Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Contourennota box 3-heffing op basis van werkelijk rendement (Kamerstuk 32140-105)
2022D21089 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over een brief van de Staatssecretaris van
Financiën inzake de Contourennota box 3-heffing op basis van werkelijk rendement (Kamerstuk
32 140, nr. 105) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Staatssecretaris voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kling
Nr
Vraag
1
Kunt u per categorie aangeven hoeveel geld er in Nederland omgaat in de vrijgestelde
bezittingen, zoals opgesomd op de website van de Belastingdienst?
2
Welke belastingregelingen zijn er die van invloed zijn op box 3 en wat is het budgettaire
belang van elke regeling?
3
Waarom gaat de contourennota over een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement
niet in op de doorwerking naar en gevolgen voor de toeslagen en andere regelingen?
4
Kunt u uitgebreid ingaan op de verwachte doorwerking die een box 3-stelsel op basis
van werkelijk rendement heeft op de toeslagen en andere regelingen? Bent u bereid
de Kamer hier apart (per brief) over te informeren?
5
In de brief van 10 mei 2022 (Kamerstuk 32 140, nr. 107) over regelingen waarop het rechtsherstel box 3 invloed heeft, worden tien regelingen
genoemd die een doorwerking naar box 3 hebben. Kunt u per regeling aangeven wat de
gevolgen zijn van een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk behaald rendement?
Bent u bereid de Kamer hier apart (per brief) over te informeren?
6
Klopt het dat het nieuwe box 3-stelsel een grote impact op toeslagen en andere regelingen
gaat hebben, omdat een kenmerk van het nieuwe stelsel is dat inkomsten in box 3 meer
zullen fluctueren en dat daardoor toeslagen van jaar tot jaar sterk kunnen wijzigen?
7
In hoeverre wordt het aanvragen van een toeslag voor iemand met box 3-vermogen in
het nieuwe stelsel deels een gok, aangezien het werkelijke rendement in een volgend
jaar niet te voorspellen is?
8
Klopt het dat risico bestaat dat in het nieuwe stelsel een risico nemende belegger
die in het ene jaar een hoog verzamelinkomen heeft doordat hij hele goede rendementen
haalt en in het andere jaar een laag verzamelinkomen omdat hij veel verlies lijdt,
over deze twee jaar gemiddeld (veel) meer toeslagen ontvangt dan een risicomijdende
spaarder of belegger die in dezelfde twee jaar een stabiel verzamelinkomen had? Kunt
u dit uitwerken in één of meerdere voorbeelden?
9
In hoeverre is het noodzakelijk om eerst alle gevolgen voor toeslagen en andere regelingen
scherp te hebben, voordat een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement
ingevoerd kan worden?
10
Kan het voorkomen dat wanneer heffing op werkelijk rendement in 2025 wordt ingevoerd
en dat jaar bijvoorbeeld de huizenmarkt een daling inzet, de overheid voor een flinke
kostenpost staat aangezien de waardedaling op tweede huizen kan worden gebruikt als
verrekening voor andere winsten? Is het mogelijk om dit voor zeer fluctuerende vermogensbestanddelen
tegen te gaan?
11
Wat is de verwachting over wanneer werkelijke waardedaling van onroerend goed kan
worden meegenomen in het nieuwe stelsel?
12
Wordt er bij het nadenken over aftrekbaarheid van kosten ook nagedacht over een forfaitair
kostenbedrag voor alle box 3-houders? Is de verwachting dat deze invulling tot juridische
procedures zal leiden?
13
Kan er een inschatting worden gegeven over hoe de inkomsten uit het nieuwe stelsel
fluctueren als wordt gekozen voor een langere/kortere termijn van verliesverrekening?
14
Zijn er redelijkheidseisen waarmee de Belastingdienst rekening moet houden als het
gaat om de termijnen voor verliesverrekening?
15
Klopt het dat een lange periode voor verliesverrekening indirect dient als schokdemper
voor fluctuerende waarde voor vermogen?
16
Wat zijn bij een vermogensaanwasbelasting de voor- en nadelen vanuit het perspectief
van de burger? Kunt u deze vraag graag tevens beantwoorden voor de vermogenswinstbelasting?
17
Wat zijn bij een vermogensaanwasbelasting de voor- en nadelen vanuit het perspectief
van ketenpartners? Kunt u deze vraag graag tevens beantwoorden voor de vermogenswinstbelasting?
18
Hoe worden deze voor- en nadelen gewogen? Welke groep weegt daarbij voor het kabinet
het zwaarst bij de dilemma’s?
19
Wat zijn per systeem de budgettaire (invoering-)gevolgen?
20
Hoe zal per systeem worden omgegaan met incourante vermogensbestanddelen?
21
Hoe zal per systeem (met name dat van vermogensaanwasbelasting) worden omgegaan met
nog niet gerealiseerde winsten in situaties dat vermogen «vastzit» en niet op korte
termijn kan worden verzilverd om belasting te kunnen betalen?
22
Is het kabinet bereid om tevens, naast onroerend goed, met forfaitaire regelingen
te gaan werken ten aanzien van vermogensbestanddelen?
23
Hoe wordt per systeem aangekeken tegen vermogensverminderingen en -verliezen? In hoeverre
en hoelang zijn deze verrekenbaar?
24
Hoe wordt omgegaan met waarderingen van bijvoorbeeld kunst, antiek en oude auto’s?
Hoe wordt omgegaan met cryptocurrency?
25
Hoe wordt omgegaan met arbitragemogelijkheden (bijvoorbeeld box 2)?
26
Hoe wordt omgegaan met planning en/of misbruik rondom het systeem? Welke maatregelen
bestaan daartegen?
27
Hoe kijkt het kabinet aan tegen tegemoetkomingen in het nieuwe stelsel ten aanzien
van groene beleggingen?
28
Hoe kijkt het kabinet aan tegen tegemoetkomingen in het nieuwe stelsel ten aanzien
van durfkapitaal? Hoe kijkt het kabinet aan tegen zorgen rondom de invoering, met
name vanwege het samenvallen met de laagste koersen in tien jaar wat gevaarlijk is
als «reëel rendement» sinds invoering wordt berekend?
29
Hoe kijkt het kabinet aan tegen de groep ouderen die geen tot weinig pensioen hebben
opgebouwd? Hoe beziet het kabinet dat in relatie tot de fiscale (uitstel) van mensen
die pensioen in box 1 opbouwen en pas later (en tegen lager tarief in eerste schijf)
worden belast op het moment van uitkering, gelet op het feit dat in tegenstelling
tot pensioenreserve van werknemers/ambtenaren bij een pensioenfonds, waar nog geen
loonbelasting over is ingehouden, het gespaarde-al of niet belegde- vermogen van particulieren
en ondernemers jaarlijks wordt belast met een box 3-heffing ook als dit de enige pensioenpot
is?
30
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het feit dat ondernemers en gepensioneerden worden
benadeeld in hun oudedagsvoorziening in box 3 doordat enerzijds dividend en rente
worden belast zonder inflatiecorrectie die belast wordt als winst en anderzijds de
totale belastingdruk van box 2 lager is dan de belastingdruk van de inkomstenbelasting
– maar het geen heffingsvrije voet zoals inkomstenbelasting heeft?
31
Hoe gaat het kabinet om met het feit dat voor veel ondernemers box 3 vermogen een
buffer voor onverzekerde/onverzekerbare risico's is om investeringen te kunnen doen
omdat bankkrediet vaak moeizaam/duur is en tenslotte als pensioen?
32
Is het de verwachting dat bij het aanbieden van een betalingsregeling voor het voldoen
van box 3-belasting het liquiditeitsprobleem nog een rol van betekenis speelt?
33
Welke keuzes bij de inrichting van de vermogensaanwasbelasting kunnen worden gemaakt
om de opbrengsten voorspelbaarder en gelijkmatiger te maken?
34
Is het mogelijk een bandbreedte aan te geven van de mogelijke opbrengsten van de nieuwe
belasting?
35
Is het mogelijk om naast de vermogensaanwasbelasting een pure vermogensbelasting te
hanteren? Zo ja, zijn er landen die twee soorten vermogensbelasting naast elkaar hanteren?
36
Zijn er gedragseffecten bij een overgang van het huidige stelsel naar een vermogensaanwasbelasting?
Zo ja, welke?
37
Kan er een overzicht worden gegeven van uitvoeringsproblemen die in het verleden zijn
benoemd en die een eerdere invoering van de vermogensaanwasbelasting in de weg stonden?
38
Wat zijn mogelijke oplossingsrichtingen voor het nadeel van een vermogensaanwasbelasting
dat het kan voorkomen dat een belastingplichtige onvoldoende liquide middelen heeft
om de box 3-heffing te voldoen?
39
In welke landen bestaat een vermogensbelasting? Kan per land worden aangegeven wat
de grondslag is en wat het tarief is?
40
Voor welke vermogensbestanddelen is de overgang naar het nieuwe stelsel naar verwachting
niet mogelijk per 2025?
41
Op welke wijze zal de waardeontwikkeling van onroerende zaken forfaitair worden vastgesteld?
42
Kunt u nader toelichten hoe investeringskosten, onderhoudskosten en financieringskosten
van onroerende zaken worden meegenomen in de forfaitaire heffing op onroerende zaken?
43
Wat zijn de voor- en nadelen om voor de categorie onroerende zaken structureel met
een forfaitaire heffing te blijven werken in het licht van de complexiteit van het
vaststellen en verzamelen van de gegevens over het werkelijk rendement op onroerend
goed?
44
Kunt u aangeven welke elementen worden meegenomen bij het in beeld brengen van de
effecten van de verschillende maatregelen en de samenhang daartussen? Kun u daarbij
tevens aangeven wanneer de Kamer de uitwerking hiervan tegemoet kan zien?
45
Kunt u nader toelichten hoe de andere behandeling van schulden in het nieuwe box 3-stelsel
tot gevolg heeft dat schulden en bezittingen niet meer worden gesaldeerd?
46
Wordt ook overwogen om alle bijbehorende kosten als aftrekbaar te zien en hiermee
rekening te houden bij de bepaling van het belastingtarief om rechtszaken en hoge
uitvoeringskosten te voorkomen?
47
Wat is de ratio achter een heffingsvrij inkomen?
48
Is het kabinet voornemens vast te houden aan dezelfde grondslag als die voor de vermogensrendementsheffing?
49
Blijft inkomen uit maatschappelijke beleggingen onbelast net als een deel van de inkomsten
uit groene beleggingen? Zo ja, waarom?
50
Wordt kunst in Nederland als vermogen gezien? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel vermogen zit er in Nederland in kunst?
51
Worden plezierjachten in Nederland als vermogen gezien? Zo ja, waarom wel? Zo nee,
waarom niet? Hoeveel vermogen zit er in Nederland in de vorm van plezierjachten?
52
Acht het kabinet het logisch om vermogensinkomsten en waardestijgingen op te tellen
bij het reguliere inkomen en zo al het inkomen te belasten volgens het progressieve
systeem in box 1? Kan het antwoord worden toegelicht?
53
Is het de inzet om de budgettaire opbrengst van box 3 gelijk te houden?
54
Worden fiscalisten uit de praktijk betrokken bij de inventarisatie en uitwerking van
technische en praktische vraagstukken die opkomen bij het omvormen van box 3?
55
Kunt u een eerste inschatting maken van de te verwachten gedragseffecten van belastingplichtigen
met box 3-vermogen in aanloop naar de invoering per 2025 en na de invoering in 2025
van het nieuwe box 3-stelsel? Hoe worden de te verwachten gedragseffecten meegenomen
bij de uitwerking van de nieuwe box 3-wetgeving?
56
Kunt u toelichten welke consequenties deze ingrijpende wijziging van de box 3-heffing
heeft voor de verhouding met en het evenwicht tussen de boxen 1, 2 en 3? Hoe wordt
gewaarborgd dat de samenhang van de nieuwe box 3 met box 1 en box 2 behouden blijft
en indien mogelijk verbeterd?
57
Wat wordt in de zin «Bij het verder uitwerken van het nieuwe stelsel zal steeds nadrukkelijk
aandacht zijn voor het thema doenvermogen.» bedoeld met aandacht? Aan welke voorstellen
wordt, gelet op het feit dat er namelijk wordt gemeld dat het ingewikkeld gaat worden
voor burgers, gedacht om het eenvoudiger te maken?
58
Klopt het dat een nieuw box 3-stelsel ook leidt tot een administratieplicht voor burgers
die onder het heffingsvrij inkomen in box 3 vallen, omdat zij eerst dienen te berekenen
dat hun werkelijke rendement onder het heffingsvrije inkomen valt?
59
Kunt u nader ingaan op de invloed die het fluctueren van box 3-opbrengsten in het
nieuwe stelsel en de mogelijke uitschieters van enkele miljarden hebben op de overheidsfinanciën
van Nederland en de mogelijke voor- en nadelen op dit punt? Kunt u nader ingaan op
de invloed die dit heeft op het EMU-saldo?
60
Is het tijdspad voor de implementatie van het nieuwe box 3-stelsel getoetst bij ketenpartners?
Zo nee, waarom niet?
61
Welke risico’s levert, gelet op het feit dat CapGemini opmerkt dat de ketenpartners
pas zullen starten met hun werkzaamheden ter voorbereiding van de implementatie als
de wetgeving is gepubliceerd in het Staatsblad, dit op voor het tijdspad?
62
In hoeverre maakt de Belastingdienst zich afhankelijk van ketenpartners in het nieuwe
box 3-stelsel en welke risico’s zijn er voor de Belastingdienst op dit punt?
63
In hoeverre is een goede samenwerking met ketenpartners essentieel en hoe wordt dit
gewaarborgd voor en na de invoering van het nieuwe box 3-stelsel? Hoe worden afspraken
met ketenpartners gemaakt en vastgelegd?
64
Is er op dit moment contact met alle relevante ketenpartners en hoe verloopt dit contact?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.