Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 093 Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169) en Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177) (Wet uitvoering markttoezichtverordening)
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1.1 (Verbindingsbureau)
HOOFDSTUK 2 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 2.1 (Meststoffenwet)
Artikel 2.2 (Metrologiewet)
Artikel 2.3 (Tabaks- en rookwarenwet)
Artikel 2.4 (Telecommunicatiewet)
Artikel 2.5 (Warenwet)
Artikel 2.6 (Wegenverkeerswet 1994)
Artikel 2.7 (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
Artikel 2.8 (Wet explosieven voor civiel gebruik)
Artikel 2.9 (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
Artikel 2.10 (Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie)
Artikel 2.11 (Wet kabelbaaninstallaties)
Artikel 2.12 (Wet luchtvaart)
Artikel 2.13 (Wet medische hulpmiddelen)
Artikel 2.14 (Wet milieubeheer)
Artikel 2.15 (Wet op de economische delicten)
Artikel 2.16 (Wet pleziervaartuigen 2016)
Artikel 2.17 (Wet scheepsuitrusting 2016)
Artikel 2.18 (Wet vervoer gevaarlijke stoffen)
Artikel 2.19 (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties
en beslissingen tot confiscatie)
Artikel 2.20 (Woningwet)
HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN
Artikel 3.1 (Inwerkingtreding)
Artikel 3.2 (samenloopbepaling)
Artikel 3.3 (Omhangbepaling ten behoeve van Besluit etikettering energiegebruik personenauto's)
Artikel 3.4 (Citeertitel)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van Verordening (EU)
2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht
en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen
(EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169) en Verordening (EU) 2020/740
van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden
met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van
Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU
2020, L 177) noodzakelijk is om aanvullende bevoegdheden te introduceren voor het
uitoefenen van toezicht op de naleving van productregelgeving en de handhaving van
die regelgeving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1.1 (Verbindingsbureau)
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is het verbindingsbureau als bedoeld
in artikel 10, derde lid, van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten
en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en
(EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).
HOOFDSTUK 2 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 2.1 (Meststoffenwet)
De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel w, komt te luiden:
w. verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordening (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L
169);.
B
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
Het is verboden ten aanzien van een meststof waar verordening (EU) 2019/1020 op van
toepassing is, te handelen in strijd met artikel 7 van genoemde verordening.
C
Na artikel 47 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 47a
1. Een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel
5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de
benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten
behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid,
onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 47b
1. Een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering
van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, meststoffen te verkrijgen en hieraan
gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van zijn
taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronisch adres, waar de meststof
is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokkene;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van de meststof zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de meststof is verricht, gebleken en overigens is
voorgevallen.
Artikel 47c
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent
aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening
(EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22
of artikel 23 van genoemde verordening.
D
Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 49a
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van genoemde verordening, gevormd door een meststof, weg te nemen,
een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van genoemde verordening,
of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers
wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is
voldaan, een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van genoemde verordening om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt
overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt
tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging
vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden
de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
Artikel 2.2 (Metrologiewet)
De Metrologiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door
een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
r. verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L 169);
s. fulfilmentdienstverlener:
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU)
2019/1020;
t. aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september
2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
u. online interface:
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020.
B
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de marktdeelnemer» ingevoegd «of de fulfilmentdienstverlener».
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de in artikel 16, derde lid, onderdelen d tot en met g, van verordening (EU) 2019/1020
bedoelde maatregelen, voor zover het een meetinstrument betreft waar die verordening
op van toepassing is.
C
Na artikel 23 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 23a
1. Het is een ieder verboden een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van
toepassing is, in de handel te brengen in strijd met artikel 4, eerste lid, van die
verordening.
2. Het is ten aanzien van een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van
toepassing is, de fabrikant, de importeur, de gemachtigde, die is aangewezen om de
in artikel 4, derde lid, van die verordening vermelde taken namens de fabrikant te
verrichten of de fulfilmentdienstverlener verboden te handelen in strijd met artikel
4, derde en vierde lid, van die verordening.
3. Het is de gemachtigde, bedoeld in het tweede lid, verboden te handelen in strijd
met artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 2019/1020.
Artikel 23b
1. Het is een marktdeelnemer en een fulfilmentdienstverlener ten aanzien van een meetinstrument
waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen in strijd
met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij ten aanzien van een
meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen
in strijd met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
D
In artikel 27, eerste lid, wordt na «hoofdstuk 5 en artikel 39 van deze wet» ingevoegd
«en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I
van die verordening, onder 3, 6, 28, 50 en 51 genoemde richtlijnen.»
E
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de ambtenaren, bedoeld in artikel 27, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere
lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
F
Na artikel 28 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 28a
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 27, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de
bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14,
vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 28b
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 27, zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening
(EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking
tot hun identiteit en hoedanigheid, meetinstrumenten te verkrijgen en de hieraan gerelateerde
handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk
is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het meetinstrument
is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van het meetinstrument zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het meetinstrument is verricht, gebleken en overigens
is voorgevallen.
Artikel 28c
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een meetinstrument dat een risico vormt
waarvoor, op basis van een risicobeoordeling en rekening houdend met het normale en
voorzienbare gebruik van het meetinstrument, de combinatie van de waarschijnlijkheid
dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt en de ernst van die schade, een
snel ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van de gevallen waarin de gevolgen
van het risico zich niet onmiddellijk voordoen, een zelfstandige last opleggen aan
degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing
voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
G
In artikel 35, eerste lid, wordt na «22 tot en met 25a» ingevoegd «, 28c, derde lid,».
Artikel 2.3 (Tabaks- en rookwarenwet)
De Tabaks- en rookwarenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd,
luidende:
markttoezichtverordening:
de door Onze Minister aan te wijzen verordening;.
B
In artikel 11b, eerste lid, wordt na «de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c, 3e, 4a, 4b, 4c,
4e, 4h, 4i, 5, 5a, 7, 8, 9, 9a, 10, 11, 17a of 18» ingevoegd «van deze wet of artikel
7 van de markttoezichtverordening».
C
In artikel 13, eerste lid, wordt na «het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd
«en bindende EU-rechtshandelingen die bij of krachtens deze wet zijn geïmplementeerd».
D
Na artikel 13 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1. De toezichthouders zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te
betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden,
bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de markttoezichtverordening.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 13b
1. De toezichthouders zijn bevoegd om, ter uitvoering van de markttoezichtverordening,
onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit
en hoedanigheid, producten waarop de tabaksproductenrichtlijn van toepassing is te
verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor
de invulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthoudende ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld
in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het product
is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de markttoezichtverordening;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het product is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het product is verricht, gebleken en overigens is
voorgevallen.
Artikel 13c
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een toezichthoudende ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de markttoezichtverordening uit een andere
lidstaat van de Europese Unie op grond van de artikelen 22 en 23 van de markttoezichtverordening.
Artikel 13d
1. Ter uitvoering van de markttoezichtverordening kan Onze Minister, indien er geen
andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 20, van de markttoezichtverordening, gevormd door een product
waarop de tabaksproductenrichtlijn van toepassing is, weg te nemen, een zelfstandige
last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de markttoezichtverordening,
of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers
wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is
voldaan, een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van de markttoezichtverordening om alle maatregelen te treffen die
redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface
te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken
dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt
overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt
tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging
vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden
de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
7. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd
met het tweede lid.
E
In artikel 14 wordt na «de artikelen 3, tweede lid en 17a, eerste en tweede lid» ingevoegd
«, van deze wet en artikel 7 van de markttoezichtverordening».
F
In categorie A van de bijlage wordt na «– Artikel 18» onder vervanging van de punt
door een puntkomma de volgende zinsnede toegevoegd «– Artikel 7 van de markttoezichtverordening.»
Artikel 2.4 (Telecommunicatiewet)
De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische volgorde vier begripsbepalingen ingevoegd,
luidende:
– aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september
2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
– fulfilmentdienstverlener:
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU)
2019/1020;
– online interface:
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020;
– verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L 169).
B
Na artikel 10.11b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.11c
1. Het is een ieder verboden uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020
op van toepassing is, in de handel te brengen in strijd met artikel 4, eerste lid,
van die verordening.
2. Het is ten aanzien van uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020
op van toepassing is, de fabrikant, de importeur, de gemachtigde, die is aangewezen
om de in artikel 4, derde lid, van die verordening vermelde taken namens de fabrikant
te verrichten of de fulfilmentdienstverlener verboden te handelen in strijd met artikel
4, derde en vierde lid, van die verordening.
3. Het is de gemachtigde, bedoeld in het tweede lid, verboden te handelen in strijd
met artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 2019/1020.
Artikel 10.11d
1. Het is een marktdeelnemer en een fulfilmentdienstverlener ten aanzien van uitrusting
of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te
handelen in strijd met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij ten aanzien van uitrusting
of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te
handelen in strijd met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
C
Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «bij of krachtens deze wet en de eidas-verordening» vervangen
door «bij of krachtens deze wet, de eidas-verordening en verordening (EU) 2019/1020,
voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en
56 genoemde richtlijnen».
2. In onderdeel h wordt «hoofdstuk 10 en hoofdstuk 20» vervangen door «de hoofdstukken
10 en 20 en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage
I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
D
Na artikel 15.7 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 15.7a
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, zijn in afwijking van artikel
5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de
benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten
behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid,
onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
5. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, bijstand verlenen aan een
markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU)
2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of
artikel 23 van die verordening.
Artikel 15.7b
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, zijn bevoegd om, ter uitvoering
van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, uitrusting of radioapparaten te
verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor
de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar de uitrusting
of het radioapparaat is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken
marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van de uitrusting of het radioapparaat zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de uitrusting of het radioapparaat is verricht,
gebleken en overigens is voorgevallen.
Artikel 15.7c
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om uitrusting die, of een radioapparaat dat,
een risico vormt waarvoor, op basis van een risicobeoordeling en rekening houdend
met het normale en voorzienbare gebruik van de uitrusting of het radioapparaat, de
combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt
en de ernst van die schade, een snel ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip
van de gevallen waarin de gevolgen van het risico zich niet onmiddellijk voordoen,
een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen
van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht te geven tot de
duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang
verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
E
Artikel 16.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet of de eidas-verordening»
vervangen door «ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet, de eidas-verordening
en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I
van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
2. In het tweede lid wordt «naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet of van
de eidas-verordening» vervangen door «naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
wet, de eidas-verordening en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking
heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
Artikel 2.5 (Warenwet)
De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. Verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L 169).
B
De aanhef van artikel 25, eerste lid, komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van het
bepaalde bij of krachtens bindende EU-rechtshandelingen die bij of krachtens deze
wet zijn geïmplementeerd of van het bepaalde bij of krachtens deze wet met betrekking
tot door Onze Minister aangewezen categorieën van waren zijn belast:.
C
Na artikel 32c worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 32d
1. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel
5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de
benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten
behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid,
onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 32e
1. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om ter uitvoering
van Verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, waren te verkrijgen en hieraan
gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van zijn
taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin diegene vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar de waar
is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van Verordening (EU) 2019/1020;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het product is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de waar is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Artikel 32f
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent
aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van Verordening
(EU) 2019/1020 uit een lidstaat van de Europese Unie op grond van de artikelen 22
en 23 van Verordening (EU) 2019/1020.
Artikel 32g
1. Ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van Verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een waar, weg te nemen,
een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van Verordening (EU)
2019/1020, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan
eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a,
is voldaan, aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van Verordening (EU) 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die
redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface
te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken
dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt
overeenkomstig die last. Het niet uitvoeren van de zelfstandige last is een misdrijf.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt
tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging
vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden
de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
Artikel 2.6 (Wegenverkeerswet 1994)
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel fd, wordt «EU-verordening en de op die verordening gebaseerde
uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen, die wordt genoemd in de bijlagen
bij verordening (EU) 2018/858 en» vervangen door «bij ministeriële regeling aangewezen
EU-verordening en de op die verordening gebaseerde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde
handelingen».
2. In het eerste lid worden, onder verlettering van onderdeel ff tot fj, vier onderdelen
ingevoegd, luidende:
ff. EU-richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen:
bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn en op die richtlijn gebaseerde uitvoeringshandelingen
en gedelegeerde handelingen in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen;
fg. verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L 169);
fh. verordening (EU) 2020/740:
Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake
de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters,
tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177);
fi. marktdeelnemer:
fabrikant, vertegenwoordiger van de fabrikant, importeur, distributeur of, indien
van toepassing, hetgeen onder marktdeelnemer wordt verstaan in de in de onderdelen
f, fa, fb, fd of fg bedoelde verordeningen;
3. Lid 1a vervalt.
B
In artikel 4b, eerste lid, onderdelen a en a1 wordt «EU-verordeningen» vervangen door
«EU-verordeningen en -richtlijnen».
C
In de artikelen 20e, tweede lid, onderdeel a, 20f, eerste lid, 20g, eerste lid, aanhef,
tweede lid, en derde lid, onderdeel c, en 20h wordt «artikel 20b, eerste lid, aanhef»
vervangen door «artikel 20b, eerste lid, aanhef en onderdeel b».
D
In artikel 20f, eerste lid, wordt na de «Dienst Wegverkeer» ingevoegd «en de bij besluit
van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid,».
E
Na artikel 20g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 20ga
Het is verboden een motorrijtuig als bedoeld in artikel 20b, eerste lid, door het
aanbrengen van een teken of tekens, het afgeven van een bewijs of bewijzen dan wel
het doen van mededelingen te doen of laten doorgaan als aangewezen.
F
In artikel 21, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, wordt «in de desbetreffende
EU-verordening» vervangen door «in de desbetreffende EU-verordening of -richtlijn».
G
In artikel 27, eerste lid, wordt na de «Dienst Wegverkeer» ingevoegd «indien de betreffende
goedkeuring door hem is verleend, en de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen
als bedoeld in artikel 158, eerste lid,».
H
In artikel 28, eerste lid, wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of
-richtlijn».
I
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste en van het derde lid, wordt «EU-verordening» vervangen
door «EU-verordening of -richtlijn».
2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. zonder dat daarvoor goedkeuring is verleend of indien de indruk van goedkeuring wordt
gewekt met documenten, certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen of
goedkeuringsmerken, die zijn vervalst;.
J
Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 29a
1. Het is marktdeelnemers die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de
handel brengen van voertuigen en systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen,
uitrustingsstukken en voorzieningen voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan
of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers,
als bedoeld in een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van
motorvoertuigen, waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in
strijd te handelen met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van verordening (EU) 2019/1020 die betrokken zijn bij het op de markt
aanbieden of in de handel brengen van voertuigen en systemen, onderdelen, technische
eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor dergelijke voertuigen
en aanhangwagens daarvan of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen
en kwetsbare weggebruikers, als bedoeld in een EU-verordening of -richtlijn in verband
met de goedkeuring van motorvoertuigen waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing
is, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
K
Artikel 30, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. zonder dat een dergelijke goedkeuring is verleend of indien de indruk van goedkeuring
wordt gewekt met documenten, certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen
of goedkeuringsmerken, die zijn vervalst;.
L
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 30a
Het is verboden voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen,
uitrustingsstukken en voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens
daarvan zijn ontworpen en gebouwd en voorzieningen die ter bescherming van inzittenden
van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen en gebouwd, door het aanbrengen
van een teken of tekens, het afgeven van een bewijs of bewijzen dan wel het doen van
mededelingen te doen of laten doorgaan voor goedgekeurd.
M
Na artikel 33 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IIIA AANVULLENDE EISEN VOOR HET OP DE MARKT AANBIEDEN OF IN DE HANDEL BRENGEN
VAN VOERTUIGEN EN BANDEN
Artikel 34
Onverminderd artikel 21 is het verboden bij algemene maatregel van bestuur aan te
wijzen voertuigen op de markt aan te bieden of in de handel te brengen zonder dat
aan in de maatregel gestelde eisen wat betreft de beschikbaarheid van consumenteninformatie
over het brandstofverbruik en de CO2 uitstoot wordt voldaan.
Artikel 34a
Onverminderd artikel 21 is het verboden banden op de markt aan te bieden of in de
handel te brengen zonder dat aan de daaraan gestelde eisen wat betreft etikettering
wordt voldaan als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EU) 2020/740.
Artikel 35
1. Het is marktdeelnemers die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de
handel brengen van de in dit hoofdstuk bedoelde voertuigen of banden waar verordening
(EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen met artikel 7,
eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van verordening (EU) 2019/1020 die betrokken zijn bij het op de markt
aanbieden of in de handel brengen van de in dit hoofdstuk bedoelde voertuigen of banden
waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen
met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
N
In artikel 149aa, eerste lid, wordt «waarvoor op grond van de krachtens artikel 21
gestelde regels een voorlopige of tijdelijke goedkeuring is vereist» vervangen door
«waarvoor een goedkeuring voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten, als bedoeld
in een EU-kaderverordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of krachtens artikel 21,
tweede lid, onderdeel a, is vereist».
O
Artikel 158a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onder toezicht bedoeld in artikel 158, eerste lid, wordt voor de toepassing van de
artikelen 20f, 20g, 25, 27, de bij of krachtens artikel 29, genoemde artikelen van
een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen,
en de artikelen 29a, 30, 30a, 34, 34a en 35 van deze wet en van verordening (EU) 2019/1020
en verordening (EU) 2020/740 tevens verstaan markttoezicht.
2. Het tweede lid, komt te luiden:
2. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover door de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel
158, eerste lid, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van
de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
P
Na artikel 158a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 158b
1. De bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158,
eerste lid, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming
van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel
14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 158c
1. De bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158,
eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, voertuigen, systemen, onderdelen,
technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken of voorzieningen voor dergelijke
voertuigen en aanhangwagens daarvan of voorzieningen ter bescherming van inzittenden
van voertuigen en kwetsbare weggebruikers als bedoeld in artikel 21, voertuigen als
bedoeld in artikel 34 of banden als bedoeld in artikel 34a, te verkrijgen ten behoeve
van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten
en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling
van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
2. De persoon die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar een in het
eerste lid bedoeld product is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van een in het eerste lid bedoelde product, zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van een in het eerste lid bedoelde product, is verricht,
gebleken en overigens is voorgevallen.
Artikel 158d
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een product als bedoeld
in artikel 158c, eerste lid, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene
die daartoe in staat is, om de inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van die verordening
of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers,
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van die verordening wanneer zij zich toegang
verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van verordening (EU) 2019/1020, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid
is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. De Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige
last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Q
In artikel 169, eerste lid, wordt «een EU-verordening in verband met de goedkeuring
van motorvoertuigen» vervangen door «een EU-verordening of -richtlijn in verband met
de goedkeuring van motorvoertuigen, verordening (EU) 2019/1020 of verordening (EU)
2020/740».
R
In artikel 169a wordt «een EU-verordening» vervangen door «een EU-verordening of -richtlijn».
S
In artikel 174b, eerste en in het derde lid, wordt «EU-verordening» vervangen door
«EU-verordening of -richtlijn».
T
Artikel 174c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 20g, 21, derde lid, onderdeel b, en vierde
lid, onderdelen b en c, 25, 27 en 30» vervangen door «de artikelen 20f, 20g, 20ga,
25, 27, 29a, 30, 30a, 34, 34a en 35».
2. In het eerste, derde en in het vierde lid, wordt «EU-verordening» vervangen door
«EU-verordening of -richtlijn».
3. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 34 of artikel 34a kan
worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de tweede categorie, bedoeld
in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «artikel 20g, derde lid, artikel 21, derde lid, onderdeel
b, en vierde lid, onderdelen b en c, artikel 25, artikel 27, of artikel 30, derde
lid,» vervangen door «of de artikelen 20f, 20g, derde lid, 25, 27, 29a, 30, derde
lid, of 35».
Artikel 2.7 (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
Artikel 5.13, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht komt te luiden:
c. de Wet milieubeheer:
– ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen en
– ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde
lid, onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten
en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU)
nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169), voor zover het gaat om handhaving van het bepaalde
bij of krachtens:
1°. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
2°. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
3°. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
4°. de EG-verordening EU-milieukeur of
5°. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale
verplichting,.
Artikel 2.8 (Wet explosieven voor civiel gebruik)
De Wet explosieven voor civiel gebruik wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen
ingevoegd, luidende:
aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij:
aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel
14, van verordening 2019/1020;
verordening 2019/1020:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van deze wet wordt, voor zover dat voor de toepassing van verordening
2019/1020 noodzakelijk is, onder «marktdeelnemer» verstaan, hetgeen daaronder in artikel
3, onder 13, van die verordening wordt verstaan.
B
Het opschrift van Hoofdstuk Ia komt te luiden:
HOOFDSTUK IA. VERPLICHTINGEN VOOR MARKTDEELNEMERS EN AANBIEDERS VAN DIENSTEN VAN
DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
C
Aan het slot van Hoofdstuk Ia wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4. Verplichtingen van marktdeelnemers en aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij
Artikel 2y
1. Het is een marktdeelnemer verboden in strijd te handelen met artikel 7, eerste lid,
van verordening 2019/1020.
2. Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij verboden in strijd
te handelen met artikel 7, tweede lid, van verordening 2019/1020.
D
De artikelen 23 tot en met 26 komen te luiden:
Artikel 23
1. De ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren, zijn
in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd
met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming
van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel
14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 24
1. De ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren zijn
bevoegd om, ter uitvoering van verordening 2019/1020 onder verstrekking van onjuiste
of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, explosieven
en bijzondere explosieven te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken
van een explosief of een bijzonder explosief en de verificatie van de documenten en
de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling
van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid,
maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het explosief
of het bijzondere explosief, is verkregen en voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het
explosief of het bijzondere explosief;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen explosief of bijzondere explosief.
Artikel 25
1. Ter uitvoering van verordening 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van verordening 2019/1020, gevormd door een explosief of een bijzonder
explosief, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in
staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening 2019/1020 of opdracht te geven
tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 21, van verordening 2019/1020, wanneer zij zich toegang verschaffen
tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister, een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 26
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren
bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel
4, van verordening 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond
van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
Artikel 2.9 (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd,
luidende:
verordening (EU) nr. 2019/1020:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «overtredingen van de verordening» vervangen door «overtredingen
van de verordening en van de verordening (EU) nr. 2019/1020».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 5. Het is verboden in strijd te handelen met
artikel 7 van verordening (EU) nr. 2019/1020.
C
Aan Hoofdstuk 7, titel 1, wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4. Markttoezicht als bedoeld in verordening (EU) nr. 2019/1020
Artikel 88a
1. De ingevolge artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van
artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming
van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner
ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde
lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) nr. 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 88b
1. Een krachtens artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering
van verordening (EU) nr. 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige
gegevens met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, biociden te verkrijgen
en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten, verrichten voor zover dat voor
de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, waar de biocide
is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt de verkrijging van de biocide;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen biocide.
Artikel 88c
1. Ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen
andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) nr. 2019/1020, gevormd door een biocide,
weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om
inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020 of opdracht te geven tot
de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel
3, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 2019/1020, wanneer zij zich toegang verschaffen
tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van verordening (EU) nr. 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 88d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een krachtens artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent
aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening
(EU) nr. 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel
22 of artikel 23 van die verordening.
D
In artikel 90 wordt «39, 43, 71 tot en met 81,» vervangen door «39, 43, met uitzondering
van het vijfde lid, 71 tot en met 81,».
Artikel 2.10 (Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie)
De Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L 169).
B
Na artikel 31 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 31a
1. Een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel
5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de
benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten
behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid,
onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 31b
1. Een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering
van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, energiegerelateerde producten
te verkrijgen en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor
de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, waar het energiegerelateerde
product is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokkene;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van het energiegerelateerde product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het energiegerelateerde product is verricht, gebleken
en overigens is voorgevallen.
Artikel 31c
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent
aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening
(EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22
of artikel 23 van genoemde verordening.
Artikel 2.11 (Wet kabelbaaninstallaties)
De Wet kabelbaaninstallaties wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd,
luidende:
verordening (EU) nr. 2019/1020:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
In artikel 30 wordt «de artikelen 3, aanhef en onderdeel b, 20, eerste lid, 24, eerste
lid, 25, 27 en 28» vervangen door «de artikelen 3, aanhef en onderdeel b, 20, eerste
lid, 24, eerste lid, 25, 27, 28, 33a en 34c, derde lid».
C
In hoofdstuk 7 wordt na artikel 33 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 33a
Het is verboden in strijd te handelen met artikel 7 van verordening (EU) nr. 2019/1020.
D
Na hoofdstuk 8 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 8A. MARKTTOEZICHT ALS BEDOELD IN DE VERORDENING (EU) NR. 2019/1020
Artikel 34a
1. De ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn in afwijking van
artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming
van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner
ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde
lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) nr. 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 34b
1. De ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering
van verordening (EU) nr. 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige
gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, subsystemen of veiligheidscomponenten
te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze subsystemen
of veiligheidscomponenten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde
handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk
is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het subsysteem
of de veiligheidscomponent, is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van verordening (EU)
nr. 2019/1020;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het
subsysteem of de veiligheidscomponent;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen subsysteem of de verkregen
veiligheidscomponent.
Artikel 34c
1. Ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen
andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) nr. 2019/1020, gevormd door een subsysteem
of een veiligheidscomponent, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene
die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot
een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU)
nr. 2019/1020 of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing
voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 2019/1020,
wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van verordening (EU) nr. 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 34d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren bijstand verlenen
aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening
(EU) nr. 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel
22 of artikel 23 van die verordening.
Artikel 2.12 (Wet luchtvaart)
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling
ingevoegd, luidende:
verordening markttoezicht:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Aan artikel 11.15, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
subonderdeel 11° door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:
12°. artikel 7 van de verordening markttoezicht voor zover die verordening van toepassing
is op het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van die basisverordening wat
betreft onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur
om het luchtvaartuig van een afstand te bedienen.
C
Aan hoofdstuk 11 wordt een titel toegevoegd, luidende:
TITEL 11.4 TOEZICHT TER UITVOERING VAN DE VERORDENING MARKTTOEZICHT
Artikel 11.28a
1. De ingevolge artikel 1.5 aangewezen toezichthouders, zijn, in afwijking van artikel
5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter uitvoering van de verordening
markttoezicht in verband met de basisverordening, voor zover het gaat om het ontwerp,
de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel
2, eerste lid, onder a en b, van de basisverordening wat betreft onbemande luchtvaartuigen,
en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig van een
afstand te bedienen, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning
te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de
bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de verordening
markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 11.28b
1. Toezichthouders als bedoeld in artikel 11.28a zijn bevoegd om, onder verstrekking
van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid,
motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te
bedienen te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten
en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten
voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is, ter uitvoering van
de verordening markttoezicht en voor zover het gaat om:
a. het toezicht op de naleving van de basisverordening, en
b. het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van die basisverordening wat betreft onbemande
luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig
van een afstand te bedienen.
Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthouder die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de motor,
de propeller, het onderdeel of de apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te
bedienen is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer,
bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de motor,
de propeller, het onderdeel of de apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te
bedienen;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen motor of propeller, het verkregen
onderdeel of de verkregen apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te bedienen.
Artikel 11.28c
1. Ter uitvoering van de verordening markttoezicht kan Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een
ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de verordening markttoezicht,
gevormd door het product of onderdeel, bedoeld in artikel 11.28b, eerste lid, weg
te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud
te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 15, van de verordening markttoezicht of opdracht te geven
tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel
3, onderdeel 21, van de verordening markttoezicht wanneer zij zich toegang verschaffen
tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat een zelfstandige
last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 14, van de verordening markttoezicht om alle maatregelen te
treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online
interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te
verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister van
Infrastructuur en Waterstaat, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank,
sector strafrecht.
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat maakt de machtiging van de rechter-commissaris
gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 11.28d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de ingevolge artikel 1.5 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een
markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de verordening
markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22
of artikel 23 van die verordening.
Artikel 2.13 (Wet medische hulpmiddelen)
De Wet medische hulpmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2019/1020:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L169).
B
In artikel 7, eerste lid, wordt «Verordening (EU) 2017/745 en Verordening (EU) 2017/746»
vervangen door «Verordening (EU) 2017/745, Verordening (EU) 2017/746 en Verordening
(EU) 2019/1020».
C
In artikel 10 wordt «Verordening (EU) 2017/745 en Verordening (EU) 2017/746» vervangen
door «Verordening (EU) 2017/745, Verordening (EU) 2017/746 en Verordening (EU) 2019/1020».
D
Na artikel 10 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10a Betreden woning zonder toestemming van de bewoner
1. De toezichthouders, bedoeld in artikel 10, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur
een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening
van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van
Verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 10b Fictieve identiteit en hoedanigheid
1. De toezichthouders, bedoeld in artikel 10, zijn bevoegd om, ter uitvoering van Verordening
(EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking
tot hun identiteit en hoedanigheid, medische hulpmiddelen of medische hulpmiddelen
voor in-vitrodiagnostiek te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten
voor zover dat voor de invulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthouder die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het medisch
hulpmiddel of het medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek is verkregen en, voor
zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het medisch hulpmiddel
of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel
voor in-vitrodiagnostiek is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel voor
in-vitrodiagnostiek is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Artikel 10c Wederzijdse bijstand
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een toezichthouder bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 4, van Verordening (EU) 2019/1020 uit een lidstaat van de
Europese Unie op grond van de artikelen 22 of 23 van Verordening (EU) 2019/1020.
Artikel 10d Zelfstandige last
1. Ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van Verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een medisch hulpmiddel
of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek, weg te nemen, een zelfstandige last
opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken
tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van Verordening (EU)
2019/1020, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan
eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is
voldaan, aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel
3, onderdeel 14, van Verordening (EU) 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die
redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface
te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken
dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt
overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt
tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging
vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden
de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
E
In artikel 12, onderdeel c, wordt «6 en 9a» vervangen door «6, 9a en 10d, tweede lid,».
F
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13 Last onder bestuursdwang
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving
van de bij artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1020 gestelde verplichting.
G
Aan artikel 14, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van
onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1020.
Artikel 2.14 (Wet milieubeheer)
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling
ingevoegd, luidende:
EU-verordening markttoezicht:
verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Artikel 2.54 van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het is verboden in strijd te handelen met de volgende bepaling van de EU-verordening
markttoezicht: artikel 7.
C
Na artikel 9.3.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9.3.4
Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening
markttoezicht: artikel 7.
D
In artikel 9.3a.3, eerste lid, wordt «25, eerste, tweede en vierde tot en met zesde
lid,» vervangen door «25, eerste, tweede en vierde tot en met achtste lid,».
E
Artikel 9.3a.4 komt te luiden:
Artikel 9.3a.4
Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening
markttoezicht: artikel 7.
F
In artikel 9.4.1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen
ingevoegd, luidende:
aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september
2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
marktdeelnemer:
marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht.
G
Na artikel 9.4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9.4.9
1. Het is een marktdeelnemer die betrokken is of betrokken is geweest bij het op de
markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort
tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie
aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld,
verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste, derde en vierde lid, en
7, eerste lid, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die betrokken is
of is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd
product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie
of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een
verordening is gesteld, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid,
van de EU-verordening markttoezicht.
3. Het is een gemachtigde als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van de
EU-verordening markttoezicht, die betrokken is of betrokken is geweest bij het op
de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat
behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een
categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening
is gesteld, verboden te handelen in strijd met artikel 5, tweede lid, tweede volzin,
van de EU-verordening markttoezicht.
H
Artikel 15.51, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen:
a. die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van eetbare paddenstoelen
of witlof onder een opstand als bedoeld in dat lid, of
b. waarop titel 16.2 van toepassing is.
I
Aan artikel 18.1a, tweede lid, onderdeel d, wordt, onder de vervanging van de punt
aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
J
Aan artikel 18.1a, eerste lid, onderdeel d, wordt, onder de vervanging van de punt
aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
K
Artikel 18.2b, eerst lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de titels 9.2 tot en met 9.5 en de artikelen 17.19 en 18.21, derde lid;.
L
Aan het einde van hoofdstuk 18 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 18.20
1. De artikelen 18.20 tot en met 18.22 hebben, in verband met de uitvoering van de EU-verordening
markttoezicht, betrekking op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
d. de EG-verordening EU-milieukeur of
e. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale
verplichting.
2. In verband met de uitvoering van het eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking
van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid,
stoffen, mengsels of producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de
kenmerken van deze stoffen, mengsels of producten en de verificatie van de betreffende
documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor
de vervulling van hun taak noodzakelijk is:
i. krachtens artikel 5.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
aangewezen toezichthouders,
ii. Onze Minister voor zover de op grond van artikel 18.2b, eerste lid, bedoelde zorg
voor de bestuursrechtelijke handhaving bij hem berust, en
iii. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover
deze de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge artikel 18.2b, tweede
lid, tot taak heeft. Artikel 5.12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
niet van toepassing.
3. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, maakt
daarvan een schriftelijk verslag op, waarin vermeld wordt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de stof,
het mengsel of het product, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening
markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de stof,
het mengsel of het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen stof, het verkregen mengsel
of het verkregen product.
Artikel 18.21
1. In verband met de uitvoering van artikel 18.20, eerste lid, kan Onze ingevolge artikel
18.20, tweede lid, onderdelen ii en iii, bevoegde Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door een stof, mengsel of product, weg te nemen, een zelfstandige
last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of
de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel
15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave
van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van
de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online
interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid
is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 18.22
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 5.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als
bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere
lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
M
Aan het einde van hoofdstuk 18 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 18.20
1. De artikelen 18.20 tot en met 18.22 hebben, in verband met de uitvoering van de EU-verordening
markttoezicht, betrekking op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
d. de EG-verordening EU-milieukeur of
e. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale
verplichting.
2. In verband met de uitvoering van het eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking
van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid,
stoffen, mengsels of producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de
kenmerken van deze stoffen, mengsels of producten en de verificatie van de betreffende
documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor
de vervulling van hun taak noodzakelijk is:
i. krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen
toezichthouders,
ii. Onze Minister voor zover de op grond van artikel 18.2b, eerste lid, bedoelde zorg
voor de bestuursrechtelijke handhaving bij hem berust, en
iii. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover
deze de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge artikel 18.2b, tweede
lid, tot taak heeft. Artikel 5.12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
niet van toepassing.
3. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, maakt
daarvan een schriftelijk verslag op, waarin vermeld wordt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de stof,
het mengsel of het product, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening
markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de stof,
het mengsel of het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen stof, het verkregen mengsel
of het verkregen product.
Artikel 18.21
1. In verband met de uitvoering van artikel 18.20, eerste lid, kan Onze ingevolge artikel
18.20, tweede lid, onderdelen ii en iii, bevoegde Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door een stof, mengsel of product, weg te nemen, een zelfstandige
last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of
de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel
15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave
van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van
de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online
interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid
is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 18.22
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid,
aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als
bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere
lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
N
Artikel 18.20, tweede lid, onderdeel i, komt te luiden:
i. krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen
toezichthouders,.
O
Artikel 18.22 komt te luiden:
Artikel 18.22
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid,
aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als
bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere
lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
Artikel 2.15 (Wet op de economische delicten)
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1°, wordt bij «de Telecommunicatiewet» «10.1, 10.11, tweede lid, 10.15,
eerste lid, 10.17, eerste lid» vervangen door «10.1, 10.11, tweede lid, 10.11c, 10.11d,
10.15, eerste lid, 10.17 eerste lid».
2. In onderdeel 3°, wordt bij «de Warenwet» «artikel 21, tweede lid, 27, tweede lid,
30, derde lid« vervangen door «artikel 21, tweede lid, 27, tweede lid, 30, derde lid,
en 32g, tweede lid»;
3. In onderdeel 4°, wordt bij «de Metrologiewet» «23, eerste en tweede lid en vijfde
lid, tweede volzin» vervangen door «23, eerste, tweede en vijfde lid, tweede volzin,
23a, 23b» en wordt bij «de Wet scheepsuitrusting 2016» «artikel 22, met uitzondering
van artikel 22, eerste lid en vijfde lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 22,
met uitzondering van het eerste en vijfde lid, onderdelen a en d».
B
Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2°, wordt bij «de Wegenverkeerswet 1994» «de krachtens artikel 29 en
31 genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen
en de artikelen 30, 31, tweede lid en 33» vervangen door «de krachtens artikel 29
en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring
van motorvoertuigen en de artikelen 20ga, 29a, 30, 30a en 33» en wordt bij de «Wet
milieubeheer» «9.4.4. tot en met 9.4.7» vervangen door «9.4.4 tot en met 9.4.7, 9.4.9».
2. In onderdeel 3°, wordt bij «de Meststoffenwet» «de artikelen 4, 5, 6, 9, tweede en
derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 15, 16, 34, 35, 36, 37, 38, derde
lid en 40» vervangen door «de artikelen 4, 5, 5a, 6, 9, tweede en derde lid, 11, tweede
en derde lid, 13, vierde lid, 15, 16, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid en 40».
Artikel 2.16 (Wet pleziervaartuigen 2016)
De Wet pleziervaartuigen 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
EU-verordening markttoezicht:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169);.
B
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het is verboden te handelen in strijd met:
a. artikel 4, eerste, derde en vierde lid, van de EU-verordening markttoezicht, en
b. de artikelen 5, tweede lid, tweede volzin, en 7 van de EU-verordening markttoezicht.
C
Na artikel 13 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1. De ingevolge artikel 13 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde
apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van
de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen
a, d en e, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 13b
1. De ingevolge artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van
de EU-verordening markttoezicht, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten als bedoeld in artikel
3, eerste lid, te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van
deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen
te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel
5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid,
maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin wordt vermeld:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product,
bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het
product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product.
Artikel 13c
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, indien er geen
andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door het product,
weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om
inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven
tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel
3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen
tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 13d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 13 van de wet aangewezen toezichthouders bijstand verlenen
aan een markttoezichtautoriteit uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond
van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
D
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de in artikel 12, met uitzondering
van het zevende lid, onderdeel b, gestelde verboden een bestuurlijke boete opleggen.
2. In het vierde lid wordt «artikel 12, vijfde lid, onderdeel a,» vervangen door «artikel
12, vijfde lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel a».
Artikel 2.17 (Wet scheepsuitrusting 2016)
De Wet scheepsuitrusting 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
EU-verordening markttoezicht:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L 169);.
B
Na artikel 16 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 16a
1. De ingevolge artikel 16 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde
apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van
de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen
a, d en e, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 16b
1. De ingevolge artikel 16 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van
de EU-verordening markttoezicht, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens
met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten te verkrijgen ten behoeve
van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten
en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling
van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid,
maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin wordt vermeld:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product,
bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het
product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product of de verkregen scheepsuitrusting.
Artikel 16c
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, indien er geen
andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in
artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door het product,
weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om
inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld
in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven
tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel
3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen
tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid
is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 16d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 16 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een
markttoezichtautoriteit uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van
artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
C
Aan artikel 22, vijfde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 7 van de EU-verordening markttoezicht.
D
In artikel 23, eerste lid, wordt na «opleggen» ingevoegd:, met uitzondering van het
verbod gesteld in het vijfde lid, onderdeel d.
Artikel 2.18 (Wet vervoer gevaarlijke stoffen)
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen
ingevoegd, luidende:
EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur:
Richtlijn (EU) nr. 2010/35 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010
betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG,
84/525/EEG, 85/526/EEG, 84/527/EEG, en 1999/36/EG van de Raad (PbEU 2010, L 165);
EU-verordening markttoezicht:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169);.
B
Na artikel 34 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 35
1. De ingevolge artikel 34 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd voor de bij of krachtens deze
wet in verband met de EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur gestelde verplichtingen,
met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming
van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel
14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 36
1. De ingevolge artikel 34 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van
de EU-verordening markttoezicht en voor de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen
in verband met de EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur, onder verstrekking van
onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid,
producten waarvoor krachtens artikel 10a verplichtingen zijn gesteld, te verkrijgen
ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie
van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover
dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van
de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid,
maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product,
bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van
de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van EU-verordening
markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het
product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product.
Artikel 37
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, voor de bij
of krachtens deze wet gestelde verplichtingen in verband met de EU-richtlijn vervoerbare
drukapparatuur, en indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om
een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht,
gevormd door het product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene
die in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online
interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van EU-verordening markttoezicht
of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers
wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14,
van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid
is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Artikel 38
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover de krachtens artikel 34 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een
markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening
markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22
of artikel 23 van die verordening.
Artikel 2.19 (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties
en beslissingen tot confiscatie)
In artikel 10, eerste lid, onderdeel g, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging
geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt in onderdeel g «en artikel
30 van die wet» vervangen door «en de artikelen 20ga, 29a, 30, 30a 34, 34a en 35 van
die wet».
Artikel 2.20 (Woningwet)
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot
wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011
(PbEU 2019, L169) wordt voor het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder:
– aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onder b, van
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015
betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en
regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
– fulfilmentdienstverlener:
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU)
2019/1020;
– marktdeelnemer:
marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van verordening (EU) 2019/1020;
– online interface:
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020;
– verordening (EU) 2019/1020:
verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn
2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019,
L169).
B
Na artikel 93 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 93a
1. De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, tweede lid, zijn in afwijking
van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming
van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner
ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde
lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020 met betrekking tot bouwproducten.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
Artikel 93b
1. De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, tweede lid, zijn bevoegd om,
ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of
onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, bouwproducten
te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat
voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het bouwproduct
is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen
van het bouwproduct zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het bouwproduct is verricht, gebleken en overigens
is voorgevallen.
Artikel 93c
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere
doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel
3, onderdeel 20, van verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een bouwproduct, weg
te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud
te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht
te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer
zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste
lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs
van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken,
onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen
uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd
die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande
machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging
worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris
kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek
van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat
voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen
veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de
zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
8. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd
met het derde lid.
Artikel 93d
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor
zover een toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 93, tweede lid, bijstand
verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van
verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van
artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
C
Artikel 119 wordt vernummerd tot artikel 118a.
HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN
Artikel 3.1 (Inwerkingtreding)
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
In dat besluit kan worden bepaald dat artikel 2.14, onderdeel h, van deze wet terugwerkt
tot en met 2 maart 2022.
Artikel 3.2 (samenloopbepaling)
Indien de Invoeringswet Omgevingswet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2.20 van deze wet, wordt deze
wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2.15, onderdeel B, onder 1, komt te luiden:
1. In onderdeel 2°, wordt bij «de Wegenverkeerswet 1994» «de krachtens artikel 29 en
31 genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen
en de artikelen 30, 31, tweede lid en 33» vervangen door «de krachtens artikel 29
en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring
van motorvoertuigen en de artikelen 20qa, 29a, 30, 30a en 33», wordt bij de «Wet milieubeheer»
«9.4.4. tot en met 9.4.7» vervangen door «9.4.4 tot en met 9.4.7, 9.4.9» en wordt
bij de «Woningwet» «de artikelen 14a, 119, tweede lid, en 120, tweede lid» vervangen
door «de artikelen 14a, 119, tweede lid, 119a, tweede lid, en 120, tweede lid».
2. In artikel 2.20, onderdeel A, wordt «8.» vervangen door «7.».
3. In artikel 2.20, onderdeel B, wordt «artikel 93, tweede lid» telkens vervangen door
«artikel 93, derde lid».
4. Artikel 2.20, onderdeel C, komt te luiden:
C
Het artikel 119 dat begint met «Onze Minister kan» wordt vernummerd tot artikel 118a.
5. Aan artikel 2.20 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 119 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 119a
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven
ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020.
2. Gedragingen in strijd met voorschriften als bedoeld in het eerste lid zijn verboden.
E
In artikel 120b, eerste lid, wordt «artikel 119, tweede lid, en artikel 120, tweede
lid» vervangen door: artikel 119, tweede lid, artikel 119a, tweede lid, en artikel
120, tweede lid.
b. later in werking treedt dan artikel 2.20 van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel 2.47 wordt «de Woningwet, de artikelen 14a, 119, tweede lid, en 120, tweede
lid» vervangen door «de Woningwet, de artikelen 14a, 119, tweede lid, 119a, tweede
lid, en 120, tweede lid».
2. In artikel 2.55, onderdeel A, wordt «4. Het zevende lid vervalt» vervangen door «4.
Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid».
3. In artikel 2.55 wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
In de artikelen 93a, 93b en 93d wordt «artikel 93, tweede lid,» telkens vervangen
door «artikel 93, derde lid».
4. In artikel 2.55 wordt na onderdeel X een onderdeel ingevoegd, luidende:
Xa
Na artikel 119 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 119a
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven
ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020.
2. Gedragingen in strijd met voorschriften als bedoeld in het eerste lid zijn verboden.
5. In artikel 2.55, onderdeel Z, wordt «artikel 119, tweede lid, en artikel 120, tweede
lid« vervangen door «artikel 119, tweede lid, artikel 119a, tweede lid, en artikel
120, tweede lid».
Artikel 3.3 (Omhangbepaling ten behoeve van Besluit etikettering energiegebruik personenauto's)
Na inwerkingtreding van artikel 2.6 berust het Besluit etikettering energiegebruik
personenauto’s in plaats van op artikel 13 van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie
en artikel 4b van de Wegenverkeerswet, op de artikelen 4b en 34 van de Wegenverkeerswet
1994.
Artikel 3.4 (Citeertitel)
Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitvoering markttoezichtverordening.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.