Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 062 Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 15 april 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2023 (Kamerstuk 36 062, nrs. 1 – 3), heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat het Presidium de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over de Raming voldoende
voorbereid.
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
1
2.
Implementatie werkgroep versterking functies Tweede Kamer
2
3.
Werkwijze van de Tweede Kamer
3
4.
Onderzoeksinstrumenten Tweede Kamer
5
5.
Uitbreiding Kamerorganisatie
5
6.
Informatiepositie Kamer
8
7.
Integriteit en sociale veiligheid
11
8.
Transparantie Kamerwerk – Wet open overheid
12
9.
Integrale veiligheid
13
10.
Renovatie Binnenhof
13
11.
Staat van de Kamer 2021
14
12.
Overig
14
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming
der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede de aanwijzing en raming
van de ontvangsten inclusief de bijbehorende stukken en hebben daar nog enkele vragen
en opmerkingen bij.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Raming voor
2023 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming
voor het jaar 2023. Naar aanleiding daarvan hebben deze leden nog vragen voor het
Presidium.
De leden van de SP-fractie hebben de Raming voor 2023 gelezen en hebben hierover nog
enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voorstel voor de Raming voor het jaar 2023. Deze leden hebben naar aanleiding van
de voorgestelde raming enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming
en de bijbehorende documenten. Deze leden hebben behoefte nog enkele vragen te stellen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Raming der voor
Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven. Dit lid heeft nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen de Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde
uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
2. Implementatie werkgroep versterking functies Tweede Kamer
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer en zijn de werkgroep daar zeer
erkentelijk voor. Het rapport bevat nuttige handvaten en aanbevelingen. Deze leden
lezen dat er periodiek in kaart wordt gebracht welke afspraken er zijn gemaakt, welke
aanbevelingen uit het rapport zijn opgepakt en hoe dit (waar nodig) verder kan worden
gestimuleerd. De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze inzet en zouden graag
een eerste overzicht willen ontvangen, voorafgaand aan het debat over de Raming 2023,
zodat deze kan worden betrokken bij het debat.
De leden van de D66-fractie constateren dat wordt aangegeven dat er onderzoek gedaan
wordt naar meerdere voorstellen uit het rapport versterking functies Tweede Kamer.
Zo wordt er onderzocht hoe omgaan kan worden met het indienen van moties. Het rapport
doet hierover enkele concrete aanbevelingen, bijvoorbeeld het limiteren van de hoeveelheid
moties per fractie of moties die buiten de orde van het debat vallen niet aan te nemen.
Hoe vaak is dat laatste gebeurt sinds de aanbieding van het rapport van de werkgroep
Van der Staaij? En hoe kijkt het Presidium aan tegen het eerste voorstel? Hoe kijkt
het Presidium aan tegen meer technische ondersteuning beschikbaar stellen voor het
indienen van moties? Technische ondersteuning op het gebied van indienen van moties
zou bijvoorbeeld zicht kunnen bieden op in hoeverre moties dubbel worden ingediend
of er al eerder toezeggingen zijn gedaan in lijn met de motie. Hoe kijkt het Presidium
hier tegenaan, en hoeveel extra capaciteit zou hiervoor nodig zijn schat zij in? Kan
het Presidium aangeven hoeveel schriftelijke vragen er tot nu toe in het huidige Kamer
termijn zijn ingediend door alle Kamerfracties gezamenlijk? Overweegt het Presidium
ook stappen om dit middel bewuster in gebruik te nemen als Kamer?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium een van de prioriteiten voor de
komende periode noemt de uitvoering van de aanbevelingen van de werkgroep versterking
functies Tweede Kamer, de werkgroep-Van der Staaij. Het Presidium kondigt aan dat
de Kamer, en met name de vaste Kamercommissies, de komende tijd aan de slag gaan om
de instrumenten die de Kamer ter beschikking heeft beter te benutten. Het Presidium
deelt mee, dat periodiek in kaart wordt gebracht welke afspraken zijn gemaakt, welke
aanbevelingen uit het rapport zijn opgepakt en hoe dit (waar nodig) verder kan worden
gestimuleerd. De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is, wat de
planning is en wie verantwoordelijk zijn voor de afspraken en de uitvoering daarvan.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de werkgroep versterking functies Tweede
Kamer heeft gewezen op belang van meer mogelijkheden in de agenda om te komen tot
overleg en afstemming tussen Kamerleden, ten einde de samenwerking te versterken.
Deze leden vragen op welke wijze de Voorzitter voornemens is om ruimte in de agenda
te reserveren, waarmee alle commissies rekening dienen te houden.
3. Werkwijze van de Tweede Kamer
De leden van de VVD-fractie delen de inzet om meer tijd uit te trekken voor wetgeving
en roepen daarbij de onlangs aangenomen motie Paternotte en Bisschop (TK 35 992, nr. 5) die daartoe oproept in herinnering. Deze leden zijn, voor zover daar op dit moment
al iets over te zeggen is, nieuwsgierig naar de eerste ervaringen met de uitvoering
hiervan. Zij lezen voorts dat het Presidium bezig is met het meer structuur aanbrengen
in de plenaire agenda en ondersteunen dit van harte. Kan toegelicht worden op welke
wijze de aanbevelingen van zowel de commissie Van der Staaij over het Regelement van
Orde als de werkgroep voor de versterking van de functies van de Tweede Kamer hierbij
worden betrokken? Datzelfde geldt voor geldende werkafspraken als één regeling van
werkzaamheden en het organiseren van een hoofdelijke stemming in lijn met motie Dijkhoff
(TK 25 295, nr. 594) op woensdagen en donderdagen. De leden van de VVD-fractie vinden deze afspraken
bijdragen aan het voorspelbaarder maken van de agenda en vragen wanneer deze bestendigd
worden in beleid.
Deze leden merken in het verlengde hiervan op dat begin 2021 de Kamer met algemene
stemmen de motie van de leden Van Gent, Van der Molen en Van Meenen heeft aangenomen
betreffende de instelling van een werkgroep voor onderzoek naar effectief opereren
in tijden van crisissituaties (TK 35 322, nr. 43). Ook tijdens het debat over de Raming voor 2022 en in overleggen van de commissie
voor de Werkwijze is dit aan de orde geweest en zijn naast de voorbereiding op crisissituaties
ook een aantal aanvullende en concrete punten meegegeven ten behoeve van die werkgroep,
zoals het onderzoeken van een digitaal quorum en welke nieuwe werkwijzen we ook buiten
crisistijd zouden kunnen behouden. De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd
dat de werkgroep door omstandigheden helaas pas recent gestart is en zouden graag
meer inzicht krijgen in de precieze opdracht en het tijdpad van de werkgroep. Dit
mede omdat ook hier relevante inzichten en aanbevelingen uit kunnen voortvloeien die
relevant kunnen zijn voor het beter inrichten en structureren van de werkzaamheden
van de Tweede Kamer.
Begin vorig jaar heeft er een herziening van het Reglement van Orde plaatsgevonden
naar aanleiding van commissie Van der Staaij. Deze leden zijn benieuwd naar de eerste
ervaringen en resultaten van deze wijzigingen. Zijn de beoogde doelstellingen behaald
en zo niet, hoe stuurt het Presidium hierop?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Tweede Kamer inmiddels uit 20 fracties
bestaat. Dat zal ongetwijfeld zijn effect hebben op het aantal debataanvragen, duur
van de debatten maar bijvoorbeeld ook de deelname aan commissiedebatten. Hoe weegt
de Voorzitter dit en zijn er ideeën hoe om te gaan met deze nieuwe realiteit?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium aangeeft dat het streven is om
de komende periode als Tweede Kamer meer tijd uit te trekken voor wetgeving. Deze
leden constateren dat de wens van de motie-Paternotte/Bisschop (TK 35 992, nr. 5) om de woensdag te reserveren voor de behandeling van wetgeving, daarvan slechts
een onderdeel kan zijn. Het Presidium stelt dat het van belang is dat de Kamer vroegtijdig
betrokken wordt bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving. De leden van de CDA-fractie
vragen het Presidium nader aan te geven op welke wijze een grotere betrokkenheid van
de Kamer ingepast zou moeten worden in het voorbereidingstraject van wetgeving en
welk tijdsbeslag dit naar verwachting voor Kamerleden zal hebben. Op welke wijze kan
de Staat van de Kamer worden benut om meer inzicht te krijgen in de vraag of de Kamer
in staat is haar kerntaken naar behoren uit te voeren?
Het Presidium kondigt aan dat verder zal worden onderzocht hoe de Kamer om kan gaan
met de indiening van moties, zodat dit instrument van betekenis blijft. Deze leden
vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot een motievolgsysteem, dat de Kamer
heeft gevraagd bij motie-Amhaouch/Schouten (TK 34 444, nr. 13). Zij zijn van mening dat transparante verslaglegging over de uitvoering van moties
noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat dit instrument weer aan betekenis wint. De
leden van de CDA-fractie constateren dat er een goede stap is gezet naar transparantie
op de website, doordat nu ook de gerelateerde documenten zoals een brief van het kabinet
genoemd worden. Op de website van de Eerste Kamer is eenvoudig na te gaan of een motie
uitgevoerd, niet uitgevoerd of deels uitgevoerd is, zodat er gerappelleerd kan worden.
Deze leden vragen het Presidium de mogelijkheden voor verbetering in kaart te brengen.
Bij brief van 9 december 2021 (TK 35 752, nr. 13) over de moties en toezeggingen bij de Raming voor 2022 is het Presidium onder meer
ingegaan op het openbare toezeggingenregister, dat bij amendement-Van der Molen/Van
Meenen (TK 35 322, nr. 31) is opgenomen in het Reglement van Orde. «Het eindresultaat moet een applicatie zijn
waarin op een gebruiksvriendelijke manier en met zo min mogelijk invoerwerk mondeling
gedane toezeggingen kunnen worden verwerkt die worden gepubliceerd op de website van
de Tweede Kamer en op Plein2, zodat ze voor zowel Kamerbewoners als voor burgers en
overheidsorganisaties inzichtelijk zijn. De verwachting is dat de nieuwe toezeggingenregistratie
voor het zomerreces van 2022 operationeel en online raadpleegbaar is.» De leden van
de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is. Zal het toezeggingenregister ook
inzicht geven in de opvolging van toezeggingen, zo vragen deze leden.
Op 25 februari 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
schriftelijke vragen van de leden Romke de Jong en Tjeerd de Groot beantwoord in het
Nederlands en in de tweede rijkstaal, het Fries (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 1878). In 2020 stond de Kamerorganisatie het lid Van der Molen (CDA) echter niet toe schriftelijke
vragen te stellen in de tweede rijkstaal. Dit volgens een verklaring omdat vragen
van Tweede Kamerleden aan bewindspersonen voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk
(leesbaar) zouden moeten zijn. Het stellen van de vragen werd uiteindelijk toch mogelijk
toen de vragen in het Nederlands werden opgesteld met daarbij een Friese vertaling.
De leden van de CDA-fractie vragen of het Presidium de opvatting van deze leden deelt
dat het mogelijk zou moeten zijn om schriftelijke vragen ook in de omgekeerde volgorde
te stellen: in eerste aanzet in de tweede rijkstaal met daarbij de Nederlandse vertaling.
Dan zijn de vragen immers toegankelijk voor een zo breed mogelijk publiek, maar geeft
de Kamer ook erkenning aan het gebruik van streektalen, zoals de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties onlangs bij de beantwoording van de aan haar gestelde
vragen deed. Dezelfde vragen zijn wat de leden van de CDA-fractie betreft van toepassing
op de talen waarover de overheid en provincie(s) een bijzondere overeenkomst (convenant)
hebben gesloten: het Nedersaksisch en het Limburgs.
De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de Staat van de Kamer 2021 dat
het aantal overgenomen moties sinds 2017 aanhoudend is gedaald, tot inmiddels bijna
nul. Deze leden hebben de indruk dat de oorzaak niet zozeer is dat er minder moties
over te nemen zouden zijn, maar dat hiervoor te weinig aandacht bestaat en dat bijvoorbeeld
ten onrechte gekozen wordt voor de appreciatie «oordeel Kamer». Zij vragen naar een
duiding van de Voorzitter en naar de acties die ingezet worden om ervoor te zorgen
dat de mogelijkheid van het overnemen consequent onder de aandacht wordt gebracht
en tijdens het debat ook consequent wordt voorgesteld indien dat van toepassing lijkt.
4. Onderzoeksinstrumenten Tweede Kamer
De leden van de D66-fractie lezen dat de enquêtecommissies aanzienlijk capaciteit
kosten voor zowel de betrokken Kamerleden als de ambtelijke ondersteuning. In de raming
lezen de leden dat hier in 2022 en 2023 respectievelijk 3,9 miljoen en 2,5 miljoen
euro voor gereserveerd is. Is er daarmee voldoende capaciteit voor de nog lopende
en nog te beginnen enquêtes? Is er voor deze enquêtes extra ambtelijke ondersteuning
gezocht, of komt dit bovenop de normale werkzaamheden van de parlementaire staf?
Met het Presidium constateren de leden van de CDA-fractie dat een parlementaire enquête
een intensief traject is en dat de enquêtes een groot beslag leggen op zowel de politieke
capaciteit als de ambtelijke. Kan het Presidium nader kwantificeren hoe groot dat
beslag is, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie constateren dat de behoefte bij Kamerleden om zelf onderzoek
te kunnen laten uitvoeren toeneemt. Er zijn immers onderzoeken waarbij een onderzoek
door de Dienst Analyse en Onderzoek of een parlementair onderzoek geen optie zijn.
De Kamer kan weliswaar de regering of een externe partij verzoeken onderzoek te laten
doen, maar is daarbij afhankelijk van de inzet en bereidheidwilligheid van de regering
of deze externe partij. Kan het Presidium aangeven hoe zij hiernaar kijkt? In hoeverre
zou het volgens het Presidium mogelijk moeten zijn dat de Kamer zelf onderzoek kan
laten uitvoeren door een eigen onderzoeksinstantie?
5. Uitbreiding Kamerorganisatie
De leden van de VVD-fractie constateren dat het Presidium momenteel beziet welke ambtelijke
capaciteit of organisatorische doorontwikkeling nodig is op basis van de aanbevelingen
van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer. Deze leden vragen wat de stand
van zaken is en of er, binnen de nog te vullen fte’s, ook aandacht is voor de versterking
of betere ontsluiting van de kennis over bijvoorbeeld het EU besluitvormingsproces
zoals ook wordt aanbevolen in het IOB rapport1. Datzelfde geldt voor het belang voor de Kamer van een goede informatiepositie in
en over Brussel.
De leden van de D66-fractie lezen dat het amendement van het Presidium dat vorig jaar
is aangenomen over het aannemen van extra ondersteuning bij de afdeling Dienst Analyse
en Onderzoek (DAO) is uitgevoerd. Deze leden vragen aan het Presidium wanneer zij
verwachten de overige fte’s ook structureel in te vullen. En zij vragen aan het Presidium
of deze uitbreiding voldoende is geweest. Het rapport van Van der Staaij roept nadrukkelijk
op dat de Kamer vaker gebruik moet maken van haar eigen kennisinstrumenten. Heeft
de DAO daar op dit moment, met de uitbreiding van het team in ogenschouw nemend, voldoende
capaciteit voor? Zo nee, waar en hoeveel extra capaciteit is er nog nodig om de Kamerleden
structureel gebruik te kunnen laten maken van de kennisinstrumenten van de Kamer zelf?
De leden van de D66-fractie lezen ook dat het Presidium heeft besloten «»te bezien
welke verdere uitbreiding van de ambtelijke capaciteit of organisatorische doorontwikkeling
nodig is op basis van de aanbevelingen». Zij neemt hiermee de aanbeveling uit het
rapport Van der Staaij over. Deze leden vragen zich wel af wat het Presidium hier
precies onder verstaat. Hoe wordt onderzocht waar verdere uitbreiding nodig is? Wanneer
verwacht het Presidium hier uitspraken over te kunnen doen? Wordt er geïnformeerd
bij de verschillende fracties en directies waar er behoefte aan is en hoe hierop ingespeeld
kan worden? Wat de leden van de D66-fractie betreft is het wenselijk dat de Kamer
voldoende capaciteit heeft om haar wetgevende taak goed uit te voeren. Het rapport
van Van der Staaij stelt «dat de uitvoering van haar aanbevelingen ter versterking
van de medewetgevende, controlerende en vertegenwoordigende functies niet mogelijk
is zonder substantiële versterking van de ambtelijke ondersteuning van de commissies
en de Kamer als geheel. Daarbij moet ook naar de benodigde (specialistische) expertise
worden gekeken.» De leden van de D66-fractie verzoeken het Presidium om in de beantwoording
van deze vragen in kaart te brengen om hoeveel extra versterking het gaat en om welke
specifieke expertises het gaat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat bij amendement (TK 35 925-IIA, nr. 5) de Kamer € 647.000 aan de begroting voor 2022 heeft toegevoegd (structureel € 1.294.000)
voor versterking van de Dienst Analyse en Onderzoek. In de toelichting op het amendement
stelt het Presidium een verdere uitbreiding van de ondersteuning in het vooruitzicht,
mede in het licht van de uitkomsten van de werkgroep versterking functies Tweede Kamer
(Van der Staaij) en recente adviezen over de versterking van de ondersteuning van
de Tweede Kamer. De leden van de CDA-fractie vragen welke recente adviezen hier worden
bedoeld.
Deze leden vragen op welke wijze de verdere uitbreiding van de Kamerorganisatie ten
goede komt aan zowel de ondersteuning van individuele Kamerleden als aan versterking
van de positie van de Kamer als geheel, mede gezien de beperkte eigen capaciteit van
steeds kleinere fracties. In het kader van een adequate informatievoorziening vragen
deze leden waarnaar voetnoot 1 op blz. 3 over de besluitvorming in het Presidium op
26 januari 2021 verwijst. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat een algemene
verwijzing naar de website van de Tweede Kamer niet adequaat is.
De leden van de SP-fractie zijn blij dat er aandacht is voor het versterken van de
functies van de Tweede Kamer. Dat is noodzakelijk om de controlerende en medewetgevende
taak van de Kamer uit te kunnen voeren. Genoemde leden hebben daarbij altijd benadrukt
dat de ondersteuning op orde dient te zijn en dit niet betekent dat de budgetten voor
de fracties verhoogd moeten worden maar dat die ondersteuning vanuit de Kamer zelf
kan komen. Dit betekent dat er voldoende menskracht bij Bureau Wetgeving, de Griffie
en Dienst Analyse en Onderzoek moet zijn. Genoemde leden vragen of het Presidium knelpunten
ziet op dit gebied.
De leden van de SP-fractie zien ook dat met de verhoogde druk op de parlementaire
agenda de druk op de organisatie toeneemt. Het werk van het ondersteunende personeel
is echter onmisbaar bij het functioneren van de Kamer. Met de verschillende parlementaire
enquêtes die al lopen en aangekondigd zijn zal die druk verder toenemen. In hoeverre
is de Kamerorganisatie hierop toegerust denkt het Presidium? Wat is er volgens het
Presidium nog nodig zodat dit op een goede manier kan worden vormgegeven?
Wat de leden van de fractie van GroenLinks betreft is het van belang dat de Kamer
zo goed mogelijk wordt ondersteund. Deze leden zijn de ambtelijke ondersteuning van
de Kamer en de fractieondersteuning dankbaar voor het vele en goede werk dat wordt
verricht. Zij constateren echter ook nog steeds een groot verschil in ondersteuning
tussen regering en Kamer. Graag vernemen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het
Presidium hiernaar kijkt. En daarnaast zijn deze leden ook benieuwd naar een internationale
vergelijking tussen de ondersteuning van parlementen in de ons omringende landen zowel
qua ambtelijke ondersteuning als in fractieondersteuning. Kan het Presidium hier informatie
over verschaffen?
Het lid Omtzigt had verwacht dat er in de brief meer ingegaan zou zijn op of de Kamer
met de middelen die zij ter beschikking gesteld heeft gekregen, ook in staat is de
kerntaken van de Kamer goed uit te voeren. Het verslag dat is bijgevoegd gaat namelijk
over een zeer roerig jaar: in 2021 vonden verkiezingen plaats, legde de coronamaatregelen
ernstige beperkingen op aan de manier waarop de Kamer kon functioneren en vond een
zeer chaotische formatie plaats en dat is nog zacht uitgedrukt. Verder ontving Nederland
een rapport van de Venetië-commissie dat ook het functioneren van de Kamer raakte.
Daarop staat geen reflectie in de brief van de Voorzitter. Het lid Omtzigt brengt
voor deze gelegenheid graag twee rapporten onder de aandacht van de Voorzitter en
het Presidium (het tweede rapport wordt besproken in paragraaf 6).
Ten eerste het briefadvies van de Raad voor het Openbaar Bestuur van november 2011, dat in de samenvatting pleit voor meer en beter ondersteuning: «»In ons duale stelsel
heeft het parlement als medewetgever en controleur van de regering een belangrijke
rol. Om de taken goed te kunnen uitvoeren dient het parlement de regering voldoende
weerwoord en tegenspel te kunnen bieden. De checks and balances van ons systeem raken
uit balans wanneer één van de spelers in feite niet goed tegen de andere is opgewassen.
De Raad voor het Openbaar Bestuur ziet bij Kamerleden een grote terughoudendheid om
goede ondersteuning voor zichzelf te organiseren. Hij zal hieronder betogen dat een
goede ondersteuning voor onze volksvertegenwoordigers uiteraard niet een voldoende
maar zeker wel een noodzakelijke voorwaarde is voor een sterke democratie en bovendien
in het algemeen belang van de inwoners van Nederland is. Nederland heeft internationaal
gezien een kleine Tweede Kamer. Een eerste internationale vergelijking laat bovendien
zien dat de Kamer niet leunt op veel en brede ondersteuning. De Raad voor het Openbaar
Bestuur pleit daarom voor een substantiële uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning
van de Tweede Kamer, juist om het stelsel in balans te brengen. Ook voor de Haagse
politiek geldt: goede ondersteuning, sterke democratie.»» Het lid Omtzigt verzoekt
de Voorzitter en het Presidium uitgebreid te reageren op het ROB-advies.
Het lid Omtzigt leest met verbazing in de Raming voor 2023 dat de ontvangsten, voor
Wetgeving en controle Tweede Kamer, de komende jaren omlaag zal gaan. Van meer dan
150 miljoen euro in 2022 naar 143 miljoen euro in 2027. Het lid Omtzigt ziet hier
graag een heldere toelichting op. In aanvulling hierop zou dit lid graag toelichting
ontvangen op het bedrag van 2,383 miljoen euro voor de komende jaren als het gaat
om kennis en onderzoek. Is hier de 10 fte uitbreiding van Dienst Analyse en Onderzoek
in opgenomen? Is volgens het Presidium het bedrag dat nu geraamd is voor kennis en
onderzoek niet veel te mager voor onder meer de ondersteuning op het toetsen van uitvoerbaarheid
van beleid, begeleiden van het budgettaire proces en inhoudelijke ondersteuning in
wetgevingstrajecten?
Het lid Omtzigt merkt ook een ernstige onderuitputting op bij onderzoek in 2021: er
was 2.383.000 euro gereserveerd en er is slechts 616.000 euro uitgegeven. Wat is daar
de oorzaak van?
Verder merkt dit lid op dat de ontvangsten (5.039.000 euro) niet herleidbaar zijn:
uit welke onderdelen bestaat dit en hoe komt het dat de twee onderdelen samen niet
optellen tot dit bedrag?
6. Informatiepositie Kamer
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling van het Presidium dat de verbetering
van de informatievoorziening richting de Kamer een essentieel thema en al jaren een
punt van zorg is. Deze leden van zijn mening dat juist op praktisch niveau verbeteringen
gerealiseerd kunnen worden. Zo heeft de commissie VWS het ministerie vorig jaar voor
twee complexe wetsvoorstellen gevraagd om een document waarin de wijzigingen zijn
bijgehouden, waarin alle aanpassingen uit de nota’s van wijziging op een heldere en
herleidbare wijze zijn verwerkt. Deelt het Presidium de mening van deze leden, dat
dit een goed voorbeeld is dat navolging verdient?
Overigens zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat verbetering van de informatiepositie
van de Kamer ook betekent dat de Kamer zelf maatregelen neemt om informatie-overload
te bestrijden. Als grotere transparantie niet gepaard gaat met flankerend beleid,
kan die ertoe leiden dat het ondoenlijk wordt om gewone relevante informatie te vinden.
Zonder flankerend beleid leidt grotere transparantie alleen maar tot het transparant
maken van onhanteerbaarheid van de beschikbare informatie. Deze leden vragen welke
mogelijkheden het Presidium ziet voor zulk flankerend beleid in het kader van de praktische
versterking van de informatiepositie van de Kamer.
In dit verband willen de leden van de CDA-fractie op deze plaats ook de nagedachtenis
eren van Nicolas Cramer (1949–2021). Cramer gaf ruim veertig jaar leiding aan het
Parlementair Documentatie Centrum (PDC). In overleg met Kamervoorzitter Anne Vondeling
legden Nicolas Cramer en Hans Daalder in 1974 de basis voor een parlementair documentatiecentrum
op de Universiteit Leiden. Hij zag het als zijn missie om politieke informatie zo
breed mogelijk beschikbaar te stellen, onder meer via de websites parlement.com en
Europa.Nu. In Elsevier Weekblad werd hij terecht een «visionair in het ontsluiten
van politieke data» genoemd. Politieke informatie was in zijn ogen niet alleen bestemd
voor politiek en wetenschap, maar voor iedereen. Versterking van de informatiepositie
van de Kamer is een voorwerp van aanhoudende zorg. De leden van de CDA-fractie houden
daarbij de betrokkenheid en het idealisme van Nicolas Cramer in gedachten.
De leden van de fractie van GroenLinks hechten veel waarde aan de wetgevende en controlerende
taak van de Kamer. Hiervoor is het van belang dat de Kamer tijdig en volledig wordt
geïnformeerd. Deze leden vragen het Presidium hoe zij vindt dat het met de informatievoorziening
aan de Kamer staat en vragen ook hoe vaak zij de afgelopen periode met de regering
gesproken heeft over het verbeteren van de informatiepositie van de Kamer. Kan het
Presidium of de Kamervoorzitter ook een update geven over de stand van zaken met betrekking
tot de werkafspraken tussen Kamer en regering over de wijze van tijdige en volledige
informatievoorziening?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat naar aanleiding van het debat over Kamerleden
die tot toetreden tot een demissionair kabinet is benadrukt dat het belangrijk is
om als Kamer tijdig een duidelijke afweging te maken inzake de toepassing van (ongeschreven)
staatsrechtelijke regels en keuzes bij nieuwe situaties die zich voordoen. Deze leden
constateren helaas dat het niet bij deze situaties gebleven is. Immers, bij het debat
over de mondkapjesdeal was voor het eerst sprake van een afwijking van de staatsrechtelijke
regel dat de verantwoordelijke Minister verantwoording aflegt aan de Kamer, zonder
dat sprake was van een voorafgaande weging en analyse van de wenselijkheid. Deze leden
vragen een reflectie van de Voorzitter op de gang van zaken. Op welke wijze wordt
gewaarborgd dat bij kennelijke afwijkingen van het staatsrecht eerst voorafgaand expliciet
wordt gewogen en gemotiveerd welke keuze gemaakt wordt, op basis van analyses van
de betrokken ambtelijke dienst en mogelijk externe deskundigen?
Het lid Omtzigt brengt graag het rapport van de Venetië-commissie onder de aandacht
van de Voorzitter en het Presidium. Dat rapport heeft een aantal zeer specifieke aanbevelingen
voor het parlement. Dit lid herhaalt ze hier: ««The Venice Commission makes the following
proposals, which are far-reaching and are meant as food for thought in the reflection
to be carried out by the Dutch authorities:
A. Legislative power:
• the inclusion of hardship or proportionality clauses should be considered for future
legislation where this is appropriate to the specific objectives and design of the
policy at issue;
• in appropriate parts, new legislation could include provisions that recall or restate
general basic principles of good administration;
• the Rules of Procedure of Parliament could be changed to facilitate scrutiny of the
executive, this could be done, for instance, by extending the rights of 30 MPs also
to initiate hearings and parliamentary investigations or ensuring that a standing
committee has specific responsibility for effective scrutiny of laws and their application
for compliance with general principles of good administration and the rule of law;
• the right of Members of Parliament to full information without delay under Article
68 of the Constitution should be made be practical and effective;
• both committees and individual MPs should benefit from sufficient staff and resources
that are earmarked for scrutiny of the government and laws;
• as concerns attitudes, while this cannot be imposed through legislation, it should
be seen as acceptable and even normal that MPs from government parties also represent
Parliament as an institution and that participation in parliamentary scrutiny of the
government is not an act of disloyalty.»»
Het lid Omtzigt verzoekt de Voorzitter en het Presidium uitgebreid te reageren op
elk van de aanbevelingen van de Venetië-commissie. De reactie ontvangt het lid Omtzigt
graag voor 23 mei 2022 aangezien er op 30 mei 2022 een notaoverleg over het rapport
is en dit de kern van het controlerende werk van het parlement betreft. Vooral de
vraag of artikel 68 van de Grondwet nu effectief is, blijft een aandachtspunt, ondanks
de heldere brief van de Voorzitter aan de nieuwe bewindspersonen. Dat laat affaire
na affaire zien. En onderzoeken worden nog steeds tegengehouden door de meerderheid,
zodat de aanbeveling dat 30 leden een parlementair onderzoek of een hoorzitting onder
ede kunnen initiëren een interessante aanbeveling is, ook omdat dat in landen als
Frankrijk en Duitsland mogelijk is. Graag hoort het lid Omtzigt dan ook de mening
van de Voorzitter en het Presidium daarover.
Het lid Omtzigt constateert dat het kinderopvangtoeslagschandaal en de chaotische
formatie (wanneer en hoe wordt die geëvalueerd vraagt dit lid zich af), laten zien
dat het parlement niet in een blakende gezondheid verkeert. Het vertrouwen in het
parlement neemt volgens peilingen ook af. Het parlement was namelijk niet in staat
om soepel tot de vorming van een nieuwe regering te komen en was in een specifiek
dossier niet in staat om de gebreken in de wetgeving en uitvoering op te sporen en
tijdig te controleren. Dat heeft tot enorme schade en enorm veel individueel verdriet
geleid bij vele gezinnen.
Het is dus gerechtvaardigd om goed te kijken of de mechanismes om dit te voorkomen
verbeterd zijn. Controleert de Kamer de wetgeving en heeft zij daarvoor de middelen?
In dit opzicht zouden veel opmerkingen gemaakt kunnen worden maar het lid Omtzigt
beperkt zich tot twee aandachtsvelden. Is de Kamer in staat om de totstandkoming van
de Europese wetgeving in Europese raden goed te controleren? De stukken zijn vertrouwelijk,
komen te vroeg of te laat en pas na implementatie (denk aan Natura 2000) zijn de problemen
duidelijk. Kan de voorzitter aangeven over hoeveel wetgeving een debat gehouden wordt
(wetgevingsoverleg of plenair debat) en over hoeveel wetgeving uiteindelijk geen debat
gehouden werd in 2021 omdat het als hamerstuk werd afgedaan? Is dit een teken dat
de Kamer de taken nauwgezet uitvoert?
Het lid Omtzigt merkt op dat hij als afsplitser over onvoldoende middelen beschikt
om zijn taak als medewetgever te vervullen. Zo is hij geen (plaatsvervangend) lid
meer van de commissie Financiën en heeft hij in die commissie geen stemrecht, niet
in e-mailprocedures en ook niet in procedurevergaderingen. Formeel moet hij bij elke
vergadering vragen of er bezwaar is tegen zijn aanwezigheid (dat is nog nooit geweigerd).
Hij merkt op dat het toeslagenschandaal mede dankzij zijn werk in de commissie naar
boven kwam (en dankzij een aantal anderen zoals het lid Leijten). Maar dat het gevolg
van de gebeurtenissen in 2021 is dat hij nergens meer vast lid is en hij zelf dus
geen onderdeel meer kan uitmaken van de commissie financiën (en ook niet van de commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Op welke wijze kan dat recht gezet worden,
zo vraagt het lid Omtzigt.
Verder is de ondersteuning van de Kamer zelf al karig, zo merkt de ROB op, maar die
van een afsplitser helemaal: het fractiebudget van 135.000 euro is bedoeld voor 1,5
medewerker. Andere eenmansfracties hebben 500.000 en vier keer zoveel medewerkers.
De combinatie van te weinig minderheidsrechten en te weinig ondersteuning leidt echt
tot ongelukken, zo merkt het lid Omtzigt op.
Het betekent dat de regeringspartijen vaak een poging doen om wetgeving in een idioot
tempo door de Kamer te jagen. De oorspronkelijke planning met de 3G en 2G wetten was
om die binnen tien dagen na indiening in stemming te brengen. Alleen verontwaardiging
leidde ertoe dat dat niet gebeurde.
Het lid Omtzigt maakt het graag concreet; de Wet toekomst pensioenen is een enorm
dossier van vele honderden pagina’s en wordt nu binnen drie maanden (volgens de planning
van de regering en de regeringspartijen) door de Kamer gejaagd. Het gaat om een hervorming
van een stelsel met ongeveer 1700 miljard euro en de pensioenen van alle Nederlanders.
Het gaat dus om gemiddeld 100.000 euro per Nederlander, al loopt dat bedrag enorm
uiteen per persoon. Bijna elke pensioenaanspraak in Nederland wordt omgezet en dat
gebeurt met zeer gedetailleerde wetgeving. Het lid Omtzigt kan niet beschikken over
een beleidsmedewerker pensioenrecht en bijna geen enkele partij heeft zo iemand, terwijl
dat wel van belang zou zijn bij zulke technische en ingewikkelde wetgeving.
Het is echt onmogelijk om deze stukken – honderden pagina’s wetgeving en toelichting
– goed te bestuderen, lacunes te ontdekken, gesprekken te voeren, wanneer de eerste
schriftelijke inbreng al binnen een maand na indiening plaatsvindt. Er is een technische
briefing geweest waar de aanwezige Kamerleden (ongeveer zeven leden) ieder één vraag
konden stellen en er wordt nu naar een moment gezocht om net iets meer te kunnen vragen.
Van een zorgvuldige wetsbehandeling is in de ogen van dit Kamerlid dus volstrekt geen
sprake. De oppositie heeft geen formele middelen om de controle te intensiveren (let
wel: de oppositie moet niet een soort vertragingsmachine zijn maar daar gaat het niet
om) en de wetgevingsmachine gaat door. Weinig Kamerleden zullen de hele wetstekst
gaan lezen. En als er na 2027 (wanneer het nieuwe stelsel ingaat) problemen zijn,
zijn de meeste betrokkenen allang weer elders. Acht de Voorzitter dit proces, gezien
alles wat is misgegaan bij het kinderopvangtoeslagschandaal zorgvuldig of deelt zij
de mening dat dit niet zo is. Welke mogelijkheden ziet zij om te komen tot een zorgvuldige
wetsbehandeling bij deze grote hervorming? Indien deze vragen niet helder beantwoord
kunnen worden, dan is het voor het lid Omtzigt noodzakelijk om een onderzoek te houden.
Dit lid ziet dan graag, zoals eerder ook al voorgesteld, dat een groep van oud-Kamerleden,
huidige Kamerleden en (internationale) experts onderzoeken of wij als Kamer nog wel
in staat zijn om onze kerntaken uit te voeren. Kan de Voorzitter aangeven of zij het
belang hiervan inziet en waarom zij zich wel of niet in dit voorstel van een dergelijk
onderzoek kan vinden?
7. Integriteit en sociale veiligheid
De leden van de D66-fractie zijn positief over het instellen van een gedragscode voor
Kamerleden en een College van onderzoek integriteit. Zij merken echter wel op dat
hier ook nog winst te behalen valt. Het meest in het oog springt wat deze leden betreft
dat Kamerleden in de twee behandelde klachten door het College geweigerd hebben mee
te werken, wat in strijd is met artikel 7, lid 2 en artikel 8, lid 4 van de Regeling
Toezicht en handhaving Gedragscode. Het College merkt op in haar jaarverslag dat zij
hierover in gesprek zal treden met het Presidium. Is dat reeds gebeurd? Welke mogelijkheden
ziet het Presidium om Kamerleden te verplichten mee te werken aan onderzoek van het
College? Zouden hier mogelijk sancties op gezet kunnen worden? Zo ja, wat voor sancties
heeft het Presidium voor ogen? Ook zien de leden van de D66-fractie dat wanneer een
klacht tegen een Kamerlid wordt ingediend de naam van de indiener bij het Kamerlid
bekend wordt gemaakt. Kan het Presidium toelichten waarom dat zo is? Wat is hiervoor
de grondslag? Deze leden kunnen die namelijk in de Regeling Toezicht en handhaving
Gedragscode niet terugvinden. Deze leden maken zich zorgen dat deze openbaarmaking
de drempel te hoog maakt voor het indienen van klachten tegen Kamerleden. Kan het
presidium onderzoeken hoe deze procedure geanonimiseerd kan worden, zodat ieder klager
zich veilig voelt naar voren te treden?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag
2021–2022 van het College van onderzoek integriteit (bijlage bij TK 35 351, nr. 12). Deze leden constateren dat er in het verslagjaar 108 klachten zijn ingediend, waarvan
er twee in behandeling zijn genomen. Het college licht toe, dat de grote meerderheid
van klachten betrekking heeft op gedragingen die niet worden genoemd in de gedragscode.
«Burgers zoeken een kanaal om hun onvrede te uiten over gedragingen en uitingen van
Kamerleden, zowel binnen als buiten de Kamer, en menen die bij het College gevonden
te hebben.» De leden van de CDA-fractie vragen hoe het Presidium deze constatering
beoordeelt met het oog op de evaluatie van de regeling.
De leden van de SP-fractie vragen of het Presidium kan aangeven wanneer het onderzoek
wordt verwacht naar de sociale veiligheid van Kamerbewoners? Genoemde leden vragen
naar wat er in het tussenliggende jaar is ondernomen met betrekking tot het onderzoek
zelf.
8. Transparantie Kamerwerk – Wet open overheid
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een werkomgeving waarbij
het mogelijk is om tijd- en plaatsonafhankelijk werken mogelijk te maken. Deze leden
zien de mogelijkheid van digitaal werken dan ook als een positieve ontwikkeling. Wel
willen zij aandacht vragen voor voldoende technische ondersteuning bij bijvoorbeeld
technische briefings, zeker waar die openbaar zijn. Het gebeurt nog te vaak dat bijvoorbeeld
een PowerPointpresentatie niet gedeeld kan worden via het scherm of dat er andere
haperingen zijn die eenvoudig te verhelpen zouden moeten zijn. Deze leden horen graag
op welke wijze in deze ondersteuning voorzien gaat worden.
De leden van de VVD-fractie hebben verder geconstateerd dat op 1 mei 2022 de Wet open
overheid inwerking treedt en zijn blij met de getroffen voorbereidingen. Deze leden
vragen of de voorbereidingen geheel op schema liggen, welke bottlenecks er zijn bijvoorbeeld
op het gebied van archivering, en op welke wijze is voorzien in flexibele capaciteit
aangezien de aanvragen pieken en dalen kennen. In het verlengde daarvan vragen zij
op welke wijze budgettair is voorzien in de bekostiging van eventuele uitbetalingen
van dwangsommen voor het niet halen van de wettelijke termijnen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Presidium constateert dat binnen de Tweede
Kamer behoefte is aan een moderne werkomgeving, waardoor mobiel werken (tijd- en plaatsonafhankelijk)
mogelijk wordt. De leden van de CDA-fractie constateren dat het Kamerwerk in coronatijd
voor een belangrijk deel doorgang kon vinden, doordat de mogelijkheden om thuis te
werken de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd zijn. Deze leden vragen of het Presidium
voornemens is de verschillende aspecten van het Kamerwerk in coronatijd te evalueren.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geleidende brief, dat de digitale vergaderfunctie
in het eerste kwartaal van 2022 wordt gerealiseerd. Deze leden vragen wat hiermee
precies wordt bedoeld. Het Presidium kondigt de doorontwikkeling aan van de digitale
werkplek. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze gebruikers van de digitale
werkplek worden betrokken bij de doorontwikkeling.
Deze leden zijn blij dat het reeds bestaande open dataportaal (ODP) vanaf september
2022 toegankelijk zal zijn voor iedereen: nieuwe afnemers van openbare parlementaire
data worden vanaf dat moment (zonder verplichting tot registratie) verwelkomd. Zij
vragen welke gegevens daar te vinden zijn en welke afnemers daarvan tot nu toe gebruik
maken.
Het Presidium deelt mee dat de Tweede Kamer bezig is met het op orde brengen van de
informatiehuishouding om te kunnen voldoen aan de Wet open overheid (Woo) en de Archiefwet.
De leden van de CDA-fractie vragen welke consequenties de invoering van de Archiefwet
2021 (TK 35 968) voor de Kamer heeft.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het van belang is dat Kamerleden die in
opdracht van de Kamer een taak of onderzoek uitvoeren voorafgaand goed geïnformeerd
zijn over de gevolgen wat betreft openbaarmaking, onder meer door te voorzien in goede
archivering van mails. Zij vragen of deze Kamerleden in zulke situaties standaard
instructies en ondersteuning zullen krijgen om op goede wijze voorbereid te zijn op
eventuele verzoeken inzake openbaarmaking.
Het lid Omtzigt is benieuwd hoe het staat met de voorbereiding op de inwerktreding
van de Woo en de voortgang van het op orde brengen van de informatiehuishouding. Kan
het Presidium inzicht geven in het tijdspad van het meerjarige programma Verbetering
informatiehuishouding Tweede Kamer (BITK)? Verwacht het Presidium dat de huidige investeringen
onder apparaatsuitgaven in de Raming hiervoor voldoende zijn? Als het gaat om informatievoorziening
is het lid Omtzigt benieuwd naar de concrete verbeteringen die zijn doorgevoerd als
het gaat om contact van de Kamer met de departementen en uitvoeringsorganisaties.
Kan dit specifiek worden toegelicht? Zijn er al eerste resultaten te delen door de
werkgroep die processen rond informatievoorziening, omgang met artikel 68 en de beantwoording
van Kamervragen nader in kaart brengt?
9. Integrale veiligheid
De leden van de VVD-fractie hechten erg aan een veilige werkomgeving, zowel fysiek
als digitaal en zijn blij met de extra aandacht die dit krijgt. Deze leden lezen in
de stukken echter vooral iets over een organisatiewijziging en een informatiecampagne,
maar minder over de taakinvulling en de accentverschuivingen zelf, terwijl dat juist
van groot belang is om een oordeel te kunnen vormen of het voldoende aandacht krijgt.
Zij zouden hier graag een nadere toelichting op willen ontvangen; wat houden de verschillende
trajecten, zowel in de organisatiestructuur als praktische en bouwkundige aanpassingen
van het gebouw, in? En op welke termijn kunnen genoemde leden (de afronding van) deze
trajecten verwachten? Uiteraard is er begrip is voor het feit dat sommige zaken zich
niet lenen om in het openbaar over te communiceren, maar enige controle op de voortgang
moet toch wel mogelijk gemaakt worden.
10. Renovatie Binnenhof
De leden van de VVD-fractie lezen dat het tweede kwartaal van 2022 in het teken staat
van het vaststellen van het totaal aan ruimtebehoefte en zij vragen of en welke knelpunten
hier op voorhand zijn voorzien. Het is deze leden voorts opgevallen dat de oplevering
van de gerenoveerde Tweede Kamer rond het kerstreces van 2026 plaatsvindt en de verhuizing
in het zomerreces van 2027. Dat betekent dat de Kamer 6 jaar in plaats van de eerder
besproken 5,5 jaar weg is van het Binnenhof, klopt dit? En betekent dit dat er nu
al sprake is van vertraging in het renovatieproces en zo ja, kunt u de achtergronden
daarvan nader schetsen? Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie op welke termijn
de restpunten van de verhuizing naar B67 zullen zijn afgehandeld en wat hierbij de
grootste obstakels zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat na de snelle en soepele verhuizing naar B67
in het zomerreces van 2021, momenteel gewerkt wordt aan het oplossen van de restpunten
van deze verhuizing en het in gebruik nemen van de tijdelijke huisvesting. Deze leden
vragen wat het Presidium verstaat onder restpunten. Is de tijdelijke huisvesting inmiddels
voor alle leden en medewerkers toegankelijk? Ook vragen deze leden waar bezoekers
die op de fiets naar het tijdelijke Kamergebouw komen, hun fiets kunnen stallen.
De leden van de fractie van de SP zien naast de toegenomen druk ook dat die druk al
hoger was door de coronapandemie en de verhuizing. Kan het Presidium aangeven of er
nog knelpunten zijn voor het ondersteunende personeel die voortvloeien uit de verhuizing
en zo ja, welke zijn dat?
11. Staat van de Kamer 2021
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de cijfers opgenomen
in de Staat van de Kamer en hebben daar nog enkele vragen bij. Deze leden constateren
dat het aantal moties nog steeds groot is en kunnen zich niet aan de indruk onttrekken
dat in een aantal gevallen er in het debat al toezeggingen zijn gedaan of dat een
verzoek in een motie reeds staand beleid is. Om hier meer zicht op te krijgen vragen
de leden of het ook mogelijk is om aan te geven hoe vaak er moties zijn ingediend
over een onderwerp waar al een toezegging op is, in hoeverre dezelfde moties vaker
worden ingediend en bij hoeveel moties er sprake is van een gelijkluidende strekking.
In het verlengde daarvan vragen de leden van de VVD-fractie wat de stand van zaken
is met betrekking tot het toezeggingenregister.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Staat van
de Kamer 2021. Het Presidium stelt dat de Staat van de Kamer is bedoeld om, op basis
van de weergegeven kengetallen, met elkaar te reflecteren op (ontwikkelingen in) het
eigen handelen. Het Presidium tekent daarbij aan dat de Staat van de Kamer gaat over
de Kamer als geheel en geen informatie bevat over werkzaamheden van fracties of individuele
Kamerleden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staat van de Kamer daarmee niet
een abstract beeld van het functioneren van de Kamer geeft. In dit verband herinneren
deze leden ook aan de kritiek van het Presidium op onderzoek van Investico en Argos
in de nota naar aanleiding van het verslag over de Raming 2022 (TK 35 752, nr. 6): «Een louter kwantitatieve analyse van de cijfers m.b.t. plenaire debatten kan overigens
wel een smalle basis zijn voor conclusies over verdringing van wetgeving op de plenaire
agenda. Zo is het goed mogelijk dat in een bepaalde periode op het oog veel wetgeving
is behandeld, maar dat daarbij sprake was van veel reparatiewetgeving of wetgeving
van geringe omvang.»
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat het aantal bezoekers aan de website van
de Tweede Kamer in 2021 opnieuw sterk is toegenomen (blz. 11). Kan het Presidium die
sterke stijging verklaren?
De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs dat in het overzicht van wetenschappelijke
publicaties per commissie (blz. 13–14) aan elke publicatie een korte duiding is toegevoegd.
Wel constateren deze leden dat sommige omschrijvingen in hun beknoptheid cryptisch
zijn, zoals die onder de commissie Koninkrijksrelaties. Ook ontbreekt bij de publicatie
onder de commissie OCW een link: https://www.universiteitleiden.nl/binaries/content/assets/algemeen/nieu….
Overigens vragen deze leden het Presidium op welke wijze de effectiviteit van het
samenwerkingsverband parlement & Wetenschap, dat erop gericht is wetenschappelijke
inzichten een prominente plaats te geven in het parlementaire proces, wordt geëvalueerd.
12. Overig
De leden van de CDA-fractie zeggen het Presidium dank voor het «Overzicht moties 2021
gericht aan Presidium». Deze leden zouden behalve de tekst van de motie en de naam
van de (eerste) indiener ook graag de datum van indiening in de eerste kolom opgenomen
willen zien, zodat een compleet beeld wordt gegeven van de chronologie van de indiening
en uitvoering. Ook zouden zij het op prijs stellen als het overzicht zelf wordt voorzien
van een datum. In de huidige opmaak is het verschil niet te zien tussen de bijlage
bij de brief van het Presidium van 9 december 2021 (TK 35 752, nr. 13) en de bijlage bij de begrotingstoelichting bij de Raming (TK 36 062, nr. 3)
Wel vragen de leden van de CDA-fractie hoe de toelichting zich verhoudt tot de geleidende
brief bij de Raming. In de toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de
motie-Van der Staaij c.s. (TK 35 510, nr. 28) over het versterken van de taak van het parlement om wet- en regelgeving te toetsen
en te evalueren, is te lezen: «In het voorjaar van 2022 vindt een aftrapbijeenkomst
plaats met alle commissievoorzitters waarbij een verdere toelichting wordt gegeven
op het rapport [van de werkgroep-Van der Staaij]. De werkgroep rapporteert na een
jaar over de voortgang van de implementatie van de werkagenda.» Dat is nauwkeuriger
dan de passage over de uitwerking van de aanbevelingen van de werkgroep-Van der Staaij
in de geleidende brief.
De leden van de CDA-fractie vragen verder of er nog moties gericht aan het Presidium
in behandeling zijn, die zijn ingediend vóór 2021.
Het lid van de BBB-fractie spreekt haar zorg uit over de toewijzing van kantoorruimte
aan kleine fracties om medewerkers en stagiaires in te kunnen zetten en zo de controlerende
taak van de volksvertegenwoordiging volwaardig te kunnen uitvoeren. Eenmansfracties
krijgen volgens het lid van de BBB-fractie niet de kantoorruimte passende bij het
budget (deze wordt toegekend op basis van het aantal zetels).
Het lid van de BBB-fractie zou willen weten of het budgetneutraal mogelijk is door
inschuiven van grotere fracties, die relatief meer en grotere ruimtes beschikbaar
hebben, tot een betere verdeling van de beschikbare kantoorruimte voor fracties in
de Tweede Kamer te komen.
Het lid Omtzigt merkt op dat in april 2023 de Grondwet van Thorbecke 175 jaar oud
is. Zijn motie om de Grondwet een plek in de Kamer te geven wordt nu uitgewerkt. Is
het mogelijk om ervoor te zorgen het in april 2023 klaar is en de kunstwerken die
over de individuele grondrechten gaan, klaar zijn en onthuld kunnen worden?
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.