kiezen en focussen om de kansen die er liggen om ons concurrentievermogen
                  te versterken goed te benutten. Zo zouden de leden van de VVD-fractie de Minister
                  willen uitdagen om, in aanloop naar deze Raad voor Concurrentievermogen te reflecteren
                  op het kabinetsuitgangspunt rond emissievrij rijden, namelijk dat beleid techniekneutraal
                  moet zijn. Mede als gevolg daarvan investeert het kabinet niet in de specifieke kansen
                  die we in Nederland hebben rond solar mobility met als vlaggenschip Lightyear. Nu
                  heeft de European Solar Manufacturing Council (ESMC) in 2021 een werkgroep gestart
                  om vorm te geven aan een potentiële Important Project of Common European Interest
                  (IPCEI) op het gebied van photovoltaics (PV). Om een IPCEI echt van de grond te krijgen,
                  is brede steun van nationale overheden en spelers in de industrie vereist. Eurocommissaris
                  Simson van Energie heeft vorige week samen met enkele vertegenwoordigers het PV-IPCEI-initiatief
                  geformaliseerd met een lancering en een oproep aan lidstaten om betrokken te raken
                  bij de IPCEI. Op het moment hebben Oostenrijk, Litouwen, Luxemburg, Polen en Spanje
                  hun steun betuigd aan het PV-IPCEI. Spanje heeft zelfs al aangegeven het proces van
                  de IPCEI te willen leiden en coördineren. Nederland heeft tot dusver nog niks laten
                  weten. Daarmee dreigt Nederland, wat de leden van de VVD-fractie betreft, de IPCEI-boot
                  te missen. Is de Minister bereid om alsnog een call uit te doen voor beide IPCEI’s
                  en de intentie uit te spreken met beide mee te doen? Specifiek gaat de aandacht van
                  de leden van de VVD-fractie uit naar een van de projecten binnen de PV-IPCEI, te weten
                  project 5, «PV Integrated Solutions». Onder dit project vallen niet alleen in gebouwen
                  of infrastructuur geïntegreerde zonnepanelen, maar ook «vehicle-integrated photovoltaics»
                  (VIPV). Juist daar zien de leden van de VVD-fractie een mogelijkheid, gezien de vele
                  kennis en kunde die aanwezig in het Nederlandse solar cluster.
               
De leden van de VVD-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van de verordening
                  buitenlandse subsidies en de antwoorden van de Minister hierover in relatie tot de
                  maritieme sector. Terecht constateert de Minister dat de maritieme sector geruime
                  tijd de gevolgen ervaart van oneerlijke concurrentie uit China. Dat heeft echter niet
                  geleid tot een oplossing. Is de Minister er van op de hoogte dat in de afgelopen 20
                  jaar ruim de helft van het Europese scheepsbouwaandeel naar China is verdwenen en
                  dat het aandeel is gezakt van 36 naar 15 procent? Is inmiddels duidelijk of en, zo
                  ja, op welke wijze deze verordening eraan kan bijdragen deze scheve verhouding recht
                  te zetten? Erkent de Minister dat er daarnaast ook steeds meer een marktverstorend
                  effect optreedt binnen de Europese Unie omdat andere lidstaten hun eigen maritieme
                  sector meer ondersteunen (onder andere via het crisis-steunkader inzake Oekraïne van
                  de Europese Commissie, protectionistische aanbestedingen binnen de defensie-industrie,
                  de Spaanse Tax Leaseconstructie, strategisch export- en industriebeleid in Frankrijk
                  en Duitsland, Frankrijk en Italië die hun Recovery and Resilience Facility hebben
                  gekoppeld aan de internationale concurrentiepositie van hun industrie en overheidsaanbestedingen)
                  waardoor zij deze oneerlijke concurrentie vanuit China makkelijker het hoofd kunnen
                  bieden? Hoe kijkt de Minister hier tegenaan, bezien vanuit ons eigen concurrentie
                  vermogen? Zou de Minister bereid zijn te stellen dat andere lidstaten een stevigere
                  nationale industriepolitiek voeren met bijbehorende financiële instrumenten en dat
                  Nederland hier ver op achterloopt? Zo ja, is zij bereid dit in versnelling te brengen?
                  Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven op welke manier de Nederlandse overheid betrokken
                  is bij de vormgeving van de Europese industriestrategie van Eurocommissaris Breton
                  en dan meer specifiek bij het ecosysteem voor mobiliteit, transport en automotive,
                  waar de scheepsbouw ook onderdeel van uitmaakt?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken en hebben
                  hierbij nog enkele vragen.
               
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de Europese Chips
                  Act en de antwoorden op vragen van de commissie over het fiche. De leden van de D66-fractie
                  hebben gelezen dat bedrijven en kennisinstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor
                  hun positionering ten opzichte van de Chips Act. Deze leden maken zich zorgen over
                  de mogelijkheden van bedrijven en kennisinstellingen om zich goed te positioneren
                  ten opzichte van de Chips Act, gezien omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een tekort
                  aan personeel. Zij vragen daarom of de Minister deze zorgen deelt en hoe zij deze
                  geluiden beoordeelt. Ook vragen de leden zich af hoe de Minister goede omstandigheden
                  zal borgen, zodat de bedrijven en kennisinstellingen ook daadwerkelijk kunnen profiteren
                  van de European Chips Act.
               
De leden van de D66-fractie lezen hoe de Minister de ruimtevaart als oplossing wil
                  gebruiken voor het klimaatbeleid. Ook voor andere maatschappelijke problemen rondom
                  stikstof, landbouw, openbare orde en ruimtelijke ordening zou de ruimtevaart oplossingen
                  kunnen bieden. De leden van de fractie maken zich daarom zorgen dat Nederland achterloopt
                  op investeringen in de ESA ten opzichte van andere Europese landen. Ook lezen de leden
                  dat er 70 miljoen minder beschikbaar is voor optionele programma’s dan in 2019. Deze
                  leden maken zich zorgen dat we op deze wijze afhankelijk worden van andere landen
                  binnen de ruimtevaartsector, terwijl Nederland juist de kennis, kunde en wetenschappers
                  heeft om in hierin voorop te lopen. De leden van de D66-fractie vragen zich daarom
                  af hoe Minister ervoor gaat zorgen dat Nederland op het gebied van ruimtevaart niet
                  nog meer afhankelijk wordt van anderen landen. Ook vragen deze leden zich af of de
                  Minister hiervoor ook afstemming zoekt met haar Europese collega’s voor een integrale
                  afweging op het Europese ruimtevaartbeleid.
               
II Antwoord / reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.