Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 103 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met het tijdelijk achterwege laten van de rente bij bepaalde hervattingen van de invordering van toeslagschulden (Wet geen rente bij hervatting invordering toeslagschulden)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
2
3.
Budgettaire aspecten
7
4.
Doenvermogen
7
5.
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
8
6.
Uitvoeringskosten Belastingdienst/Toeslagen
8
7.
Advies en consultatie
8
8.
Evaluaties
8
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
8
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Als gevolg van de uitbraak van de COVID-19-pandemie zijn sinds maart 2020 verschillende
maatregelen genomen om de financiële gevolgen hiervan te verzachten. Hierbij is onder
meer de invordering van belasting- en toeslagschulden gepauzeerd om mensen tijdens
de coronapandemie niet (verder) in eventuele financiële moeilijkheden te brengen.
De invorderingsactiviteiten van de Belastingdienst/Toeslagen zijn in eerste instantie
gepauzeerd van maart 2020 tot augustus 2020. Daarna zijn er weer betalingsherinneringen
en aanmaningen verstuurd. Naar aanleiding van de motie Azarkan van 15 december 2020
zijn betalingsherinneringen en aanmaningen vanwege de aanhoudende COVID-19-pandemie
en nieuwe maatregelen opnieuw stilgelegd.1In de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 31 maart
20222 is beschreven hoe de Belastingdienst/Toeslagen, nu de coronamaatregelen voorlopig
zijn afgebouwd, de invordering van toeslagschulden geleidelijk gaat hervatten. Deze
hervatting is gericht op ruim een miljoen burgers (1.042.599 burgers op peildatum
17 januari 2022) met gepauzeerde toeslagvorderingen. Deze burgers hebben gezamenlijk
een schuld van ruim € 1 miljard (€ 1.004.253.173). De hervatting van de invordering
is gestart vanaf medio april 2022, waarbij burgers eerst gefaseerd geïnformeerd worden
over de pauze en hun openstaande vorderingen. In genoemde Kamerbrief is ook ingegaan
op het voornemen om geen invorderingsrente te rekenen bij de gepauzeerde terugvorderingen
die alsnog moeten worden voldaan. Aangekondigd is dat hiervoor een wetsvoorstel zal
worden ingediend. Dit wetsvoorstel ligt thans voor.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Indien iemand een toeslag geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen, wordt er rente
(invorderingsrente) in rekening gebracht bij te late betaling. Dit wetsvoorstel regelt
dat in afwijking van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) aan burgers
bij wie de invordering van toeslagschulden is opgeschort wegens de COVID-19-pandemie
de mogelijkheid wordt geboden om de openstaande terugvordering zonder invorderingsrente
te voldoen. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
Bestaande wettelijk kader
Bij overschrijding van de wettelijke betalingstermijn van een toeslagschuld is een
belanghebbende (burger) rente verschuldigd. Hierbij zijn de bepalingen uit de Invorderingswet 1990 (IW 1990) van overeenkomstige toepassing verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen
is hiermee aangesloten op de wetgeving die geldt voor de invordering van rijksbelastingen.
Invorderingsrente wordt in rekening gebracht na overschrijding van de betalingstermijn
over het tijdvak waarin de schuld invorderbaar is geworden tot en met de dag voorafgaand
aan die van de betaling.3
Tijdelijke verlaging percentage van de invorderingsrente vanwege COVID-19
Om de financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie voor burgers en ondernemers te
verzachten is vanaf maart 2020 de invordering van belastingen en toeslagschulden opgeschort.
Daarnaast is besloten om het percentage van de belastingrente en het percentage van
de in rekening te brengen invorderingsrente voor zowel belastingen als toeslagen vanaf
23 maart 2020 tijdelijk te verlagen naar 0,01%.4
De Verzamelspoedwet COVID-19 heeft voorzien in een wettelijke mogelijkheid om de tijdelijke
verlaging van de invorderingsrente naar 0,01% te kunnen continueren. Sindsdien wordt
het percentage van de invorderingsrente bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
Dit percentage geldt voor zowel belasting- als toeslagschulden.
In de Kamerbrief van 26 november 2021 inzake aanvullende aanpassingen in het steunpakket
in het vierde kwartaal heeft het kabinet aangegeven dat het percentage van 0,01% van
de in rekening te brengen invorderingsrente zal gelden tot en met 30 juni 2022.5 Op 1 juli 2022 wordt de invorderingsrente verhoogd naar 1%. Vervolgens wordt de rente
in drie stappen van één procentpunt verhoogd naar het (voorafgaand aan de aanpassingen
in het kader van het steunpakket) gebruikelijke percentage van 4%. Daarbij wordt de
rente op 1 januari 2023 op 2% vastgesteld, op 1 juli 2023 op 3% en vervolgens op 1 januari
2024 op 4%. De tijdelijkheid van deze maatregel is afhankelijk gesteld van de ontwikkelingen
rondom de COVID-19-crisis. Het kabinet heeft zich eerder op het standpunt gesteld
dat noodzakelijke en passende (fiscale) vervolgmaatregelen zullen worden getroffen
indien de situatie daartoe noopt.6 De gefaseerde verhoging van de invorderingsrente is gecodificeerd in het Besluit
van 17 december 2021 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van
de belastingen en enige andere besluiten (Stb 2021, 657).
Hervatten van de invordering
Gezien de verschillen in de aard en oorzaak van belasting- en toeslagschulden kent
de Belastingdienst/Toeslagen een andere aanpak bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten
dan de Belastingdienst. Toeslagen hebben als doel om vitale voorzieningen zoals zorg,
wonen en de zorg voor kinderen betaalbaar te maken. Hierdoor kunnen financieel kwetsbare
burgers afhankelijk zijn van meerdere toeslagen. Door de huidige toeslagensystematiek
die gebaseerd is op voorschotten, is het risico op een cumulatie van terugvorderingen
(door meerdere toeslagen en meerdere wijzigingen in de persoonlijke of financiële
situatie) groot, juist bij burgers die het meest afhankelijk zijn van deze toeslagen.
Omdat burgers gedurende de als gevolg van de COVID-19-pandemie gepauzeerde invorderingsactiviteiten,
op het eventueel ontvangen van een terugvorderingsbeschikking na, niet persoonlijk
geïnformeerd zijn over de gepauzeerde terugvordering, is het risico van een opstapeling
van terugvorderingen extra groot. Om een passende opstart van de invorderingsactiviteiten
van toeslagschulden te realiseren, waarbij wordt voorkomen dat mensen door de gepauzeerde
invorderingsactiviteiten (verder) in de problemen raken, is daarom in 2021 een onderzoek
uitgevoerd onder de doelgroep met gepauzeerde toeslagvorderingen. Dit heeft geresulteerd
in de rapportage Doenlijk Invorderen.7 De aanpak bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten van de Belastingdienst/Toeslagen
is vervolgens gebaseerd op de aanbevelingen uit deze rapportage. Gezien deze aanpak
is er door de Belastingdienst/Toeslagen een ander tijdpad aangehouden bij de hervatting
van de invorderingsactiviteiten ten aanzien van toeslagschulden dan door de Belastingdienst
ten aanzien van belastingschulden, waarvan de invordering al in september 2021 is
hervat. De Belastingdienst/Toeslagen is vanaf 20 april 2022 begonnen met de eerste
stappen van de hervatting, beginnend bij het informeren van burgers. De andere aanpak
en het daarbij horende tijdspad rechtvaardigen een andere aanpak wat betreft het in
rekening brengen van invorderingsrente.
Met dit wetsvoorstel wordt beoogd dat bij toeslagterugvorderingen waarvan de invordering
in verband met de COVID-19-pandemie is opgeschort de stapsgewijze verhoging van het
percentage van de invorderingsrente niet van toepassing zal zijn. Hierdoor ontstaat
een betere aansluiting van het renteregime bij toeslagschulden bij de hervatting van
de invorderingsactiviteiten. De aanpak van de hervatting van de invorderingsactiviteiten
met betrekking tot toeslagschulden zal hieronder nader worden toegelicht.
Aanpak hervatting invorderingsactiviteiten Toeslagen
In de brief van 31 maart 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hervatting van
de invorderingsactiviteiten.8 De invordering wordt gefaseerd opgestart, zodat er ruimte ontstaat voor begeleiding
voor burgers die dat nodig hebben.
Burgers die zich hebben gemeld bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)
worden niet betrokken in de opstart. Bij deze mensen blijft de invordering gepauzeerd
tenminste zolang hun zaak in behandeling is bij UHT.
De Belastingdienst/Toeslagen biedt aan alle burgers waarbij de invordering van de
terugvorderingen in verband met de COVID-19-pandemie was opgeschort, bij de hervatting
van de invorderingsactiviteiten een hernieuwde betaaltermijn aan om deze terugvorderingen
te voldoen. Hierbij worden zij allereerst schriftelijk geïnformeerd over de hervatting
van de opgeschorte invordering en de terugvorderingen die de betreffende burger nog
niet heeft betaald. Daarna volgt een brief met een hernieuwde betaaltermijn van vier
weken en het aanbod om deze terugvordering(en) (gebundeld) te voldoen door middel
van een betalingsregeling. De Belastingdienst/Toeslagen zal de ambtshalve betalingstermijn
van vier weken, dan wel de gelegenheid tot verder uitstel van betaling door middel
van een betalingsregeling bij geen reactie van de belanghebbende nog maximaal tweemaal
aanbieden met een betalingstermijn van beide keren zeven dagen. Daarna vervalt het
aanbod en wordt de invordering van de betreffende vorderingen hervat binnen het reguliere
invorderingsproces en zal er invorderingsrente verschuldigd zijn.
Bij deze aanpak is een goede dienstverlening, bijvoorbeeld het beantwoorden van vragen
en het informeren over de betalingsregeling, van groot belang. Om deze goede dienstverlening
aan te kunnen bieden wordt de invordering gefaseerd hervat. De Belastingdienst/Toeslagen
hanteert bij de hervatting zodoende een andere aanpak, met een ander tijdspad dan
de Belastingdienst die de invordering van belastingschulden al in september 2021 heeft
hervat. Dit betekent dat, anders dan bij belastingschulden, de invordering van een
deel van de toeslagschulden in juli nog gepauzeerd is en dat de invordering van deze
toeslagschulden ná 1 juli 2022 pas gefaseerd start en het nieuwe aanbod tot betaling
(in termijnen) na die datum zal worden aangeboden.
Het voorgaande maakt het mogelijk om bij de hervatting van de als gevolg van de COVID-19-pandemie
opgeschorte invordering van toeslagschulden niet mee te gaan in het renteregime zoals
dat geldt voor belastingschulden en voor het reguliere invorderingsproces van toeslagschulden.
Zo wordt voorkomen dat burgers, waarbij de invordering van overheidswege is opgeschort
zonder dat zij daarover zijn geïnformeerd, worden geconfronteerd met invorderingsrente
over de nog onbetaalde toeslagschuld die (mede) als gevolg van die opschorting is
opgelopen.
Aanbod afbetalen gepauzeerde vordering zonder invorderingsrente
Voorgesteld wordt om aan burgers waarbij de invordering is opgeschort de mogelijkheid
te bieden om de openstaande terugvordering binnen de hernieuwde betaaltermijn van
vier weken te voldoen zonder dat daarbij over de terugvordering invorderingsrente
in rekening wordt gebracht. Daarnaast wordt voorgesteld aan deze burgers de mogelijkheid
te bieden om de terugvordering waarvan de invordering was opgeschort, te voldoen door
middel van een betalingsregeling van 24 maanden, zonder dat over de termijnen invorderingsrente
in rekening wordt gebracht. Als de belanghebbende niet reageert wordt dit aanbod nog
tweemaal gedaan met in beide gevallen een betaaltermijn van zeven dagen.
Deze betaalmogelijkheden worden specifiek (opnieuw) aangeboden in het kader van de
hervatting van de opgeschorte invorderingsmaatregelen. Zo wordt gestimuleerd dat burgers
de openstaande vorderingen alsnog voldoen. Hierdoor wordt voorkomen dat deze vorderingen
worden opgepakt op precies hetzelfde punt van de (dwang)invordering, als waar deze
vorderingen zich bevonden voorafgaand aan de pauzering van de invordering. Daardoor
wordt verdere schuldophoping met bijkomende kosten en onoverzichtelijke invorderingssituaties
zoveel mogelijk tegengegaan.
Dit wetsvoorstel regelt dat in deze gevallen geen invorderingsrente in rekening wordt
gebracht. Het wordt niet passend geacht om burgers bovenop de nog te betalen toeslagschuld
te confronteren met extra kosten in de vorm van invorderingsrente, waardoor de schuld
verder oploopt en mogelijk moeilijker is te voldoen. Vooral burgers die financieel
afhankelijk zijn van meerdere toeslagen en die gezien de huidige toeslagensystematiek
veel terugvorderingen ontvangen, waarbij gedurende de opgeschorte invordering een
grotere opeenstapeling van terugvorderingen is ontstaan, worden met het rekenen van
invorderingsrente extra geraakt. Dit kan de geldzorgen bij burgers die al financiële
krapte ervaren vergroten.
Met deze, uitsluitend in het kader van de hervatting van de invorderingsactiviteiten
ten aanzien van toeslagschulden geboden mogelijkheid om de verschuldigde terugvordering
binnen een nieuwe betalingstermijn of via een betalingsregeling te voldoen, worden
de hiervoor geschetste problemen zoveel mogelijk weggenomen.
Dit wetsvoorstel ziet uitsluitend op terugvorderingen met een dagtekening van 28 februari
2022 of eerder, waarvan de betalingstermijn is verstreken. Dit komt overeen met de
terugvorderingen waarvan de invordering is opgeschort vanwege de COVID-19-pandemie.
Het wetsvoorstel ziet dus niet op de terugvorderingen waarbij de wettelijke betalingstermijn
nog niet is verstreken, terugvorderingen die tijdens de opschorting zijn betaald,
terugvorderingen waarvoor nog uitstel van betaling geldt op grond van betalingsproblemen,
een ingesteld bezwaar of beroep of vanwege een ingediend herzieningsverzoek, of terugvorderingen
waarbij de invordering nog is opgeschort vanwege het moratorium in het kader van de
hersteloperatie. Ook de terugvorderingen waarvoor geen verdere invorderingsactiviteiten
meer plaatsvinden, omdat zij deel uitmaken van een schuldsaneringstraject of een faillissement,
maken geen deel uit van de terugvorderingen waarvoor de invordering wordt hervat en
waarop dit wetsvoorstel ziet. Deze burgers ontvangen dan ook geen aanbod in het kader
van de hervatting van de invordering. In deze gevallen wordt het reguliere proces
voor de betreffende situaties gevolgd en wordt dus weer rente gerekend.
Het aanbod om de terugvordering alsnog ineens of via de aangeboden betalingsregeling
zonder invorderingsrente te voldoen betreft een aanbod met een termijn van vier weken.
De Belastingdienst/Toeslagen kan bij brief dan nog tweemaal ambtshalve uitstel aanbieden
van zeven dagen. Indien de burger daarna nog niet betaalt of het aanbod dan nog niet
accepteert, of indien hij de geaccepteerde betalingsregeling niet nakomt, wordt de
invordering vervolgd in de fase waarin deze zich voorafgaand aan de opschorting bevond.
In dat geval zal op basis van de huidige wetgeving over de (dan nog) openstaande terugvorderingen
de reguliere invorderingsrente, die de aankomende twee jaar weer oploopt tot 4%, worden
berekend. Hiermee wordt voorkomen dat burgers geen prikkel ervaren om gebruik te maken
van de bij de hervatting van de invordering geboden mogelijkheden omdat aan hen geen
invorderingsrente in rekening wordt gebracht.
Geen rente in plaats van (voortzetting van) 0,01%
Zoals hiervoor aangegeven kiest het kabinet ervoor om voor een afgezonderde groep
terugvorderingen afwijkend om te gaan met de invorderingsrente. Systeem- en uitvoeringstechnisch
is het niet mogelijk om een differentiatie in hoogte van de invorderingsrente toe
te passen. Wel is het uitvoeringstechnisch mogelijk om voor toeslagschulden of een
specifieke groep toeslagschulden volledig af te zien van het in rekening brengen van
invorderingsrente. Vandaar dat, anders dan sinds 23 maart 2020 het geval is, het kabinet
de mogelijkheid voorstelt om géén invorderingsrente in rekening te brengen in plaats
van 0,01% of een percentage van 0,00%. Het niet in rekening brengen van invorderingsrente
is bovendien duidelijker voor een burger, dan een percentage van 0,01% of 0%. Burgers
moeten immers geïnformeerd worden over deze percentages terwijl in de praktijk geen
rente in rekening wordt gebracht.
Periode waarbinnen afbetaald kan worden zonder invorderingsrente
Bij de drie betaaltermijnen die de belanghebbende ontvangt als hij niet reageert (28
dagen, plus tweemaal zeven dagen) wordt opgemerkt dat de Belastingdienst/Toeslagen
tijd nodig heeft om na de betreffende termijnen de betalingen te controleren en vervolgbrieven
te genereren en te verzenden. De Belastingdienst/Toeslagen houdt bijvoorbeeld op het
moment dat de betalingstermijn verlopen is, rekening met enkele dagen coulance voordat
een volgende brief wordt verzonden om te voorkomen dat deze betaling en de volgende
brief elkaar kruisen. Ook zijn er enkele dagen nodig voor de verwerking in de systemen
en het genereren en verzenden van de volgende brief. In de praktijk betekent dit dat
de periode vanaf de dagtekening van de eerste brief met het betalingsaanbod tot het
moment dat een belanghebbende niet reageert en terugvalt in het reguliere proces,
90 dagen beslaat, waarbinnen een betaling plaats kan vinden zonder dat invorderingsrente
over de vordering gerekend wordt.
Een voorbeeld: de burger ontvangt op 1 augustus de eerste brief met de betaaltermijn
van 28 dagen. Op 29 augustus vervalt zijn betaaltermijn. De Belastingdienst/Toeslagen
wacht dan zes dagen en voert na zeven dagen de controle uit of er betaald is (5 september).
Vervolgens duurt het enkele dagen om de volgende brief te genereren, te verwerken
en te verzenden. Deze brief heeft daarom een dagtekening van 14 dagen later (19 september).
Hetzelfde gebeurt na het vervallen van deze nieuwe betaaldatum van 7 dagen op 26 september.
21 dagen later (17 oktober) valt zodoende de laatste brief op de mat, waarin de burger
nogmaals een betaaltermijn van zeven dagen krijgt. Indien die datum is verstreken
wacht de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw zes dagen en zal de vordering op de zevende
dag na het vervallen van de betalingstermijn op 24 oktober worden teruggezet in het
reguliere proces, waardoor vanaf 30 oktober invorderingsrente gerekend zal worden
over de betreffende vordering. Enkele handelingen binnen dit proces kunnen mogelijk
niet geautomatiseerd uitgevoerd worden. Daarvan wordt onderzocht of dit geautomatiseerd
kan, bijvoorbeeld het aanzetten van invorderingsrente op het moment dat de vordering
wordt teruggezet in het reguliere proces. Deze handelingen kunnen slechts uitgevoerd
worden op werkdagen, waardoor de totaalperiode waarin iemand de mogelijkheid heeft
om te betalen zonder invorderingsrente vanaf dagtekening van het eerste betalingsaanbod
maximaal 93 dagen kan bestrijken.
3. Budgettaire aspecten
Het niet rekenen van invorderingsrente over de gepauzeerde invorderingen bij toeslagvorderingen
leidt tot een incidentele derving van ontvangsten bij de betrokken departementen.
Het kabinet verhoogt vanaf 1 juli 2022 de rente stapsgewijs naar 4% in 2024. Het kabinet
stelt voor om geen invorderingsrente te rekenen voor de in het kader van de COVID-19-pandemie
gepauzeerde invorderingen bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dit betekent dat de rente
over deze invorderingen achterwege blijft en aldus niet meeloopt met de stapsgewijze
verhoging. In onderstaande tabel is per stapsgewijze verhoging geraamd hoeveel de
derving is per toeslagdepartement en in totaal bij het niet rekenen van invorderingsrente.
Met het achterwege laten van de rente over de gepauzeerde vorderingen, blijft ook
de invorderingsrente die van de periode ervoor nog openstond op de gepauzeerde invorderingen
achterwege. Bij een deel zal ook sprake zijn van hoge oninbaarheid (hoe ouder de invordering,
hoe hoger de oninbaarheid wordt geschat). Na zes jaar wordt uitgegaan van een oninbaarheid
van 100%. Daarom is de berekening beperkt tot het verschil ten opzichte van de stapsgewijze
verhoging van de Belastingdienst. In de berekening is tevens rekening gehouden met
een percentage invorderingen waarvoor geen betalingsregeling wordt overeengekomen
en er daarmee wel rente wordt gerekend over de invordering. De verwerking van de inkomstenderving
vindt plaats in de eerste suppletoire begrotingen van 2022 van de betrokken departementen
en de Voorjaarsnota van 2022. Het tekort dat ontstaat door de derving van rente-inkomsten
die het uitgavenkader raakt zal gedekt worden door een overboeking van artikel 10
van de begroting IX Financiën naar de betreffende toeslagdepartementen.
Tabel 1: Derving invorderingsrente in mln. euro
Invorderingsrente
1 jul ’22
1 jan ’23
1 juli ’23
1 jan ’24
totaal
Minder ontvangsten totaal
1,8
3,6
5,5
7,4
18,3
Derving ontvangsten SZW
0,8
1,5
2,4
3,2
7,8
Derving ontvangsten VWS
0,4
0,8
1,3
1,8
4,3
Derving ontvangsten BZK
0,6
1,2
1,8
2,5
6,1
4. Doenvermogen
Het wetsvoorstel beoogt dat burgers waarbij de invordering van de toeslagschuld van
overheidswege is opgeschort, zonder dat de betreffende burgers daarover zijn geïnformeerd,
niet geconfronteerd worden met invorderingsrente die in rekening gebracht wordt over
die toeslagschuld.
Door deze burgers de mogelijkheid te bieden om hun toeslagschuld alsnog binnen een
nieuwe betalingstermijn dan wel door middel van een betalingsregeling van 24 maanden
te voldoen, zonder dat over deze terugvordering(en) invorderingsrente in rekening
wordt gebracht, wordt het alsnog voldoen van de toeslagschuld doenlijker en overzichtelijker
voor de burger.
Verder verlaagt dit voorstel de financiële druk die gepaard gaat met een terugvordering.
De verwachting is dat dit ook de psychologische stress reduceert die hierbij kan ontstaan,
en dat hiermee het doenvermogen van mensen minder wordt belast ten opzichte van de
situatie waarbij er wel invorderingsrente in rekening zou worden gebracht.
Desalniettemin kan het aanvragen van een betalingsregeling of het terugbetalen van
een vordering een belasting zijn voor het doenvermogen van mensen, zeker wanneer zij
stress ervaren door de terugvordering en eventuele andere omstandigheden die het doenvermogen
kunnen inperken. Het is dan ook belangrijk dat het gemak waarmee de betalingsregeling
kan worden aangevraagd helder wordt gecommuniceerd.
5. Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
Het voorstel leidt niet tot administratieve lasten voor burgers of bedrijfsleven,
omdat het afzien van invorderingsrente geen gevolgen heeft voor aanvraag- of betalingsprocedures.
De burger zal met lagere lasten worden geconfronteerd door het achterwege laten van
de invorderingsrente.
6. Uitvoeringskosten Belastingdienst/Toeslagen
Uit de uitvoeringstoets9 van de Belastingdienst/Toeslagen volgt dat de werkzaamheden die in de systemen verricht
moeten worden door de Belastingdienst/Toeslagen om de invorderingsrente achterwege
te kunnen laten, zijn op te vangen binnen het reguliere proces. Er zijn daarom geen
personele- en materiële kosten aan verbonden die zouden leiden tot extra uitvoeringskosten.
7. Advies en consultatie
De in dit wetsvoorstel getroffen wijzigingen hebben geen of geringe gevolgen voor
de regeldruk. De maatregelen uit dit wetsvoorstel zijn voorgelegd aan het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft het wetsvoorstel niet geselecteerd voor een
formeel advies.
Gelet op het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel hebben internetconsultatie
en formele consultaties niet plaatsgevonden.
8. Evaluaties
Na afloop van de opstart van de invorderingsactiviteiten zullen de aanpak en resultaten
van de opstart geëvalueerd worden. De in dit wetsvoorstel opgenomen wijziging is onderdeel
van deze bredere opstart van de invorderingsactiviteiten, en zal onderdeel uitmaken
van de evaluatie van de gehele opstart.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I
Artikel I (artikel 29a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Voorgesteld wordt om na artikel 29 Awir een artikel 29a in te voegen inzake het niet
rekenen van rente bij de hervatting van de invordering van toeslagschulden. Zoals
in het algemene deel van deze memorie is uiteengezet, wordt voorgesteld om ambtshalve
uitstel van betaling te verlenen aan een specifieke groep belanghebbenden omschreven
in artikel 29a, eerste lid, Awir. Het betreft belanghebbenden met verschuldigde bedragen
aan terugvorderingen waarvan de beschikking tot terugvordering een dagtekening heeft
van 28 februari of eerder, waarvan de betalingstermijn, bedoeld in artikel 28 Awir,
is verstreken, waarop geen uitstel van betaling krachtens artikel 31 Awir van toepassing
was en waarop het moratorium, bedoeld in artikel 49i, negende lid, Awir, niet van
toepassing was. Zoals toegelicht in het algemene deel van deze memorie betreft dit
de terugvorderingen van toeslagschulden waarvan de invordering door de Belastingdienst/Toeslagen
tijdens de COVID-19-pandemie tijdelijk is opgeschort.
Het uitstel van betaling wordt ambtshalve per brief verleend door de Belastingdienst/Toeslagen.
Belanghebbenden hoeven hier geen verzoek voor in te dienen. Belanghebbenden krijgen
uitstel van betaling tot en met vier weken na dagtekening van de hiervoor genoemde
brief. Tevens worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld tot verder uitstel
van betaling volgens de krachtens artikel 31 Awir geldende regels. Hierdoor kunnen
belanghebbenden een terugvordering in maandelijkse termijnen betalen, mits voldaan
wordt aan door de Belastingdienst/Toeslagen nader te stellen voorwaarden. Het kan
hierbij gaan om een standaardbetalingsregeling overeenkomstig artikel 7 van de Uitvoeringsregeling
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen waarbij het verschuldigde bedrag aan
terugvordering in 24 maanden wordt terugbetaald. Als een belanghebbende financieel
niet in staat is om de maandelijkse aflossing te voldoen, kan hij een persoonlijke
betalingsregeling aanvragen. Hierbij wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit
van de belanghebbende. De ambtshalve betaaltermijn van vier weken, dan wel de gelegenheid
tot verder uitstel van betaling krachtens artikel 31 Awir, wordt bij geen reactie
van de belanghebbende per brief verder uitgesteld met tweemaal zeven dagen.
In het voorgestelde artikel 29a, tweede lid, Awir is bepaald dat in afwijking van
artikel 29 Awir geen rente is verschuldigd over een terugvordering als bedoeld in
het voorgestelde artikel 29a, eerste lid, Awir. Hierbij dient de belanghebbende het
bedrag van de terugvordering voor het aflopen van de gestelde betaaltermijn van de
brieven van de Belastingdienst/Toeslagen te betalen of binnen de door de Belastingdienst/Toeslagen
gestelde maandelijkse betalingstermijnen. Wanneer er niet voor afloop van de ambtshalve
gestelde betaaltermijn wordt betaald, het (herhaalde) aanbod van een betalingsregeling
niet wordt aangenomen of de betalingsregeling tussentijds wordt beëindigd doordat
niet binnen de door de Belastingdienst/Toeslagen gestelde maandelijkse betalingstermijnen
is betaald, wordt teruggevallen op hetgeen bepaald is in artikel 29 Awir. Er wordt
dan over de alsdan nog openstaande toeslagschuld rente berekend.
Artikel II
Artikel II (artikel 29a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Op 1 januari 2026 zijn de in het voorgestelde artikel 29a, eerste lid, Awir bedoelde
terugvorderingen waarover op grond van het voorgestelde artikel 29a, tweede lid, Awir
geen invorderingsrente wordt berekend niet meer aan de orde. Vanaf 2026 zijn er geen
vorderingen meer die opgestart zijn of die nog afbetaald worden door middel van een
betalingsregeling zonder rente. Artikel 29a Awir kan daarom met ingang van 1 januari
2026 vervallen. Artikel II strekt hiertoe.
Artikel III
Artikel III (inwerkingtreding)
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Voorgesteld wordt dat de Wet geen rente bij
hervatting invordering toeslagschulden in werking treedt op 1 juli 2022. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2022, treedt
deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juli 2022.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.