Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 063 Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 10 mei 2022
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wet implementatie EU-richtlijn
gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.
Naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel brengen de leden van de PVV-fractie
enkele punten naar voren.
1.1 Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat Nederland zich
op Europees niveau zal inzetten om ervoor te zorgen dat de uitleg van de OESO ten
aanzien van de verplichtingen die door middel van het onderliggende wetsvoorstel worden
opgenomen in de Wet op de internationale bijstand bij belastingverplichtingen (WIB)
zal worden aangehouden door de Europese Unie om zo excessieve administratieve lasten
voor ondernemingen te voorkomen.
Voorts vragen deze leden of de regering in het wetsvoorstel verdergaande maatregelen
heeft opgenomen dan dat de richtlijn strikt voorschrijft en zo ja, welke dat dan zijn.
De leden van de D66-fractie hebben met goedkeuring kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van Europese samenwerking om in
een zich snel ontwikkelende economie te zorgen voor rechtvaardige belastingheffing.
Deze leden hebben geen verdere vragen of opmerkingen ten aanzien van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en danken de
regering voor de uitgebreide toelichting. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele
vragen over het wetsvoorstel.
Vanwege de technische aard van het wetsvoorstel hebben de leden van de CDA-fractie
in zijn algemeenheid behoefte aan extra toelichting op hoe het wetsvoorstel in de
praktijk gaat uitwerken.
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de Wet implementatie EU-richtlijn
gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Deze leden vragen de regering hoe
het kan dat er risico bestaat dat het inkomen van EU-inwoners die inkomsten vergaren
via digitale platformen niet volledig wordt aangegeven. Deze leden vragen de regering
of dit niet specifiek met het belastingklimaat («belastingparadijs») van Nederland
te maken heeft. Deze leden vragen de regering voorts of een groot deel van de inkomsten
die verkopers via digitale platformen verkrijgen grensoverschrijdend is en wat dit
voor gevolgen heeft. Deze leden vragen de regering bovendien waarom de regering zich
zorgen maakt om platformexploitanten die aanzienlijke administratieve- en nalevingskosten
hebben. Deze leden vragen de regering of een werkelijke uniforme rapportageverplichting
nu de oplossing is voor de belastingontduiking in de Europese Unie. Deze leden vragen
de regering tot slot op dit punt of dit systeem nu waterdicht is en zo niet hoe dit
dan te verbeteren.
De leden van de SP-fractie vragen de regering op dit punt of de OESO «Model Rules
for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig
Economy» niet dwingend moeten worden overgenomen om effectief te zijn.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing
van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de
Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve
samenwerking op het gebied van de belastingen (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling
digitale platformeconomie). Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de uitvoeringstoets
die door de Belastingdienst is uitgevoerd.
2. Europese regelgeving inzake administratieve samenwerking
2.3 Rapportageverplichting digitale platformen
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het EU-systeem van gegevensuitwisseling
goed kan functioneren, terwijl een gelijk speelveld creëren en oneerlijke concurrentie
tegengaan een onmogelijke exercitie is.
2.3.1 Platformexploitanten die zijn gehouden gegevens en inlichtingen te rapporteren
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat Nederland op
eenvoudige wijze rapporterende platformexploitanten kan laten doorgeven of zij in
een andere EU-lidstaat aan hun rapportageverplichtingen zullen voldoen? Zo ja, hoe
zal dit dan worden vormgegeven? Kan de regering ook bevestigen dat Nederland zich
zal inzetten in EU-verband om de praktische uitvoering van deze verplichting om de
andere belastingdiensten te informeren niet onnodig belastend te maken?
De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting dat een rapporterende platformexploitant
kan kiezen in welke EU-lidstaat hij aan zijn rapportageverplichtingen voldoet, als
zo’n platformexploitant gehouden is gegevens en inlichtingen aan de belastingautoriteiten
van meer dan een EU-lidstaat te rapporteren, bijvoorbeeld omdat die platformexploitant
fiscaal ingezetene is van meerdere EU-lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen
de regering naar aanleiding hiervan of de verwachting is dat veel van dergelijke rapporterende
platformexploitanten zullen kiezen voor Nederland en of dit invloed heeft op de uitvoeringslasten
voor de Belastingdienst.
2.3.1.1 Buitenlandse platformexploitanten
De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat de rapportageverplichting ook
van toepassing kan zijn op digitale platformen die geen fiscaal ingezetene zijn van
een EU-lidstaat maar wel binnen de Europese Unie opereren. De leden van de PVV-fractie
willen weten in welke gevallen er alsnog sprake kan zijn van een ongelijk speelveld
en oneerlijke concurrentie. Hoe zal dit zoveel mogelijk worden voorkomen?
In het licht van bovenstaande vragen de leden van de CDA-fractie ook of de regering
verwacht dat veel buitenlandse platformexploitanten die met dit wetsvoorstel verplicht
zijn zich te registreren in een EU-lidstaat zullen kiezen voor Nederland en of dit
naar verwachting invloed heeft op de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. De
leden van de CDA-fractie vragen bovendien hoe er wordt gehandhaafd als buitenlandse
platformexploitanten niet aan deze verplichting voldoen.
2.3.1.2 Het switch off-mechanisme
De leden van de VVD-fractie constateren dat de memorie van toelichting verwijst voor
wat betreft het switch off-mechanisme naar een door de Europese Commissie aangesteld
comité. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven om welk comité
het hier gaat, wie hierin zitting hebben en hoe de lidstaten controle kunnen uitoefenen
op deze aan de Europese Commissie gedelegeerde bevoegdheid. Kan de regering het door
de Europese Commissie opgestelde beoordelingskader delen met de Kamer?
Voorts vragen deze leden of de regering kan toelichten wanneer sprake is van «gelijkwaardige
informatie».
De leden van de PVV-fractie merken op dat niet alleen binnen de EU-rapportageverplichtingen
voor platformexploitanten zijn geïntroduceerd, maar ook in OESO-verband. De leden
van de PVV-fractie willen weten welke meerwaarde de rapportageverplichtingen voor
platformexploitanten binnen de Europese Unie hebben ten opzichte de rapportageverplichtingen
in OESO-verband en of de regering tevens rapportageverplichtingen in OESO-verband
zal implementeren (en zo ja, welke?). Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten
wat de voor- en nadelen zijn van implementatie voor de Nederlandse belastingbetaler.
De leden van de PVV-fractie vragen voorts nader toe te lichten wanneer er sprake is
van gelijkwaardige informatie bij het switch-off mechanisme en hoe dit zal worden
beoordeeld.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of het switch off-mechanisme niet een
bewuste maas in de wet is voor platformbedrijven. Deze leden vragen de regering dit
toe te lichten.
2.3.2 Verkopers en relevante activiteiten
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de intentie om
de administratieve lasten laag te houden zich verhoudt met het moeten bijhouden van
het aantal relevante activiteiten verricht door een verkoper en het totaal daarmee
gemoeide bedrag. Moet voor deze uitzondering worden gekeken naar het voorgaande jaar
of moet een platformexploitant die in de loop van het jaar verwacht dat een kleine
verkoper de hiervoor genoemde drempels overstijgt, alsnog informatie opvragen van
deze kleine verkoper?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op het begrip «relevante
activiteit». De leden van de CDA-fractie lezen dat «onder een relevante activiteit
wordt verstaan de verhuur van onroerende zaken, de verrichting van persoonlijke diensten,
de verkoop van goederen en de verhuur van transportmiddelen». De leden van de CDA-fractie
vragen de regering om toe lichten waarom het wetsvoorstel ziet op deze vier categorieën
en of er bijvoorbeeld categorieën zijn die niet onder het wetsvoorstel vallen. Deze
leden lezen verder: «Cruciaal is dat de relevante activiteit wordt verricht voor een
tegenprestatie, waarvan het bedrag bij de platformexploitant gekend is of redelijkerwijs
gekend kan worden.» De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten
wat dit in de praktijk betekent en of de regering enkele voorbeelden kan geven van
situaties waarin de platformexploitant het bedrag van de tegenprestatie wél redelijkerwijs
gekend kan hebben en wanneer niét. Deze leden vragen of dit onderscheid in de praktijk
duidelijk genoeg is voor platformexploitanten hoe platformexploitanten hierover worden
geïnformeerd. De leden van de CDA-fractie vragen ook of de regering kan bevestigen
dat de verplichtingen van het wetsvoorstel niet gelden als het bedrag van de tegenprestatie
voor de relevante activiteit niet gekend is of redelijkerwijs gekend kan worden door
de platformexploitant.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom overheidsinstanties en verkopers
die een entiteit zijn waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op een erkende
effectenbeurs of een gelieerde entiteit hiervan, niet vallen onder de rapportageverplichting.
Deze leden vragen de regering om een toelichting.
2.3.3 Verzamel- en verificatievereisten en rapportageverplichtingen
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat in de algemene
maatregel van bestuur over de eisen aan gegevens die over verkopers moeten worden
bijgehouden, zal worden opgenomen.
2.3.4 Inlichtingen die worden verzameld en gerapporteerd
De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre andere belastingautoriteiten,
anders dan de Nederlandse Belastingdienst, bevoegdheden krijgen om op eigen initiatief
in te grijpen bij Nederlandse burgers. Hierbij willen de leden van de PVV-fractie
tevens weten hoe wordt gewaarborgd dat er geen sprake zal zijn van machtsmisbruik
door andere landen.
De leden van de PVV-fractie willen ook weten in hoeverre de Nederlandse fiscale soevereiniteit
wordt ondermijnd met de implementatie van deze richtlijn.
De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat de Belastingdienst constateert dat
er sprake is van een complex traject waarbij er een aanzienlijk beslag wordt gelegd
op ICT-capaciteit. De leden van de PVV-fractie willen weten of de Belastingdienst
in staat is een nieuw ICT-traject te implementeren en vooral als het gaat om een complex
traject.
2.4 Andersoortige wijzigingen in Richtlijn (EU) 2021/514
2.4.3 Gegevensinbreuk
De leden van de PVV-fractie willen verder weten waaruit de Europese specificaties
bestaan en welke gegevens er worden verzameld. Tevens willen de leden van de PVV-fractie
weten hoe er wordt gewaarborgd dat de gegevens niet met derden, anders dan belastingautoriteiten,
gedeeld worden.
3. Gegevensbescherming
3.1 Inleiding
De leden van de SP-fractie vragen de regering of er sprake is van privacy schending
en in welke mate. De leden vragen de regering hoe dit is tegen te gaan.
4. Administratieve lasten, uitvoeringskosten en budgettaire effecten
De leden van de PVV-fractie vragen om alsnog een inschatting te maken van de administratieve
lasten voor de te rapporteren verkopers. Kan de regering tevens nader specificeren
wat er wordt bedoeld met «voor de hand liggende gegevens»?
4.1.1 Administratieve lasten voor rapporterende platformexploitant
De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de paragraaf inzake de administratieve
lasten voor rapporterende platformexploitanten blijkt dat de Nederlandse incidentele
administratieve lasten 44 miljoen euro bedragen en de structurele kosten 5 miljoen
euro bedragen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat
de verwachte opbrengsten zijn van dit wetsvoorstel en een appreciatie kan geven van
hoe de kosten (in ruime zin, dus ook de kosten voor de te rapporteren verkoper en
de uitvoeringskosten) zich verhouden tot de verwachte opbrengst.
4.2 Communicatie
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het komt dat niet duidelijk is dat
verkopers aangifte moeten doen.
4.3 Uitvoeringskosten en budgettaire effecten
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken over de uitvoeringstoets die bij het
wetsvoorstel is ingediend. Het eindoordeel geeft aan dat het uitvoerbaar is maar het
zeer complex is en een zeer groot beslag zal leggen op de al schaarse IV-capaciteit.
Hoe wordt hiermee omgegaan gezien alle andere prioriteiten bij de Belastingdienst?
Waaraan wordt dan voorrang gegeven indien dit nodig zal zijn?
Deze leden constateren dat 92 fte structureel nodig zal zijn voor de uitvoering van
deze wet. Hoe staat het met de werving van deze werknemers? Gezien de krapte op de
huidige arbeidsmarkt is het mogelijk dat niet alle vacatures worden gevuld? Hoe wordt
hiermee dan omgegaan?
Deze leden constateren dat de invoering mogelijk is per 1 januari 2024, maar de wettelijke
invoering per 2 januari 2023. Kan deze discrepantie nader worden toegelicht?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel, en specifiek
het gedeelte ten aanzien van de gegevensuitwisseling in de digitale platformeconomie,
omvangrijke en complexe wijzigingen vergt voor de automatisering en uitvoering binnen
de Belastingdienst en dat sprake is van een deels tijdkritisch traject. De leden van
de CDA-fractie maken zich hierover zorgen, aangezien de ICT van de Belastingdienst
al geruime tijd zwaar onder druk staat en de opgave groot is. De leden van de CDA-fractie
vragen daarom of de Belastingdienst deze wijziging nu aankan en of en zo ja, van welke
andere prioriteiten deze implementatie ten koste gaat. Deze leden vragen of de regering
kan bevestigen dat is gewaarborgd dat de verschillende deadlines in het implementatietraject
gehaald zullen worden. Deze leden vragen bovendien welke stappen worden genomen als
er verstoringen in het implementatieproces optreden.
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de handhaafbaarheid van het wetsvoorstel
ingewikkeld is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarom om toe te lichten
op welke wijze er vooraf zo goed mogelijk wordt gecommuniceerd met platformen en verkopers
over de nieuwe geldende verplichtingen. Deze leden vragen verder of er voldoende (personele)
capaciteit beschikbaar is voor de handhaving van het wetsvoorstel en hoe gemonitord
wordt of alle platformen in beeld zijn en of zij aan hun verplichtingen voldoen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering nader toe te lichten
in welke mate de voorgenomen gegevensuitwisseling tussen Europese belastingautoriteiten
beslag legt op de ICT-capaciteit van de Belastingdienst. Verder vragen deze leden
de regering in hoeverre het mogelijk is dat de tijdige implementatie in het gedrang
komt door mogelijke complexiteit rond de vereiste implementering in de ICT-systemen
van de Belastingdienst.
II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTNG
De leden van de CDA-fractie lezen in de artikelsgewijze toelichting dat onder het
begrip platform niet wordt verstaan software die uitsluitend gebruikt wordt voor het
aanbieden of adverteren van relevante activiteiten. Deze leden vragen de regering
in hoeverre platformexploitanten zijn uitgesloten van de werkingssfeer van dit wetsvoorstel voor het deel van hun bedrijfsactiviteiten
dat gebruikers alleen in staat stelt om een relevante activiteit aan te bieden of
te adverteren.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Tegen | |
CDA | 14 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdA | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Tegen | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.