Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over bouwregelgeving (o.a. Kamerstuk 28325-237)
2022D16440 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
enkele vragen en opmerkingen over bouwregelgeving.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
13
II
Antwoord/ reactie van de Minister
14
III
Volledige agenda
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
overleg over bouwregelgeving en hebben hierover enkele vragen/opmerkingen.
Inwerkingtreding Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de doelen van de Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen (Wkb) (de borging van) een betere bouwkwaliteit is. Er zal actief
worden gemonitord of deze doelen worden gerealiseerd. Deze leden lezen echter dat
er pas zal worden gemonitord vanaf het moment van invoering. Dit betekent dat niet
de vergelijking kan worden gemaakt hoe de bouwkwaliteit is verbeterd voor en na de
invoering van de wet, maar slechts of de manier waarop mensen en bedrijven met het
systeem omgaan is verbeterd. Zij vragen of de Minister bereid is een nulmeting naar
bouwkwaliteit uit te voeren voor de inwerkingtreding van de Wkb, zodat daadwerkelijk
kan worden gemonitord of de doelen worden gerealiseerd.
De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat continuïteit in de bouwsector van
essentieel belang is. Niet alleen om de woningnood terug te dringen, maar ook omdat
de bouwsector een sector is waar interventies nog lang doorwerken. Momenteel zijn
er al tekorten aan kwaliteitsborgers om projecten als pilot onder de Wkb uit te voeren.
Deze leden begrijpen dat bij een woningbouwproductie van 75.000 woningen per jaar
er 600 kwaliteitsborgers nodig zijn. Inmiddels is deze productie opgeschroefd naar
100.000 woningen per jaar. Zij vragen de Minister hoeveel extra kwaliteitsborgers
er nodig zijn om het genoemde aantal woningen per jaar te realiseren. Zij vragen ook
of de Minister kan garanderen dat er op de datum van de inwerkingtreding voldoende
opgeleide en ervaren kwaliteitsborgers zijn om te voorkomen dat de continuïteit van
de (woning)bouw in het gedrang komt. Zo nee, welke mogelijkheden heeft de Minister
om het tekort aan kwaliteitsborgers op te vangen en de woningbouwproductie op gang
te houden?
De leden van de VVD-fractie willen in het verlengde van de kwaliteit van bouwwerken
aandacht vragen voor de specifieke expertise die nodig is om de veiligheid te toetsen
van grote commerciële gebouwen, zoals voetbalstadions. De recente gebeurtenissen,
zoals het instorten van het dak van het AFAS-stadion en het bezwijken van de tribune
in het Goffertstadion, laten zien dat de huidige veiligheidscontroles niet volstaan
om de volledige veiligheid te waarborgen vanwege het op weinig momenten raadplegen
van de specialistische kennis. Op dit moment is die veiligheidscontrole decentraal
via de overheden geregeld. De kwaliteitseisen en controles lijken dus niet overal
gelijk en de specifieke bouwtechnische kennis lijkt te ontbreken. Deze leden vragen
de Minister om te bezien welke landelijk georganiseerde, specialistische kennis nodig
is en of deze geborgd moet worden in een onafhankelijk centraal orgaan. Dit in te
stellen orgaan ziet toe op de veiligheidskeuringen van stadions en grote evenementenlocaties.
Verbeteringen in Besluit bouwwerken leefomgeving in relatie tot woningbouw
De leden van de VVD-fractie zien dat er meer maatwerk mogelijk gaat worden omdat het
Besluit bouwwerken Leefomgeving (Bbl) onder de omgevingswet komt te vallen. Deze leden
vragen hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat er wel voldoende duidelijkheid blijft
voor marktpartijen die landelijk opereren. Zij merken op dat er wellicht tegenstrijdigheden
kunnen ontstaan. Voor welke onderdelen uit de omgevingswet gaan de gemeentelijke vrijheden
gelden, want tegelijkertijd wil de Minister kijken naar meer uniforme regelgeving
over fabrieksmatige bouw?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister ook op het gebied van circulair
bouwen de technische bouwvoorschriften zoveel mogelijk landelijk op een hoog ambitieniveau
wil leggen. Deze leden vragen de Minister hoe lokale vrijheden op het gebied van duurzaamheid
in de omgevingswet gaan passen in deze ambitie. Dit lijkt namelijk te schuren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister samen met de Deltacommissaris en
de Unie van Waterschappen werkt aan een analyse van huidige belemmeringen in de bouwregelgeving
rond klimaatadaptief bouwen. Rondom klimaatbestendig bouwen hebben we de afgelopen
jaren meer en minder succesvolle lokale initiatieven zien opkomen. Deze leden vinden
het belangrijk dat overheden moeten kunnen monitoren of beleid daadwerkelijk tot het
behalen van klimaatadaptieve doelen leidt en dat marktpartijen duidelijkheid hebben
om te kunnen investeren. Zij vragen of de Minister uiteen kan zetten welke mogelijkheden
hij ziet om innovatieve en meer prefab woningbouw te stimuleren aan de hand van een
uniform landelijk spelregelkader met duidelijke prestatie-eisen.
De leden van de VVD-fractie zien in tijdelijke woningen een oplossing voor de acute
woningbehoefte. Hoe gaat de Minister in de regelgeving deze tijdelijkheid en flexibiliteit
vormgeven? In het kader van het tijdens de looptijd aanpassen van de woningen/modules
en meerdere keren kunnen inzetten van deze tijdelijke woningen. Zowel binnen de termijn
van vijftien jaar als ook voor nieuwe termijnen van vijftien jaar.
Brandveiligheid
De leden van de VVD-fractie merken op dat de discussie over brandveiligheid van gevels
zich vooral toespitst op de materialen. Hoe gaat de Minister zich meer richten op
de brandveiligheidsprestaties van de constructie van gebouwen, omdat daarin de impact
moet worden voorkomen, in plaats van op het specifieke materiaal? Is de Minister bereidt
hierin mee te wegen hoeveel tijd vluchters en hulpverleners nodig hebben om in veiligheid
te worden gebracht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda Bouwregelgeving. Deze
leden hebben nog enkele vragen die ze aan de Minister willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat wat betreft de BENG normen (Bijna Energieneutrale
Gebouwen) er gerekend wordt met indicatoren die zijn vastgesteld in 2018. Deze leden
merken op dat de innovaties inmiddels vaak al een stuk verder zijn. Bedrijven die
voorop lopen voldoen daardoor soms niet aan de normen, omdat het computermodel niet
toereikend is. Zij vragen zich af of het niet mogelijk zou moeten zijn voor innovatieve
bedrijven om achteraf aan te tonen dat zij aan de gestelde normen voldoen. Zij vragen
of dat kan door middel van het aanleveren van meetdata in plaats van vooraf veronderstelde
normen. Zo wordt er geen rem gezet op innovaties.
De leden van de D66-fractie constateren dat nog niet alle voordelen van houtbouw in
de bestaande regelgeving meegenomen worden. Deze leden constateren dat houtbouw nog
steeds slecht scoort in de milieuprestatie voor gebouwen berekening (MPG). Zij vragen
waarom bij hout als brandstof (biomassa) wel CO2 opslag wordt meegenomen, maar als een woning gebouwd wordt de CO2 opslag niet meegerekend mag worden.
De leden van de D66-fractie constateren dat bouwplannen vaak stranden in ruimtelijke
procedures. Deze leden constateren ook dat er daarom wat meer speelruimte is ingebouwd
met betrekking tot maatvoering, bijvoorbeeld als het gaat om afwijkingen van goothoogte.
Zij constateren eveneens dat er geen speelruimte is met betrekking tot aantallen woningen
in ruimtelijke procedures. Zij vragen of het mogelijk is om ook hier een speelruimte
van bijvoorbeeld tien procent afwijking op aantallen in te regelen, zodat er op verschillende
locaties makkelijker extra gebouwd kan worden.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de huidige eisen voor meterkasten
verouderd zijn. Deze leden overwegen dat er steeds meer woningen van het aardgas af
gaan, overgaan op stadswarmte, overgaan op all-electric en er bovendien alternatieven ontwikkeld worden, bijvoorbeeld op waterstof. Zij constateren
echter dat de meterruimte in woningen weinig flexibel is en vragen of het mogelijk
is om flexibiliteit in de afmetingen en indelingen van meterruimte te realiseren.
De leden van de D66-fractie constateren dat er recentelijk twee grote incidenten geweest
zijn met voetbalstadions. Deze leden doelen dan op het instorten van het dak van het
AFAS-stadion in Alkmaar, en het instorten van een tribune in het Goffert-stadion in
Nijmegen. Zij merken op dat de verantwoordelijkheid van de controles op de veiligheid
in stadions op dit moment bij de gemeenten ligt. Zij overwegen dat de kennis voor
het uitvoeren van dit soort controles zeer specialistisch is en verzoeken daarom om
de verantwoordelijkheid bij de gemeenten weg te halen en deze neer te leggen bij een
onafhankelijke centrale inspectie.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de stand van zaken over brand-
en constructieve veiligheid van gebouwen (Kamerstuk 28 325, nr. 237) een advies om de brandklasse van de gevels aan te scherpen. Deze leden vinden brandveiligheid
ontzettend belangrijk, maar vragen of het aanscherpen van die brandklassen van de
gevels niet leidt tot schijnveiligheid. Zij menen dat de focus moet liggen op de brandveiligheidsprestatie
van het gehele gebouw en verzoeken de Minister om hier dan ook de focus op te leggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat er meerdere moties zijn ingediend over
het stimuleren van industrieel- en prefab-bouwen. Deze leden zijn benieuwd of er ook
op het gebied van bouwregelgeving een versnelling, dan wel opschaling te realiseren
is. Zij zijn benieuwd of er bepaalde bouwregels zijn die de opschaling van industrieel-
en prefab-bouwen kunnen stimuleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven bij dit schriftelijke
overleg en hebben hier enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief «Stand van zaken over brand- en constructieve
veiligheid van gebouwen» de conclusie van de Minister dat er «over het algemeen beperkt
toezicht wordt gehouden door gemeenten op brandveiligheid van woongebouwen in de gebruiksfase»
maar tegelijkertijd dat «het aan de gebouweigenaren zelf is om invulling te geven
aan de verbetering van de brandveiligheid van woongebouwen». Is het niet tegenstrijdig
om te concluderen dat er maar beperkt toezicht wordt gehouden op brandveiligheid,
maar het aan de gebouweigenaren zelf te laten om de brandveiligheid te verbeteren
in de gebruiksfase terwijl hier nauwelijks toezicht op is? Wat komt er van de verbetering
van de brandveiligheid terecht als hier slechts beperkt toezicht op is? Beschikt de
Minister over een overzicht van (potentieel) brandonveilige gebouwen en hoeveel toezicht
hier in de praktijk op is? Ziet de Minister aanleiding om dit toezicht te intensiveren?
Waarom wel of niet?
Uit de conclusie van het TNO-onderzoek over de branden met zonnepanelen blijken deze
veelal te maken te hebben met het verkeerd toepassen van de connectoren. De leden
van de PVV-fractie vragen of de Minister aanleiding ziet – vergelijkbaar met de al
eerder in werking getreden «Wet certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» –
voor een certificering voor elektrische installaties? Waarom wel/niet?
De Minister schrijft in zijn brief over «verbeteringen in Besluit bouwwerken leefomgeving
in relatie tot woningbouw» dat er in 2018 meer mogelijkheden zijn gekomen voor maatwerkregels
door het lokale bevoegd gezag. Op die manier, zo schrijft de Minister, is er «meer
beleidsruimte voor de eigen duurzaamheidsambitie van de gemeente voor de gebouwde
omgeving.» De leden van de PVV-fractie vragen hoe breed deze duurzaamheidsambitie
is. Kan het zo zijn dat de ene gemeente een veel hoger doel stelt dan landelijk nu
geldt? Hoeveel beleidsvrijheid heeft een gemeente hiervoor? Kan een gemeente ook besluiten
om woningen tóch te voorzien van een gasaansluiting als dat past binnen hun duurzaamheidsambitie?
Anders gezegd: kan deze «eigen duurzaamheidsambitie» ook leiden tot verdergaande verplichtingen,
zoals verplicht zonnepanelen op daken en bestaande bouw verplicht van het gas af?
En hoe verhoudt deze beleidsvrijheid zich tot de experimenteermogelijkheden onder
de Crisis- en Herstelwet?
De leden van de PVV-fractie lezen dat er wordt gestreefd naar 15.000 flexwoningen
per jaar die maximaal vijftien jaar op een bepaalde locatie mogen staan. Deze leden
vragen voor wie deze woningen bedoeld zijn: voor statushouders of voor de Nederlanders?
Gelet op recente berichten in onder andere Purmerend1, Wierden2, Den Haag3 en Middelburg4 waar de flexwoningen vrijwel alleen bedoeld zijn voor statushouders. Kan de Minister
uitleggen hoe tijdelijke woningen – met een maximale looptijd van vijftien jaar –
bijdragen aan het woningnoodprobleem van ongeveer 300.000 woningen op de lange termijn?
Zij vragen of het inzetten op het versnellen en vereenvoudigen van bureaucratische
rompslomp om daadwerkelijk échte woningen te bouwen niet beter is dan het bouwen van
flexwoningen, aangezien de inzet op het bouwen van flexwoningen juist voortkomt uit
snellere besluitvorming en minder bureaucratische rompslomp.
In de brief in reactie op de moties van de leden Beckerman en Koerhuis lezen de leden
van de PVV-fractie dat middels het Programma Aardgasvrije Wijken na drie jaar slechts
1197 woningen aardgasvrij zijn gemaakt. Erkent de Minister dat deze proeftuinen volkomen
mislukt en weggegooid geld zijn? In 2020, twee jaar na de start van de Proeftuinen
Aardgasvrije Wijken concludeerde de Algemene Rekenkamer al dat het een fiasco is.
Hoe kijkt de Minister – twee jaar later – terug op de bevindingen van de Algemene
Rekenkamer? Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven begin 2022 met een
evaluatie te komen van het programma. Deze leden vragen wanneer zij deze tegemoet
kunnen zien. Is de Minister bereid ook de Algemene Rekenkamer te vragen met een evaluatie
te komen? Is de Minister bovenal bereid direct te stoppen met deze geldverslindende
klimaatgekte?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agendapunten Bouwregelgeving.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Besluit Bouwwerk Leefomgeving
De Minister is bezig met een wijziging van het Bbl en werkt aan een verdere uitwerking
van een wettelijke verplichting tot periodieke beoordeling in de Omgevingsregeling
(Or). Deze leden vragen of het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht en eigenaren van
grote publieke gebouwen wel genoeg kennis in huis hebben om periodieke beoordelingen
van bijvoorbeeld stadions te doen. Het instorten van het dak van het AFAS-stadion
en het bezwijken van de tribune in het Goffertstadion maken weer eens duidelijk dat
de veiligheid van voelbalstadions op dit moment niet is gewaarborgd. Hebben de lokale
toezichthouders voldoende expertise om hier toezicht op te houden? En zou dit niet
vanuit een landelijk opererend team met alle benodigde expertise vorm gegeven moeten
gaan worden?
Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen
Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Omgevingswet treedt ook de Wkb in werking.
Een van de doelen van de wet is een betere bouwkwaliteit tegen aanvaardbare kosten.
Daarvoor is een actieve monitoring voorzien na invoering. Kan de Minister aangeven
hoe de nul situatie bepaald is en hoe die eruit ziet? En als deze nul situatie nog
niet is bepaald, is dit voor 1 januari 2023 voorzien?
Op dit moment zijn zo’n 200 kwaliteitsborgers actief, terwijl de verwachting is dat
er zo’n 600 benodigd zijn. De Raad van State heeft de Minister geadviseerd om een
vangnet te creëren om te voorkomen dat de continuïteit van de bouw in gevaar komt
als er te weinig kwaliteitsborgers zijn. Kan de Minister aangeven of er bij inwerkingtreding
van de Wkb voldoende kwaliteitsborgers zijn en hoe het vangnet eruit gaat zien?
Brandveiligheid
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat periodieke controle op brandveiligheid
in onder andere zorginstellingen noodzakelijk is. Kan de Minister aangeven of er een
wijziging komt in de doormelding naar de brandweer en of de inspectieverplichting
voor een groot deel van de zorginstellingen komt te vervallen? Zo ja, waarop is dit
gebaseerd?
Funderingsproblematiek
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de bodemdaling in het veenweidegebied
in het hele land leidt tot schade aan huizen, gebouwen, wegen en landbouwgronden.
Kan de Minister aangeven met welk effectief pakket van maatregelen hij komt om samen
met gemeenten, provincies, waterschappen, landeigenaren en grondgebruikers de bodemdaling
terug te dringen? Wordt de Impulsregeling veenweide voortgezet? Wordt de regeling
uitgebreid met een investeringsagenda voor bebouwd gebied om samen met grondeigenaren
en -gebruikers naar passende compensatie te zoeken voor de waardedaling van het eigendom
vanwege beperkingen in gebruiksmogelijkheden, en om de leefbaarheid en vitaliteit
te bevorderen?
Groen in de stad
In november 2018 sprak het lid Geurts namens de CDA-fractie tijdens de begrotingsbehandeling
Landbouw over een landelijk programma «Natuurinclusieve steden». GroenLinks en de
CDA-fractie hebben later ook een initiatiefnota «Groen in de stad» gepresenteerd.
Volgens deze leden moet er bij de aanleg van nieuwe woningen, maar ook binnen bestaande
woonwijken, veel meer aandacht zijn voor groen in de straten. Een onderzoek van de
Universiteit van Amsterdam liet ook duidelijk zien dat natuur in bijvoorbeeld Amsterdam
steeds verder in de verdrukking komt. Uit het onderzoek bleek dat sinds 2003 binnen
de Amsterdamse A10 Ring al zo’n 550 voetbalvelden aan natuur is verdwenen. Dat is
ongehoord veel en krijg je ook nooit meer terug. Ook op het VNG congres van januari
2022 is een motie met betrekking tot vergroening woningbouwopgave aangenomen. In de
motie werd onder andere geconstateerd dat Nederland voor een enorme opgave staat op
het gebied van woningbouw, klimaatadaptatie en voldoende groene ruimte voor mensen
om te recreëren. Kan de Minister aangegeven hoe het met de uitvoering van de aangenomen
moties naar aanleiding van de behandeling van de eerdergenoemde initiatiefnota staat?
En hoe wordt omgegaan met de VNG-motie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de documenten over bouwregelgeving en de reactie
van het kabinet daarop met veel belangstelling gelezen en hebben hierover nog enkele
opmerkingen en vragen.
Op 12 april jongstleden begon de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
tijdens het debat over de woningbouwopgave en de staat van de volkshuisvesting met
een verwijzing naar het grondrecht op wonen. De leden van de SP-fractie merken op
dat dit grondrecht niet alleen over aantallen en betaalbaarheid gaat, maar ook over
de kwaliteit van woningen. In de bijdrage van het lid van de SP-fractie zijn aan de
Minister hierover een aantal vragen gesteld die helaas niet zijn beantwoord. Daarom
komen deze leden er nogmaals op terug.
Hoe snel komt de Minister met oplossingen voor de nu al decennialang durende kwaliteitscrisis,
want onder andere tienduizenden huurders zitten nog steeds met achterstallig onderhoud
en gebreken aan de woning. Uit het laatste Woononderzoek 2018 blijkt dat er circa
1,5 miljoen woningen in meer of mindere mate last hebben van vocht en schimmel. Hoe
lang wil de Minister huurders nog in een ongezonde woning als gevolg van vocht en
schimmel laten wonen? De Minister komt terecht met een tijdlijn voor het uitbannen
van woningen met slechte energielabels. Wat is voor deze Minister een acceptabele
tijdlijn als het om vocht- en schimmelwoningen gaat? Kan de Minister aangeven hoeveel
woningen kampen met achterstallig onderhoud en hoeveel woningen kampen met gebreken?
Tijdens dat debat van 12 april jl. kwamen de slechte energielabels van woningen ter
sprake. Op de vraag aan de Minister over het aanmerken als gebrek zei de Minister:
«Een vorm is het aanmerken als gebrek. Waarom doe ik dat niet? Omdat ik bang ben voor
een run op de Huurcommissie. Die leidt daar tot enorme stapels aan aanvragen die ze
niet op korte termijn kunnen verwerken. Ik kies dus voor de manier van werken die
het meest praktisch en het meest helpend is bij het versnellen van de verduurzaming
van slecht geïsoleerde woningen.» Dit antwoord is het tegenovergestelde van een eerder antwoord van de Minister op
schriftelijke vragen van het lid Beckerman (SP) over schimmelwoningen in relatie tot
de Huurcommissie (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2318). Dit lid stelde de Minister de volgende vraag: «Bent u het ermee eens dat een gang naar de Huurcommissie geen oplossing is voor dit
structurele en zeer omvangrijke probleem?» De Minister antwoordde onder andere: «De Huurcommissie is niet de enige oplossing voor deze problematiek, maar vormt wel
een laagdrempelige en efficiënte manier voor een individuele huurder om een oplossing
af te dwingen». De leden van de SP-fractie maken hieruit op dat een individuele huurder zelf een
oplossing moet afdwingen door naar de Huurcommissie te stappen. Hier wordt de Huurcommissie
wél gezien als een efficiënte manier. Deze leden concluderen het volgende: als het
om schimmel gaat moeten huurders naar de Huurcommissie, maar als het om slechte energielabels
gaat als gevolg van onder andere enkel glas is de Minister bang dat huurders een gang
naar de Huurcommissie maken. Kan de Minister hierop reflecteren?
De leden van de SP-fractie constateren dat huurders letterlijk en figuurlijk in de
kou, vocht en schimmel zitten met iedere maand een torenhoge energierekening tot gevolg.
De Minister schrijft in de beantwoording over vocht- en schimmelwoningen (antwoord
op vraag 9 en 10) dat er middelen vanuit het Volkshuisvestingsfonds beschikbaar gesteld
worden voor onder meer de renovatie van woningen met vocht- en schimmelproblemen.
In totaal worden er 20.000 woningen gerenoveerd. Het aantal woningen met vocht en
schimmel wordt zoals eerder aangegeven geschat op circa 1,5 miljoen. Met andere woorden,
de middelen die door dit kabinet vrijgemaakt worden zijn naar de mening van de deze
leden een druppel op een gloeiende plaat. Zij hebben daarom de volgende vragen. Waarom
maakt de Minister niet meer middelen vrij? Kunnen de middelen die vrijgemaakt worden
om vocht- en schimmelproblematiek op te lossen niet gezien worden als investeringen
die zichzelf terugbetalen, aangezien de gezondheid niet aangetast wordt waardoor de
gezondheidsuitgaven worden beperkt? Hoe lang duurt het voordat de vocht- en schimmelproblematiek
opgelost is?
Dan hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen met betrekking tot de brandveiligheid
van gebouwen. Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid van 10 februari
2022 – reactie flatbrand Arnhem – blijkt dat er op de brandveiligheid van gebouwen
door gemeenten beperkt toezicht gehouden wordt. Dit kan dus risicovolle situaties
met zich meebrengen. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat gemeenten hun
handhavingsplannen ook daadwerkelijk uitvoeren? Is de Minister bereid om hierover
met de VNG in gesprek te gaan? Welke aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid
neemt de Minister over en welke niet? En waarom niet? Dat dit risicovolle situaties
met zich mee kan brengen, blijkt uit containerwoningen die als studentenhuisvesting
moeten dienen aan het Stadsstrand van Groningen.5 Daar brak spontaan brand uit als gevolg van een ontwerpfout. Ook brak daar brand
uit door kortsluiting in de meterkast. Daarom hebben deze leden de volgende vraag:
hoe veilig zijn deze containerwoningen waar niet alleen brand spontaan uitbrak, maar
ook vol met schimmel zitten? In de zomer wordt het in deze containerwoningen 45 graden
en in de winter is het ondraaglijk koud, terwijl deze containerwoningen energielabel A
hebben gekregen. Ook in Gouda waar de Minister voor de bezichtiging van containerwoningen
geweest is, krijgen deze containerwoningen met dezelfde problemen een energielabel A.
Daarom stellen deze leden de volgende vraag: hoe kan het dat deze containerwoningen
een energielabel A krijgen?
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen en opmerking over verbeteringen
in Bbl in relatie tot woningbouw. Deze leden hebben kennisgenomen van het voornemen
dat de Minister vorige week aankondigde om de mogelijkheden voor lokaal maatwerk uit
het Bbl te halen en in de Omgevingswet slechts met een experimenteerbepaling onder
specifieke gevallen verder te gaan. Het verdwijnen van de mogelijkheid om lokaal maatwerk
toe te passen zal naar de verwachting van deze leden ertoe leiden dat nieuwbouw vooral
de geldende eisen in het Bbl zal volgen en daarmee dus niet in de buurt komt van energieneutraliteit.
Kan de Minister hierop reflecteren?
De leden van de SP-fractie delen het streven van de Minister om woningen te bouwen,
maar deze leden willen ook voor de toekomst bouwen, en niet over enkele jaren huiseigenaren
en verhuurders voor de kostbare taak stellen hun huizen dan met een renovatie energieneutraal
te maken. Juist in deze tijd, waarin het kabinet aangeeft ernaar te streven het verbruik
van gas om geopolitieke reden te verminderen en veel burgers de energierekening nog
amper kunnen betalen, vinden deze leden het moeilijk te begrijpen dat gemeenten de
kans wordt ontnomen om hier aan tegemoet te komen door zoveel mogelijk energieneutraal
te bouwen. Zij verwachten daarom dat hogere eisen aan energiebesparing niet tot vertraging
zal leiden in de bouw, maar juist tot een betere combinatie van hoge bouwproductie
en energiebesparing. Kan de Minister hierop reflecteren? Daarnaast hebben zij de volgende
vragen: hoe verhoudt het streven van de Minister om de bouw zoveel mogelijk te standaardiseren
teneinde de woningproductie te stimuleren zich tot de doelen van het kabinet op het
gebied van CO2-reductie en om het gasverbruik te verminderen? Waarom kiest de Minister ervoor om
in een tijd dat grote groepen mensen amper nog de energierekening kunnen betalen zich
niet maximaal in te spannen om nieuwbouw aardgasvrij te laten zijn en waarom belemmert
de Minister gemeenten om zulke eisen aan nieuwbouw te stellen? Welke specifieke eisen
zullen er zijn voor de experimenteerruimte met energieprestaties waar de Minister
over spreekt?
Dan hebben de leden van de SP-fractie nog enkele opmerkingen en vragen over de bouw
van containerwoningen. De Minister wil ieder jaar 15.000 van deze containerwoningen
laten bouwen waarbij de voorschriften voor deze tijdelijke bouwwerken lager zijn dan
voor permanente bouw. Deze leden maken zich ernstig zorgen over het feit dat hiermee
tweederangsburgers gecreëerd worden waarbij sommigen een echte en veilige woning krijgen,
en anderen een containerwoning met lagere bouwvoorschriften vaak met een tijdelijk
huurcontract en vaak zonder huurbescherming. Deze huurders van tijdelijke woningen
verkeren derhalve vaak in een onzekere woonsituatie. Kan de Minister uitleggen waarom
de flexibilisering van de volkshuisvesting en van de arbeidsmarkt niet zal leiden
tot tweederangsburgers? Kan de Minister garanderen dat deze containerwoningen net
zo veilig zijn als echte woningen?
De leden van de SP-fractie vinden dat de Minister de kwaliteit van bestaande woningen
niet hoog op de agenda gezet heeft. De Minister is met verschillende actielijnen voor
verschillende programma’s gekomen. Kan de Minister ook met een programma met bijbehorende
tijdslijnen komen om de achterstand in de vernieuwing van de bestaande woningvoorraad
in te halen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister
om het lokale maatwerk uit het Bbl te halen. Deze leden willen graag weten hoe dit
zich verhoudt tot het streven om de bouw zoveel mogelijk te standaardiseren, om de
bouw van woningen te stimuleren en de CO2-reductie te versnellen. Ook vragen zij waarom er niet voor wordt gekozen om nieuwe
woningen juist zo duurzaam mogelijk te bouwen om de energierekening voor mensen laag
te houden. Zij zouden willen weten welke specifieke eisen er zullen komen voor de
experimenteerruimte met energieprestaties en waarom juist koplopers bij het verduurzamen
op deze manier de ruimte wordt ontnomen om strengere eisen te stellen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ten aanzien van de bouwregelgeving een aantal
onderwerpen die zij graag met de Minister willen bespreken en een aantal vragen die
zij graag aan de Minister willen voorleggen.
Natuurinclusief, klimaatadaptief en circulair bouwen is voor de leden van de GroenLinks-fractie
van groot belang. Deze leden zijn blij dat de Minister dit ook als belangrijke thema’s
ziet. Graag zouden zij van de Minister horen wat zijn concrete ambities op deze vlakken
zijn voor de komende kabinetsperiode. Daarnaast leggen zij graag enkele vragen hierover
aan hem voor. Allereerst vernemen zij graag welke normen de Minister voor zich ziet
ten aanzien van natuurinclusief bouwen en hoe hij deze voor zowel de bestaande als
nieuwbouw vorm wil geven? Daarnaast vernemen zij graag hoe de Minister aankijkt tegen
de Basiskwaliteit Natuur? Hoe kan dit in de bebouwde omgeving worden vormgegeven?
Kan de Minister toezeggen dat hij de Basiskwaliteit Natuur in de Omgevingswet kan
verankeren zodat dit integraal onderdeel wordt van de gebouwde omgeving?
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen ook graag de nadere visie van de Minister
op de bouwnormen die nodig zijn voor de bouw van gebouwen en woningen in gebieden
waar wateroverlast in de (nabije) toekomst sterk kan toenemen of, zoals in Limburg
afgelopen jaar, nu al speelt. Kan de Minister aangeven of hij (in overleg met decentrale
overheden en met name ook de waterschappen) wil werken aan een toekomstvisie klimaatadaptief
bouwen? En hoe wil de Minister landelijke regie nemen om te voorkomen dat er niet
klimaatadaptief wordt gebouwd in laag gelegen gebieden?
De leden van de GroenLinks-fractie hechten veel belang aan brandveilige en constructieveilige
gebouwen. Deze leden lezen in de brief van de Minister dat er diverse onderzoeken
zijn gedaan en dat de Minister hier opvolging aan wil geven. Zij hebben evenwel zorgen
over de opvolging. De afgelopen jaren zijn er op verschillende plekken in het land
branden geweest en hebben er ongelukken plaatsgevonden die mogelijk voorkomen hadden
kunnen worden bij betere naleving van de bouwregelgeving. Kan de Minister een tijdpad
geven waarin duidelijk wordt hoe hij de adviezen en aanbevelingen uit de verschillende
rapporten gaat implementeren?
De brief van de Minister over de invoering van de Wet kwaliteitsborging dateert van
voor het uitstel van de invoering van de Omgevingswet. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen wat dit uitstel voor effect heeft op de Wet kwaliteitsborging? Daarnaast zijn
deze leden benieuwd naar het feit of gemeenten inmiddels voldoende gekwalificeerde
medewerkers hebben om de Wet kwaliteitsborging op adequate wijze uit te voeren? Deze
laatste vraag stellen zij ook in het licht van de brandveiligheid en constructieve
veiligheid van gebouwen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van het grootste belang dat iedereen
in Nederland kan meedoen. Dit betekent ook dat bouwwerken en de openbare ruimte voor
iedereen toegankelijk moeten zijn. Het is immers niet de beperking die iemand gehandicapt
maakt, maar de omgeving waarin je leeft. Deze leden vragen de Minister daarom op welke
manier de Europese toegankelijkheidsnormen worden vertaald naar Nederlandse wet- en
regelgeving? En per wanneer zijn deze normen volledig geïmplementeerd in het Bouwbesluit?
Ten aanzien van het agendapunt Verbeteringen in
Besluit bouwwerken leefomgeving in relatie tot woningbouw hebben de leden van de GroenLinks-fractie enkele vragen. Deze leden begrijpen dat
de Minister af wil van lokaal maatwerk bij de BENG en MPG, maar het is hen nog niet
helemaal duidelijk waarom de Minister dit wil. Zij vragen zich af of wat de Minister
wil geen verslechtering is omdat dit bepaalde ontwikkelingen remt? Gaat het verdwijnen
van de mogelijkheid om lokaal maatwerk toe te passen er niet toe leiden dat nieuwbouw
vooral de geldende eisen in het Bbl gaat volgen en daarmee dus niet in de buurt komt
van energieneutraliteit? Kan de Minister op deze zorg reageren? Om hier een beter
beeld van te krijgen zij nog een aantal vragen hierover aan de Minister: is er bewust
gekozen bij het Rijk om van eerdere afspraken en uitgangspunten (zoals het subsidiariteitsbeginsel
in de Omgevingswet: decentraal, tenzij) af te wijken, en veel meer te sturen op rijksniveau
met landelijke normering en minder ruimte om decentraal voor maatwerk te kiezen? Is
het de bedoeling om dan voor bestaande bouw (denk aan isolatie en installaties in
verband met de warmtetransitieopgave) een andere aanpak (meer decentraal) te volgen
dan voor nieuwbouw? Is er daarbij goed nagedacht over de afweging: decentraal tenzij?
Is de aanpak van meer regie op rijksniveau (in plaats van regie op gemeentelijk niveau,
zoals bedacht in het Klimaatakkoord bij de wijkaanpak) goed doordacht en onderzocht
op de praktische gevolgen? Is het niet de gemeente die juist dichtbij de burger (eigen
inwoners, bedrijven, organisaties) staat en in staat is om op gebiedsniveau de beste,
democratisch afgewogen, beslissingen te nemen, met ruimte wat betreft het stellen
van normering/regels?
De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld bouwt jaarlijks ruim 7.500 huizen en de bouw van
deze huizen kan juist dankzij deze omvang in hoge mate gestandaardiseerd worden, iets
wat de Minister volgens zijn brief nastreeft. Amsterdam verwacht daarom dat hun hogere
eisen aan energiebesparing niet tot vertraging gaat leiden in de bouw, maar juist
tot een betere combinatie van hoge bouwproductie en energiebesparing, en het daarmee
ook voor andere gemeenten in Nederland mogelijk zal maken zulke eisen te stellen.
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen de zorgen vanuit gemeenten als Amsterdam,
daarom nog de volgende specifieke vragen. Hoe verhoudt het streven van de Minister
om de bouw zoveel mogelijk te standaardiseren ten einde de woningproductie te stimuleren
zich tot de doelen van de Minister op het gebied van CO2-reductie en vermindering van het gasverbruik? Waarom kiest de Minister ervoor om
zich, in een tijd dat burgers amper nog de energierekening kunnen betalen, niet maximaal
in te spannen om nieuwbouw aardgasvrij te laten zijn en hij gemeenten belemmert om
zulke eisen aan nieuwbouw te stellen? Welke specifieke eisen zullen er zijn voor de
experimenteerruimte met energieprestaties waar de Minister over spreekt? Kan de Minister
aangeven of een gemeente met een bouwproductie van 7500 huizen per jaar niet al voldoende
standaardisering in het productieproces heeft om maatwerk te rechtvaardigen? Hoe verwacht
de Minister dat er met het verdwijnen van gemeentelijke koplopers in energieneutraliteit
het streven om aardgasvrij te bouwen kan worden behaald?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder reeds meerdere keren aandacht gevraagd
voor goede ventilatie op scholen. Deze leden vragen hoe staat het met de ventilatie
op scholen? In het Bouwbesluit staan specifieke regels die gelden voor kinderopvanglocaties.
Deze regels gelden niet in vergelijkbare zin voor basis- en voortgezet onderwijsinstellingen.
Kan de Minister aangeven wat de precieze verschillen zijn en hoe deze verschillen
kunnen worden opgeheven? Deelt de Minister de mening dat het niet uit zou moeten maken
of er nu sprake is van een kinderopvanglocatie of schoolgebouw als het om de noodzaak
van ventilatie gaat? Kan de Minister hierbij ook ingaan op het specifieke juridische
kader?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken
op de agenda voor het schriftelijk overleg bouwregelgeving. Zij hebben daarover de
volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af welke mogelijkheden de Minister
ziet in het inzetten van bouwregelgeving, zoals het bouwbesluit, bij het bevorderen
van het gebruik van circulaire bouwmaterialen (denk aan circulair isolatiemateriaal
en gevelbekleding) en klimaat adaptieve renovaties (bijvoorbeeld geen zwart, maar
wit/licht bitumen). Hoe prikkelt de Minister met slimme regels, maximale bouw- en
renovatie-innovaties? Deze leden vragen zich ook af hoe de zin uit het coalitieakkoord
«Om die reden worden waterschappen daarbij eerder betrokken en krijgt de watertoets
een dwingender karakter», vorm krijgt in bouwregelgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Stand van zaken over brand- en constructieve veiligheid van gebouwen
De leden van de SGP-fractie lezen dat er diverse wijzigingen van het Bbl aan komen.
Deze leden zijn uiteraard voorstander van betere regelgeving zodat de kwaliteit van
woningen en andere gebouwen verbetert. Tegelijk zijn zij zich ervan bewust dat zeer
specifieke regels op microniveau soms grote nadelen hebben, terwijl dit voorkomen
kan worden. In het kader van brandveiligheid kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan
regels omtrent de brandveiligheid van hele constructies in plaats van specifieke bouwmaterialen.
Hoe wordt deze meer integrale benadering ingepast in de voorgestelde wijzigingen?
En hoe wordt dat ook meegenomen in de mogelijk aanpassingen van andere besluiten,
zoals voorgesteld in de Nationale Bouw- en Woonagenda?
Deze meer integrale benadering is op meer terreinen noodzakelijk, zo menen de leden
van de SGP-fractie. Zo zijn er op het gebied van natuurregelgeving bijvoorbeeld veel
regels, die op zichzelf verdedigbaar zijn, maar in samenhang grote gevolgen hebben
voor bijvoorbeeld de woningbouw. Hoe wordt deze stapeling aan regelgeving aan banden
gelegd en hoe wordt voorkomen dat gestapelde regelgeving te veel nadelen heeft voor
de noodzakelijke woningbouw? In de Nationale Bouw- en Woonagenda wordt aangegeven
dat er ruimte wordt gezien om bouwregelgeving (Bouwbesluit/Besluit bouwwerken) te
verbeteren. Welke ruimte ziet de Minister en wordt daar ook nadrukkelijk het aspect
van het snoeien in regelgeving in meegenomen, zo vragen deze leden?
Verbeteringen in Besluit bouwwerken leefomgeving in relatie tot woningbouw
De leden van de SGP-fractie zijn positief over de voorgenomen uniformering van bouwregelgeving
op het gebied van circulair en industrieel bouwen. Voorstellen om belemmeringen weg
te nemen zien zij dan ook met interesse tegemoet. In de brief wordt echter niet ingegaan
op een ander belangrijk probleem op dit gebied, namelijk de regelgeving die van toepassing
is als tijdelijke woningen een permanente locatie krijgen. Hierdoor wordt de lat door
het Bouwbesluit plotseling hoger gelegd, waardoor circulaire bouw tegengewerkt wordt.
Op welke wijze gaat het kabinet oplossingen onderzoeken voor dit probleem, zo vragen
deze leden? Daarnaast vragen zij of ook op het gebied van tijdelijke woningen uniformering
van gemeentelijke regelgeving wenselijk is, en of het kabinet bereid is dit in samenspraak
met bouwers en gemeenten te bezien?
Inwerkingtreding Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de monitoring van de effectiviteit
van de Wkb. Deze leden zijn positief over de jaarlijkse monitoring na inwerkingtreding.
Zij overwegen echter dat het ook zinvol kan zijn om niet alleen de werking van de
wet zelf te monitoren, maar ook de invoering. Daartoe is het volgens hen noodzakelijk
dat er bij de monitoring ook oog is voor de situatie voor invoering. Worden bij de
monitoring ook de effecten van de wet op de huidige bouwkwaliteit meegenomen, en zo
ja, op welke wijze?
Overig
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de ventilatie, in het bijzonder
van scholen. Deze leden wijzen daarbij ook op de motie Van der Staaij/Paternotte (Kamerstuk
25 295, nr. 1689). Op welke wijze is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
aangehaakt bij de uitvoering van deze motie? Acht de Minister een aanpassing van het
Bouwbesluit noodzakelijk om de ventilatie op scholen te verbeteren, en welke aanpassingen
voorziet het kabinet? Zij constateren daarnaast dat de SUVIS-regeling binnenkort (30 april)
sluit. Resteert er nog budget en is het mogelijk deze regeling langer op te houden,
tot het budget uitgeput is? Welke mogelijkheden ziet de Minister om het budget voor
de SUVIS-regeling te verhogen? Ten slotte wijzen zij op de soms te strikte eisen voor
cofinanciering van ventilatiemaatregelen. In hoeverre is maatwerk dan wel extra ondersteuning
mogelijk als verplichtingen inzake cofinanciering een barrière zijn?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Stand van zaken over brand- en constructieve veiligheid van gebouwen. Kamerstuk 28 325, nr. 237 – Brief regering d.d. 12 april 2022, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, H.M. de Jonge
Verbeteringen in Besluit bouwwerken leefomgeving in relatie tot woningbouw. Kamerstuk 32 757, nr. 186 – Brief regering d.d. 12 april 2022, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, H.M. de Jonge
Afschrift brief aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid over het rapport «Fatale flatbrand
in Arnhem – Lessen voor brandveiligheid». Kamerstuk 28 325, nr. 236 – Brief regering d.d. 11 februari 2022, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, H.M. de Jonge
Reactie op de motie van de leden Beckerman en Koerhuis over het invoeren van een onderzoeksplicht
voor veiligheidsproblemen bij gebouwen (Kamerstuk 28 325, nr. 193) en op de motie van het lid Koerhuis over de CO2-besparing van vijf programma's inzichtelijk maken (Kamerstuk 35 830 VII, nr. 11). Kamerstuk 28 325, nr. 235 – Brief regering d.d. 16 december 2021, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Inwerkingtreding Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Kamerstuk 34 453, nr. 32 -Brief regering d.d. 16 december 2021, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Voortgang inventarisatie brandveiligheid gevels. Kamerstuk 28 325, nr. 23 – Brief regering d.d. 14 december 2021, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.