Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de vierde voortgangsrapportage van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) (Kamerstuk 35420-464)
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 487
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 mei 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 31 januari
2022 over de vierde voortgangsrapportage van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)
(Kamerstuk 35 420, nr. 464).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 maart 2022 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 11 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, A. Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavig brief,
nu de meeste maatregelen om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan gelukkig
beëindigd konden worden, waarmee ook de steunmaatregelen – zoals de TVL- beëindigd
gaan worden, Deze leden hebben daar nog enkele vragen bij.
De leden van de D66-fractie constateren dat er, omdat de TVL inderdaad langer is uitgevoerd
dan initieel werd gedacht, ook steeds aanpassingen nodig zijn geweest. De complexiteit
die aan de orde kwam in de voortgangsrapportage van de TVL Q3 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 411) is zo mogelijk enkel toegenomen door de Subsidie Vaste Lasten voor onder andere
Nachtsluiting (VLN) die de TVL Q4 (Kamerstuk 35 420, nr. 464) werd, die vervolgens werd aangepast. Volgens deze leden kan dit betekenen dat ondernemers
er pas later achter komen dat ze (meer) steun kunnen krijgen vanuit de TVL. Wanneer
zijn alle aanvragen beoordeeld en alle bezwaarschriften afgehandeld of in ieder geval
opgepakt?
Antwoord
Waar het aanvragen betreft, is op dit moment de verlening bij 97,2% van 460.000 aanvragen
over alle TVL-openstellingen afgehandeld. Ongeveer 96% van alle 447.000 afgehandelde
aanvragen is binnen de wettelijke termijn van acht weken afgehandeld. Slechts 0,2%
van de aanvragen is buiten de verlengde wettelijke termijn van 16 weken afgehandeld.
RVO verwacht dat binnen enkele weken voor nagenoeg alle aanvragen het verleningsbesluit
is genomen.
De gemiddelde doorlooptijd van alle TVL-aanvragen tot een verleningsbesluit is zestien
dagen. De doorlooptijd van TVL-aanvragen in TVL Q1 2022 is nu vijf werkdagen. Bijna
de helft (49%) van alle ondernemers in de TVL heeft binnen vijf werkdagen na het indienen
van een aanvraag het besluit én het geld op de rekening ontvangen.
Wat betreft de afhandeling van bezwaren is op dit moment 61,4% van alle ingediende
19.452 bezwaren over alle TVL-openstellingen afgehandeld, waarmee er ruim 12.000 zijn
afgehandeld. Van de ruim 12.000 afgehandelde bezwaren is helaas 44% buiten de wettelijke
termijn van zestien weken na datum beschikking afgehandeld. RVO streeft ernaar 50%
van de huidige voorraad bezwaarschriften vóór 1 juli 2022 en 95% van de nu ontvangen
bezwaren vóór het einde van het jaar afgehandeld te hebben.
De instroom van bezwaren zal voorlopig nog voortduren vanwege de verleningsbesluiten
van TVL Q1 2022, de vaststellingsbesluiten van TVLQ2 2021, TVLQ3 2021, TVLQ4 2021,
TVLQ1 2022 en de besluiten die nog genomen gaan worden op grond van de TVL-startersregeling.
De toestroom van bezwaren lijkt nu iets af te nemen, maar de huidige voorraad en de
te verwachten instroom is dusdanig hoog dat het voor RVO niet doenbaar is om hier
op korte termijn op in te lopen.
De langere afhandeltermijnen voor bezwaarschriften maakt dat het extra belangrijk
is dat een ondernemer weet wanneer deze een besluit kan verwachten. Wanneer een bezwaarschrift
uit termijn dreigt te lopen, benadert RVO de ondernemer actief met een nieuw afhandelperspectief.
Dit gebeurt grotendeels telefonisch. Indien uit dit contact blijkt dat de ondernemer
in een schrijnende situatie zit als gevolg van het uitblijven van een beslissing op
bezwaar, dan wordt gekeken hoe deze ondernemer alsnog geholpen kan worden.
De leden van de D66-fractie juichen het kunnen kiezen uit twee referentieperiodes
toe als een verbetering in de TVL-regeling evenals de verhoging van het plafond naar
2,3 miljoen euro. Deze leden steunen ook de stappen die de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) zet om misbruik en oneigenlijk gebruik van de TVL tegen te gaan. Deze
leden vragen of een definitieve beschikking over het bedrag aan TVL-steun nog kan
worden aangepast als uit onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) of de Algemene Rekenkamer
(AR) blijkt dat er sprake is geweest van misbruik en oneigenlijk gebruik. Tevens vragen
deze leden naar de samenwerking met andere uitvoerders van coronasteunmaatregelen.
Immers, een ondernemer die oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de TVL kan ook oneigenlijk
gebruik hebben gemaakt van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) of
belastinguitstel, zo verwachten de leden van de fractie van D66.
Antwoord
Dee controles van de Algemene Rekenkamer over de geldstromen van 2021 lopen nog en
de uitkomsten daarvan op Verantwoordingsdag 2021 worden gedeeld met de Tweede Kamer.
Het is mogelijk om een definitieve beschikking aan te passen, als op later moment
sprake blijkt te zijn van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Een definitieve vaststelling
kan worden ingetrokken door RVO tot vijf jaar na het vaststellingsbesluit. Dit gebeurt
bijvoorbeeld wanneer er misbruik wordt geconstateerd in een verleningsbesluit van
een latere TVL-openstelling. Dan worden ook eerdere vaststellingsbesluiten opnieuw
bekeken en indien nodig herzien.
Wat betreft de samenwerking tussen de uitvoerders van coronasteunmaatregelen: dit
is het gedeeltelijk het geval. Er is nauw contact tussen de RVO, UWV en de Belastingdienst
over de uitvoering van de coronasteunmaatregelen. In deze overleggen worden onder
andere kennis en ervaring in de aanpak van het bestrijden van misbruik en oneigenlijk
gebruik gedeeld. Het door RVO delen van fraudesignalen over individuele ondernemers
met de Belastingdienst en UWV is voor RVO juridisch niet mogelijk vanwege de privacywet
en de daarvoor benodigde grondslagen voor gegevensuitwisseling. RVO doet in geval
van geconstateerd misbruik altijd aangifte, waarna het OM en FIOD verder (opsporing)onderzoek
kunnen doen. In een dergelijk onderzoek wordt in de regel ook (eventueel) misbruik
van de andere steunmaatregelen betrokken.
De leden van de D66-fractie betreuren daarom de verwachting dat slechts minder dan
25 procent van de onterecht verstrekte TVL-steun kan worden teruggevorderd. Deze leden
vragen naar de executoriale beslaglegging ter waarde van 121 miljoen euro en de relatie
tot het totaal van 128 miljoen euro aan onterecht betaalde subsidiebedrag. Betekent
dit dat voor een groot gedeelte van de onterecht betaalde steun reeds een executoriale
beslaglegging is opgelegd, maar dat slechts 25% daarvan betaald zal worden.
Antwoord
Dit is inderdaad het geval. Naar schatting zal ten hoogste 25% van de steun die als
gevolg van later geconstateerde M&O onterecht verstrekt is, worden teruggevorderd.
Zoals ik eerder de Kamer heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nrs. 464 en 472) stranden veruit de meeste pogingen tot misbruik op de uitgebreide controles vooraf.
De pogingen die wel slagen, zijn vaak serieuze pogingen tot valsheid in geschrifte
of identiteitsfraude waar bijvoorbeeld ook katvangers en geldezels worden gebruikt.
Een executoriaal beslag komt voor zulke praktijken meestal te laat. Daarom zet RVO
zwaar in op controle vooraf, omdat dit meer effectief is tegen dit type misbruik.
De leden van de D66-fractie hebben enerzijds begrip voor de opgelopen vertraging bij
het beoordelen van bezwaren, maar onderschrijven anderzijds dat de vertraging vervelend
is voor ondernemers die wachten op uitsluitsel. Deze leden vragen daarom enerzijds
wat de verwachting dat de achterstand binnen enkele maanden kan worden ingelopen concreet
betekent, en anderzijds naar mogelijkheden om ondernemers, die lang hebben moeten
wachten op steun, daarvoor te compenseren, bijvoorbeeld door rente te betalen over
de maanden die een ondernemer bovenop de wettelijke termijn heeft moeten wachten om
steun te krijgen.
Antwoord
Het is vervelend dat ondernemers soms langer dan de wettelijke beslistermijn moeten
wachten op de afhandeling van hun bezwaar. Ik benadruk dat RVO hier dan ook zeer hard
werkt om bezwaren tijdig af te handelen. Tegelijkertijd moet de afhandeling van bezwaarschriften
zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. Wanneer een ondernemer in bezwaar bijvoorbeeld aangeeft
recht te hebben op een (hogere) tegemoetkoming van haar vaste lasten, moet RVO dit
nauwkeurig onderzoeken. RVO doet haar best om de afhandeling van bezwaarschriften
op een zorgvuldige manier te versnellen. Daarop zijn verschillende acties ondernomen,
die zien op mensen, middelen, organisatie en processen. Het kabinet heeft uw Kamer
hierover uitgebreider geïnformeerd in de Vijfde Voortgangsrapportage TVL (Kamerstuk
35 420, nr. 472).
Ondernemers die een bezwaar hebben ingediend en waarvan de beslistermijn is overschreden
worden niet gecompenseerd. Voor proactieve compensatie ontbreekt de benodigde wettelijke
grondslag.
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor het feit dat ondernemers iedere mogelijkheid
om steun te verkrijgen hebben aangegrepen. Deze leden zien ook dat er franchise-ondernemers
zijn die daarmee een onderdeel vormen van een grotere keten, maar een losse entiteit
zijn zonder sterke groepsverbondenheid. De leden van de D66-fractie kennen diverse
voorbeelden van ondernemers in de horecabranche die een eigen onderneming voeren,
maar worden aangemerkt als onderdeel van een keten, terwijl zij slechts franchisenemer
zijn. Deze leden kennen de antwoorden op de schriftelijke vragen over het feit dat
RVO bij het toekennen van TVL kijkt naar groepsverbondenheid, vanwege Europese regelgeving
om staatssteun tegen te gaan (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1781). Daardoor hebben veel ondernemers amper tot geen coronasteun kunnen krijgen. Kunnen
de vaste lasten van deze ondernemers op een andere manier worden gecompenseerd, zoals
door gebruik te maken van het hogere plafond voor niet-gedekte vaste kosten (12 miljoen
euro)?. Voorts vragen deze leden hoe dit type ondernemers is gecompenseerd in andere
lidstaten en welke lessen daaruit te trekken zijn.
Antwoord
De leden van de fractie van D66 lijken te doelen op het opzetten van een regeling
onder paragraaf 3.12 van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning
van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I) (hierna:
Tijdelijke kaderregeling) om ondernemers die als gevolg van de groepsbepaling geen
of minder aanspraak maken op TVL extra tegemoet te komen. Er zitten aan een regeling
onder de genoemde paragraaf verschillende haken en ogen, die het kabinet eerder hebben
doen afzien van een dergelijke regeling (Kamerstuk 35 420 nr. 314). Het belangrijkste obstakel is dat in een dergelijke regeling de daadwerkelijk gemaakte
vaste kosten moeten worden aangetoond. Dit houdt in dat RVO alle uitgaven met betrekking
tot vaste lasten handmatig moet controleren. Dit is een zeer tijdrovend proces, wat
ertoe leidt dat de vaststelling van de subsidies lange tijd op zich kan laten wachten.
Daar komt bij dat het uitdagend, zo niet onmogelijk zal zijn om te bepalen welke ondernemingen
voor de regeling onder paragraaf 3.12 in aanmerking zouden moeten en kunnen komen.
Daarvoor moet namelijk beredeneerd worden wélke ondernemingen die als gevolg van het
groepsbegrip geen of minder TVL-steun ontvangen wél voor de regeling onder artikel
3.12 in aanmerking zouden moeten komen, en welke niet. Bovendien is de huidige stand
van zaken dat op grond van de betreffende paragraaf van de Tijdelijke kaderregeling
vanaf 1 juli 2022 geen steun meer mag worden verleend.
De leden van de D66-fractie vinden het goed om te lezen dat de Kamer op korte termijn
wordt geïnformeerd over de ruimte om maatwerk te bieden aan schrijnende gevallen.
Zij steunen het helpen van schrijnende gevallen en vragen naar de lessen die getrokken
kunnen worden voor de vormgeving van de TVL, als mogelijk specifiekere steunmaatregel
in de toekomst.
Antwoord
Nu de coronacrisis in intensiteit is afgenomen, acht het kabinet het verstandig om
voor de middellange termijn andere methodes van gerichtere steun te verkennen, in
plaats van generieke steun. Het is te vroeg om vooruit te lopen op eventuele uitkomsten
van deze verkenning. Het kabinet verwacht in de loop van de zomer van dit jaar uw
Kamer over de eerste onderzoeksresultaten te kunnen informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het onvermijdelijk zal zijn dat ondernemers
soms langer op hun subsidie moeten wachten dan wenselijk is als gevolg van de omvangrijke
personele uitvoering. Wat is thans de doorlooptijd tussen aanvraag en uitkering?
Antwoord
Waar het aanvragen betreft, is op dit moment de verlening bij 97,2% van 460.000 aanvragen
over alle TVL-openstellingen afgehandeld. Ongeveer 96% van alle 447.000 afgehandelde
aanvragen is binnen de wettelijke termijn van acht weken afgehandeld. Slechts 0,2%
van de aanvragen is buiten de verlengde wettelijke termijn van 16 weken afgehandeld.
RVO verwacht dat binnen enkele weken voor nagenoeg alle aanvragen het verleningsbesluit
is genomen.
De gemiddelde doorlooptijd van alle TVL-aanvragen tot een verleningsbesluit is zestien
dagen. De doorlooptijd van TVL-aanvragen in TVL Q1 2022 is nu vijf werkdagen. Bijna
de helft (49%) van alle ondernemers in de TVL heeft binnen vijf werkdagen na het indienen
van een aanvraag het besluit én het geld op de rekening ontvangen.
De leden van de CDA-fractie weten dat er een speciale commissie is voor TVL-aanvragen
van ondernemers in uitzonderlijke omstandigheden, zoals ernstige ziekte, overlijden
of brand. Hoe staat de Minister tegenover het voorstel om de reikwijdte van deze commissie
uit te breiden naar schrijnende gevallen, ondernemers die tot op heden tussen wal
en schip zijn gevallen, om zo invulling te geven aan de aangenomen motie van het lid
Aukje de Vries c.s. over kijken hoe binnen de TVL en NOW meer schrijnende gevallen
kunnen worden geholpen (Kamerstuk 25 295, nr. 1674)?
Antwoord
Zoals vaak met uw Kamer is besproken, is er bij RVO een commissie die beoordeelt of
er vanwege bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de regels binnen de
TVL, omdat de nadelige gevolgen van een besluit onevenredig zouden zijn in de verhouding
tot het met het besluit te dienen doel. De commissie doet dit op basis van artikel
3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (zie
Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1896 en Kamerstuk 35 420, nr. 479), biedt dit artikel geen grond waarop categorale uitzonderingen op de voorwaarden
van de TVL mogelijk zijn. De motie van het lid Aukje de Vries c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 1674) roept op tot het ondersteunen van groepen ondernemers die als gevolg van verbouwing,
overname, ziekte of startdatum van een onderneming, geen of onvoldoende referentieomzet
hebben binnen de TVL. Dit komt de facto neer op het maken van categorale uitzonderingen,
waar artikel 3:4 van de Awb zogezegd geen grond voor biedt, en de daarop gebaseerde
commissie voor bijzondere gevallen dus niet toe in staat is.
Het kabinet snapt de zorgen van de Kamer als het gaat om schrijnende gevallen. Daarom
heeft
het kabinet in de Kamerbrief van 15 maart 2022 uiteengezet hoe het getracht heeft
invulling aan de motie van het lid de Aukje Vries c.s. (Kamerstuk 35 420, nr. 479) te geven. Zo is in deze brief onder meer een TVL-startersregeling aangekondigd
De leden van de CDA-fractie lezen dat de RVO met een grootschalig inhaaltraject bezig
is om de achterstand bij het afhandelen van bezwaren weg te werken. Wanneer verwacht
de RVO alle achterstanden te hebben weggewerkt?
Antwoord
Wat betreft de afhandeling van bezwaren is op dit moment 61,4% van alle ingediende
19.452 bezwaren over alle TVL-openstellingen afgehandeld, waarmee er ruim 12.000 zijn
afgehandeld. Van de ruim 12.000 afgehandelde bezwaren is helaas 44% buiten de wettelijke
termijn van zestien weken na datum beschikking afgehandeld. RVO streeft ernaar 50%
van de huidige voorraad bezwaarschriften vóór 1 juli 2022 en 95% van de nu ontvangen
bezwaren vóór het einde van het jaar afgehandeld te hebben.
De instroom van bezwaren zal voorlopig nog voortduren vanwege de verleningsbesluiten
van TVL Q1 2022, de vaststellingsbesluiten van TVLQ2 2021, TVLQ3 2021, TVLQ4 2021,
TVLQ1 2022 en de besluiten die nog genomen gaan worden op grond van de TVL-startersregeling.
De toestroom van bezwaren lijkt nu iets af te nemen, maar de huidige voorraad en de
te verwachten instroom is dusdanig hoog dat het voor RVO niet doenbaar is om hier
op korte termijn op in te lopen.
De langere afhandeltermijnen voor bezwaarschriften maakt dat het extra belangrijk
is dat een ondernemer weet wanneer deze een besluit kan verwachten. Wanneer een bezwaarschrift
uit termijn dreigt te lopen, benadert RVO de ondernemer actief met een nieuw afhandelperspectief.
Dit gebeurt grotendeels telefonisch. Indien uit dit contact blijkt dat de ondernemer
in een schrijnende situatie zit als gevolg van het uitblijven van een beslissing op
bezwaar, dan wordt gekeken hoe deze ondernemer alsnog geholpen kan worden.
Het is vervelend dat ondernemers soms langer dan de wettelijke beslistermijn moeten
wachten op de afhandeling van hun bezwaar. Ik benadruk dat RVO hier dan ook zeer hard
werkt om bezwaren tijdig af te handelen. Tegelijkertijd moet de afhandeling van bezwaarschriften
zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. Wanneer een ondernemer in bezwaar bijvoorbeeld aangeeft
recht te hebben op een (hogere) tegemoetkoming van haar vaste lasten, moet RVO dit
nauwkeurig onderzoeken. RVO doet haar best om de afhandeling van bezwaarschriften
op een zorgvuldige manier te versnellen. Daarop zijn verschillende acties ondernomen,
die zien op mensen, middelen, organisatie en processen. Het kabinet heeft uw Kamer
hierover uitgebreider geïnformeerd in de Vijfde Voortgangsrapportage TVL (Kamerstuk
35 420, nr. 472).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het dilemma van generieke versus
sectorspecifieke steun schetst. De huidige Standaard-Bedrijfsindeling-codering (SBI-codering)
zou sectorspecifieke steun bemoeilijken. In de brief van 25 februari 2022 «Beëindiging
steunpakket en doorkijk middellange termijn» (Kamerstuk 35 420, nr. 478) schrijft het kabinet echter dat, gezien de toenemende nadelen van generieke steun
voor het functioneren van de economie, in dat geval steun aan geraakte sectoren bij
voorkeur met gerichte en sectorale instrumenten vormgegeven zal worden. Hoe ziet de
Minister deze sectorspecifieke steun voor zich, gegeven de beperkingen van de SBI-codering?
Aan wat voor instrumenten denkt de Minister?
Antwoord
Het Ministerie van EZK en RVO hebben de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan, en veel
geleerd van, het opzetten en uitvoeren van een generieke regeling als de TVL. Eén
van de opgedane inzichten is dat het bijzonder complex is om ondernemingen accuraat
grootschalig te kunnen afbakenen op basis van specifieke eigenschappen. Het enige
systeem dat daarvoor momenteel bestaat zijn de SBI-codes in het Handelsregister van
de Kamer van Koophandel, en dat systeem kent, zoals vaker met uw Kamer gecommuniceerd,
significante beperkingen. Mede daarom acht het kabinet het verstandig om, nu de coronacrisis
in intensiteit is afgenomen, voor de middellange termijn andere methodes van gerichtere
steun te verkennen. Het is te vroeg om vooruit te lopen op eventuele uitkomsten van
deze verkenning. Het kabinet verwacht in de loop van de zomer van dit jaar uw Kamer
over de eerste onderzoeksresultaten te kunnen informeren.
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of de Minister bekend is met het bericht
«Ondernemerssteun vaste lasten is miljoenenstrop voor overheid» uit Het Financieele
Dagblad van 6 maart 2022? Wat is haar reactie op deze berichtgeving? Wil zij hierop
reflecteren?
Antwoord
Ja, het artikel, de punten die het aandraagt en de kritiek die het daarmee op de TVL
als steunregeling heeft, zijn mij welbekend. Sterker nog, het zijn punten die bij
het vormgeven en bouwen van de regeling én bij het verbeteren ervan over de loop van
verschillende openstellingen een belangrijk onderwerp van discussie zijn geweest,
o.a. met uw Kamer. De vraag waarom de TVL uiteindelijk is ontwikkeld tot de regeling
zoals uw Kamer die kent, kan onmogelijk beantwoord worden zonder in te gaan op de
juridische, politieke en uitvoeringscontext. Het zijn precies deze contexten die in
het artikel niet worden belicht.
De TVL is een generieke regeling die aan meer dan 150 duizend ondernemers steun heeft
kunnen bieden. De enige manier waarop een dergelijke regeling uitvoerbaar is, zéker
gezien het korte tijdsbestek waarin deze opgetuigd moest worden, is als de afhandeling
van aanvragen grotendeels is geautomatiseerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van generieke
registerinformatie uit het Handelsregister die, zoals ik eerder al aangaf, significante
beperkingen kent in het afbakenen van sectoren, en van sectorgemiddeldes van het CBS
voor het bepalen van de vastelastenpercentages. Per onderneming naar de daadwerkelijke
vaste lasten kijken, al dan niet door het controleren van de kasstroom (zoals in het
artikel wordt gesuggereerd), kan alleen door handmatige afhandeling en maakt het voorzien
van snelle liquiditeit aan ondernemers onmogelijk. Het werken met een sectorgemiddelde
maakt inderdaad dat de tegemoetkoming in de vaste lasten niet altijd aansluit bij
de werkelijke vaste lasten van een onderneming. Zijn de daadwerkelijke vaste lasten
hoger dan het sectorgemiddelde, dan zal een onderneming ondergecompenseerd worden,
en vice versa als het ondernemingen betreft met vaste lasten lager dan het sectorgemiddelde.
Wat betreft de keuzereferentieperiode zal mijn reflectie uw Kamer zonder twijfel bekend
voorkomen. Het dilemma dat bij de invoering ervan speelt, is dat je meer ondernemers
kunt helpen die je in de geest van de TVL zou willen helpen, terwijl het bij andere
ondernemers voor overcompensatie zorgt. Dit is een dilemma dat ook bij andere aanpassingen
van de TVL gespeeld heeft. Uiteindelijk is in dit geval in de politieke en beleidsmatige
afweging het kunnen helpen van meer ondernemers als belangrijkste gewogen, zoals ook
blijkt uit de door uw Kamerbreed gesteunde motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk
25 295, nr. 1214).
Kortom: de afgelopen jaren heeft het kabinet met hulp van uw Kamer hard gewerkt aan
een TVL-regeling die zoveel mogelijk door de coronacrisis getroffen ondernemers kon
helpen. Dat heeft een regeling opgeleverd die veel goeds heeft gedaan, maar die geenszins
perfect is. De kern hier blijft wel: waardevolle inzichten kunnen alleen maar worden
opgedaan indien de regeling in de volle breedte wordt bezien, en niet door één specifieke
lens wordt bekeken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat het met de TVL lukt om zoveel ondernemers
die het lastig hebben of hebben gehad met de gevolgen van de coronapandemie financieel
te ondersteunen. De Minister schrijft terecht in haar brief dat vooraf niet voorzien
was dat de TVL zo langdurig en zo grootschalig noodzakelijk zou zijn. Voor veel mensen
lijkt de coronacrisis inmiddels achter de rug. In lijn hiermee stopt per 1 april 2022
de meeste coronasteun. Toch zal een aanzienlijk deel van de ondernemers de gevolgen
van de coronacrisis en de maatregelen nog lang voelen. In het kader daarvan hebben
de leden enkele vragen aan de Minister.
De leden van de ChristenUnie-fractie weten dat meer dan 60.000 ondernemers inmiddels
kampen met forse belastingschulden. Door alle verschillende regelingen en schulden
kunnen zij lastig in kaart brengen wat hun totaalpakket aan schulden is, wat de mogelijkheden
zijn en wat er nodig is om weer terug te gaan naar het oude normaal. Het is bovendien
verwarrend voor ondernemers dat de overheid in sommige gevallen nog bezig is met uitbetalen
van een laatste regeling, terwijl ook al wordt teruggevorderd bij ondernemers. Herkent
de Minister deze signalen en begrijpt de Minister dat dit zorgt voor onduidelijkheid
bij ondernemers? Wat kan de Minister concreet doen om ondernemers te helpen meer duidelijkheid
en inzicht te krijgen in hun totaalpakket aan schulden?
Antwoord
Het is mij bekend dat de situatie voor sommige bedrijven de komende tijd alsnog moeilijk
kan zijn doordat ze kampen met financiële problemen of problematische schulden als
gevolg van deze crisis. Daarom zet het kabinet – zoals aangegeven in de brief «Langetermijnvisie
coronasteun» (Kamerstuk 35 420, nr. 485) – in om waar mogelijk en wenselijk het effect van een toenemende schuldenlast voor
ondernemers als gevolg van corona te beperken.
Nu ondernemers langzaamaan moeten beginnen met het terugbetalen van verschillende
schulden, snap ik dat de verschillende schulden bij verschillende uitvoeringsorganisaties
voor ondernemers onduidelijk en verwarrend kunnen zijn.
Daarom is een goede informatievoorziening over hulp en oplossingsrichtingen bij schulden
van belang. Zo is op Ondernemersplein.nl voor ondernemers alle informatie verzameld
over het coronavirus en ondernemerschap. Hier staat ook informatie over het terugbetalen
van coronasteun, het afbetalen van coronaleningen en het afbetalen van belastingschuld.
Daarbij biedt de Kamer van Koophandel, in het kader van het Programma Zwaar Weer,
informatie en advies en worden ondernemers doorverwezen. Naar verwachting wordt deze
dienstverlening in tweede kwartaal aangevuld met een stappenplan voor ondernemers
met schulden, waarmee een ondernemer kan beoordelen hoe zijn onderneming ervoor staat,
en wordt gewezen op hulp en organisaties die passen bij de individuele schuldensituatie.
Ondernemers kunnen daarbij ook schulden hebben omdat zij coronasteunregelingen moeten
terugbetalen. De overheid zal zich in deze gevallen coulant opstellen: binnen NOW
en TVL geldt bijvoorbeeld dat subsidieontvangers tot vijf jaar de tijd hebben om bedragen
in termijnen terug te betalen.
Als gevolg van de motie van het lid Aartsen (Kamerstuk 35 420, nr. 285) hebben de Ministeries van EZK, SZW en FIN verder gewerkt aan een casuïstiektafel.
Het doel is hier specifiek om uitvoeringsorganisaties RVO, UWV en Belastingdienst
meer inzicht te laten krijgen in ondernemers die door terugbetalingen van steun uit
verschillende steunregelingen in problemen dreigen te komen. Op deze manier kan organisatie-overstijgend
en op meer integrale wijze naar de schuldenpositie van een ondernemer gekeken worden.
Daarnaast zal het kabinet de schuldenproblematiek (o.a. verloop belastingschuld) en
het effect van de schuldenaanpak blijven monitoren. Om een betere regie over omgang
met problematische schulden te kunnen voeren, stelt het kabinet een aanjager aan.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een deel van de ondernemers die
bezwaar hebben gemaakt tegen een TVL-besluit nog wachten op uitsluitsel. De Minister
beschrijft dat inmiddels 4800 bezwaren uit termijn lopen. Het lang wachten op uitsluitsel
zorgt voor bij ondernemers voor meer onduidelijkheid en onzekerheid. De Minister verwacht
dat deze achterstand binnen enkele maanden zal worden ingelopen. Hiervoor moeten er
echter nog wel meer juristen geworven worden. Kan de Minister preciezer aangeven wanneer
ondernemers duidelijkheid krijgen over hun ingediende bezwaar? Wat is er precies nodig
om deze versnelling bij de afhandeling van ingediende bezwaren te realiseren?
Antwoord
Wat betreft de afhandeling van bezwaren is op dit moment 61,4% van alle ingediende
19.452 bezwaren over alle TVL-openstellingen afgehandeld, waarmee er ruim 12.000 zijn
afgehandeld. Van de ruim 12.000 afgehandelde bezwaren is helaas 44% buiten de wettelijke
termijn van zestien weken na datum beschikking afgehandeld. RVO streeft ernaar 50%
van de huidige voorraad bezwaarschriften vóór 1 juli 2022 en 95% van de nu ontvangen
bezwaren vóór het einde van het jaar afgehandeld te hebben.
De instroom van bezwaren zal voorlopig nog voortduren vanwege de verleningsbesluiten
van TVL Q1 2022, de vaststellingsbesluiten van TVLQ2 2021, TVLQ3 2021, TVLQ4 2021,
TVLQ1 2022 en de besluiten die nog genomen gaan worden op grond van de TVL-startersregeling.
De toestroom van bezwaren lijkt nu iets af te nemen, maar de huidige voorraad en de
te verwachten instroom is dusdanig hoog dat het voor RVO niet doenbaar is om hier
op korte termijn op in te lopen.
De langere afhandeltermijnen voor bezwaarschriften maakt dat het extra belangrijk
is dat een ondernemer weet wanneer deze een besluit kan verwachten. Wanneer een bezwaarschrift
uit termijn dreigt te lopen, benadert RVO de ondernemer actief met een nieuw afhandelperspectief.
Dit gebeurt grotendeels telefonisch. Indien uit dit contact blijkt dat de ondernemer
in een schrijnende situatie zit als gevolg van het uitblijven van een beslissing op
bezwaar, dan wordt gekeken hoe deze ondernemer alsnog geholpen kan worden.
Het is vervelend dat ondernemers soms langer dan de wettelijke beslistermijn moeten
wachten op de afhandeling van hun bezwaar. Ik benadruk dat RVO hier dan ook zeer hard
werkt om bezwaren tijdig af te handelen. Tegelijkertijd moet de afhandeling van bezwaarschriften
zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. Wanneer een ondernemer in bezwaar bijvoorbeeld aangeeft
recht te hebben op een (hogere) tegemoetkoming van haar vaste lasten, moet RVO dit
nauwkeurig onderzoeken. RVO doet haar best om de afhandeling van bezwaarschriften
op een zorgvuldige manier te versnellen. Daarop zijn verschillende acties ondernomen,
die zien op mensen, middelen, organisatie en processen. Het kabinet heeft uw Kamer
hierover uitgebreider geïnformeerd in de Vijfde Voortgangsrapportage TVL (Kamerstuk
35 420, nr. 472).
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat de Minister beschrijft dat het
doel is om zoveel mogelijk ondernemers te helpen. Ze beschrijft wel een dilemma dat
maatwerk kan botsen met doelmatigheid en automatisering. Deze leden begrijpen dat
het bieden van maatwerk niet gemakkelijk is, maar maatwerk is juist in deze fase van
de crisis noodzakelijk. Ondernemers hebben in deze fase namelijk verschillende behoeften.
Is de Minister het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat maatwerk juist
in deze fase van de crisis van groot belang is?
Vorig jaar heeft de gemeente Utrecht ondernemers opgebeld om hen persoonlijk te vragen
waar ze behoefte aan hadden. Ook dat is maatwerk. Heeft de Minister ook oog voor dit
soort mogelijkheden om ondernemers te helpen? Is de Minister bereid om dit soort belacties
of andere vormen van ondersteuning ook bij andere gemeenten te stimuleren, zodat ondernemers
de persoonlijke aandacht krijgen die ze nodig hebben?
Antwoord
Zoals ik regelmatig in communicatie met uw Kamer benoem, bijvoorbeeld in de vierde
en vijfde voortgangsrapportage van de TVL (resp. Kamerstuk 35 420, nr. 464 en Kamerstuk 35 420, nr. 472), is het leveren van maatwerk een belangrijk element binnen de uitvoering van de
TVL. Zo kent RVO in dit kader het traject, waarbinnen een medewerker van RVO persoonlijk
contact opneemt met ondernemers om hen op verschillende manieren te helpen. Ook pakt
het team aanvragen op die niet tot de 96% besluiten horen die binnen de wettelijke
termijn zijn genomen, om deze versneld af te kunnen handelen. Als deze ondernemers
zich melden, krijgen zij een persoonlijke zaakbehandelaar toegewezen die hen helpt
tot het gestokte proces weer op gang is gekomen. Ook worden ondernemers in kwetsbare
posities, zoals diegenen die onverwacht een groot bedrag moeten terugbetalen, proactief
en persoonlijk benaderd. Kortom, RVO is meer dan bekend met het leveren van maatwerk
door ondernemers persoonlijk te benaderen, zoals de leden van de ChristenUnie aangeven
dat de gemeente Utrecht dit doet. Ik ben blij te zien dat ondernemers door verschillende
overheden op deze manier zo goed mogelijk worden geholpen en moedig andere gemeenten
dan ook zeker aan dit ook te doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier