Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake de belangen van bewindspersonen
35 788 Kabinetsformatie 2021
Nr. 174
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 april 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken over de brief van
14 januari 2022 over belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107) en over de brief van 7 februari 2022 over aanvulling belangen van bewindspersonen
(Kamerstuk 35 788, nr. 171).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 februari 2022 aan de Minister-President, Minister
van Algemene Zaken voorgelegd. Bij brief van 6 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
van de Minister-President over de belangen van bewindspersonen. Deze leden hebben
naar aanleiding van deze brieven enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister-President in zijn brief verwijst
naar een brief van de regering van 15 december 2021 (Kamerstuk 35 925 III, nr. 12). Hierin wordt beschreven dat bewindslieden melding maken aan de Tweede Kamer als
zij tussentijds, dus gedurende de ambtsperiode, zakelijke en/of financiële belangen
krijgen. Deze leden willen de Minister-President vragen binnen welke termijn de Kamer
geïnformeerd wordt en/of moet zijn als een dergelijke situatie zich voordoet.
De feiten die leiden tot het krijgen van zakelijke en/of financiële belangen gedurende
de ambtsperiode liggen in de persoonlijke levenssfeer van de bewindspersoon. Het is
dan ook aan de bewindspersoon om de Tweede Kamer hierover te informeren.
De leden van VVD-fractie gaan er tot slot van uit dat als er een bewindspersoon aftreedt
en er een nieuwe bewindspersoon aantreedt, dat voor deze nieuwe bewindspersoon dezelfde
regels gelden en dat van hem of haar bij zijn of haar aantreden de zakelijke en/of
financiële belangen openbaar gemaakt worden en er een voorziening wordt getroffen
voor het op afstand plaatsen van deze belangen. Kan de Minister-President dat bevestigen?
Ja.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van brief van de Minister-President
van14 januari 2022 inzake de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107) en de brief van de Minister-President van 7 februari 2022 inzake een aanvulling
op de brief met betrekking tot de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 171).
De leden van de D66-fractie bedanken de Minister-President voor het aanleveren van
de informatie, en daarmee de uitvoering van de motie van het lid Sneller (Kamerstuk
35 925 III, nr. 9) over nadere informatie over financiële belangen van bewindspersonen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister-President over de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107). Deze leden hechten aan transparantie op dit punt, zodat bewindspersonen in hun
ambt beschermd worden tegen verdachtmakingen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het overzicht van belangen van bewindspersonen
met de aanvullende brief (Kamerstuk 35 788, nr. 171) nu volledig is conform de laatste vereisten. Hoe is aan het licht gekomen dat in
de gesprekken met de drie demissionaire bewindspersonen van het Ministerie van Financiën
per abuis is uitgegaan van de situatie bij hun vorige benoeming?
Na verzending van de brief van 14 januari inzake de belangen van bewindspersonen bleek
dat Staatssecretaris A.C. van Huffelen een vakantiewoning in Frankrijk heeft die niet
wordt verhuurd. Zekerheidshalve is daarna ook bij de twee andere bewindspersonen die
reeds bewindspersoon waren in het vorige kabinet en in het gesprek verwezen naar de
situatie bij hun vorige benoeming, nagegaan of zij een vakantiewoning hebben.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben de verantwoording over de (afgestoten) belangen
van de aangetreden bewindslieden gelezen en hebben hierover nog enkele opmerkingen
en vragen.
De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat de belangen van bewindslieden
op afstand worden gezet en worden geopenbaard om de (schijn van) belangenverstrengeling
te voorkomen. Deze leden vragen of met deze handelingen om belangen op afstand te
plaatsen en belangen openbaar te maken aan alle verplichtingen en suggesties is voldaan
die volgen uit het Handboek voor Bewindspersonen («Het blauwe boek») rondom het op
afstand zetten en openbaar maken van belangen. Zijn er nog andere zaken, belangen
of kwesties onvermeld gebleven die niet per definitie verplicht zijn te melden maar
die wel van belang worden geacht door de bewindslieden om te vermelden of die vanuit
moreel of maatschappelijk oogpunt goed zijn om te vermelden? Zo ja, welke?
Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen
is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden,
zoals uiteengezet in de brief van de vorige Minister-President uit 2002 en aangevuld
in de brief van 15 december 2021. De brieven van 14 januari 2022 en, aanvullend, 7 februari
2022 inzake de belangen van de bewindspersonen zijn opgesteld in lijn met dit uitgangspunt
van beleid. De vraag of een bepaalde kwestie vanuit moreel of maatschappelijk oogpunt
of anderszins goed zou zijn om te vermelden heeft een zekere subjectiviteit, en deze
kan ook door de tijd heen veranderen. Dit is niet het uitgangspunt bij de genoemde
brieven geweest.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
van de Minister-President met betrekking tot de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk
35 788 nr. 107) alsmede van de brief van de Minister-President met betrekking tot de uitvoering
van de motie van het lid Sneller over nadere informatie over financiële belangen van
bewindspersonen (Kamerstuk 35 925 III, nr. 12).
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de genoemde motie onder andere vraagt
om in het geval van financiële of zakelijke belangen ook informatie te verschaffen
over de namen van de betrokken vennootschappen. Deze leden constateren echter dat
de nu voorliggende brief van de Minister-President die informatie niet bevat. Zij
menen dat met enkel het op afstand zetten van die belangen de transparantie daarover
niet gediend is. Evenmin is daarmee voldoende gewaarborgd dat bewindspersonen die
dergelijke belangen hebben niet toch beïnvloed worden. Immers, een bewindspersoon
kan wel degelijk belang hebben bij de ontwikkeling van de waarde van die op afstand
gezette belangen, al was het maar omdat die belangen na afloop van het ambt van bewindspersoon
weer vrijkomen. Waarom worden de in de motie-Sneller gevraagde namen niet bekendgemaakt?
Ook het lid van de fractie Bij1 heeft hierover vragen gesteld. In de brief van 15 december
2021 is de uitvoering van de motie-Sneller uiteengezet. In gevallen waarin het mogelijk
zal zijn om, zoals de motie verzoekt, daarbij de namen van betrokken vennootschappen
te noemen, zal dit ook worden gedaan, bijvoorbeeld wanneer de aantredend bewindspersoon
een aanmerkelijk belang heeft in een besloten vennootschap. Het is echter niet zeker
of dit in alle gevallen mogelijk is. Zo kan een aantredend bewindspersoon met het
op afstand plaatsen van zakelijke belangen zelf niet langer invloed uitoefenen op
de aandelen die hij of zij op enig moment heeft, en de waarde van deze aandelen kan
door de tijd heen fluctueren.
Waarom is er niet voor gekozen dat financiële belangen in bijvoorbeeld beursgenoteerde
bedrijven in plaats van op afstand gezet, vervreemd moeten worden? Kan de Minister-President
uitsluiten dat bewindspersonen financiële belangen hebben in bedrijven waar ook de
Nederlandse staat belangen in heeft? Zo nee, waarom niet en om welke financiële belangen
gaat het concreet?
De werkwijze van de formateur inzake beoordeling van de kandidaat-bewindspersonen
inzake financiële belangen is vastgelegd in de brief van de vorige Minister-President
uit 2002, en de hierbij behorende bijlage, en op enkele punten aangevuld in de brief
van 15 december 2021. Deze bevatten geen specifieke regeling voor financiële belangen
waar ook de Nederlandse staat belangen in heeft.
Aandelen in openbare beleggingsfondsen gelden niet als risico voor (schijnbare) belangenverstrengeling.
Hiervoor hoeven aantredende bewindspersonen derhalve geen voorziening te treffen.
Aantredende bewindspersonen hoeven voor zakelijke en financiële belangen in aandelen
of risicodragende participaties/investeringen in individuele beursgenoteerde én niet-beursgenoteerde
ondernemingen tot een bedrag van 25.000 euro evenmin een voorziening te treffen. Voor
financiële belangen in aandelen of risicodragende participaties/investeringen in individuele
beursgenoteerde én niet-beursgenoteerde ondernemingen hoger dan een bedrag van 25.000
euro dient een aantredend bewindspersoon een voorziening te treffen.
Vervreemding van eigendom is een van de aanvaardbare voorzieningen die een bewindspersoon
kan treffen ten aanzien van een belang dat kan leiden tot de schijn van niet-objectieve
besluitvorming. Een andere mogelijkheid is het op afstand plaatsen. Het is aan de
aantredend bewindspersoon om hierin een afweging te maken.
Het bovenstaande geldt evenwel niet voor bewindspersonen van het Ministerie van Financiën,
waarvoor de afwijkende regel geldt onder B 2 van de genoemde bijlage bij de brief
uit 2002.
De precieze reden waarom in 2002 is gekozen voor het omschrijven van verschillende
aanvaardbare oplossingsrichtingen, en niet voor het voorschrijven van vervreemding
als enig aanvaardbare oplossingsrichting, zijn mij niet bekend. In zijn algemeenheid
geldt dat de schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden kan worden door elk
van de geaccepteerde oplossingsrichtingen. Vervreemding geldt als de meest vergaande
maatregel, die niet in alle gevallen als proportioneel zal worden ervaren door alle
betrokkenen, gelet op het mogelijkerwijs beperkte risico op niet-objectieve besluitvorming.
In aanvulling op de gestelde vragen heeft de Minister van BZK in het commissiedebat
integriteit openbaar bestuur van 10 maart jl. toegezegd in dit schriftelijk overleg
de vraag van mevrouw Arib over de financiële belangen van bewindspersonen te zullen
betrekken (Kamerstuk 28 844, nr. 237). Gevraagd is om bij het aantreden van een nieuw kabinet openbaar te maken wat de
zakelijke belangen van de aantredende bewindspersonen zijn. Het ging onder andere
om het openbaar maken van de namen van betrokken bedrijven waar bewindspersonen werkzaam
zijn geweest of waar ze belangen in hebben.
De relevante financiële en zakelijke belangen van de bewindspersonen komen aan de
orde in het gesprek tussen de kandidaat-bewindspersoon en de formateur. In geval tijdens
het gesprek mogelijke onverenigbare financiële en/of zakelijke belangen worden geconstateerd,
is het de verantwoordelijkheid van de kandidaat-bewindspersoon om daarvoor tijdig
een adequate regeling te treffen.
Aantredende bewindspersonen dienen voor financiële belangen in aandelen of risicodragende
participaties/investeringen in individuele beursgenoteerde én niet-beursgenoteerde
ondernemingen boven een bedrag van 25.000 euro een aanvaardbare voorziening te treffen.
Uitgangspunt is dat betrokkene niet langer zelf invloed op zijn zakelijke belangen
uit kan oefenen, waardoor het risico op (schijn van) belangenverstrengeling wordt
gemitigeerd. De Tweede Kamer wordt op hoofdlijnen over de financiële en zakelijke
belangen, en over de getroffen voorziening geïnformeerd. Tegen deze achtergrond lijkt
mij het nog verder en gedetailleerder openbaar maken van financiële en zakelijke belangen
niet aangewezen.
Op de website https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen is van elke bewindspersoon de loopbaan en eerdere werkkring openbaar gemaakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister-President
over belangen van bewindspersonen. Deze leden danken de Minister-President voor deze
brief maar zijn bij sommige onderwerpen nog niet tevreden over de mate van transparantie.
Zij roepen de Minister-President daarom op om alle gestelde vragen uitgebreid en volledig
te beantwoorden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat de informatie over de belangen
van doorgeschoven bewindspersonen nog niet voldoet aan de nieuwe transparantie eisen
van 2022 die wel zijn gehanteerd bij de nieuwe bewindspersonen. Kan de Minister-President
zijn brief aanvullen, waarbij de nieuwe regels gelden voor alle bewindspersonen van
dit kabinet? Kan de Minister-President hierbij, mede gelet op zijn brief van 7 februari
2022 met aanvullende informatie over het bezit van de vakantiewoning door de Staatssecretaris
voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering, een herzien compleet overzicht doen toekomen
van alle belangen van alle bewindspersonen in het huidige kabinet?
Kan de Minister-President daarbij ook de toezegging doen dat in de toekomst bij het
aantreden van een nieuw kabinet altijd alle belangen van alle bewindspersonen, dus
ook de doorgeschoven bewindspersonen, integraal in het overzicht opgenomen worden?
Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen
is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden,
zoals uiteengezet in de brief van de vorige Minister-President Balkenende uit 2002
en aangevuld in de brief van 15 december 2021. De brieven van 14 januari 2022 en,
aanvullend, 7 februari 2022 inzake de belangen van de bewindspersonen heb ik opgesteld
in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Er is derhalve niet beoogd een compleet overzicht
van alle belangen van alle bewindspersonen in het huidige kabinet te genereren. De
aanvullingen in de brief van 15 december 2021 zijn toegepast bij alle kandidaat-bewindspersonen,
de brief van 7 februari 2022 bevat de vermelding van de per abuis ontstane uitzonderingen
hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de bewindspersonen gezamenlijk
minimaal 42 panden bezitten. Op welk totaal aan panden komt het kabinet uit als de
informatie van alle bewindspersonen wordt meegenomen op basis van de nieuwe transparantie
eisen van 2022? Kan hierbij voor alle panden van bewindspersonen die naast het woonhuis
in het bezit zijn worden aangegeven hoeveel panden worden verhuurd, hoeveel panden
een woonbestemming hebben en hoeveel panden leegstaan?
Ik beschik niet over aanvullende en actuele informatie ten opzichte van de brieven
van 14 januari 2022 en 7 februari 2022.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister-President of hij zich de schriftelijke
vragen herinnert van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Alkaya (SP)
en Dassen (Volt) naar aanleiding van het bericht in het Financieele Dagblad, getiteld
«Belasting besparen: zo doen Zuidas-partners dat» (Aanhangsel Handelingen II, 2021/22,
nr. 1481)? Deze leden vragen de Minister-President waarom hij vraag nummer 12 niet volledig
heeft beantwoord terwijl er richting de media wél inhoudelijk ingegaan werd op deze
vraag? Zij vragen de Minister-President om nu wel een volledig transparant antwoord
te geven op de vraag of er bewindspersonen zijn in het kabinet Rutte-IV die in het
verleden gebruik hebben gemaakt van dergelijke Zuidas-belastingontwijkingsconstructies
en hoeveel belasting zij hiermee (legaal) hebben bespaard.
Door de Belastingdienst is het fiscale dossier van elke kandidaat bekeken. Op grond
daarvan geeft de Belastingdienst een algemeen oordeel over het fiscale gedrag van
betrokkene, en maakt melding van eventuele vanuit de fiscaliteit risicovolle aspecten,
zoals uiteengezet in de brief van de vorige Minister-President Balkenende uit 2002.
De brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022 inzake de belangen van de bewindspersonen
zijn opgesteld in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Ik heb geen aanvullende informatie
ten opzichte van deze brieven.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in het regeerakkoord staat dat
het wetsvoorstel Excessief lenen wordt versoepeld waardoor leningen in box 2 onbelast
zijn tot € 700.000 in plaats van € 500.000. Deze leden vragen de Minister-President
of deze versoepeling gevolgen heeft voor bewindspersonen in het kabinet Rutte IV.
Kan de Minister-President in beeld brengen of er bewindspersonen zijn die (forse)
leningen hebben uitstaan bij hun eigen besloten vennootschap (bv)? Om welke bedragen
gaat het?
Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen
is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden,
zoals uiteengezet in de brief van voormalig Minister-President Balkenende van 2002
en aangevuld in de brief van 15 december 2021. Ik heb geen aanvullende informatie
ten opzichte van de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022 inzake de belangen
van de bewindspersonen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister-President of hij van elke bewindspersoon
in beeld heeft voor welke bedrijven deze bewindspersoon heeft gewerkt, hetzij in vaste
dienst, hetzij ingehuurd voor een project. Welke bewindspersonen zijn in het verleden
bijvoorbeeld ingehuurd door Shell?
De aantredend bewindspersoon dient alle betaalde en onbetaalde functies en nevenfuncties
en andere nevenactiviteiten neer te leggen voorafgaand aan de beëdiging van het kabinet,
zoals uiteengezet in de brief van de vorige Minister-President uit 2002. Ik heb geenvolledig
beeld van bedrijven, met inbegrip van Shell, waarvoor een bewindspersoon voorafgaande
aan de benoeming heeft gewerkt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister-President of hij bekend is met
het artikel van Follow the Money over de belastingconstructie van een van zijn bewindspersonen.1 Deze leden hebben naar aanleiding van dit artikel nog enkele vragen.
Heeft de Minister-President bij al zijn bewindspersonen gecheckt of zij in het verleden
(indirect) betrokken zijn geweest bij (agressieve) belastingontwijking? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, kan de Minister-President een overzicht geven van de gegeven antwoorden?
Het artikel is mij bekend. Door de Belastingdienst wordt het fiscale dossier van de
kandidaat bekeken. Op grond daarvan geeft de Belastingdienst een algemeen oordeel
over het fiscale gedrag van betrokkene, en maakt melding van eventuele vanuit de fiscaliteit
risicovolle aspecten. Ik heb geen aanvullende informatie ten opzichte van de brieven
van 14 januari 2022 en 7 februari 2022.
Deze leden vragen wat de Minister-President ervan vindt dat dergelijke belastingconstructies
bij de Kamer terechtkomen dankzij een datalek (de Paradise Papers) en niet door het
actief informeren door de regering zelf.
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd conform de brief van de vorige Minister-President
Balkenende uit 2002 en de brief van 15 december 2021. Het is niet aan mij een oordeel
te geven over werkzaamheden van de media op dit punt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister-President om uitgebreid in te
gaan op de belastingconstructie uit het bovengenoemde artikel van Follow the Money.
Was hier inderdaad sprake van agressieve belastingontwijking? Klopt het dat de safarionderneming
bij oprichting gebruik maakte van een offshore vennootschap in Mauritius met als status
Global Business Company Category 2 (GBC2) met als belangrijkste kenmerk dat die vennootschap
in Mauritius niet is onderworpen aan belasting? Klopt het dat deze safarionderneming
het merkenrecht had geparkeerd in die Mauritiaanse offshore vennootschap? Passen dergelijke
belastingconstructies, waarbij lokale winsten via een fiscale verrekenprijsstrategie
uit Kenia en Tanzania worden verschoven naar een vrijgestelde brievenbusmaatschappij
in Mauritius, volgens de Minister-President binnen de opvatting van eerlijke belastingheffing?
Op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht die is neergelegd in artikel 67 van de
Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale
positie van een individuele belastingplichtige.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister-President het eens is met
de stelling dat het parkeren van een merkenrecht in een belastingparadijs of in een
preferentieel belastingregime in combinatie met een verrekenprijsstrategie waarbij
(een gedeelte van) de restwinst neerslaat in het belastingparadijs of in het preferentiële
belastingregime, bij uitstek kan worden aangemerkt als een vorm van agressieve belastingontwijking.
Zonder in te gaan op enige specifieke situatie, geldt in zijn algemeenheid dat belastingconstructies
waarbij door middel van doorstroomvennootschappen via laagbelastende jurisdicties
of het hanteren van onzakelijke verrekenprijzen belasting wordt ontweken, als onwenselijk
worden gezien. Zowel op nationaal niveau als op internationaal niveau wordt gewerkt
aan wetgeving om dergelijke constructies te voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister-President om uitvoerig in kaart
te brengen welke bewindspersonen in het verleden betrokken zijn geweest bij het bedenken/adviseren/uitvoeren
van agressieve vormen van belastingontwijking, zoals agressieve verrekenprijsstructuren
door multinationals en dit zo transparant en volledig mogelijk te delen met de Kamer.
Het fiscaal gedrag, omgang met (neven)functies en de zakelijke en financiële belangen,
alsmede de vraag of er overigens onderwerpen zijn die aan de orde zouden moeten komen
in het gesprek met de formateur, zijn, conform de brief van de vorige Minister-President
Balkenende uit 2002 en de brief van 15 december 2021, onderdeel geweest van de beoordeling
van de kandidaat-bewindspersonen. De brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022 zijn opgesteld in lijn
met dit uitgangspunt van beleid. Ik heb geen aanvullende informatie ten opzichte van
deze brieven.
De Minister-President heeft geen bevoegdheid zelfstandig in kaart te brengen of en
zo ja, welke bewindspersonen in het verleden betrokken zouden zijn geweest bij het
bedenken/adviseren/uitvoeren van agressieve vormen van belastingontwijking, nog daargelaten
dat er geen overeenstemming bestaat over de betekenis van dit begrip.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister-President voor de toegezonden
stukken omtrent de belangen van bewindspersonen. Deze leden zien dat de bewindspersonen
alle betaalde en onbetaalde (neven-)functies hebben neergelegd of daartoe de noodzakelijke
vereiste stappen in gang hebben gezet, zoals de Minister-President schrijft in zijn
brief.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Minister-President dat
enkele Ministers belangen hebben ondergebracht in een stichting. De belangen blijven
zo, zij het op enige afstand, in bezit van de bewindspersoon. Deze leden vragen of
de regering kan aangeven of de afstand tot belangen op deze manier voldoende geborgd
is.
Het op afstand plaatsen van de zeggenschap en het beheer over het eigendom, zodanig
dat tijdens de ambtsperiode hierop geen enkele invloed kan worden uitgeoefend, is,
zoals vermeld in de brief van de vorige Minister-President uit 2002, een geaccepteerde
oplossingsrichting om het risico van (schijnbare) belangenverstrengeling te vermijden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zeer verstandig dat er inmiddels strengere
regels zijn ingevoerd voor bewindspersonen omtrent lobbyfuncties, om zo belangenverstrengeling
tegen te gaan. Dit naar aanleiding van het advies van de Groep Staten tegen Corruptie
van de Raad van Europa (GRECO) en de tussenrapportage die geen voortgang liet zien
op de zeven adviespunten. Eén van de maatregelen betreft een afkoelperiode met verplicht
advies over toelaatbaarheid van de nieuwe functie door een onafhankelijke commissie.
De GRECO heeft aanbevolen om gezaghebbende en onafhankelijke advisering aan een gewezen
bewindspersoon beschikbaar te stellen over de wenselijkheid van een vervolgfunctie.
De genoemde leden zijn benieuwd of de ingestelde onafhankelijke commissie ook voldoende
gezaghebbend kan functioneren. Wat gebeurt er indien een bewindspersoon geen opvolging
geeft aan het advies van de onafhankelijke commissie?
Het wetsvoorstel waarin de afkoelperiode met verplicht advies wordt opgenomen, is
thans in voorbereiding. De vraag die de leden van de ChristenUnie stellen, wordt daarbij
onder ogen gezien. Een mogelijkheid is openbaarmaking van het advies indien een gewezen
bewindspersoon geen opvolging geeft aan het advies van het onafhankelijke adviescollege
(«naming en shaming»). Idealiter komt het echter niet zo ver. Bedoeling is immers
dat een gewezen bewindspersoon het advies van het onafhankelijke college opvolgt.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat integriteitsvraagstukken zich niet
altijd lenen voor een zwart-wit benadering. De GRECO adviseert echter wel om ook algemene
regels op te stellen betreffende beperkingen na uitdiensttreding van personen die
de hoogste leidinggevende functies bekleden en die na het einde van hun functie een
nieuwe betrekking zoeken in de private of publieke sector. Algemene regels kunnen
zorgen voor meer duidelijkheid. Deze leden vragen of het daarom niet ook zinvol zou
zijn, om naast de invoering van een onafhankelijke adviescommissie, meer algemene
regels op te stellen.
De invoering van een onafhankelijk college waaraan advies moet worden gevraagd over
de toelaatbaarheid van een vervolgfunctie, is niet de enige algemene regel die wordt
opgesteld. Voorts zal een draaideurverbod in de wet worden opgenomen. Deze algemene
regel houdt in dat een voormalig bewindspersoon twee jaar lang niet in dienst mag
treden bij zijn of haar voormalige ministerie, noch commerciële opdrachten vanuit
dat ministerie mag aanvaarden.
Eind 2021 is reeds een verbreding van het tot dan toe geldende lobbyverbod ingegaan.
Sindsdien geldt het lobbyverbod niet alleen ten aanzien van het voormalige eigen ministerie
maar ook voor een periode van twee jaar ten aanzien van aanpalende beleidsterreinen
waarmee de voormalige bewindspersoon actieve bemoeienis had.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn op de hoogte van het feit dat de formateur
kandidaat-bewindspersonen een brief laat ondertekenen waarin staat: «Ik heb geen afspraken
in enigerlei vorm gemaakt, en zal deze ook niet maken over het aanvaarden of hervatten
van (neven-) functies en andere nevenactiviteiten na afloop van mijn ambtsperiode
als Minister.» Deze leden vragen wie toezicht houdt op het naleven van deze afspraak
en welke stappen er genomen kunnen worden indien een bewindspersoon deze afspraak
niet nakomt.
De bewindspersoon is hiervoor zelf verantwoordelijk. Voor het handelen van een bewindspersoon
geldt de ministeriële verantwoordelijkheid, en de Tweede Kamer kan een bewindspersoon
hierop bevragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Minister-President de gesprekken
over belangen begin januari 2022 heeft gevoerd. De vorige Minister van Binnenlandse
Zaken stelde terecht dat integriteitsbeleid een levendige werkelijkheid is en dat
het blijven voeren van goede gesprekken hierover noodzakelijk is. Deze leden vinden
het van groot belang dat het gesprek over integriteit levendig blijft. Deze leden
vragen hoe het gesprek over integriteit en eventuele belangenverstrengelingen nu vorm
krijgt en of dit ook onderwerp van gesprek blijft in de toekomst. Aanvullend daarop:
hoe krijgt dit concreet vorm? Waar kunnen bewindspersonen zelf terecht wanneer bij
hen tijdens de ambtsperiode hier vragen over ontstaan?
Het is zeker de bedoeling dat het kabinet het gesprek over integriteit en eventuele
belangenverstrengeling blijft voeren. Een gedragscode kan daarbij een nuttig handvat
zijn. De GRECO heeft hiertoe ook geadviseerd. Op dit moment is een gedragscode voor
bewindspersonen in voorbereiding. De verwachting is dat de Tweede Kamer de gedragscode
medio 2022 tegemoet kan zien. Bij die gedragscode wordt onder meer ook de omgang met
lobbyisten betrokken. Wanneer bewindspersonen thans vragen hebben over integriteit
en eventuele belangenverstrengeling, kunnen zij, afhankelijk van de vraag, terecht
bij hun secretaris-generaal.
De leden van ChristenUnie-fractie zijn te spreken over het feit dat de Minister-President
bezig is met het opstellen van een gedragscode voor bewindspersonen tijdens hun ambt.
Dit kan helpen bij voortdurende aandacht en gesprekken over integriteit en eventuele
belangenverstrengelingen. De Minister-President gaf eerder aan dat de invoering van
een lobbyregister wordt betrokken bij het opstellen van een gedragscode voor bewindspersonen.
Het initiatief daartoe ligt bij de Minister-President. Deze leden vragen of het inderdaad
zo is dat de invoering van een lobbyregister betrokken wordt bij het opstellen van
de gedragscode voor bewindspersonen. Betekent dit ook dat er daadwerkelijk een lobbyregister
komt, maar bijvoorbeeld ook een lobbyparagraaf bij wetsvoorstellen, zoals door de
Kamer is verzocht in de moties van de leden Oostenbrug en Van Gerven (Kamerstuk 32 637, nr. 232) en van het lid Dassen c.s. (Kamerstuk 35 896, nr. 18)? En tot slot, wanneer verwacht de Minister-President dat deze gedragscode gereed
is?
De Minister van BZK is bezig met het opstellen van een gedragscode voor bewindspersonen.
Daarbij wordt ook de vraag betrokken of moet worden voorzien in een lobbyregister
(conform motie Dassen). Naar verwachting zal de gedragscode medio 2022 gereed zijn
en naar de Tweede Kamer worden verzonden. Het is nu al zo dat in een memorie van toelichting
bij een wetsvoorstel uiteen wordt gezet welke standpunten door welke organisaties
in het consultatietraject naar voren zijn gebracht, en wat daarmee wordt gedaan. Daarmee
wordt materieel reeds voldaan aan datgene wat de motie Oosenbrug/Van Gerven beoogt.
Vragen en opmerkingen van de Volt-fractie en het lid Omtzigt en reactie van de bewindspersoon
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt hebben met belangstelling kennisgenomen
van de twee brieven over de belangen van bewindspersonen en hoe zij daar bij de formatie
mee zijn omgegaan.
Allereerst hebben deze leden respect voor het feit dat mensen Minister willen worden,
in een korte tijd veel maatschappelijke posities afstoten en transparantie geven over
zaken waarover veel andere Nederlanders geen transparantie hoeven te geven. Dat hoort
bij het ambt, maar het is zeker een aanslag op de privacy van de betreffende personen.
Deze leden hebben nog wel een aantal vragen.
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt hebben een specifieke vraag: een aantal
bewindspersonen heeft in het verleden een fors aantal maatschappelijk interessante
en moeilijke taken vervuld. Dat is alleen maar goed, maar aangezien die taken dicht
bij de beleidsterreinen van de bewindspersonen gelegen kunnen hebben, kunnen en zullen
er kwetsbare situaties optreden op het gebied van (de schijn van) belangenverstrengeling.
Daarbij moet het begrip «belangenverstrengeling» ruim worden opgevat. Niet alleen
daadwerkelijke belangenconflicten (een conflict tussen de privébelangen van een bewindspersoon
en diens professionele verantwoordelijkheden) moeten worden vermeden, maar ook potentiële
belangenconflicten en schijnbare belangenconflicten. Potentiële belangenconflicten
doen zich voor als een bewindspersoon privébelangen heeft die tot conflicterende belangen
kunnen leiden wanneer hij bepaalde verantwoordelijkheden krijgt (bijvoorbeeld door
een verbreding van zijn takenpakket of een overstap naar een andere functie) in de
toekomst. Schijnbare belangenconflicten doen zich voor als de privébelangen van een
bewindspersoon op onjuiste wijze de uitvoering van zijn taken lijken te beïnvloeden,
terwijl dat niet het geval is. In de buitenwereld, waar men niet altijd beschikt over
alle feiten, kan een schijnbaar conflict al een reactie oproepen, die mogelijk niet
juist is, maar welke wel voor onrust in de maatschappij zorgt.
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt constateren dat constante politieke
ophef en discussie over individuele dossiers niet goed zijn voor de politieke cultuur
in Nederland. Het eerste geval doet zich al voor met Breathomix en aan de lijst van
nevenfuncties te zien zijn er nog wel meer organisaties die een keer kunnen leiden
tot kwetsbare situaties. Deze leden denken aan de Stichting Amsterdam 750, om maar
een voorbeeld te noemen. Toch zou het buitengewoon onwenselijk zijn als toekomstige
bewindspersonen geselecteerd zouden worden op het nooit gehad hebben van relevante
en politiek gevoelige hoofd- en nevenfuncties. Daarom vragen zij de Minister-President
te overwegen om een toezichtautoriteit aan te stellen die, wanneer er vermoedens van
belangenconflicten zijn, als vertrouwenspersoon kan toetsen of er sprake is van een
belangenconflict. Over de situatie stelt de toezichtautoriteit een rapport op, waarin
zij haar oordeel uitspreekt of sprake is van een belangenconflict. Indien er sprake
is van een belangenconflict, dan kan de toezichtautoriteit aanbeveling doen om beheersmaatregelen
te treffen. Wanneer er dan politieke vragen komen, is het conflict netjes opgelost,
kan de politieke discussie over de inhoud gaan en is de bewindspersoon ook beter beschermd
tegen ongefundeerde verdachtmakingen. Zou de Minister-President bereid zijn om zo
een voorstel aan de Kamer te doen toekomen, in lijn met het vijfde evaluatierapport
van de GRECO?
Op verschillende onderdelen beveelt GRECO een systeem van externe toezichts- en sanctiemechanismen
aan voor bewindspersonen. Een dergelijke externe toezichts- en handhavingsbenadering
is echter naar het oordeel van het kabinet in strijd met het constitutionele bestel
in Nederland. Daarin leggen bewindspersonen verantwoording af aan de Staten-Generaal
op grond van de ministeriële verantwoordelijkheid en is het aan de Staten-Generaal
om daar consequenties aan te verbinden. Op dit punt ziet het kabinet geen rol en mogelijkheden
voor een externe toezichtautoriteit voor vermoedens van potentiele en schijnbare belangenconflicten.
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt stellen voorts dat een aantal bewindspersonen
eigenaar was van een rechtspersoon (niet zijnde een beursgenoteerde onderneming) of
daar een belang in had. Is er gekeken of deze rechtspersonen netjes met hun fiscale
verplichtingen zijn omgegaan en of zij hun jaarrekeningen tijdig gedeponeerd hebben
bij de Kamer van Koophandel? Kan de Minister-President hierover uitsluitsel geven?
Het fiscaal gedrag, omgang met (neven)functies en de zakelijke en financiële belangen,
alsmede de vraag of er overigens onderwerpen zijn die aan de orde zouden moeten komen
in het gesprek met de formateur, zijn, conform de brief van de vorige Minister-President
Balkenende uit 2002 en de brief van 15 december 2021 (Kamerstuk 28 754, nr. 1), onderdeel geweest van de beoordeling van de kandidaat-bewindspersonen. De brieven
van 14 januari 2022 en 7 februari 2022 heb ik opgesteld in lijn met dit uitgangspunt
van beleid. Ik beschik niet over aanvullende en actuele informatie ten opzichte van
de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022.
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt vragen of de formateur nog constructies
is tegengekomen die mogelijk duiden op ongewenste ontwijking en ontduiking van belastingen.
Zo ja, welke constructies uit het heden of verleden zijn aangetroffen en hoe is daarmee
omgegaan?
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt stellen dat de bewindspersonen allemaal
een brief hebben moeten ondertekenen, namelijk bijlage 2 in het Handboek bewindspersonen
(standaardbrief kandidaat-bewindspersonen aan de formateur). Deze leden vragen om
die brieven te mogen ontvangen.
Het fiscaal gedrag, omgang met (neven)functies en de zakelijke en financiële belangen,
alsmede de vraag of er overigens onderwerpen zijn die aan de orde zouden moeten komen
in het gesprek met de formateur, zijn, conform de brief van de Minister-President
Balkenende uit 2002 en de brief van 15 december 2021, onderdeel geweest van de beoordeling
van de kandidaat-bewindspersonen. De brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022 heb ik opgesteld in lijn
met dit uitgangspunt van beleid. Ik heb geen aanvullende informatie ten opzichte van
deze brieven. Alle kandidaat-bewindspersonen hebben de inhoud van de standaardbrief
onderschreven. Deze brieven behoren tot het personeelsdossier en de daarmee verbonden
privacy van de bewindspersonen.
De leden van de Volt-fractie en het lid Omtzigt constateren tot slot dat het van belang
is dat bewindspersonen bereid zijn om de hele regeertermijn vol te maken, hoelang
die ook duurt. Natuurlijk kunnen persoonlijke omstandigheden (zoals gezondheid of
familiesituaties) leiden tot een andere afweging, maar tussentijds solliciteren hoort
daar niet bij. De manier waarop twee bewindspersonen daar in het demissionair kabinet
mee zijn omgegaan vinden deze leden verwerpelijk. Gezien een aantal hardnekkige geruchten
hebben deze leden nog een aantal precieze vragen:
• Is de Minister-President door de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) benaderd
over eventuele interesse in een positie als secretaris-generaal (SG)?
• Voerde de Minister-President gesprekken in NAVO-verband bij zijn bezoeken aan Griekenland,
Albanië en Noord-Macedonië eind 2021?
• Heeft de Minister-President over de opvolging van de SG NAVO gesproken in Griekenland,
Albanië en Noord-Macedonië en zo ja, kan de Minister-President dan aangeven met wie
en waarom?
• Zal de Minister-President, als hij gevraagd wordt SG van de NAVO te worden, deze functie
weigeren?
• Zijn er afspraken gemaakt over de opvolging van de Minister-President als hij voortijdig
vertrekt? Zo ja, welke?
• Heeft de Minister-President zelf de brief ondertekend die de Ministers ondertekend
hebben? Zo ja, aan wie heeft hij die dan gericht? De leden van Volt en het lid Omtzigt
vragen om de brief te mogen ontvangen. En zo nee, wil hij dat dan alsnog doen?
Ik heb een brief van gelijke strekking ondertekend als de overige kandidaat-bewindspersonen.
Ik ga niet weg en ben dus geen kandidaat voor de functie van SG van de NAVO.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het onderwerp «Belangen van bewindspersonen».
Dit lid vindt het belangrijk dat het kabinet het voortouw neemt en het voorbeeld is
voor de Nederlandse maatschappij.
Het lid van de BBB-fractie heeft geconstateerd dat de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Natuur
en Stikstof over één of meerdere vakantiewoningen beschikken in Nederland die niet
worden verhuurd. Is de Minister-President het ermee eens dat dit een verkeerd signaal
kan afgeven naar de samenleving in de huidige tijden in licht van de woningnood? Kan
de Minister-President aangeven om wat voor woningen dit gaat? En kan de Minister-President
tot slot aangeven waarom desbetreffende woningen niet verhuurd (kunnen) worden?
De zakelijke en financiële belangen zijn, conform de brief van de vorige Minister-President
Balkenende uit 2002 en de brief van 15 december 2021, onderdeel geweest van de beoordeling
van de kandidaat-bewindspersonen. De brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022
heb ik opgesteld in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Ik beschik niet over aanvullende
en actuele informatie ten opzichte van de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari
2022.
Vragen en opmerkingen van de BIJ1-fractie en reactie van de bewindspersoon
Het lid van de BIJ1-fractie neemt met verbazing kennis van de brief, verstuurd door
de Minister-President, over de belangen van bewindspersonen. Dit lid vraagt zich op
basis van de (geschiedenis van) eigendommen en connecties een aantal dingen af.
Het lid van de BIJ1-fractie leest dat verschillende bewindspersonen in het bezit zijn
of waren van meerdere woningen, waarvan een deel deze in bezit heeft voor verhuur.
Dit lid vraagt zich nadrukkelijk af hoe van deze mensen verwacht kan worden dat zij
zich kunnen identificeren met de grote problematiek van de wooncrisis, waarbij zij
zich als leden van dit kabinet moeten committeren aan de bestrijding hiervan.
Alle aantredende bewindspersonen hebben zich bij hun aantreden verbonden aan de uitvoering
van het coalitieakkoord, inclusief de ambities op het terrein van volkshuisvesting
en woningbouw.
Het lid van de BIJ1-fractie leest tevens dat meerdere bewindspersonen in het bezit
waren van verschillende (internationale) aandelen, en een enkeling van bijvoorbeeld
de ING. Hoe kan worden gegarandeerd dat zij, los van financiële belangen, deze investeringen
en aanknopingspunten niet meenemen in hun werk?
De vervreemding en/of het op afstand plaatsen van belangen vormt/vormen volgens de
brief van de vorige Minister-President uit 2002 een geaccepteerde oplossingsrichting
bij de benoeming van bewindspersonen. Na de benoeming geldt de ministeriële verantwoordelijkheid
voor het handelen van bewindspersonen.Zie voorts de hiervoor gegeven antwoorden op
vragen van de PvdA-fractie.
Het lid van de BIJ1-fractie heeft tot slot zorgen over hoe de bewindspersonen zich
kunnen identificeren met de burger. De grote lijsten vol aandelen, woningen en (voormalig)
nevenfuncties zijn niet te vergelijken met het leven van het gros van de mensen in
Nederland. Dit lid vraagt zich af hoe we kunnen garanderen dat zij uit deze elitaire
bubbel kunnen komen, en oprecht kunnen identificeren met de problemen en het dagelijks
leven van de mensen die zij als kabinet moeten vertegenwoordigen.
Het is een groot goed dat mensen met kennis en ervaring en uiteenlopende achtergronden
en loopbanen zich bereid tonen om zich in te zetten voor het openbaar bestuur in Nederland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier