Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang financieel beheer ministerie van VWS (Kamerstuk 35925-XVI-28)
35 925 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022
Nr. 183 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 april 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 26 oktober 2021 inzake voortgang financieel beheer Ministerie van VWS
(Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 28).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 januari 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 8 april 2022 zijn de vragen, voorzien van
een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
–
VVD-fractie
2
–
D66-fractie
4
–
CDA-fractie
5
–
SP-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van
het financieel beheer van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze
leden hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het financieel beheer op orde
is. Het gaat hier uiteindelijk wel om belasting- en premiegeld waarmee zorgvuldig
omgesprongen moet worden. Het parlement moet ook tijdig en goed geïnformeerd worden.
Dat geldt ook in tijden van crisis, aldus wil dat niet zeggen dat het een vrijbrief
is.
De leden van de VVD-fractie vragen allereerst of het financieel beheer bij het Ministerie
van VWS in 2021 zodanig op orde is c.q. was, dat een goedkeurende verklaring kan worden
afgegeven. Zij vragen of de (ernstige) onvolkomenheden daadwerkelijk zijn weggewerkt.
Zij vragen daarbij ook welke (ernstige) onvolkomenheden nog resteren. De leden van
de VVD-fractie vinden het teleurstellend dat de resultaten van de verbetering van
het financieel beheer nog onzeker zijn en (nog) niet altijd meetbaar. Wanneer is dit
wel duidelijk? Wat is wel meetbaar en zichtbaar verbeterd? De leden van de VVD-fractie
vinden het zorgelijk dat de Auditdienst Rijk (ADR) ook constateert dat het hen op
dit moment niet duidelijk is welk effect de voorgenomen maatregelen hebben op de verantwoording
2021 door het Ministerie van VWS en dus op de controleverklaring bij het jaarverslag.
Hoe kan dit?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het project «kraan dicht» zich richt
op de corona-gerelateerde uitgaven (de Programmadirectie Covid-19 en Dienst Testen).
Dit project voorziet in een extra inzet vanwege het omvangrijke budgettair beslag
dat nog steeds gemoeid is met de coronamaatregelen. Er zal door een multidisciplinair
team vanuit verschillende invalshoeken en kennis meegekeken worden. Worden er naast
meekijkende aspecten nog nadere acties ingezet om direct verbeteringen door te voeren?
Zo ja, welke acties zijn dit? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat het advies van KPMG wordt omgezet naar
een projectplan «structurele borging». Gaat er over dit projectplan ook een audit
of second opinion plaatsvinden door bijvoorbeeld de ADR over de vraag of dit voldoende
is? Wanneer is dit projectplan gereed? Wanneer kan dit naar de Kamer gestuurd worden?
Welke stappen kunnen op korte termijn al gezet worden om het financieel beheer structureel
goed te borgen? Deze leden vragen verder wat gedaan zal worden aan een betere aansturing
op financieel beheer vanuit de top, meer betrokkenheid en bewustzijn ten aanzien van
financieel beheer in de breedte van de organisatie en de verbetering in het tussentijds
monitoren. Genoemde leden vinden het namelijk belangrijk dat het uiteindelijk niet
blijft bij pleisters plakken en fouten herstellen, maar dat het gaat om het proces
gewoon goed in de vingers hebben en fouten voorkomen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de voorliggende brief dat in 98% van de corona-gerelateerde
verplichtingen het parlement tijdig is geïnformeerd. Dat is natuurlijk mooi. Maar
van 116 miljoen euro is nog niet definitief bekend of het parlement tijdig is geïnformeerd.
Hoe is dit mogelijk?
De leden van de VVD-fractie lezen dat met het rapport Van Berkel Professionals de
voorraadadministratie op orde kan worden gebracht. Wanneer is dit daadwerkelijk op
orde?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe de tekst in de voortgangsrapportage
over de zorgbonus gezien moet worden in relatie tot het bericht van RTL Nieuws van
27 december 20211 over fraude met de zorgbonus door spookpersoneel en dubbele premie voor directeuren.
Waarom wordt in de voortgangsrapportage niet gesproken over de mogelijkheden van fraude
met de zorgbonus?
De leden van de VVD-fractie constateren dat nog steeds veelvuldig gebruik wordt gemaakt
van de spoedprocedure, dat wil zeggen dat er reeds geld is uitgegeven voordat dit
is goedgekeurd door het parlement. Hoe kan dit in de toekomst (verder) worden beperkt?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de ADR nog kritisch is over de voortgang
van het herstel van het financieel beheer bij het Ministerie van VWS. De financiële
administratie komt niet altijd overeen met de werkelijkheid. Verplichtingen en betalingen
zijn niet altijd goed te koppelen. Het Ministerie van VWS kan dit zelf corrigeren.
Waarom is dit nog niet op orde? Welke verbeteracties worden hierop gezet?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts naar de stand van zaken en voortgang met
betrekking tot de risicoregeling en de daarvoor vooraf benodigde toetsingskaders.
De ADR concludeert dat hierover nog geen duidelijkheid is.
De leden van de VVD-fractie zijn van opvatting dat ook de problemen rondom staatssteun
en informatiebeveiliging opgelost moeten worden, want dit zijn problemen die al veel
langer spelen. Welke acties worden hiervoor ondernomen? Wanneer kunnen deze opgelost
zijn? Wat wordt gedaan om de frauderisico’s te beheersen? Hoe ziet het fraudebeleid
eruit bij het Ministerie van VWS?
De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven het opmerkelijk te vinden dat
de kennis over inkoop, subsidie, staatssteun, aanbesteding, financieel beheer en de
Comptabiliteitswet 2016 bij het Ministerie van VWS beperkt gebleken is. Wat is hier
in de afgelopen periode aan gedaan? Wat zal hier nog aan gedaan worden? Wat hebben
andere ministeries, zoals Financiën, de afgelopen tijd gedaan om het financieel beheer
bij het Ministerie van VWS verder te verbeteren? Wat is de rol van het Ministerie
van Financiën in het hele proces in de afgelopen tijd, maar ook de komende tijd?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van zowel de brief van de regering
over de voortgang van het financieel beheer van het Ministerie van VWS als van de
bijbehorende bijlagen: het Interim-auditrapport Ministerie van VWS 2021 en de Rapportage
financieel beheer VWS. Zij zijn van mening dat uitgaven van de overheid rechtmatig
en zorgvuldig moeten worden gedaan, ook in tijden van crisis. Om deze reden hebben
zij nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen naar de toezegging die de Minister van Financiën
op 14 december jongstleden heeft gedaan tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer
over de Najaarsnota 2021,2 namelijk om een extra brief naar de Kamer te sturen over de berichtgeving dat mondkapjes
voor een aanzienlijk lagere prijs dan de inkoopprijs, zijn doorverkocht naar derde
partijen. Deze leden zijn bekend met de brief die de demissionaire Staatssecretaris
van VWS stuurde op 10 december jongstleden,3 waarin hij aangaf dat de mondkapjes voor een marktconforme prijs zijn doorverkocht.
Desalniettemin vragen deze leden aan de Minister waar de berichtgeving van onder andere
de Volkskrant vandaan kwam. Zij vragen om dit te onderzoeken.4
De leden van de D66-fractie vragen de Minister van VWS voorts wanneer de onderzoeksresultaten
te verwachten zijn van de grotere inkopen van persoonlijke beschermingsmiddelen door
het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) in opdracht van het Ministerie van VWS.
In het bijzonder de opdrachten van meer dan 100 miljoen euro, waaronder de inkoop
bij Relief Goods Alliance B.V.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Minister de Kamer kan informeren over
de uitkomsten van de twee onderzoeken van EY naar de voorraad inzake medische hulpmiddelen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om toe te lichten waarom de Kamer pas
opnieuw na de afsluiting van de verantwoording over het jaar 2021 (na 15 maart 2022)
geïnformeerd zal worden over de voortgang van de maatregelen bij VWS. Vooral als volgens
de ADR de eerste resultaten van de maatregelen reeds in het vierde kwartaal van 2021
werden verwacht. Kan de Minister vóór het opstellen van de verantwoording over 2021
nogmaals rapporteren over de voortgang die wordt geboekt bij de verbeteringen in het
financieel beheer?5
De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan te geven tot wanneer er tijdelijke
uitzonderingsregels rond het financieel beheer, bedoeld om crisismaatregelen te faciliteren
en tekortkomingen en onrechtmatigheden te voorkomen, acceptabel zijn en wanneer de
reguliere processen hier weer van toepassing zullen zijn.
De leden van de D66-fractie constateren dat er in de afgelopen periode veel gebruik
is gemaakt van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, zodat uitgaven
snel konden worden gedaan. Kan de Minister aangeven hoe wordt bepaald wat «nieuw beleid»
is en wat «lopend beleid» is?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om aan te geven welke stappen in de
afgelopen tijd gezet zijn om alle onrechtmatigheden over 2020 en 2021 in beeld te
brengen en te corrigeren. Kan hij bevestigen dat de komende tijd geen aanspraak zal
worden gemaakt over bijvoorbeeld aangegane garanties in 2020 en 2021 waar de Kamer
niet tijdig of niet juist over geïnformeerd is?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van 26 oktober 20216 dat de Minister aangeeft dat in 2021 de Kamer voor 98% tijdig is geïnformeerd over
de uitgaven van het ministerie. Kan de Minister aangeven of dit ook betekent dat de
Kamer voor hetzelfde percentage volledig is geïnformeerd, om zo haar budgetrecht goed te kunnen uitoefenen? Deze leden vragen
of tekortkomingen in het financieel beheer en onrechtmatigheden in de uitgaven en/of
verplichtingen over het jaar 2021 verder kunnen worden teruggedrongen door verdere
(tijdelijke) uitbreiding van het aantal fte in de financiële functie op het Ministerie
van VWS. Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de Minister daartoe (nog) niet besloten?
De leden van de D66-fractie vragen voorts of de Minister de Kamer kan informeren over
de vraag of de Kamer bij alle risicoregelingen vooraf het benodigde toetsingskader
heeft ontvangen, en wat de actuele stand van zaken is van openstaande garanties.
De leden van de D66-fractie vragen wat de uitkomst is van het overleg met de Minister
van Financiën over de tijdelijke ontheffing van de noodzakelijke bankgaranties voor
voorschotten van meer dan 500.000 euro. Kan de Minister aangeven wat hiervan naar
zijn mening de risico’s zijn?
De leden van de D66-fractie vragen vervolgens welke correcties zijn aangebracht in
de financiële administratie om ervoor te zorgen dat verplichtingen en betalingen volledig
aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Welke maatregelen zijn genomen om de mismatch
in de toekomst te voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe de financiële functie
binnen het ministerie beter in positie gebracht zal worden om het niet-tijdig en onvolledig
informeren van de Kamer in de toekomst te voorkomen. Kan de Minister ook aangeven
hoe de betrokkenheid van het Ministerie van Financiën bij het aangaan van verplichtingen
en uitgaven wordt verbeterd?
De leden van de D66-fractie vragen tot slot welke mogelijkheden de Minister ziet om
op korte termijn de belangrijkste knelpunten binnen de ambtelijke organisatie van
VWS, zoals verwoord in de bijlage bij deze brief, het rapport van KPMG, te verhelpen
zodat de hersteloperatie adequaat kan worden ingezet. Welke rol ziet de Minister daarbij
weggelegd voor de politieke en ambtelijke top van zijn departement?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de voortgang van het financieel beheer van het Ministerie van VWS. Deze leden hebben
hier enkele vragen bij.
De ADR constateert dat de eerste resultaten van de maatregelen in het vierde kwartaal
van 2021 worden verwacht. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister daar nu
wat over kan antwoorden, aangezien het vierde kwartaal van 2021 inmiddels voorbij
is.
De Minister schrijft op bladzijde 4 van de voorliggende brief dat er onder andere
een handleiding externe inhuur komt en een handleiding om te voldoen aan de Comptabiliteitswet
2016, artikel 2.27, tweede lid. De leden van de CDA-fractie vragen of de handleidingen
inmiddels inderdaad beschikbaar zijn en of deze ook worden toegepast. Zo ja, hoe wordt
dat gemonitord?
De Minister schrijft op bladzijde 6 van de voorliggende brief dat de 25 grootste corona-gerelateerde
verplichtingen in 2021, met een totale omvang van circa 7 miljard euro, gecontroleerd
zijn. De leden van de CDA-fractie begrijpen uit deze brief, op bladzijde 5, dat de
totale verplichtingen voor corona-gerelateerde uitgaven in 2021, 14,3 miljard euro
zijn. Dat betekent dat dus slechts circa 50% gecontroleerd is. Deze leden vragen wanneer
de controle compleet zal zijn uitgevoerd. Om hoeveel organisaties gaat het bij de
resterende 50%? Uit het zorgbonus overzicht blijkt immers dat met name kleinere organisaties
er oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van hebben gemaakt.
De leden van de CDA-fractie lezen voorts op bladzijde 6 van de brief dat waar mogelijk
inkoopdossiers op orde worden gebracht. Genoemde leden vragen in welke situaties dat
niet mogelijk is, en om welke redenen dat niet mogelijk is.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de Minister kan aangeven in welke soort
situaties er geen bankgaranties gevraagd worden. Zij vragen of er, ongeacht de grootte
en/of aard en/of risico van de organisaties, onder de 500.000 euro helemaal geen bankgaranties
nodig zijn. Gelden niet voor alle ministeries dezelfde regels met betrekking tot het
vragen van bankgaranties?
De leden van de CDA-fractie lezen op bladzijde 7 dat het binnen het Ministerie van
VWS ontbrak aan een centrale regie op het voorraadbeheer en inzicht in de volledigheid
van de aanwezige voorraden. Deze leden vragen hoe dan destijds bepaald werd dat er
besteld moest worden. Hoe wordt dan bepaald wanneer bijvoorbeeld de expiratiedatum
nadert? Winkeliers hebben dit al jaren geautomatiseerd. Heeft het ministerie nu ook
een dergelijk systeem of wordt nu alles handmatig gedaan?
De ADR constateert dat de financiële administratie niet altijd overeenkomt met de
werkelijkheid en dat verplichtingen en betalingen niet altijd goed zijn te koppelen.
In hoeverre is dit gecorrigeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wanneer zal
een ict-systeem actief worden zodat dit niet meer kan gebeuren?
Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat de omvang van de financiële functies
184,9 fte bedroeg in 2009 en 359,0 fte in 2021? Concluderen deze leden terecht dat
er nog zeer veel handmatig gebeurt, want indien zoals bij andere organisaties processen
geautomatiseerd zouden zijn, dat tot een vermindering van het aantal fte zou moeten
leiden?
De leden van de CDA-fractie vragen of gewerkt wordt aan een crisishandboek zoals KPMG
adviseert. Zo ja, wanneer is dat gereed?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister verder enige inzage kan geven in
de vraag hoe de benodigde cultuurverandering wordt aangepakt.
In de motie Van den Berg7 over aanbesteden staat het volgende:
«Dat openbare aanbestedingen in relatie tot organisaties die al jarenlang subsidierelaties
met het ministerie hebben, zoals de Luisterlijn, Nictiz en het Capaciteitsorgaan,
onwenselijk zijn; overwegende dat iedere directe gunning uiteraard wel apart onderbouwd
moet worden; verzoekt de regering, voor dergelijke duurzame subsidierelaties met vertrouwde
partijen directe gunning met goede onderbouwing als voorkeursoptie te behouden.»
De leden van de CDA-fractie begrijpen uiteraard dat de Minister niet contra legem kan handelen. Maar kan de Minister aangeven dat, indien hij van zijn ruime beleidsvrijheid
gebruikt maakt, hij bij de Luisterlijn, Nictiz en het Capaciteitsorgaan niet hoeft
aan te besteden? Kan hij een overzicht geven van alle organisaties die hieronder vallen
dan wel onder kunnen vallen als deze beleidsvrijheid wordt genomen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief Voortgang financieel
beheer Ministerie van VWS en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat het parlement bij 1,3% tot 2% van de corona-gerelateerde
verplichtingen niet tijdig is geïnformeerd. Zij vragen wanneer deze verplichtingen
precies zijn aangegaan. Was dit voor of na het opstellen van het programma verbetering
financieel beheer Ministerie van VWS?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het momenteel staat met de verkenning
naar de zorgbonus voor pgb-zorgverleners, die enkel zorg verlenen via de Zorgverzekeringswet.
Is inmiddels al meer bekend over de vraag hoe zij aanspraak kunnen maken op een zorgbonus?
De leden van de SP-fractie lezen in de monitor op het gebied van de kwaliteit van
het financieel beheer en de voortgang van het programma dat er ten opzichte van 2020
in 2021 verbeteringen in gang zijn gezet, maar dat betreffende het financieel beheer,
het subsidiebeheer, het inkoopbeheer en de structurele borging op veel punten nog
niet wordt voldaan aan de norm. Wanneer verwacht de Minister dat wel weer aan deze
norm voldaan wordt?
Inleiding
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die door verschillende fracties
zijn gesteld in het schriftelijk overleg inzake de voortgang financieel beheer Ministerie
van VWS. De vragen hebben betrekking op de brief Voortgang financieel beheer van het
Ministerie van VWS (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 28). Daarbij heb ik de vragen van de verschillende fracties uit het verslag genummerd
en per fractie beantwoord. Als laatste, voordat ik inga op de vragen en antwoorden,
wil ik mij excuseren voor de vertraagde beantwoording. Door een technische fout zijn
de vragen pas recentelijk opgemerkt binnen de organisatie en vervolgens zo snel als
mogelijk beantwoord. Daarmee is de reguliere termijn van beantwoording tot mijn spijt
ruimschoots overschreden.
II. Reactie van de Minister
Beantwoording vragen en opmerkingen VVD-fractie
Vraag 1: «De leden van de VVD-fractie vragen allereerst of het financieel beheer bij
het Ministerie van VWS in 2021 zodanig op orde is c.q. was, dat een goedkeurende verklaring
kan worden afgegeven. Zij vragen of de (ernstige) onvolkomenheden daadwerkelijk zijn
weggewerkt. Zij vragen daarbij ook welke (ernstige) onvolkomenheden nog resteren.»
Antwoord:
De verantwoording over 2021, de daarbij behorende controleverklaring van de ADR en
de onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer constateert worden op Verantwoordingsdag
(18 mei 2022) aan uw Kamer verzonden. Daarbij geldt dat bij het wegnemen van een onvolkomenheid
de Algemene Rekenkamer aantoonbaar verbetering moet constateren, alvorens ze besluiten
het oordeel van een (ernstige) bevinding aan te passen. Doorgaans kan een onvolkomenheid
mede daarom niet in één jaar worden weggenomen. Gegeven de voortgangsrapportage verbetering
financieel beheer over 2021 tot en met oktober is de verwachting dat er nog onrechtmatigheden
resteren (financieel beheer, staatssteun bij subsidies), die zullen resulteren in
onvolkomenheden over 2021. De zwaarte van de onvolkomenheden wordt bepaald door de
Algemene Rekenkamer. Op het moment van schrijven hebben we hier nog geen duidelijkheid
over.
Vraag 2: «De leden van de VVD-fractie vinden het teleurstellend dat de resultaten
van de verbetering van het financieel beheer nog onzeker zijn en (nog) niet altijd
meetbaar. Wanneer is dit wel duidelijk? Wat is wel meetbaar en zichtbaar verbeterd?»
Antwoord:
In de voortgangsrapportage zijn de meetbare getallen of is de meetbare voortgang benoemd.
Daarbij geldt dat het terugbrengen van onzekerheden en fouten (beide onrechtmatigheden)
niet op korte termijn kan worden bewerkstelligd. Meer specifiek geldt dat overeenkomsten
vanuit 2020 ook in 2021 nog van toepassing waren en daarmee ook in 2021 leidden tot
onzekerheden en fouten. Daarnaast geldt dat we in opzet verbeteringen hebben doorgevoerd
(richtlijnen, voorschriften, aanwijzing en inzicht), maar werking (en resultaat) hiervan
nog concreet moeten worden gemaakt.
Vraag 3: «De leden van de VVD-fractie vinden het zorgelijk dat de Auditdienst Rijk
(ADR) ook constateert dat het hen op dit moment niet duidelijk is welk effect de voorgenomen
maatregelen hebben op de verantwoording 2021 door het Ministerie van VWS en dus op
de controleverklaring bij het jaarverslag. Hoe kan dit?»
Antwoord:
De maatregelen hebben tijd nodig om tot zichtbare effecten te leiden. De opzet, bestaan
en werking van de maatregelen zijn daarin van belang. Zie hiervoor ook het antwoord
op vraag 2.
Vraag 4 (over project «kraan dicht»): »Worden er naast meekijkende aspecten nog nadere
acties ingezet om direct verbeteringen door te voeren? Zo ja, welke acties zijn dit?
Zo nee, waarom niet?»
Antwoord:
Het project «kraan dicht» kijkt niet alleen mee maar adviseert en helpt bij het rechtmatig
tot stand brengen en uitvoeren van beleid. Concreet houdt dit in dat er tot en met
de ambtelijke en politieke top aandacht wordt besteed aan de adviezen van dit project
bij het uitvoeren van beleid ten aanzien van corona.
Vraag 5 (over project «structurele borging»): «Gaat er over dit projectplan ook een
audit of second opinion plaatsvinden door bijvoorbeeld de ADR over de vraag of dit
voldoende is? Wanneer is dit projectplan gereed? Wanneer kan dit naar de Kamer gestuurd
worden? Welke stappen kunnen op korte termijn al gezet worden om het financieel beheer
structureel goed te borgen?»
Antwoord:
Een audit of second opinion op het projectplan «structurele borging» is nu niet voorzien.
Er is reeds een concept projectplan beschikbaar. Dit concept wordt op dit moment afgestemd
binnen de organisatie voordat het breder wordt gedeeld. Dit is belangrijk omdat het
projectplan kijkt naar een adequate verankering van het financieel beheer in de VWS-organisatie
en voorziet in een dialoog in en met de organisatie om het financieel beheer structureel
te borgen. Door niet alleen te kijken naar de specifieke punten, maar ook naar de
achterliggende processen en cultuur wordt het financieel beheer structureel geborgd.
Met een evaluatie kan tussentijds worden bekeken of de doelen worden gehaald (borging
financieel beheer). Een audit of vraag gestuurd onderzoek vanuit de Auditdienst Rijk
kan dan ook overwogen worden.
Vraag 6: «Deze leden vragen verder wat gedaan zal worden aan een betere aansturing
op financieel beheer vanuit de top, meer betrokkenheid en bewustzijn ten aanzien van
financieel beheer in de breedte van de organisatie en de verbetering in het tussentijds
monitoren.»
Antwoord:
Het concept auditrapport over 2021 is reeds besproken met de ambtelijke en politiek
top. Het definitieve auditrapport en het verantwoordingsonderzoek van de Algemene
Rekenkamer ontvangt uw Kamer op Verantwoordingsdag. Er zullen naar aanleiding van
de bevindingen en onvolkomenheden zoals die op Verantwoordingsdag worden gepresenteerd
door het ministerie ook verdere monitoringsafspraken gemaakt (zowel inhoud als proces).
Vraag 7: «De leden van de VVD-fractie lezen in de voorliggende brief dat in 98% van
de corona-gerelateerde verplichtingen het parlement tijdig is geïnformeerd. Dat is
natuurlijk mooi. Maar van 116 miljoen euro is nog niet definitief bekend of het parlement
tijdig is geïnformeerd. Hoe is dit mogelijk?»
Antwoord:
De genoemde 116 miljoen euro bestond uit vele kleine overeenkomsten. Deze zijn op
een later moment alsnog gecontroleerd voor de oplevering van het VWS-jaarverslag 2021.
Hieruit bleek dat het parlement ook tijdig is geïnformeerd over deze middelen, waardoor
deze onzekerheid is komen te vervallen en er over deze middelen geen aanvullende bevinding
zal worden gerapporteerd in het VWS-jaarverslag 2021.
Vraag 8: «De leden van de VVD-fractie lezen dat met het rapport Van Berkel Professionals
de voorraadadministratie op orde kan worden gebracht. Wanneer is dit daadwerkelijk
op orde?»
Antwoord:
Het rapport van Van Berkel Professionals betreft de aankopen van het Ministerie van
VWS van persoonlijke beschermingsmiddelen. Met dit rapport kan de resterende aansluiting
worden gemaakt met hetgeen nu in beheer is bij het bureau LCH (Cibg). Dit rapport
is inmiddels vastgesteld. Voor de persoonlijke beschermingsmiddelen is daarmee de
administratie op orde.
Vraag 9: «De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe de tekst in de voortgangsrapportage
over de zorgbonus gezien moet worden in relatie tot het bericht van RTL Nieuws van
27 december 20218 over fraude met de zorgbonus door spookpersoneel en dubbele premie voor directeuren.
Waarom wordt in de voortgangsrapportage niet gesproken over de mogelijkheden van fraude
met de zorgbonus?»
Antwoord:
In de Covid-19 stand-van-zakenbrief van 14 januari jl.9 ben ik reeds nader op deze mediaberichtgeving ingegaan. Ook bij VWS zijn signalen
over vermoedens van fraude binnengekomen. Ik kan u in dit verband melden dat het staand
beleid is dat alle signalen over fraude zorgvuldig worden onderzocht. Indien wordt
geconstateerd dat sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik, wordt aangifte gedaan
bij het Openbaar Ministerie (OM). Onterecht ontvangen subsidie wordt teruggevorderd.
Indien reeds bij de aanvraag misbruik werd geconstateerd, is de aanvraag afgewezen.
Tot nu toe is bij vier aanvragen voor de zorgbonus 2020 aangifte gedaan van fraude.
Indien de aanvraag aan de subsidievoorwaarden voldeed, werd de subsidie volledig bevoorschot.
Dit met oog op een spoedige uitbetaling van de bonus aan de zorgprofessionals. Subsidieontvangers
dienen zich te verantwoorden over de correcte besteding van de subsidie. VWS controleert
of is voldaan aan de voorwaarden van de subsidieregeling. Hierop volgt de definitieve
toekenning van de subsidie. Indien dat aan de orde is, wordt het bij voorschot verleende
subsidiebedrag omlaag bijgesteld en het teveel betaalde voorschot teruggevorderd.
Ik vind het van belang te benoemen dat de enkele constatering in het mediabericht
dat een zorgaanbieder een lager aantal bonussen heeft uitgekeerd dan op basis van
de gepubliceerde overzichten met (verleende) aanvragen10 mocht worden verwacht, geen reden is om te concluderen dat sprake is van fraude.
Zolang de zorgaanbieder voldoet aan zijn meldingsplicht om afwijkende aantallen ontvangers
door te geven, is er op dit punt geen sprake van oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling.
In de mediaberichtgeving werd gesproken over fraude omdat het aantal bonussen waarvoor
subsidie is aangevraagd, hoger is dan het aantal werknemers dat volgens het jaarverslag
van de zorgaanbieder in dienst is. De subsidieregeling is op uitdrukkelijk verzoek
van de Tweede Kamer ook opengesteld voor zzp’ers, tijdelijk ingehuurde medewerkers
en uitzendkrachten: professionals die niet bij een zorgaanbieder op de loonlijst staan,
maar via inhuur of detachering voor een zorgaanbieder werken. Daardoor kan het aantal
aangevraagde bonussen afwijken van het aantal professionals dat bij een zorgaanbieder
in loondienst is. Dit gegeven is dan ook geen grond voor de conclusie dat in deze
situaties sprake is van fraude.
Instellingen die voor de bonus 2020 een bonussubsidie van ten hoogste € 125.000 hebben
ontvangen moesten deze subsidie verantwoorden in het jaar na de uitbetaling van de
zorgbonus: 2021 of 2022. De afhandeling van deze verantwoording vind thans plaats.
Over de verantwoording van de bonusregeling wordt u op korte termijn geïnformeerd.
Vraag 10: «De leden van de VVD-fractie constateren dat nog steeds veelvuldig gebruik
wordt gemaakt van de spoedprocedure, dat wil zeggen dat er reeds geld is uitgegeven
voordat dit is goedgekeurd door het parlement. Hoe kan dit in de toekomst (verder)
worden beperkt?»
Antwoord:
De Comptabiliteitswet 2016 voorziet in een mogelijkheid om voorafgaand aan de goedkeuring
van het parlement reeds verplichtingen aan te kunnen gaan. Het betreft nieuw beleid
waarbij onder verwijzing van art. 2.27, tweede lid CW 2016 met een toelichting van
deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt. Het Ministerie van VWS heeft hier met
name voor corona gerelateerde uitgaven in 2021 gebruik van gemaakt. Daarbij is gebruik
gemaakt van een interne handleiding, zodat wordt voldaan aan de Comptabiliteitswet
2016, artikel 2.27, tweede lid. Met een adequate toepassing zien we dat er een verbetering
is opgetreden en dat het parlement wel voorafgaand is geïnformeerd (voordat een verplichting
is aangegaan). Door het parlement vooraf te informeren is het ook aan het parlement
om bezwaar te maken tegen het nieuwe beleid, zodat een verplichting alsnog niet aangegaan
kan worden. Uiteraard is er het besef dat toepassing van 2.27, tweede lid CW niet
ongebreideld kan en van een deugdelijke motivatie moet worden voorzien indien hier
bij nieuw beleid gebruik van wordt gemaakt.
Vraag 11: «De financiële administratie komt niet altijd overeen met de werkelijkheid.
Verplichtingen en betalingen zijn niet altijd goed te koppelen. Het Ministerie van
VWS kan dit zelf corrigeren. Waarom is dit nog niet op orde? Welke verbeteracties
worden hierop gezet?»
Antwoord:
Het ministerie heeft in de financiële administratie een verbeterslag gemaakt door
in de administratie gebruik te maken van speciale projectcodes voor corona-gerelateerde
budgetten en uitgaven. Deze projectcodes waren nog niet ingevoerd in 2020 en betekende
veel handmatig werk om verplichtingen en facturen die corona-gerelateerd waren toe
te wijzen aan de verschillende posten (GGD’en en veiligheidsregio’s, onderzoek, testcapaciteit
etc). Met de projectcodes kan voor de realisatie sneller een overzicht worden gegenereerd
en de aansluiting met de begroting worden gemaakt.
Vraag 12: «De leden van de VVD-fractie vragen voorts naar de stand van zaken en voortgang
met betrekking tot de risicoregeling en de daarvoor vooraf benodigde toetsingskaders.
De ADR concludeert dat hierover nog geen duidelijkheid is.»
Antwoord:
Het Ministerie van VWS is verplicht om het parlement voortijdig te informeren als
de Staat een risicoregeling aangaat met derden. Het parlement wordt hierover geïnformeerd
door middel van een toetsingskader. Er is in 2021 gebleken dat, bij de afwikkeling
van een garantie, het parlement niet adequaat is geïnformeerd. Het betreft de garantie
van € 7,1 miljoen voor het produceren van mondkapjes (meltblownmachine) in Nederland.
Deze overeenkomst met een garantstelling is in 2020 aangegaan door het Ministerie
van VWS. Het parlement is weliswaar geïnformeerd over de gesprekken die met partijen
werden gevoerd over productie van beschermingsmiddelen in Nederland, maar niet separaat
over de afgegeven garantie. Voor de overige garanties is het parlement geïnformeerd.
Het betreft onder meer de toetsingskaders zoals opgenomen in de negende incidentele
suppletoire begroting 2021 (Kamerstuk 35 885, nr. 1) die nog effect hebben in 2022.
Vraag 13: «De leden van de VVD-fractie zijn van opvatting dat ook de problemen rondom
staatssteun en informatiebeveiliging opgelost moeten worden, want dit zijn problemen
die al veel langer spelen. Welke acties worden hiervoor ondernomen? Wanneer kunnen
deze opgelost zijn?»
Antwoord:
Eind 2017 is VWS gestart met een verbetertraject ten aanzien van staatssteuntoetsing.
Dit was primair gericht op subsidieregelingen, instellingssubsidies en op projectsubsidies,
maar inmiddels worden ook andere financiële maatregelen standaard op staatssteun getoetst.
In september 2020 is de administratieve organisatie (AO) staatssteun van VWS geactualiseerd
en daarnaar wordt sindsdien gehandeld. Een en ander betekent dat reeds vanaf 2018
alle nieuwe subsidieregelingen en wijzigingen of herzieningen ervan en alle instellingssubsidies
en projectsubsidies standaard op staatssteun worden getoetst. Voor subsidieregelingen
die voor het verbetertraject in 2017 al in werking waren en nog niet (volledig) waren
getoetst, is besloten deze – onder andere om rechtszekerheidsredenen – pas volledig
te toetsen en zo nodig te wijzigen bij een verlenging of herziening van deze regelingen.
Vanzelfsprekend is daarbij wel per regeling beoordeeld of ongewijzigde instandhouding
van deze regelingen juridische risico’s had. Daarvan was geen sprake. Het enkele feit
dat geen formele staatssteuntoets gedaan is, betekent niet dat dan ook meteen sprake
is van onrechtmatige staatssteun. Alleen de Europese Commissie of een rechter kan
concluderen dat hiervan sprake is.
Aangezien subsidieregelingen bij VWS een maximale looptijd hebben van vijf jaar, zouden
in 2021 alle bestaande regelingen volledig getoetst en zo nodig aangepast moeten zijn
geweest. Echter voor een klein aantal regelingen geldt dat sprake is van onverkorte
verlenging van deze regelingen. Gelet op de demissionaire status van het kabinet vorig
jaar, zijn deze regelingen voor één jaar verlengd. De Tweede Kamer is hiervan per
regeling op de hoogte gesteld. Dit betekent dat er op het gebied van staatssteun nog
financiële onzekerheden over de rechtmatigheid zijn. In de verantwoording 2021 is
er in budgettaire zin minder onzekerheid over de rechtmatigheid vanwege staatssteun
en deze zal naar verwachting ook volgend jaar afnemen.
Informatiebeveiliging is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf. VWS neemt,
net als bij de elektronische gegevensuitwisseling in de zorg, meer regie op de informatiebeveiliging.
Regie betekent ondersteunen, faciliteren en kaders stellen om de informatiebeveiliging
en digitale weerbaarheid te verbeteren. VWS werkt momenteel samen met de sector en
Z-CERT (het cybersecuritycentrum voor de zorg) om de zorg weerbaarder te maken. Zo
ondersteunt VWS Z-CERT bij het risico gestuurd uitbreiden van het aantal deelnemers.
Z-CERT heeft nu ruim 200 deelnemers. Dit is een verdubbeling ten opzichte van een
jaar eerder. Daarnaast werk ik samen met Z-CERT om openbare diensten en producten
te ontwikkelen zoals de reeds verschenen «handreiking verlopen domeinnamen». Om bewustwording
over informatiebeveiliging in de zorg te verhogen heeft VWS in samenwerking met Brancheorganisaties
Zorg de wegwijzer «Aan de slag met Informatieveilig gedrag» ontwikkeld en deze medio
2021 beschikbaar gesteld aan het veld. De wegwijzer helpt zorginstellingen om de informatieveiligheid
te verbeteren en helpt hen ook concreet bij het voldoen aan de wettelijk verplichte
NEN 7510 over informatieveiligheid in de zorg.
Vraag 14: «Wat wordt gedaan om de frauderisico’s te beheersen? Hoe ziet het fraudebeleid
eruit bij het Ministerie van VWS?»
Antwoord:
Het fraudebeleid van VWS kent twee onderdelen: fraudebestrijding in de interne organisatie
en bestrijding van fraude door leveranciers of subsidieontvangers. De fraudebestrijding
bij subsidies is onderdeel van het misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O)-beleid. Voor
de uitvoering hiervan is het M&O-beleid uitgewerkt in het Handboek Subsidies. Dit
vormt het uitgangspunt voor de Dienst Uitvoering Subsidies aan instellingen (DUS-I).
In dit handboek wordt om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan (waaronder
beheersing van frauderisico’s) onderscheid gemaakt in 5 elementen:
1. Er wordt een risicoanalyse uitgevoerd en schriftelijk vastgelegd bij de totstandkoming
van elke subsidieregeling. De M&O-risico’s (frauderisico’s) maken onderdeel uit van
deze risicoanalyse.
2. Er wordt beoordeeld of de verantwoording voldoet aan de voorwaarden. Op basis van
risicoanalyses voert de subsidieverstrekker eventueel aanvullende administratieve
of fysieke controles uit.
3. Er vindt een actieve en consistente toepassing plaats van de beschikbare handhavingsmogelijkheden.
4. Er wordt departementaal een overzicht bijgehouden van misbruik bij subsidieverstrekking
(M&O-register).
5. Er vindt een periodieke evaluatie van subsidieregelingen plaats.
Binnen het ministerie is fraudebestrijding een onderdeel van het integriteitsbeleid.
Er is een meldingsprocedure voor signalen van integriteitsschendingen en er zijn integriteits-
en beveiliging coördinatoren aangewezen. De expliciete aandacht voor frauderisico’s
binnen het integriteitsbeleid krijgt sinds enig tijd meer aandacht.
Vraag 15: «De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven het opmerkelijk te
vinden dat de kennis over inkoop, subsidie, staatssteun, aanbesteding, financieel
beheer en de Comptabiliteitswet 2016 bij het Ministerie van VWS beperkt gebleken is.
Wat is hier in de afgelopen periode aan gedaan? Wat zal hier nog aan gedaan worden?»
Antwoord:
In 2020 en 2021 zijn veelvuldig situaties ontstaan waarbij er zeer snel gehandeld
moest worden door het Ministerie van VWS en waarbij niet altijd compliant is gehandeld.
In deze snelheid is het niet gelukt om altijd volgens de geldende wet- en regelgeving
te handelen. In 2021 is ten opzichte van 2020 meer aandacht geweest voor de geldende
wet- en regelgeving rond inkoop, subsidiebeheer en financieel beheer, maar is ook
nog niet altijd compliant gehandeld. Kennis en kunde hierover is meer gedeeld onder
meer door het opstellen van richtlijnen. Daarnaast is vanuit project «herstel» ook
ingezet op herstel van fouten en bevindingen uit 2020 (die een vervolg in 2021 hadden)
en vanuit het project «kraan dicht» advies over deze aspecten in relatie tot nieuw
beleid voor de corona gerelateerde uitgaven. Het bestendigen van de opgedane kennis
binnen de gehele organisatie wordt zowel vanuit de bestaande lijnorganisatie als vanuit
het project «structurele borging» verder opgepakt.
Vraag 16: «Wat hebben andere ministeries, zoals Financiën, de afgelopen tijd gedaan
om het financieel beheer bij het Ministerie van VWS verder te verbeteren? Wat is de
rol van het Ministerie van Financiën in het hele proces in de afgelopen tijd, maar
ook de komende tijd?»
Antwoord:
Het Ministerie van Financiën heeft de taak om het financieel beheer bij het Rijk te
bevorderen. Zo is er met het Ministerie van Financiën veelvuldig contact over de aanpak
van het programma «Verbetering financieel beheer VWS» daarbij heeft het Ministerie
van Financiën adviezen gegeven. Tevens heeft er specifieke afstemming plaatsgevonden
over de garantieregelingen (en toetsingskaders), aanvragen voor ontheffingen van bankgaranties
cf. de regelgeving en is er contact geweest over de verantwoording rond de zorgbonus
en over de GGD GHOR en voortzetting van hun taken in 2022 en is een medewerker van
Financiën in 2021 tijdelijk gedetacheerd bij VWS om te helpen met de aanpak voor het
materieel beheer.
Beantwoording vragen en opmerkingen D66-fractie
Vraag 1: «De leden van de D66-fractie vragen naar de toezegging die de Minister van
Financiën op 14 december jongstleden heeft gedaan tijdens het plenaire debat in de
Tweede Kamer over de Najaarsnota 2021,11 namelijk om een extra brief naar de Kamer te sturen over de berichtgeving dat mondkapjes
voor een aanzienlijk lagere prijs dan de inkoopprijs, zijn doorverkocht naar derde
partijen. Deze leden zijn bekend met de brief die de demissionaire Staatssecretaris
van VWS stuurde op 10 december jongstleden,12 waarin hij aangaf dat de mondkapjes voor een marktconforme prijs zijn doorverkocht.
Desalniettemin vragen deze leden aan de Minister waar de berichtgeving van onder andere
de Volkskrant vandaan kwam. Zij vragen om dit te onderzoeken.13»
Antwoord:
Het Bureau LCH heeft geen concrete signalen ontvangen van door hen verkochte partijen
mondneusmaskers die vervolgens weer op de Nederlandse markt terecht zijn gekomen.
Hiernaar onderzoek doen is daarmee ook niet mogelijk.
Vraag 2: «De leden van de D66-fractie vragen de Minister van VWS voorts wanneer de
onderzoeksresultaten te verwachten zijn van de grotere inkopen van persoonlijke beschermingsmiddelen
door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) in opdracht van het Ministerie van
VWS. In het bijzonder de opdrachten van meer dan 100 miljoen euro, waaronder de inkoop
bij Relief Goods Alliance B.V.»
Antwoord:
De Minister van Langdurige Zorg en Sport heeft uw kamer 21 en op 28 maart jl. geïnformeerd
over de stand van zaken (Kamerstuk 32 805, nr. 131 en Kamerstukken 32 805 en 25 295, nr. 132).
Vraag 3: «De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Minister de Kamer kan informeren
over de uitkomsten van de twee onderzoeken van EY naar de voorraad inzake medische
hulpmiddelen.»
Antwoord:
Ik verwacht de Kamer hierover in het tweede kwartaal van dit jaar te informeren.
Vraag 4: «De leden van de D66-fractie vragen de Minister om toe te lichten waarom
de Kamer pas opnieuw na de afsluiting van de verantwoording over het jaar 2021 (na
15 maart 2022) geïnformeerd zal worden over de voortgang van de maatregelen bij VWS.
Vooral als volgens de ADR de eerste resultaten van de maatregelen reeds in het vierde
kwartaal van 2021 werden verwacht. Kan de Minister vóór het opstellen van de verantwoording
over 2021 nogmaals rapporteren over de voortgang die wordt geboekt bij de verbeteringen
in het financieel beheer?14»
Antwoord:
Ik heb uw kamer niet nogmaals gerapporteerd over de voortgang van de verbeteringen
in het financieel beheer vóór 15 maart 2022. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer binnenkort
een tweede voortgangsrapportage sturen. De verwachte resultaten zijn meegenomen in
de verantwoording over 2021 en opgenomen in het VWS-jaarverslag 2021, omdat het moment
is dat de cijfers definitief worden en ook de resultaten zichtbaar en gecontroleerd
door de ADR. Het jaarverslag 2021 ontvangt u op Verantwoordingsdag met het Auditrapport
van de ADR en het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Vraag 5: «De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan te geven tot wanneer
er tijdelijke uitzonderingsregels rond het financieel beheer, bedoeld om crisismaatregelen
te faciliteren en tekortkomingen en onrechtmatigheden te voorkomen, acceptabel zijn
en wanneer de reguliere processen hier weer van toepassing zullen zijn.»
Antwoord:
Er is geen sprake van tijdelijke uitzonderingsregels. De wet- en regelgeving voor
het financieel beheer zijn ook van toepassing gebleven tijdens corona. Als er wordt
afgeweken van de geldende wet- en regelgeving worden fouten en onzekerheden (onrechtmatigheden)
geconstateerd, zoals dit over 2020 en over 2021 het geval is. Wel wordt er aan gewerkt
om dit zoveel mogelijk te voorkomen, onder andere vanuit het programma «Verbetering
financieel beheer VWS». Evenwel kan worden geconstateerd dat in een crisis de geldende
wet- en regelgeving kan knellen. Overeenkomsten moesten soms met spoed tot stand komen.
Dit is vanuit de geldende wet- en regelgeving mogelijk onder bepaalde voorwaarden
en hiervan heeft het Ministerie van VWS ook gebruik gemaakt. Zo is vanuit dwingende
spoed geen volledige marktverkenning uitgevoerd waardoor overeenkomsten sneller gegund
konden worden. Vanwege het ontbreken van jurisprudentie is niet met zekerheid vast
te stellen dat hier volledig juist is gehandeld en daarmee is dit bij enkele overeenkomsten
als onzeker aangemerkt over 2021. De snelheid van handelen vanuit de crisis zou moeten
afnemen naarmate de crisis geen onverwachte wending meer krijgt. Daarmee zou ook het
financieel beheer binnen het Ministerie van VWS automatisch meer op orde moeten komen.
Vraag 6: «De leden van de D66-fractie constateren dat er in de afgelopen periode veel
gebruik is gemaakt van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, zodat
uitgaven snel konden worden gedaan. Kan de Minister aangeven hoe wordt bepaald wat
«nieuw beleid» is en wat «lopend beleid» is?»
Antwoord:
Het Ministerie van VWS heeft hiertoe een handleiding gemaakt. Staand c.q. lopend beleid
is beleid waarvoor het parlement reeds autorisatie heeft verleend. Voor nieuw beleid
heeft het parlement nog geen autorisatie verleend en moet het parlement voorafgaand
aan het aangaan van een verplichting geïnformeerd worden. Hiermee wordt recht gedaan
aan het informatie- en budgetrecht
Vraag 7: «De leden van de D66-fractie vragen de Minister om aan te geven welke stappen
in de afgelopen tijd gezet zijn om alle onrechtmatigheden over 2020 en 2021 in beeld
te brengen en te corrigeren. Kan hij bevestigen dat de komende tijd geen aanspraak
zal worden gemaakt over bijvoorbeeld aangegane garanties in 2020 en 2021 waar de Kamer
niet tijdig of niet juist over geïnformeerd is?»
Antwoord:
In 2021 is gebleken dat, bij de afwikkeling van een garantie, het parlement niet adequaat
was geïnformeerd. Hierover is uw Kamer reeds geïnformeerd bij de 13e incidentele suppletoire begroting (Kamerstuk 35 970 nr. 2). Het betrof de garantie van € 7,1 miljoen voor het in Nederland produceren van mondkapjes
(meltblownmachine) die in 2020 was aangegaan door het Ministerie van VWS. Het parlement
is wel geïnformeerd over de gesprekken die met partijen werd gevoerd, maar niet over
de afgegeven garantie. Voor de overige garanties is het parlement geïnformeerd. Het
betreft onder meer de toetsingskaders zoals opgenomen in de negende incidentele suppletoire
begroting 2021 (Kamerstuk 35 884) die nog effect hebben in 2022.
Vraag 8: «De leden van de D66-fractie lezen in de brief van 26 oktober 202115 dat de Minister aangeeft dat in 2021 de Kamer voor 98% tijdig is geïnformeerd over
de uitgaven van het ministerie. Kan de Minister aangeven of dit ook betekent dat de
Kamer voor hetzelfde percentage volledig is geïnformeerd, om zo haar budgetrecht goed te kunnen uitoefenen?»
Antwoord:
Ja, met tijdig wordt ook volledig bedoeld. Uiteraard geldt dat gedurende het jaar
bijstellingen op een begroting kunnen plaatsvinden (ook voor reeds geautoriseerd en
daarmee «staand» beleid). Deze bijstellingen worden in reguliere begrotingsstukken
opgenomen. Met de tijdige en juiste informatie wordt bedoeld dat het parlement ten
aanzien van de corona gerelateerde uitgaven (nieuw beleid) in 98% tijdig en conform
de dan geldende beschikbare gegevens volledig is geïnformeerd. Gegeven dat er dit
jaar 14 incidentele suppletoire begrotingen zijn aangeboden betekent dat er gedurende
het jaar beleidsmatig verlengingen en aanpassingen van beleid vroegen om budgettaire
bijstellingen waarover het parlement is geïnformeerd. Van alle aangegane corona gerelateerde
verplichtingen in 2021 is uiteindelijk € 209 miljoen niet tijdig gemeld aan uw parlement,
zo is gebleken uit de interne controle over 2021. Hierover wordt gerapporteerd in
het jaarverslag 2021.
Vraag 9: «Deze leden vragen of tekortkomingen in het financieel beheer en onrechtmatigheden
in de uitgaven en/of verplichtingen over het jaar 2021 verder kunnen worden teruggedrongen
door verdere (tijdelijke) uitbreiding van het aantal fte in de financiële functie
op het Ministerie van VWS. Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de Minister daartoe
(nog) niet besloten?»
Antwoord:
Er zijn de afgelopen tijd zowel structureel als tijdelijk extra fte bijgekomen in
de financiële functie. Deze uitbreiding is structureel nodig om het financieel beheer
structureel te borgen. Vanuit het project «structurele borging» zal voorts worden
bekeken op welke wijze de financiële functie adequaat wordt ingevuld.
Vraag 10: «De leden van de D66-fractie vragen voorts of de Minister de Kamer kan informeren
over de vraag of de Kamer bij alle risicoregelingen vooraf het benodigde toetsingskader
heeft ontvangen, en wat de actuele stand van zaken is van openstaande garanties.»
Antwoord:
Uw kamer heeft met de negende incidentele suppletoire begroting (Kamerstuk 35 884) de toetsingskaders ontvangen van de Stichting Open Nederland en garanties in het
kader van testen die op dit moment nog van toepassing zijn. Daarnaast zijn voor Mediq
(inkoop beschermingsmiddelen vanuit het Landelijk Consortium Hulpmiddelen) en voor
beschikbaarheid van geneesmiddelen garanties afgegeven. De actuele stand van zaken
van de openstaande garanties is € 297 miljoen. In het VWS-jaarverslag 2021 wordt dit
bedrag geheel toegelicht, voor benoem ik kort de grootste. Het gaat hierbij om € 116 miljoen
voor voorzieningen ten behoeve van ziekenhuizen, € 35 miljoen voor voorzieningen voor
instellingen gehandicapten, € 23 miljoen voor garantie NRG Petten en € 75 miljoen
voor garantie testmaterialen.
Vraag 11: «De leden van de D66-fractie vragen wat de uitkomst is van het overleg met
de Minister van Financiën over de tijdelijke ontheffing van de noodzakelijke bankgaranties
voor voorschotten van meer dan 500.000 euro. Kan de Minister aangeven wat hiervan
naar zijn mening de risico’s zijn?»
Antwoord:
De uitkomst van dit overleg is dat de tijdelijke ontheffing is verleend voor 2021.
Mijns inziens zijn de risico’s, die kunnen optreden door het niet vragen van een bankgarantie,
afdoende gemitigeerd door de afspraken die zijn gemaakt met de verschillende zakenpartners.
Het grootste risico bij het verlenen van een voorschot is het niet leveren van de
producten of diensten. De zakenpartners waarvoor een ontheffing is gevraagd zijn betrouwbare
partners gebleken waar al in 2020 mee is samengewerkt en/of in 2021 is bewezen dat
hier sprake is van een betrouwbare partner. De ingeschatte risico’s zijn niet geeffectueerd
in 2021.
Vraag 12: «De leden van de D66-fractie vragen vervolgens welke correcties zijn aangebracht
in de financiële administratie om ervoor te zorgen dat verplichtingen en betalingen
volledig aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Welke maatregelen zijn genomen om de
mismatch in de toekomst te voorkomen?»
Antwoord:
Een betaling dient steeds gekoppeld te worden aan een verplichting. Er is echter nog
geen volledige automatische koppeling tussen betaling van een factuur, verplichting
en begroting. Bij de corona gerelateerde maatregelen werd in 2020 handmatig bekeken
hoe de begroting en realisatie konden worden gematcht. In 2020 was het daardoor ook
nodig om correcties in de financiële administratie door te voeren vanuit de controle
door de ADR. In 2021 is vanuit het project «herstel» aan het eind van 2021 gekeken
wat de juiste standen (realisatie en verplichtingen) moesten zijn voor een aantal
grote posten en zijn er wederom correcties doorgevoerd, maar nu op voorstel van het
ministerie zelf en in afstemming met de ADR. Dergelijke correcties mogen. Idealiter
wil je echter voor aanvang van de controle van de ADR deze correcties in beeld krijgen
en doorvoeren. Hier wordt in 2022 de interne controle verder op ingericht.
Vraag 13: «De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe de financiële
functie binnen het ministerie beter in positie gebracht zal worden om het niet-tijdig
en onvolledig informeren van de Kamer in de toekomst te voorkomen.»
Antwoord:
Er bestaat binnen het ministerie een handleiding om te voldoen aan de Comptabiliteitswet
2016, artikel 2.27, tweede lid. We zien een forse verbetering in het aantal verplichtingen
die hieraan voldoet wanneer 2020 en 2021 met elkaar vergeleken worden (van meer dan
50% fout naar meer dan 98% tijdig geïnformeerd voor wat betreft de corona gerelateerde
aangegane verplichtingen).
Vraag 14: «Kan de Minister ook aangeven hoe de betrokkenheid van het Ministerie van
Financiën bij het aangaan van verplichtingen en uitgaven wordt verbeterd?»
Antwoord:
Het Ministerie van Financiën heeft de taak om het financieel beheer bij het Rijk te
bevorderen. Zo is er met het Ministerie van Financiën veelvuldig contact over de aanpak
van het programma «Verbetering financieel beheer VWS» daarbij heeft het Ministerie
van Financiën adviezen gegeven. Tevens heeft er specifieke afstemming plaatsgevonden
over de garantieregelingen (en toetsingskaders), aanvragen voor ontheffingen van bankgaranties
cf. de regelgeving en is er contact geweest over de verantwoording rond de zorgbonus
en over de GGD GHOR en voortzetting van hun taken in 2022 en is een medewerker van
Financiën in 2021 tijdelijk gedetacheerd bij VWS om te helpen met de aanpak voor het
materieel beheer.
Vraag 15: «De leden van de D66-fractie vragen tot slot welke mogelijkheden de Minister
ziet om op korte termijn de belangrijkste knelpunten binnen de ambtelijke organisatie
van VWS, zoals verwoord in de bijlage bij deze brief, het rapport van KPMG, te verhelpen
zodat de hersteloperatie adequaat kan worden ingezet. Welke rol ziet de Minister daarbij
weggelegd voor de politieke en ambtelijke top van zijn departement?»
Antwoord:
Er is binnen de ambtelijke en politieke top blijvende aandacht nodig voor het financieel
beheer. Deze aandacht is er en wordt door de concerncontroller (directie FEZ) de komende
periode blijvend benadrukt. Dit gebeurt onder andere vanuit de aangescherpte procedure
voor afwijkingen van geldende- wet en regelgeving omtrent inkoop en staatssteun. Daarnaast
gebeurt dit bij de inzet van risico- en controle-instrumenten in de Planning & Control-cyclus.
Beantwoording vragen en opmerkingen CDA-fractie
Vraag 1: «De ADR constateert dat de eerste resultaten van de maatregelen in het vierde
kwartaal van 2021 worden verwacht. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister
daar nu wat over kan antwoorden, aangezien het vierde kwartaal van 2021 inmiddels
voorbij is.»
Antwoord:
De verwachte resultaten zijn meegenomen in de verantwoording over 2021 en het opstellen
van het VWS-jaarverslag 2021 van het Ministerie van VWS, omdat dit het moment is dat
de cijfers definitief worden. Dan worden ook de resultaten zichtbaar. Op Verantwoordingsdag
(18 mei 2022) ontvangt u het VWS-jaarverslag 2021, het Auditrapport van de ADR en
het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Vraag 2: «De Minister schrijft op bladzijde 4 van de voorliggende brief dat er onder
andere een handleiding externe inhuur komt en een handleiding om te voldoen aan de
Comptabiliteitswet 2016, artikel 2.27, tweede lid. De leden van de CDA-fractie vragen
of de handleidingen inmiddels inderdaad beschikbaar zijn en of deze ook worden toegepast.
Zo ja, hoe wordt dat gemonitord?»
Antwoord:
De genoemde handleidingen zijn beschikbaar en worden toegepast. De genoemde handleidingen
worden ook besproken binnen de VWS-organisatie. De monitoring zit in de gebruikelijke
controles die worden uitgevoerd in het controlebestel van VWS.
Vraag 3: «De Minister schrijft op bladzijde 6 van de voorliggende brief dat de 25
grootste corona-gerelateerde verplichtingen in 2021, met een totale omvang van circa
7 miljard euro, gecontroleerd zijn. De leden van de CDA-fractie begrijpen uit deze
brief, op bladzijde 5, dat de totale verplichtingen voor corona-gerelateerde uitgaven
in 2021, 14,3 miljard euro zijn. Dat betekent dat dus slechts circa 50% gecontroleerd
is. Deze leden vragen wanneer de controle compleet zal zijn uitgevoerd. Om hoeveel
organisaties gaat het bij de resterende 50%? Uit het zorgbonus overzicht blijkt immers
dat met name kleinere organisaties er oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van hebben
gemaakt.»
Antwoord:
Vanuit het project «herstel» is voor de 25 grootste verplichtingen in beeld gebracht
wat de gerealiseerde uitgaven (factuur betaling of voorschot) is geweest, zodat in
de financiële administratie een getrouwe weergave kon worden opgenomen. In het jaarverslag
dient voor alle aangegane verplichtingen de juiste weergave te zijn opgenomen. Daarnaast
zijn verantwoordingsafspraken bekeken, waaronder de zorgbonus, waar de voorschotten
nog (groten)deels in 2022 moeten worden afgerekend. Zie ook het antwoord op vraag
9 van de VVD-fractie over de aanpak zorgbonus.
Vraag 4: «De leden van de CDA-fractie lezen voorts op bladzijde 6 van de brief dat
waar mogelijk inkoopdossiers op orde worden gebracht. Genoemde leden vragen in welke
situaties dat niet mogelijk is, en om welke redenen dat niet mogelijk is.»
Antwoord:
De primaire aandacht lag in 2020 en in 2021 bij het bestrijden van de Covid-19 pandemie.
Hiervoor was het nodig om snel overeenkomsten te sluiten, waarbij de documentatie
van de overwegingen hoe een overeenkomst tot stand kwam niet altijd volledig op orde
was (en is gebracht). Om een inkoopdossier te controleren is het nodig dat deze volledig
en compleet is. Doordat overwegingen en stukken soms in persoonlijke omgevingen van
tijdelijk personeel was opgenomen was het niet mogelijk om alle dossiers tijdig en
volledig voor de controle op orde te hebben. Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van
de mogelijkheid binnen de aanbestedingsregels om op basis van dwingende spoed een
verkorte procedure te volgen. Vanuit die motivatie kon rechtstreeks met leveranciers
afspraken worden gemaakt. Dit levert op dat moment een ander inkoopdossier op dan
gebruikelijk. Het Ministerie van VWS heeft voor een aantal overeenkomsten gebruik
gemaakt van dwingende spoed en hiervoor een afwegingskader ingevuld en is van oordeel
dat juist is gehandeld, en dat dus terecht een beroep is gedaan op deze uitzonderingsgrond
van dwingende spoed. Uitzondering hierop is de overeenkomst met de Stichting Projectenbureau
GGD GHOR waarbij onvoldoende stil is gestaan bij het hernieuwd onderbouwen van de
uitzonderingsgrond dwingende spoed. Dit leidt tot een onrechtmatigheid in 2021. Het
ontbreken van jurisprudentie over de vraag wanneer er sprake is van een onvoorziene
omstandigheid, maakt dat over het gebruik van dwingende spoed bij de corona-gerelateerde
uitgaven geen volledige zekerheid kan worden gegeven.
Vraag 5: «De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de Minister kan aangeven in
welke soort situaties er geen bankgaranties gevraagd worden. Zij vragen of er, ongeacht
de grootte en/of aard en/of risico van de organisaties, onder de 500.000 euro helemaal
geen bankgaranties nodig zijn. Gelden niet voor alle ministeries dezelfde regels met
betrekking tot het vragen van bankgaranties?»
Antwoord:
Voor alle ministeries gelden dezelfde regels met betrekking tot het vragen van een
bankgarantie bij het verlenen van een voorschot boven de 500.000 euro. Dit is vastgelegd
in de regeling financieel beheer Rijk (artikel 13, lid 4). Indien een partij een dergelijke
bankgarantie niet kan krijgen, dan kan ontheffing worden gevraagd bij het Ministerie
van Financiën.
Vraag 6: «De leden van de CDA-fractie lezen op bladzijde 7 dat het binnen het Ministerie
van VWS ontbrak aan een centrale regie op het voorraadbeheer en inzicht in de volledigheid
van de aanwezige voorraden. Deze leden vragen hoe dan destijds bepaald werd dat er
besteld moest worden. Hoe wordt dan bepaald wanneer bijvoorbeeld de expiratiedatum
nadert? Winkeliers hebben dit al jaren geautomatiseerd. Heeft het ministerie nu ook
een dergelijk systeem of wordt nu alles handmatig gedaan?»
Antwoord:
Een centrale regie over alle voorraden ontbrak. Decentraal bestond wel inzicht per
categorie van goederen. Op basis hiervan is het wel degelijk mogelijk om te bepalen
wanneer er opnieuw besteld moet worden en wanneer een expiratiedatum nadert van bepaalde
goederen. Momenteel werkt het ministerie om de centrale regie vorm te geven zoals
de regeling materieel beheer roerende zaken van het Rijk voorschrijft. Er is reeds
een aanwijzing materieel beheer gemaakt vanuit het project «herstel» dat in 2022 verder
wordt uitgewerkt.
Vraag 7: «De ADR constateert dat de financiële administratie niet altijd overeenkomt
met de werkelijkheid en dat verplichtingen en betalingen niet altijd goed zijn te
koppelen. In hoeverre is dit gecorrigeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Wanneer zal een ict-systeem actief worden zodat dit niet meer kan gebeuren?»
Antwoord:
De financiële administratie wordt vanuit SAP gevoerd. Er is reeds een ICT-systeem
beschikbaar voor de financiële administratie. Vanuit het project «herstel» is een
handleiding getrouwe weergave financiële administratie opgesteld en in 2022 wordt
verder gewerkt aan interne controle zodat de financiële administratie voor de controle
van de ADR meer aansluit op de werkelijkheid.
Vraag 8: «Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat de omvang van de financiële
functies 184,9 fte bedroeg in 2009 en 359,0 fte in 2021? Concluderen deze leden terecht
dat er nog zeer veel handmatig gebeurt, want indien zoals bij andere organisaties
processen geautomatiseerd zouden zijn, dat tot een vermindering van het aantal fte
zou moeten leiden?»
Antwoord:
De groei van het aantal fte’s is niet toe te schrijven aan handmatig werk, maar met
name door het oprichten van de Dienst Uitvoering Subsidies aan instellingen (DUS-I).
DUS-I is de uitvoerder van subsidies en tegemoetkomingen voor het Ministerie van OCW
en VWS. Met een toename van het aantal subsidieregelingen is ook de uitvoering en
de rol als expertisecentrum van DUS-I versterkt.
Vraag 9: «De leden van de CDA-fractie vragen of gewerkt wordt aan een crisishandboek
zoals KPMG adviseert. Zo ja, wanneer is dat gereed?»
Antwoord:
De lessons learned worden vanuit de projecten «herstel» en «kraan dicht» opgehaald
en besproken binnen de lijnorganisatie en indien nodig ook structureel geborgd.
Vraag 10: «De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister verder enige inzage kan
geven in de vraag hoe de benodigde cultuurverandering wordt aangepakt.»
Antwoord:
Hoe de cultuurverandering wordt opgepakt is opgenomen in het plan voor het project
«structurele borging». Daarnaast is aandacht vanuit de politieke en ambtelijke top
nodig om de verandering de benodigde aandacht te geven. Hiervoor is recentelijk een
managementconferentie binnen het ministerie geweest met als thema het financieel beheer.
In het project «structurele borging» wordt met name aandacht besteed aan de benodigde
cultuurverandering en de veranderkundige aanpak die daarvoor nodig is. Er zijn verschillende
groepen geïdentificeerde die bereikt moeten worden met het programma; denk aan beleidsmedewerkers
en afdelingshoofden, directeuren en financials. Iedere groep wordt betrokken in alle
fasen van het programma.
Vraag 11: «De leden van de CDA-fractie begrijpen uiteraard dat de Minister niet contra legem kan handelen. Maar kan de Minister aangeven dat, indien hij van zijn ruime beleidsvrijheid
gebruikt maakt, hij bij de Luisterlijn, Nictiz en het Capaciteitsorgaan niet hoeft
aan te besteden? Kan hij een overzicht geven van alle organisaties die hieronder vallen
dan wel onder kunnen vallen als deze beleidsvrijheid wordt genomen?»
Antwoord:
Het Ministerie van VWS beschikt over verschillende instrumenten om het beleid vorm
te geven zoals het geven van een subsidie of opdracht aan een organisatie. VWS maakt
telkens de afweging welk instrument met meest passend is. Daarbij is zij gehouden
aan Europese wet- en regelgeving die ervoor moet zorgen dat de overheid waar voor
zijn geld krijgt en de markt niet verstoord wordt door het bevoordelen van partijen.
Wanneer er sprake is van bestaande relaties dan wordt daar natuurlijk zorgvuldig naar
gekeken.
Er is ruimte om beargumenteerd af te wijken van (Europese) wet- en regelgeving ten
aanzien van aanbesteden, zeker wanneer uw Kamer daar expliciet om vraagt. Echter de
uitgaven zijn dan alsnog onrechtmatig en moeten als zodanig worden toegelicht in het
jaarverslag van het ministerie. Het is daarom geen duurzame oplossing; op enig moment
moeten partijen in staat zijn om binnen de regels hun diensten aan te bieden.
Beantwoording vragen en opmerkingen SP-fractie
Vraag 1: «De leden van de SP-fractie lezen dat het parlement bij 1,3% tot 2% van de
corona-gerelateerde verplichtingen niet tijdig is geïnformeerd. Zij vragen wanneer
deze verplichtingen precies zijn aangegaan. Was dit voor of na het opstellen van het
programma verbetering financieel beheer Ministerie van VWS?»
Antwoord:
Voor de corona-gerelateerde uitgaven geldt dat € 209 miljoen niet voorafgaand aan
het parlement is voorgelegd c.q. het parlement niet voorafgaand is geïnformeerd. Het
betreft voor circa € 84 miljoen de overeenkomst met de Stichting Open Nederland voor
fase 0–2, € 45 miljoen rioolsurveillance en € 34,8 miljoen steun voor Caribisch Nederland,
€ 11 miljoen aanschaf antilichamen die alleen voorafgaand aan het instellen van het
programma zijn aangegaan. Daarbij geldt overigens dat er op artikel 7 (niet corona-gerelateerde
uitgaven) eind 2021 een verplichting is aangegaan die voor € 182 miljoen onrechtmatig
is, omdat de verplichting boven de reeds beschikbare en geautoriseerde verplichtingenruimte
uitging en het parlement niet voortijdig is geïnformeerd. Het betreft de jaarlijks
terugkerende tegemoetkoming voor oorlogsgetroffenen. De meeste verplichtingen zijn
aangegaan vóór het opstellen van het programma; enkel de verplichting van oorlogsgetroffenen
is aangegaan ná het instellen van het programma.
Vraag 2: «De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het momenteel staat met
de verkenning naar de zorgbonus voor pgb-zorgverleners, die enkel zorg verlenen via
de Zorgverzekeringswet. Is inmiddels al meer bekend over de vraag hoe zij aanspraak
kunnen maken op een zorgbonus?»
Antwoord:
Naar aanleiding van de motie-Van Kooten-Arissen c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 171) heeft het kabinet in 2020 middels de subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19
een bonus beschikbaar gesteld van netto € 1.000,– aan zorgprofessionals die een uitzonderlijke
prestatie hebben geleverd in de strijd tegen COVID-19. Ook in 2021 heeft het kabinet
een netto bonus beschikbaar gesteld van netto € 384,71. In deze rondes zijn pgb-zorgverleners
die werkzaamheden verrichtten bekostigd uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet meegenomen.
In de voortgangsrapportage ben ik nader ingegaan op de reden hiervan en de vraagstukken
die zich bij de uitwerking van een regeling voor deze groep zorgprofessionals voordoen. Ik heb u meegenomen in de constatering dat de uitgangspunten van
het pgb-domein Zvw (leidend principe dat gegevens van zorgverleners niet kenbaar zijn)
en van het subsidierecht (harde voorwaarde is kenbaarheid ontvanger) elkaar uitsluiten.
Een zorgvuldige uitwerking van de mogelijkheden van een pgb-zorgbonus Zvw kost daardoor
tijd. Doordat circa de helft van de groep zorgprofessionals die werkzaamheden verricht
voor een budgethouder, bekostigd uit de Zvw, niet bekend is bij de Sociale VerzekeringsBank
(SVB) – zij declareren de kosten voor pgb-Zvw zorg rechtstreeks bij zorgverzekeraars –
spelen er bij de ontwikkeling en uitvoering van de regeling verschillende vraagstukken
op het gebied van privacy. Op dit moment wordt nader onderzocht op welke wijze een
regeling zou kunnen voldoen aan de geldende privacy vereisten. Daarnaast werken we
aan beleid om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan, en onderzoeken we wat
nog meer nodig is om te komen tot een uitvoerbare regeling. Indien deze aspecten tot
een positief resultaat leiden, kan de regeling met mijn akkoord worden gepubliceerd.
Begin 2023 kan dan tot openstelling van het aanvraagloket voor beide bonussen (2020
en 2021) worden overgegaan.
Vraag 3: «De leden van de SP-fractie lezen in de monitor op het gebied van de kwaliteit
van het financieel beheer en de voortgang van het programma dat er ten opzichte van
2020 in 2021 verbeteringen in gang zijn gezet, maar dat betreffende het financieel
beheer, het subsidiebeheer, het inkoopbeheer en de structurele borging op veel punten
nog niet wordt voldaan aan de norm. Wanneer verwacht de Minister dat wel weer aan
deze norm voldaan wordt?»
Antwoord:
In 2021 is inderdaad inzet gepleegd om in opzet het financieel beheer te verbeteren.
Dit wil echter nog niet zeggen dat het bestaan en de werking kan worden aangetoond.
Zo is bijvoorbeeld voor het subsidiebeheer besloten om met een meerjarenaanpak te
bevinding rond staatssteun weg te nemen. Hierdoor wordt enkele jaren een bevinding
meegenomen.
Het Ministerie van VWS zal in 2022 verdere stappen zetten zodat de genoemde bevindingen
(financieel beheer, materieel beheer, inkoopbeheer en subsidiebeheer) verder teruggebracht
worden en de stap naar bestaan en werking wordt ingezet. Vanwege het feit dat de corona-gerelateerde
uitgaven ook in 2022 een rol zullen spelen en de risico’s die nog worden gezien bij
het afrekenen van verleende voorschotten, bestaat ook de kans op fouten en onzekerheden
in 2022. Zaak is vanuit de opgedane kennis en verbeteringen in control te zijn en
om uw Kamer hier tijdig over te informeren.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier