Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken over de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29936-63)
2022D19119 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Justitie en Veiligheid
over de stand van zaken over de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers
(Kamerstuk 29 936, nr. 63).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
9
II
Antwoord / Reactie van de Minister
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en bezorgdheid kennisgenomen
van de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 april 2022 over de
ontwikkeling van de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, nr. 63). Deze leden vragen zich in de eerste plaats af waarom de Minister ervoor heeft gekozen
om het tarief uit het Besluit tarieven in strafzaken (hierna: Btis) te verhogen. De
tarieven in het Btis gelden immers voor alle tolken, ook tolken die geen gerechtelijke
werkzaamheden verrichten. Waarom is niet gekeken naar een oplossing specifiek voor
de gerechtelijke tolken? Ook vragen deze leden waarom de Minister in de brief enkel
ingaat op de ontwikkelingen met betrekking tot de tarieven van tolken. Kan de Minister
de laatste stand van zaken schetsen met betrekking tot de vertalers?
De aanbestedingsprocedure van het perceel «Openbaar Ministerie» (hierna: OM), waar
de gerechtelijke werkzaamheden onder vallen, loopt nog. De leden van de VVD-fractie
vragen, gelet op alle ontwikkelingen en onrust, of het niet verstandiger zou zijn
om deze aanbesteding tijdelijk op te schorten.
Eén van de percelen van de aanbestedingsprocedure «politie» is gewonnen door «thebigword»,
een onderneming zonder vestiging of bestuurders in Nederland, met niet eens een callcenter
in Nederland. Er gaan geluiden dat de rijksoverheid deze partij actief benaderd zou
hebben. Kan de Minister hierop reageren? Kan de Minister toelichten waarom het voor
een gevoelige opdracht als interceptietolken, juist in een tijd van een geïntensiveerde
strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, gewenst is dat een onbekende buitenlandse
partij als bemiddelaar gaat optreden?
Ontwikkelingen vanuit monitoring
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat aan de Kamer is toegezegd dat beroepsorganisaties
van de tolken en vertalers betrokken worden en blijven bij de stelselherziening en
specifiek bij de monitoring van de kwaliteit. Op welke wijze is de Minister voornemens
ook de komende periode intensieve contacten te blijven onderhouden met de beroepsorganisaties?
De Minister beschrijft dat er een behoefte bestaat aan meer inzicht en transparantie
over de tarieven. Hoe wil de Minister dit de komende periode in overleg met de tolken
en vertalers vorm gaan geven?
Aanvullende acties
De leden van de VVD-fractie lezen dat, ondanks de verhoging van het minimumtarief
van € 43,98 naar € 55, met name de gerechtstolken stellen dat zij erop achteruit zullen
gaan ten opzichte van de huidige situatie. Dit zou voor een deel zijn gelegen in het
feit dat de voorrijkosten sinds 1 juli 2020 in het Btis zijn afgeschaft. Wanneer een
zitting minder dan een uur duurt, kan de afschaffing van de voorrijkosten ertoe leiden
dat een tolk nu minder krijgt betaald dan voor 1 juli 2020. Hoe kijkt de Minister
tegen deze thematiek aan? Deze leden vragen voorts of het klopt dat de voorrijkosten
destijds in het Btis zijn opgenomen, omdat er op enig moment geen beschikbare ruimte
was voor tariefsverhoging, en zo ja, of de Minister begrijpt dat afschaffing van de
voorrijkosten naar het oordeel van de tolken en vertalers niet bijdraagt aan de doelen
van de stelselvoorziening.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de financiële gevolgen van het verhogen van
het minimumtarief lastig te onderscheiden zijn van de financiële gevolgen van de aankomende
aanbesteding en dat de verwachte stijging van de kosten binnen de J&V-begroting zullen
worden opgevangen. Kan de Minister desalniettemin een inschatting geven van de financiële
gevolgen van het verhogen van het minimumtarief voor gerechtstolken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
Justitie en Veiligheid over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen
over de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, nr. 63). De aan het woord zijnde leden zien de tolken en vertalers als een onmisbare schakel
in de rechtsstaat en achten een redelijke vergoeding voor de beroepsgroep daarom noodzakelijk.
Daarbij achten deze leden het van belang dat de kwaliteit en integriteit van de in
te zetten tolken afdoende is, met het oog op de waarborging van het recht op een eerlijk
proces. In dat kader hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie stellen voorop dat het gesprek tussen de beroepsgroep
en de regering op basis van wederzijds vertrouwen gevoerd zou moeten worden, ondanks
dat dat vanwege de lange historie van het dossier soms lastig is. Derhalve zijn de
aan het woord zijnde leden tevreden met de toezegging van de Minister om de cijfers
die door de intermediairs worden aangeleverd aan een onafhankelijke audit te laten
onderwerpen. Op die manier kan worden gegarandeerd dat alle partijen vertrouwen hebben
in de cijfers op basis waarvan de gesprekken worden gevoerd. Kan de Minister toezeggen
dat geen onomkeerbare stappen zullen worden genomen tot de cijfers aangeleverd door
de intermediairs aan de onafhankelijke audit zijn onderworpen?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid
(Kamerstuk 29 936, nr. 63) dat uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek is gebleken dat het ophogen van het
minimumtarief door de overheid de beste mogelijkheid is om de positie van de tolken
te verbeteren en voor hen een betere vergoeding te bewerkstelligen. De aan het woord
zijnde leden onderschrijven die conclusie, maar achten het van belang om helderheid
te krijgen over de daadwerkelijke effecten van de beoogde ophoging. De Minister is
voornemens het minimumtarief voor tolken op te hogen naar € 55 per uur, waar dit op
grond van het Btis, zoals gewijzigd in 2020, € 43,89 bedroeg. Omdat het inkomen van
tolken voorheen niet alleen bestond uit een uurtarief, maar bijvoorbeeld ook uit voorrijkosten,
is niet duidelijk of de tolken er in totaliteit door de ophoging op vooruit gaan.
Kan de Minister uiteenzetten vanaf hoeveel gewerkte tijd de tolken er met de verhoging
van het tarief op vooruit gaan vergeleken met de situatie voor de stelselwijziging?
Kan de Minister het te verwachten effect op het maandinkomen van de tolken schetsen,
rekening houdende met het aantal uren dat de tolken per maand kunnen werken? Kan de
Minister verklaren vanaf welk maandinkomen zij de vergoeding voor de tolken als redelijk
aanmerkt? Kan de Minister in het licht daarvan verklaren of de beoogde ophoging van
het minimumtarief afdoende is?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister voornemens is het minimumtarief
op te hogen tot € 55 per uur, zonder daarbij een differentiatie te maken voor verschillende
talen. De aan het woord zijnde leden concluderen dat de tolkenmarkt gesegmenteerd
is en vragen zich af of de Minister zich hier voldoende rekenschap van heeft gegeven?
Heeft de Minister rekening gehouden met de verschillen in uitgangspositie van verschillende
talen? Heeft de Minister in het bijzonder het belang van het beschikbaar zijn van
gerechtstolken voor de Friese taal in ogenschouw genomen? Acht de Minister een verschil
in hoogte van het minimumtarief voor verschillende talen in het licht van het voorgaande
passend?
De leden van de D66-fractie constateren dat het Btis niet alleen ziet op tolken en
vertalers, maar ook op andere beroepsgroepen, zoals geneeskundigen, psychologen of
wetenschappers. Voor hun werkzaamheden in het kader van strafzaken krijgen zij een
maximumtarief van € 102,88 en € 134,04 per uur uitgekeerd, op grond van artikel 8
Btis. De aan het woord zijnde leden stellen dat er een significant verschil bestaat
tussen de minimumuurtarieven voor tolken en de maximumuurtarieven voor de andere beroepsgroepen
in de Btis. Deze leden erkennen dat er verschillen bestaan tussen de werkzaamheden
van de tolken en de andere beroepsgroepen, maar zij achten die verschillen niet van
zodanige aard dat zij een dergelijk groot verschil aan vergoeding kunnen rechtvaardigen.
Is de Minister het eens met de stelling dat een dergelijk verschil niet rechtvaardig
is? Kan de Minister in het licht daarvan uiteenzetten of beoogde ophoging van het
minimumtarief afdoende is?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid
(Kamerstuk 29 963, nr. 63) dat er een misverstand bestaat over het al dan niet betalen van tolken per minuut.
De Minister stelt dat dit niet het geval is en dat in alle contracten zou zijn opgenomen
dat de in de tolkopdracht overeengekomen tijd voor 100% moet worden vergoed, ook als
de opdracht op locatie korter duurt of tot vier uur voor aanvang wordt geannuleerd.
De aan het woord zijnde leden hebben signalen uit het werkveld ontvangen waaruit blijkt
dat in contracten tussen tolken en intermediairs inderdaad is opgenomen wat de Minister
hier stelt, maar dat wanneer een tolkdienst uitloopt de extra tijd in minuten wordt
uitbetaald. Op grond van artikel 9 van het Btis blijkt dat de tarieven van bijvoorbeeld
geneeskundigen of psychologen in strafzaken worden berekend aan de hand van halve
uren. Voor de tolken is op dit artikel een uitzondering gemaakt. Kan de Minister toelichten
waarom de wijze van tariefberekening voor tolken afwijkt van die voor de andere beroepsgroepen
zoals opgenomen in artikel 9? Is de Minister het eens met de stelling dat een dergelijk
verschil onwenselijk en onrechtvaardig is?
De leden van de D66-fractie merken op dat in de brief van de Minister van Justitie
en Veiligheid (Kamerstuk 29 963, nr. 63) geen stand van zaken is gegeven over de ontwikkeling inzake de tarieven voor vertalers.
De beroepsgroep van de registervertalers geeft aan significant financieel nadeel te
ondervinden van het wijzigen van de berekeningsmethodiek naar doeltaaltelling. Liever
zouden zij de invoer van een normregelsystematiek zien, gedefinieerd als een aantal
aanslagen. Kan de Minister toelichten waarom zij heeft gekozen voor doeltaaltelling
in plaats van de normregelsystematiek? Kan de Minister uiteenzetten wat de totale
kosten voor de overheid zouden zijn bij een overstap naar de normregelsystematiek?
Kan de Minister uitleggen of zij de vergoeding voor vertalers zoals die nu wordt berekend
redelijk en rechtvaardig acht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Justitie en Veiligheid van 13 april jl. over de stand van zaken met betrekking
tot de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, 63). Deze leden waarderen het gesprek dat tussen de Minister en de actievoerende registertolken
en -vertalers heeft plaatsgevonden en het gebaar dat de Minister maakt met het verhogen
van het Btis-minimumuurtarief van tolken. In feite is er echter nog steeds sprake
van een achteruitgang voor de registertolken en -vertalers. Daarom hebben deze leden
diverse vragen over de huidige stand van zaken van de stelselherziening van tolk-
en vertaaldiensten. Hieronder gaan deze leden in op de monitoring, het minimumuurtarief,
de feitelijke achteruitgang van de vergoedingen, kwaliteitsondermijning en de interceptietolken.
Ter inleiding willen de leden van de SP-fractie informeren naar de stand van zaken
met betrekking tot de aanbestedingen. Zijn voor alle overheidsdiensten nu al aanbestedingen
uitgeschreven of aanbestedingen gegund? Kan hierbij ook in worden gegaan op de tolk-
en vertaaldiensten buiten het domein van justitie en veiligheid?
Monitoring
In haar brief geeft de Minister aan dat zij aan de hand van monitoring toeziet op
de ontwikkelingen op het gebied van kwaliteit. Kan de Minister uitleggen wat de stand
van zaken van deze monitoring is? In het verleden is namelijk gebleken dat eerdere
data om de monitoring van start te laten gaan niet zijn gehaald. Waarom spreekt de
Minister alleen van monitoring op de kwaliteit, waarbij er alleen naar de «kwaliteit»
van de dienstverlening van de bemiddelaars wordt gekeken? De Kamer had de opdracht
gegeven om ook andere aspecten in de gaten te houden, zoals de aanbestedingen en de
ontwikkeling van tarieven en de verplichting voor bemiddelaars om C1-tolken en registervertalers
in te zetten. Hoe staat het daarmee?
In het bijzonder willen de leden van de SP-fractie vragen of de monitoring met de
Kamer kan worden gedeeld. De signalen die de Minister, bemiddelaars, tolken en vertalers
en de eindgebruikers ontvangen lijken uiteen te lopen. Kan de Minister toezeggen dat
de monitoring bijvoorbeeld halfjaarlijks met de Kamer wordt gedeeld zodat de Kamer
ook inzicht krijgt in de aantal keren dat C1-tolken of registervertalers worden ingezet,
het aantal keren dat hun B2-collega’s worden ingezet of zelfs tolken van de noodlijst
of niet-registervertalers, de soorten diensten die worden verleend, het aantal uren,
de beschikbaarheid van C1-tolken en registervertalers, de redenen die bemiddelaars
aandragen om geen C1-tolken en registervertalers in te zetten en de ontwikkeling van
de diverse tarieven die zogenaamd door de markt tot stand zouden moeten komen? Ook
de Minister onderschrijft in haar brief dat de signalen vanuit de bemiddelaars en
de beroepsgroep niet met elkaar overeenkomen. Zij schrijft daarom auditmiddelen in
te gaan zetten. Kan zij dit toelichten? Deze leden zijn in het bijzonder benieuwd
naar de ontwikkeling van de beschikbare C1-tolken en registervertalers. De belofte
van de marktwerking zou zijn dat er meer beschikbare C1-tolken en registervertalers
zouden komen. Is er al iets te zeggen over deze ontwikkeling?
De leden van de SP-fractie zijn tevens geïnteresseerd in het onderwijs dat intermediairs
aan mogen bieden aan B2-tolken. Via de intermediairs kunnen tolken en vertalers tegenwoordig
worden opgeleid. Hoe wordt hier op toegezien? Hoe wordt gewaarborgd dat de toetsen
en de Permanente Educatie-cursussen van voldoende kwaliteit zijn, zodat C1 ook echt
C1 is en niet alsnog B2?
Minimumuurtarief
De leden van de SP-fractie waarderen het stapje dat de Minister zet om de Btis-minimumuurtarieven
te verhogen van € 43,89 naar € 55. Deze leden menen echter dat dit slechts een symbolische
stap is en dat er in de praktijk een verlaging van de tarieven plaats zal vinden.
Dat roept veel vragen op bij deze leden.
De meest prangende vraag is hoe de Minister tegemoet meent te komen aan de tarieven
van de vertalers en het verzoek vanuit de Orde van Registertolken en -vertalers tot
invoering van de normregel en afschaffing van het volgens de Orde oneerlijke systeem
van vergoeding van vertalingen op basis van doeltaaltelling? Met het verhogen van
het minimumuurtarief van de tolken lijken de vertalers overgeslagen te worden. Kan
de Minister deze keuze toelichten? Heeft de Minister toevallig de vertalers per abuis
overgeslagen en is de Minister alsnog bereid om hen tegemoet te komen?
De leden van de SP-fractie zijn daarnaast benieuwd of de Minister de keuze van het
minimumuurtarief van € 55 nader kan toelichten. De Minister schrijft in haar brief
dat indexatie uit zou komen op € 55,23 per uur en niet € 55. Daarnaast wordt in het
meegezonden rapport van SEO uitgegaan van € 55 als rekenvoorbeeld. De keuze voor het
bedrag wordt niet verder toegelicht en lijkt uit de lucht gegrepen. Waarom kiest de
Minister dan voor € 55? Welke redenen heeft de Minister om de eis van de Orde van
Registertolken en -vertalers van een minimumuurtarief à € 85 niet in te willigen?
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 936, nr. 63) wordt beweerd dat met het verhogen van het minimumtarief de positie van tolk en
intermediair meer in balans zal komen. Kan dit worden toegelicht? De Minister heeft
immers toegezegd om in overleg met de intermediairs aanvullende afspraken te maken
zodat de intermediairs een hogere kostprijs kunnen vragen om zo hun winstmarge te
behouden? De relatie van tolk en intermediair blijft daardoor toch in balans?
De leden van de SP-fractie willen voorts nog twee zaken aanstippen met betrekking
tot de tarieven. De tarieven voor de registertolken en -vertalers volgen uit het Btis.
Het Btis ziet toe op de vergoedingen van getuigen-deskundigen. Het gaat daarin niet
alleen om de tolken en vertalers, maar ook om psychologen. In het verleden is echter
besloten om de indexering van de tarieven van psychologen deze los te koppelen van
de vergoedingen van tolken en vertalers. Waarom is deze keuze gemaakt? Hoe rechtvaardigt
de Minister dit onderscheid? Waarom zijn de tolken en vertalers tot gedegradeerde
getuige-deskundigen gemaakt? Hoe rechtvaardigt de Minister een verschil in tarief
van € 102,88 tegenover € 43,89?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de bevroren vergoeding van
de tolken en vertalers. Hoe rechtvaardigt de Minister het bevriezen van die vergoedingen?
Hoe kan de Minister het uitleggen dat er tarieven uit 1981 en 1963 worden betaald?
Is het überhaupt wettelijk toegestaan om een beroepsgroep zo lang te onthouden van
een reëel inkomen? In navolging op het bovenstaande lijkt ook de uitbetaling per uur
of per minuut een onderscheid te zijn dat wordt gemaakt onder de getuige-deskundigen.
Psychologen krijgen per half uur betaald, terwijl de tolken en vertalers per minuut
worden betaald (met een minimum van een half uur). Waarom gelden al deze uitzonderingen
voor tolken en vertalers? Zijn er nog meer terreinen waarin er een onderscheid wordt
gemaakt tussen de psychologen aan de ene kant en tolken en vertalers aan de andere
kant?
Feitelijke achteruitgang tolken
De Minister benadrukt in haar brief dat er geen sprake is van uitbetaling per minuut,
waardoor de feitelijke vergoeding van tolken niet verslechtert. De leden van de SP-fractie
zijn hier niet van overtuigd. Het verschil zit hem in het overschrijden van de ingeplande
opdracht. Tolken krijgen de opdracht volledig uitgekeerd. Ook wanneer de feitelijke
opdracht korter duurt dan gepland. Maar zodra een opdracht uitloopt wordt er wel per
minuut uitgekeerd. Is de Minister het eens met de stelling dat dit een prikkel is
om in te plannen opdrachten zo klein mogelijk te maken? Hierna volgt een rekenvoorbeeld.
Wanneer een opdracht naar verwachting drie uur duurt kan de intermediair twee uur
of drie uur inplannen. Mocht de opdracht daadwerkelijk drie uur duren krijgt de tolk
in beide scenario’s hetzelfde bedrag uitgekeerd. De beide scenario’s pakken ook hetzelfde
uit wanneer de feitelijke opdracht drie uur en vijftien minuten duurt. Maar zodra
de opdracht vijftien minuten korter uitvalt ontstaat er een voordeel voor de intermediair
wanneer deze twee uur had ingepland. Deze moet dan twee uur en 45 minuten aan de tolk
uitkeren. Terwijl een intermediair die drie uur zou hebben ingepland drie uur had
moeten uitbetalen. Is de Minister het daarom eens met de stelling dat dit een verkeerde
prikkel is voor intermediairs? Waarom kiest de Minister er niet voor, nu de Minister
toch opnieuw met de intermediairs om de tafel gaat, om de tolken alsnog per begonnen
uur te gaan vergoeden?
De leden van de SP-fractie wensen er in dit kader op te wijzen dat zij al veel signalen
van registertolken ontvangen over één van de intermediairs. De tolken verdenken de
intermediair ervan alleen korte telefonische diensten in te willen plannen. Wanneer
de overheid deze intermediair zou benaderen om lange telefonische diensten zou de
intermediair deze verzoeken afwijzen. Het is deze leden zelfs ter ore gekomen dat
opdrachtgevers rechtstreeks C1-tolken benaderen voor lange telefonische opdrachten.
In één geval is een tolk daartoe bereid gevonden en is door de opdrachtgever aan de
intermediair gevraagd om die betreffende tolk via de intermediair in te schakelen.
In antwoord kreeg de opdrachtgever van de intermediair te horen dat er geen tolk beschikbaar
zou zijn. Herkent de Minister deze signalen? Zo ja, wat gaat de Minister hieraan doen?
Zo nee, is de Minister bereid om in gesprekken met de intermediairs hierover te spreken?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie ervan overtuigd dat de Minister in haar
brief een belangrijke component vergeet. Namelijk de afschaffing van de voorrijkosten
van € 20,23. In het stelsel zoals dat gold vóór de aanbestedingen konden gerechtstolken
rekenen op voorrijkosten, omdat met name gerechtstolken veelal korte tolkdiensten
aangeboden krijgen, zorgden de voorrijkosten voor een minimumvergoeding per opdracht
van € 42,18. Deze minimumvergoeding zal na invoering van de verhoging van het uurtarief
en afschaffing van de voorrijkosten nog maar € 27,50 zijn. Is de Minister het eens
met de stelling dat het wegvallen van de voorrijkosten ervoor zorgt dat gerechtstolken
in absolute zin langer moeten tolken om eenzelfde bedrag te verdienen en bij opdrachten
tot een halfuur minimaal 35% minder gaan verdienen dan voorheen?
Aansluitend op de discussie over voorrijkosten informeren de leden van de SP-fractie
ook naar de reiskostenvergoeding. Nog altijd reizen tolken naar de andere kant van
het land om daar hun diensten te verrichten. Hoe verder zij reizen, hoe aantrekkelijker
de reiskostenvergoeding is. Dit zorgt ervoor dat de tolk in de buurt juist thuisblijft,
waardoor de kosten voor de overheid juist hoger worden. Deze praktijk is dan ook onwenselijk.
Wat gaat de Minister hiertegen doen? Is de Minister het eens met de stelling dat als
de tolken fatsoenlijke tarieven krijgen de tolken weer lokale opdrachten aan gaan
nemen?
De leden van de SP-fractie constateren tevens dat in het oude Btis verschillende uurtarieven
waren. Het hoogste uurtarief bedroeg € 54. Tolken die voorheen op basis van de hoogste
tariefgroep uitbetaald kregen, gaan er nu dus in het uurtarief € 1 bruto per uur op
vooruit. Het laagste uurtarief gold voor Duits, Frans en Engels. De voormalige vier
tariefgroepen zijn gereduceerd naar één tariefgroep, namelijk naar het laagste tarief
van € 43,89, dat nu voor alle talen zou worden verhoogd naar € 55. Erkent de Minister
dat er tot aan de verhoging voor diverse talen wel degelijk sprake was van een feitelijke
achteruitgang van de tarieven?
De leden van de SP-fractie willen nog enkele voorbeelden voorleggen aan de Minister
waaruit de feitelijke achteruitgang blijkt. Deze leden vragen om een reactie op de
berekeningen uit de volgende tabel waaruit blijkt dat de tolken pas bij diensten vanaf
twee uur er niet op achteruit gaan ten opzichte van het oude stelsel:
Tijdsduur tolkdienst
Uitbetaling via oude Btis
Uitbetaling via nieuwe Btis
Uitbetaling zoals gewenst door de Orde van Registertolken en -vertalers
1 minuut
€ 42,18
€ 27,50
€ 85
5 minuten
€ 42,18
€ 27,50
€ 85
20 minuten
€ 42,18
€ 27,50
€ 85
30 minuten
€ 42,18
€ 27,50
€ 85
31 minuten
€ 64,12
€ 28,42
€ 85
25 minuten
€ 64,12
€ 41,25
€ 85
1 uur
€ 64,12
€ 55,00
€ 85
1 uur en 1 minuut
€ 86,07
€ 55,92
€ 170,00
2 uren
€ 108,01
€ 110,00
€ 170,00
3 uren
€ 151,90
€ 165,00
€ 255,00
Kwaliteitsondermijning
Het waarborgen van de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten is en blijft de belangrijkste
inzet van de leden van de SP-fractie. Toch hebben deze leden hierover ook diverse
vragen. Zo lazen deze leden in het SEO-onderzoek dat het gunnen van aanbestedingen
aan inschrijvingen geschiedt op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding. Tegelijk
geldt er de eis van minimumkwaliteit die is vastgesteld op de Europese norm van C1.
Kan de Minister toelichten hoe de intermediairs moeten concurreren op de kwaliteit,
terwijl ze allemaal verplicht zijn om C1-tolken en registervertalers aan te bieden?
Daarnaast ontvangen de leden van de SP-fractie nog steeds ernstig zorgwekkende signalen
over het toepassen van de uitzonderingsclausule. De Minister herhaalt in haar brief
dat intermediairs ongekwalificeerd personeel mogen inzetten wanneer er op een gevraagd
moment geen C1-tolk of registervertaler beschikbaar is. Kan de Minister toelichten
hoe intermediairs moeten vaststellen of er C1-tolken of registervertalers beschikbaar
zijn? De genoemde leden krijgen namelijk te horen van tolken dat zij telefoonoproepen
ontvangen van intermediairs die na een seconde worden onderbroken. Er heeft dan geen
gesprek plaatsgevonden. Tolken vrezen dat intermediairs hiermee aan willen tonen dat
zij contact hebben gezocht met C1-tolken, maar dat intermediairs vervolgens alsnog
over kunnen gaan op ongekwalificeerde tolken door onbereikbaarheid van C1-tolken te
veinzen. Dit zou een immorele praktijk zijn die de tijd van intermediairs en tolken
verspilt. Heeft de Minister deze signalen ook ontvangen? Kan de Minister uitleggen
hoe ze deze praktijk gaat stoppen dan wel onderzoeken?
De leden van de SP-fractie ontvangen tevens signalen van C1-tolken die niet benaderd
worden voor opdrachten waar uiteindelijk ongekwalificeerde tolken (B2- of noodlijsttolken)
worden ingezet. Dit is makkelijk vast te stellen aangezien er voor sommige talen maar
één of een enkele C1-tolk in Nederland is. Wanneer er dan toch ergens een opdracht
wordt gegund aan een andere dan de beschikbare C1-tolken zonder dat de C1-tolk is
benaderd, is er overduidelijk iets fout gegaan. Herkent de Minister dit signaal en
is de Minister bereid om dit te onderzoeken? Hoe zit het bijvoorbeeld als er voor
een taal maar één C1-tolk is ingeschreven en deze voor een opdracht € 200 per uur
vraagt? Moet deze tolk dan tegen dat tarief worden ingezet of mag dan worden uitgeweken
naar B2-tolken? Als er inderdaad uitgeweken mag worden, waar ligt dan de grens qua
prijs? Hoe zit het als de C1-tolk een dienst afwijst op basis van andere ongunstige
voorwaarde? Herkent de Minister het signaal dat er tolken zijn die bij de intermediairs
op een zwarte lijst zijn te komen staan omdat ze te hoge tarieven vragen en dat zij
daarom structureel niet meer worden benaderd voor diensten?
Interceptietolken
De leden van de SP-fractie willen stilstaan bij zorgen die zij ontvangen van interceptietolken.
Met de aanbestedingen van tolkdiensten door interceptietolken zijn de persoonsgegevens
die om veiligheidsredenen juist strikt geheim moeten blijven met private partijen
gedeeld. Er zijn signalen dat de private partijen het niet zo nauw nemen met de geheimhouding
van de persoonsgegevens van de interceptietolken. Welke afspraken zijn er gemaakt
ter geheimhouding van de interceptietolken met de betreffende intermediair(s)? Welke
acties onderneemt de Minister om interceptietolken, mede in het kader van de aanpak
van georganiseerde misdaad, te beschermen?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Justitie
en Veiligheid welke betrekking heeft tot de regels inzake de beëdiging van tolken
en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Kamerstuk
29 936, nr. 63) en acht het zeer positief dat de Minister het belang erkent van tolken en vertalers,
wiens werk zeer belangrijk is om mensen een eerlijk proces te bieden.
In de brief valt te lezen dat de Minister het minimumtarief wil verhogen van € 43,98
naar € 55,– waarmee het mogelijk blijft dat aan de hand van vraag en aanbod een hoger
tarief tot stand kan komen tussen de individuele tolken en hun bemiddelingsbureaus.
Het lid van de BBB-fractie acht het positief dat er een minimale tariefverhoging komt
omdat het de financiële positie van tolken en vertalers zal bevorderen, wat hard nodig
is. Tegelijkertijd vreest dit lid dat dit niet alle problemen gaat verhelpen. Een
van de knelpunten die de tolken en vertalers ten gehore hebben gebracht, is dat ze
te veel worden overgelaten aan marktwerking. Dit houdt in dat de bemiddelingsbureaus
vooral kijken naar vertalers en tolken die de meeste winst boeken, dan dat er vertalers
en tolken worden geselecteerd op de kwaliteit van hun diensten. Kwantiteit van geld,
boven kwaliteit van dienst. Dit lid maakt zich hier zorgen om. Vertalers en tolken
werken vooral als ZZP’er, zijn dus niet altijd aanbesteed en worden ook niet altijd
ingeschreven door de bemiddelingsbureaus als er teveel geld gevraagd wordt. Dit maakt
het perspectief voor de tolken en vertalers erg moeilijk. Heeft de Minister inzichtelijk
wat de negatieve effecten zijn van marktwerking binnen deze sector? Is de Minister
het eens met de stelling dat met een stijging van het minimumtarief nog steeds veel
financiële onzekerheid overblijft voor de tolken en vertalers?
Het lid van de BBB-fractie mist in de brief van de Minister aandacht voor de situatie
in Friesland. Het Fries is een bij wet beschermde taal in Nederland en iedereen heeft
recht op een tolk in zijn eigen taal, dus ook de Friezen. In september vorig jaar
kwam het nieuws naar buiten dat de laatste Friese rechtbanktolk was opgestapt vanwege
een te lage vergoeding. Dit zorgt ervoor dat de kwaliteit van de Friese rechtspraak
achteruit gaat. Kan de Minister inzicht geven in de huidige stand van zaken in Friesland
met betrekking tot vertalers en tolken? Ligt er ook een plan klaar om meer Friese
vertalers en tolken aan te trekken? Zo ja, hoe?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat in het Btis de tarieven, die nu ter discussie
staan, zijn vastgesteld, waarbij met uitzondering van de vertalers en tolken alle
opgenomen bedragen boven de € 100 per uur komen. Waarom wordt, met het belang van
vertalers en tolken bij rechtspraak in het achterhoofd en de hoge kosten die vertalers
en tolken hebben aan cursussen om in het register te blijven, het minimumtarief niet
gelijker geschaald met de andere opgenomen tarieven in de BTiS?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.