Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 041 Voorstel van wet van de leden Kops en Edgar Mulder tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Belastingwet BES inzake het tijdelijk onder het nultarief plaatsen van energie en tot wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 inzake het extra compenseren van huishoudens (Tijdelijke noodwet betaalbare energie)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 16 mei 2022
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam
zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
I ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tijdelijke noodwet
betaalbare energie. Deze leden onderstrepen het belang van het verlagen van de energielasten
voor huishoudens gezien de stijgende energieprijzen. Deze leden wijzen echter ook
op de voorgestelde btw-tariefsverlaging die per 1 juli in zal gaan. Deze leden hebben
nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel
Tijdelijke noodwet betaalbare energie. Zij feliciteren de leden Kops en Edgar Mulder
met hun initiatiefwetsvoorstel. De leden van de PVV-fractie hebben een aantal vragen
aan de initiatiefnemers.
De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat de initiatiefnemers een verhoging
van de eenmalige energietoeslag van 200 euro naar 600 euro voorstellen. De leden van
de PVV-fractie vragen naar een onderbouwing van de verhoging naar 600 euro en of deze
bovenop de 800 euro van het kabinet komt. Zijn de initiatiefnemers van mening dat
deze verhoging afdoende is?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van
de leden Kops en Edgar Mulder. De leden van de CDA-fractie waarderen het initiatief.
De leden van de CDA-fractie hebben over dit wetsvoorstel wel een aantal vragen van
algemene aard.
De leden van de SP-fractie spreken hun waardering uit voor het initiatiefwetsvoorstel
dat beoogt huishoudens te compenseren voor de gestegen energieprijzen. Zij hebben
kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel en
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Groep Van Haga hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Groep Van Haga onderschrijven de grote problemen waar huishoudens
tegenaan lopen met het betalen van hun energierekening, terwijl energie een eerste
levensbehoefte is. Deze leden juichen dit wetsvoorstel dan ook toe.
2. Probleemstelling
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers ook andere instrumenten
hebben overwogen om huishoudens in hun energielasten te ontzien en zo ja, welke en
waarom is hier niet voor gekozen?
De leden van de D66-fractie vragen voorts waarom niet is aangesloten bij het ondernemers
begrip van de btw-richtlijn en de omzetbelasting. Deze leden vragen tevens waarom
in de wet enkel het btw-tarief wordt verlaagd van het niet-zakelijk gebruik van energie.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers als eerste hoe dit initiatiefwetsvoorstel
zich verhoudt tot de actuele ontwikkelingen en de stappen die het kabinet reeds heeft
genomen om inwoners te compenseren voor de gestegen energieprijzen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorgestelde btw-nultarief een generieke
maatregel betreft die zal gaan gelden voor al het niet-zakelijke gebruik van gas en
elektriciteit en dat dus ook huishoudens met hoge inkomens hiervan zullen profiteren.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers waarom zij hiervoor hebben
gekozen en vragen de initiatiefnemers in hoeverre zij dit wenselijk achten.
De leden van de SP-fractie steunen de inzet van de initiatiefnemers om de laagste
inkomens en de middeninkomens tegemoet te komen door de energietoeslag te verhogen
en de btw op energie tijdelijk op nul te zetten. Zij hechten echter ook aan het terugdringen
van de stikstofuitstoot en het bestrijden van klimaatopwarming. De leden van de SP-fractie
zijn kritisch over de miljarden die als subsidie naar bedrijven zullen gaan, maar
de fondsen die hiervoor worden opgericht bevatten verschillende onderdelen, die niet
allemaal volledig afgeschaft zouden moeten worden. Daarom vragen zij de initiatiefnemers
of volgens hen ook een tijdelijke solidariteitsbelasting op grote vermogens en winsten
van grote bedrijven als dekking zou kunnen.
Het bevreemdt de leden van de SP-fractie dat er veel wordt gesproken over compensatie
voor gestegen energieprijzen, zowel door het kabinet als door de initiatiefnemers,
maar dat het niet of nauwelijks gaat over het feit dat compensatie in veel gevallen
helemaal niet nodig zou zijn geweest, als de inkomens in Nederland hoger waren geweest.
Zij vragen de initiatiefnemers om hierop te reageren. Zijn zij met de leden van de
SP-fractie eens dat het minimumloon fors zou moeten worden verhoogd, naar bijvoorbeeld
15 euro per uur, met instandhouding van de koppeling met uitkeringen als de AOW en
de bijstand?
De leden van de SGP-fractie begrijpen de wens om huishoudens met een laag en middeninkomen
tegemoet te komen, gezien de enorm gestegen energieprijzen. Door de btw op energie
echter generiek te verlagen, worden alle huishoudens gecompenseerd. Ook de hoge inkomens
die dat waarschijnlijk niet nodig hebben. Waarom is niet voor meer maatwerk gekozen?
Welke opties hebben initiatiefnemers overwogen om gericht lage en middeninkomens tegemoet
te komen? Kunnen de initiatiefnemers meer in het algemeen ingaan op de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de voorstellen?
Daarnaast lezen de leden van de SGP-fractie dat de initiatiefnemers in antwoord op
het advies van de Raad van State aangeven dat huishoudens met een lager inkomen veelal
een hoger energiegebruik hebben. In dat geval profiteren lage inkomens inderdaad meer
van een verlaagde btw op energie dan hoge(re) inkomens. Echter, uit CBS-cijfers blijkt
dat juist hoge inkomens meer energieverbruik hebben, aangezien grotere huizen gemiddeld
meer energie gebruiken, en dat bijvoorbeeld huurwoningen juist minder energiegebruik
hebben. Op basis waarvan concluderen de initiatiefnemers dat huishoudens met een laag
inkomen relatief meer worden gecompenseerd?
2.1 Energiearmoede
De leden van de Groep Van Haga onderschrijven dat energiearmoede een probleem is dat
steeds meer huishoudens treft. Het voorliggende wetsvoorstel biedt huishoudens dan
ook enige verlichting, al is dit wel van tijdelijke aard. Zijn de indieners het met
de leden van de Groep Van Haga eens dat dit wetsvoorstel daarmee niet de kern van
het probleem aanpakt? Zijn de initiatiefnemers van mening dat we ook serieus moeten
kijken naar maatregelen die de energierekening op een goedkopere manier kunnen verminderen,
zoals het winnen van gas uit het Groningerveld?
3. Juridisch kader
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Raad van State verschillende opmerkingen
heeft gemaakt ten aanzien van het wetsvoorstel en adviseren de initiatiefnemers om
het wetsvoorstel op deze punten aan te passen. Deze leden vragen of de initiatiefnemers
daartoe bereid zijn. Zo nee, waarom niet? Kunnen de initiatiefnemers daarbij tevens
uitgebreider daarbij worden ingegaan op de volgende aspecten: i) het ontbreken van
de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, ii) de uitvoeringsaspecten door derden,
waaronder energiebedrijven, iii) de aspecten van terugwerkende kracht, iv) de (on)gerichtheid
van de voorgestelde aanpak en v) de gedragseffecten (waaronder prijseffecten) van
producenten en leveranciers.
Voorts vragen deze leden of de initiatiefnemers uiteen kunnen zetten of het wetsvoorstel
uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. Daarbij vragen deze leden om specifiek ook
in te gaan op de gevolgen van de terugwerkende kracht.
De leden van de D66-fractie constateren dat een verlaging van het btw-tarief op energie
lager dan negen procent strijdig is met de Europese btw-richtlijn. Deze leden hebben
daarom ernstige twijfels bij de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel. De leden
van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers hierop te reflecteren en vragen waarom
de initiatiefnemers toch hiervoor hebben gekozen.
De leden van de PVV-fractie vinden het terecht dat de initiatiefnemers het voorbeeld
noemen van Litouwen, dat de btw op energie tijdelijk heeft verlaagd naar nul procent.
De leden van de PVV-fractie willen daaraan toevoegen dat Polen de btw op aardgas tijdelijk
naar nul procent heeft verlaagd, wat tevens een goede onderbouwing is voor het verlagen
van de btw op energie naar nul procent.
3.3 Europese Commissie
De leden van de SGP-fractie vragen of en hoe de btw-verlaging naar nul procent in
overstemming is met de Btw-richtlijn en door de Europese Commissie gepresenteerde
toolbox. Hoe wordt geborgd dat de het wetsvoorstel geen doorgang kan vinden of teruggedraaid
moet worden in verband met strijdigheid met (Europese) regelgeving?
4. Wetsvoorstel
De leden van de PVV-fractie lezen dat de initiatiefnemers tevens van plan zijn met
een separaat wetsvoorstel te komen om energie onder het lage btw-tarief te laten vallen.
Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom zij ervoor kiezen om energie in het separate
voorstel onder het lage btw-tarief te laten vallen en met dit voorstel onder het nultarief?
De leden van de Groep Van Haga lezen dat het voorliggende wetsvoorstel betrekking
heeft op alle huishoudens en niet op zakelijk gebruik. Deze leden zijn dan ook benieuwd
waarom er hiervoor is gekozen. Deze leden krijgen veel signalen vanuit het MKB dat
ook voor deze bedrijven de energierekening lastig te betalen is. Ook zij zouden graag
een verlichting zien in deze lasten. Uiteindelijk zal het ook een klap voor de economie
betekenen als ondernemingen zich gedwongen zien om te stoppen met produceren vanwege
de hoge energieprijzen. Deze leden zouden dan ook graag van de initiatiefnemers een
toelichting zien waarom het MKB niet in het wetsvoorstel wordt meegenomen.
De leden van de Groep Van Haga vragen daarnaast of het onderscheid tussen zakelijk
en niet-zakelijk wel uitvoerbaar is voor de instanties die verantwoordelijk zijn voor
de uitvoering van deze maatregel. Hoe zit het bijvoorbeeld met thuiswerken? Valt het
te controleren wanneer burgers thuis voor zakelijke doelen energie hebben verbruikt?
Instanties als de Belastingdienst kampen al met een tekort aan personeel. Een extra
taak als deze kan dan ook in de visie van deze leden voor problemen zorgen. Daarnaast
moet er ook met terugwerkende kracht deze maatregel worden toegepast. Iets wat ook
weer voor een extra werklast zal zorgen. Deze leden zijn dan ook benieuwd of de initiatiefnemers
van dit wetsvoorstel met de betrokken instanties hebben gesproken over de mate van
uitvoerbaarheid en of er een uitvoeringstoets is gedaan.
5. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie constateren dat de dekking voor dit wetsvoorstel wordt
gevonden in het klimaat- en stikstoffonds. Deze leden constateren ook dat deze fondsen
van tijdelijke aard zijn en dus niet structureel. Verder constateren deze leden dat
het wetsvoorstel een (mogelijk) structurele aard heeft. Deze leden vragen daarom hoe
de initiatiefnemers het wetsvoorstel structureel willen gaan dekken.
Tevens constateren deze leden dat het klimaatfonds wordt ingezet om bijvoorbeeld zaken
als energiebesparing en het isoleren van huizen (en daarmee permanente kostenverlaging)
te realiseren. Door de financiering uit dit fonds te halen is er minder financiering
beschikbaar voor de bovenstaande maatregelen. Hoe reflecteren de initiatienemers hierop?
Is het niet verstandiger om in te zetten op energiebesparing zodat mensen, ook met
een laag inkomen, een permanent lagere energierekening hebben? Tot slot vragen deze
leden of de initiatiefnemers kunnen uitleggen hoe dit wetsvoorstel kan bijdragen aan
het minder afhankelijk worden van bijvoorbeeld Russisch gas.
De leden van de PVV-fractie willen graag weten wat de budgettaire gevolgen van het
wetsvoorstel zijn voor ’s-Rijks financiën.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers de kosten van het wetsvoorstel
(5,2 miljard euro) willen dekken uit het klimaat- en transitiefonds en het stikstoffonds.
De leden van de CDA-fractie constateren echter dat de middelen uit het klimaat- en
transitiefonds onder andere zijn bedoeld om energiebesparende maatregelen door te
voeren. Een voorbeeld hiervan is het isoleren van doorwaaiwoningen, waar vaak mensen
wonen met een lager inkomen, zodat men minder energie nodig heeft en de rekening structureel
lager wordt en niet eenmalig. De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding hiervan
of de initiatiefnemers het wenselijk achten om de kosten van het initiatiefwetsvoorstel
te dekken uit middelen die (ook) bedoeld zijn om een lagere energierekening voor inwoners
te bewerkstelligen.
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de financiële gevolgen van het initiatiefwetsvoorstel
voor huishoudens en bedrijven. Deze leden constateren dat de voordelen bij alle huishoudens
neerslaan door de generieke verlaging van de btw op energie. Deze kosten worden gedekt
door een bedrag te onttrekken aan het Klimaat- en Transitiefonds en/of Stikstoffonds.
Deze fondsen worden echter ook gevuld door opgehaalde belastingen bij huishoudens
en bedrijven. In hoeverre hebben huishoudens hierdoor baat bij de verlaging van de
btw, omdat ze de rekening uiteindelijk ook zelf betalen?
De leden van de Groep Van Haga kunnen zich vinden in de financiële dekking van dit
wetsvoorstel. Deze leden zien echter wel in dat het om een flinke hoeveelheid geld
gaat die deze maatregel zal kosten. Helemaal als er wordt gekozen voor een verlening
van twaalf maanden. Deze leden vragen dan ook of de initiatiefnemers van het wetsvoorstel
ook andere maatregelen in overweging hebben genomen om de energieprijs te drukken.
De leden van de Groep Van Haga willen nogmaals benadrukken dat het gebruik van het
Groningerveld ook kan zorgen voor een lastenverlichting. De kosten hiervan voor de
Staat en daarmee de belastingbetaler zijn vele malen geringer dan de kosten van het
voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zouden dan ook graag van de initiatiefnemers
horen of zij ook naar andere maatregelen hebben gekeken en welke afwegingen er zijn
gemaakt.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel VII
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers benadrukken dat sprake is
van een tijdelijke maatregel. De leden van de CDA-fractie lezen in artikel VII ook
dat een mogelijkheid is opgenomen om de wet telkens met 12 maanden te verlengen. De
leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers daarom of zij de tijdelijkheid
van de wet kunnen toelichten en wanneer verlenging van de wet volgens de initiatiefnemers
concreet noodzakelijk is en wanneer verlenging niet noodzakelijk is.
De leden van de Groep Van Haga vragen wat volgens de initiatiefnemers van het voorliggende
wetsvoorstel de criteria zijn voor een verlening met twaalf maanden. Uit het wetsvoorstel
en de memorie van toelichting blijken namelijk geen heldere uitgangspunten voor een
verlening met twaalf maanden. Hieruit kan alleen worden opgemaakt dat een verlenging
aan de orde is indien de situatie dit noodzakelijk maakt. Deze leden vinden dit echter
te vaag. Zij zien daarom dan ook een graag een nadere toelichting welke situatie volgens
de initiatiefnemers een verlening met twaalf maanden rechtvaardigt.
OVERIG
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers bereid zijn om een uitvoeringstoets
bij de Belastingdienst uit te vragen, omdat deze leden twijfels hebben of de voorliggende
wet uitvoerbaar is voor de Belastingdienst.
De leden van de PVV-fractie vragen naar de uitvoerbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel
voor de Belastingdienst, mede gelet op het gegeven dat de Belastingdienst al jarenlang
met grote technische problemen kampt.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel
ontbreekt en vragen de initiatiefnemers daarom of zij kunnen toelichten in hoeverre
zij de maatregelen uit het wetsvoorstel uitvoerbaar achten voor de Belastingdienst.
De leden van de SGP-fractie merken op dat in de memorie van toelichting niet wordt
ingegaan op uitvoeringsaspecten. Waarom is daar niet voor gekozen? Zo heeft het wetsvoorstel
grote gevolgen voor de Belastingdienst, constateren deze leden. Hoewel de initiatiefnemers
in antwoord op de Raad van State aangeven dat zij hierin geen problemen voorzien,
vragen deze leden wat meer reflectie op de uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst.
Waarom is niet gekozen voor een uitvoeringstoets? Ook voor gemeenten zal het uitdagingen
in de uitvoering geven, aangezien ook de energietoeslag wordt verhoogd. Een deel van
de gemeenten is al begonnen met het uitkeren van de energietoeslag. Welke uitvoeringsproblemen
als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel zien de initiatiefnemers bij gemeenten?
De voorzitter van de vaste commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.