Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. onderzoeken in het kader van de evaluatie van de agenda 'Goed bestuur in de zorg’ (Kamerstuk 32012-46)
2022D11654 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over brieven inzake
Governance in de zorgsector / Inspectie IGJ / Patiënten- en cliëntenrechten1.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
A.
Algemeen
2
B.
Governance in de zorgsector
3
C.
Inspectie
7
D.
Patiënten- en cliëntenrechten
8
II.
Reactie van de bewindspersonen
12
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
A. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven en rapportages over governance
in de zorgsector, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en patiënten- en cliëntenrechten.
Zij hebben enkele vragen en opmerkingen over de geleverde rapportages en brieven.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agendastukken over governance in de zorgsector, Inspectie
IGJ en patiënten- en cliëntenrechten.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agendastukken over governance in de zorgsector, Inspectie
IGJ en patiënten- en cliëntenrechten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agendastukken over governance in de zorgsector, Inspectie
IGJ en patiënten- en cliëntenrechten.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die de Minister heeft gestuurd over governance
in de zorgsector, over de IGJ en over patiënten- en cliëntenrechten. Zij hebben hierover
nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de stukken over governance in de zorgsector.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van alle 44 punten op de agenda. Zij zullen in
hun inbreng de focus leggen op een drietal zaken. Ten eerste hebben de voornoemde
leden een aantal vragen over de onderzoeken naar «goed bestuur in de zorg». Ten tweede
over de evaluatie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en ten
slotte over het adviesrapport Voor Elkaar.
De leden van de SGP-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele vragen te stellen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agendastukken over governance in de zorgsector, Inspectie
IGJ en patiënten- en cliëntenrechten.
B. Governance in de zorgsector
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Minister Resultaten verslag Bestuurlijke Verkenning over het waarschuwingsregister Zorg en
Welzijn dat het Waarschuwingsregister zorg per 1 februari 2022 beëindigd is. Genoemde leden
vinden het belangrijk dat de hoge kwaliteit van de zorg in Nederland gewaarborgd blijft
en dat zorgmedewerkers die wangedrag vertonen er niet mee wegkomen. De Minister heeft
in de brief een diepgaande analyse aangekondigd omtrent instrumentaria die in meer
of mindere mate bijdragen aan een veilige zorgrelatie. De leden van de VVD-fractie
vernemen graag wanneer de Kamer deze analyse kan verwachten.
Tot slot vragen zij aandacht voor zorgwekkende berichten in de media over misstanden
die plaatsvinden bij beschermd wonen. Een deel van de problemen zit in het gebrekkige
toezicht op dit punt. Een andere manier om excessen te voorkomen is door een Kwaliteitskader
Beschermd Wonen in te stellen. In de brief van de Minister Kwaliteitsnormering Beschermd Wonen lezen deze leden dat gemeenten zelf het Kwaliteitskader moeten vormgeven, maar dat
dit niet van de grond komt. Genoemde leden vragen de Minister hoe dit zo snel mogelijk
op orde gekregen gaat worden.
Voor de leden van de D66-fractie is het belangrijk dat de zorg toegankelijk is voor de mensen die deze zorg echt nodig
hebben. Zij vinden dat deze zorg dan ook van goede kwaliteit moet zijn en goed georganiseerd.
Tegelijkertijd signaleren deze leden dat dit steeds meer onder druk komt te staan,
door een stijging van de zorgkosten en een hoge werklast bij personeel. Zij vinden
het daarom belangrijk dat dit kabinet ook inzet op het voorkomen van zorg en op goede
domein-overstijgende samenwerking waar mogelijk. Genoemde leden signaleren dat juist
deze domein-overstijgende samenwerking niet altijd goed tot stand komt, zo begrijpen
zij ook van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving2. Deze leden vragen de Minister daarom te onderzoeken hoe deze samenwerking en het
inzetten op het voorkomen van zorg – dan wel preventie – wel lonend kan worden. Kan
de Minister samen met de Minister van Financiën, een kwantitatief onderzoek uitvoeren
en daarbij kijken waar de baten van preventie en domein-overstijgende samenwerking
zitten, en waar de lasten?
Daarnaast zien de leden van de D66-fractie dat in de zorg nog te vaak de prikkel is
om te behandelen. Deze leden vinden dat passende zorg – de juiste zorg voor mensen
die deze zorg echt nodig hebben – centraal moet staan. Een prikkel om veel behandelingen
uit te voeren, rijmt hier niet mee. Ook medisch-specialistische bedrijven hebben hier
een verantwoordelijkheid in. Genoemde leden vragen de Minister daarom om op korte
termijn in beeld te brengen hoe de verbetering van medisch-specialistische bedrijven
op dit punt gevolgd gaan worden. Zij vragen tevens om aan geven hoe het staat met
de voorbereiding van regelgeving om medisch specialisten in loondienst te brengen,
als zij niet genoeg verbetering laten zien. Deze leden hebben tijdens het hoofdlijnendebat
VWS begrepen dat de Minister hiermee bezig is. Zij zouden echter graag meer informatie
ontvangen over de vraag hoe dit er concreet uit gaat zien.
De leden van de PVV-fractie staan op het standpunt dat de zorg goede bestuurders verdient. Helaas gaat het soms
mis en zijn er bestuurders die verdacht hoge winsten maken. Zelfs in coronatijd wisten
zorgbestuurders zich nog te verrijken door misbruik te maken van de zorgbonus. Recent
was nog in het nieuws dat zorgbestuurders vinden dat hun ontslagvergoeding omhoog
moet en dat ze een wachtgeldregeling willen. Wat vindt de Minister hiervan? Is de
Minister het met genoemde leden eens dat bestuurders na ontslag door wanbeleid nooit
een ontslagvergoeding zouden moeten krijgen en al helemaal geen wachtgeldregeling?
Graag ontvangen genoemde leden een toelichting.
De leden van de PVV-fractie willen al jaren maatregelen om bestuurders op het goede
pad te houden, onder andere door een zwarte lijst bij te houden van foute bestuurders,
door bestuurders hoofdelijk aansprakelijk te stellen en middels een verplichte bestuurderstoets.
Uit de evaluatie van de acccreditatietoets blijkt dat er (per 1 september 2020) 432
geaccrediteerde zorgbestuurders zijn. Is de Minister het met genoemde leden eens dat
dit aantal ongelooflijk weinig is? Hoeveel zorgbestuurders zijn er totaal in Nederland?
Wil de Minister overwegen om de accreditatietoets per direct verplicht te stellen?
Genoemde leden concluderen uit de evaluatie van het Zorginstituut Nederland dat de
onderzoeksmethode bij nieuwe geneesmiddelen voor kleine patiëntengroepen niet volstaat.
Iets wat deze leden al vaker hebben ingebracht. Wanneer komt er dus een herzien onderzoekskader
voor deze patiëntengroepen, inclusief de weesgeneesmiddelen? Hoe wordt in de tussen
tijd omgegaan met de beoordeling van geneesmiddelen voor kleine patiëntengroepen?
Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister van december 2020 naar aanleiding van onder andere
het rapport Goed bestuur in de zorg dat hij stelt met een beleidsreactie te gaan komen.
In de brief van 25 oktober 2021 staat «De verwachting is dat uw Kamer eind 2021 de
beleidsreactie ontvangt»3. De Minister zou dan ook ingaan op de voostellen die door de leden van de CDA-fractie
zijn gedaan tijdens het debat over Arbeidsmarktbeleid in de zorg van 7 oktober 2021.
Namelijk dat veel meer aandacht moet komen bij bestuurders en toezichthouders voor
goed werkgeverschap bijvoorbeeld via verplichte accreditatie. Temeer omdat in het
onderzoek van de vereniging Brancheorganisaties Zorg (BoZ) staat: «De rol van de Raad
van Toezicht (RvT) als «maatschappelijk geweten» verdient meer aandacht, zeker gezien
het gegeven dat toezichthouders binnen de stichting aan niemand verantwoording hoeven
af te leggen». Dit vinden de leden van de CDA-fractie ongezond. Hoe gaat de Minister
borgen dat wel verantwoording afgelegd gaat worden en wanneer kan de Kamer de brief
ontvangen?
De leden van de SP-fractie lezen dat bij sommige ziekenhuizen in de afgelopen twee jaar een kwart van de IC-verpleegkundigen
is vertrokken4. Er mag op zo’n moment verwacht worden dat er goede en verstandige bestuurders zijn
die ingrijpen, die zich opstellen als goede werkgever en er alles aan doen om mensen
te behouden. De beroepsvereniging van bestuurders in de zorg lijkt echter vooral bezig
te zijn met zichzelf. Genoemde leden zijn dan ook geschokt over de berichtgeving dat
de beroepsvereniging van bestuurders in de zorg voorstellen heeft gedaan voor een
verhoging van de ontslagvergoeding, het instellen van een wachtgeldregeling en het
voorstel om hun leaseauto buiten de Wet normering topinkomens te houden. Hoe oordeelt
de Minister over deze voorstellen5?
Kan de Minister zich herinneren dat een voorstel van de leden van de SP-fractie om
te praten over het schrappen van parkeerkosten voor zorgverleners bij hun ziekenhuis,
al een brug te ver was? Deze leden vragen de Minister hoe het bestaat dat zorgverleners
betaald moeten parkeren om te mogen werken, terwijl de bestuurders in de zorg mopperen
dat zij door hun leaseauto niet nog meer salaris kunnen opstrijken. Hoe kijkt de Minister
nu naar dit soort voorstellen van zorgbestuurders en wat gaat de Minister doen om
deze cultuur onder bestuurders aan te pakken? Is de Minister het met de leden van
de SP-fractie eens dat het te gek voor woorden is dat zorgverleners die daadwerkelijk
voor mensen zorgen, veel slechter worden behandeld dan de bestuurders aan de top?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat governance in de zorg in de zin van bestuur in de zorg er aan
moet bijdragen dat de kwaliteit in de zorg verzekerd wordt, het aanbod en dienstverlening
op peil zijn en dat de financiering ten goede komt aan de zorg en niet aan de markt.
In dit kader hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
Zo hebben zij de aflevering van Kassa van 18 maart 2022 gezien6. Daarin worden niet voor het eerst pijnpunten ten aanzien van het Persoonsgebonden
budget (PGB) naar voren gebracht. Voor genoemde leden is het niet te begrijpen waarom
mensen met een permanente beperking te maken krijgen met talloze herkeuringen om te
bewijzen dat zij nog steeds te maken hebben met deze permanente beperking. Waarom
is dit ook als er geen enkele kans is dat de beperking verdwijnt, toch steeds nodig?
Is de Minister het ermee eens dat het onwenselijk is? Zo ja, hoe wil de Minister dit
veranderen? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat misbruik van zorgvoorzieningen
waaronder de PGB uiteraard onwenselijk is. Echter zijn deze leden eveneens van mening
dat vooral als er indicaties voor eventueel misbruik zijn, daarop gecontroleerd en
gehandeld moet worden. Te intensieve controles, tot aan huisbezoeken aan toe, zonder
dat daar aanleiding toe is, zijn naar de mening van deze leden onnodig belastend.
Wat is de omvang van misbruik van het PGB? Heeft de Minister concrete cijfers over
misbruik binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Jeugdwet, Wet langdurige
zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw)? Zijn de intensieve controles op gebruik van
het PGB volgens de Minister in verhouding tot de hoeveelheid misbruik? Hoe wordt de
keuze gemaakt en op grond van welke criteria over wie er gecontroleerd gaat worden?
Worden daarbij algoritmes gebruikt en zo ja, door wie worden die gecontroleerd?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderzoek naar de bijdrage van de Governance
code aan goed bestuur en toezicht. Hierbij merken de genoemde leden wel op dat het
onderzoek alleen is gedaan onder leden van de Raden van Bestuur en Raden van Toezicht.
Hoe beoordeelt de Minister dit onderzoek naar bestuurders als degenen die bestuurd
worden (de zorgverleners) niet is gevraagd hoe zij het bestuur ervaren?
Op pagina 42 van het bovengenoemde onderzoek lezen deze leden dat in-, samen- en tegenspraak
van medezeggenschapsorganen over de hele linie is verbeterd, maar dat wel de Verpleegkundige
Advies Raad (VAR) en varianten daarvan, achterblijven. Hieruit kan worden geconcludeerd
dat het met betrekking tot zeggenschap van zorgverleners dus helemaal nog niet sterk
verbetert. In de Governancecode Zorg 2022 is hier gelukkig wel meer aandacht voor.
Maar genoemde leden vragen wel op welke manier professionele zeggenschap van zorgverleners
hiermee wordt verbeterd. Zeggenschap had immers in de vorige Governance Code ook al
een plek, maar dat heeft geen effect gesorteerd. Daarnaast vragen zij zich af hoe
de toezichthouders de nieuwe Governancecode gebruiken bij het toezicht en de handhaving
en of zeggenschap niet ook in het Kader Goed bestuur een prominentere plek moet krijgen.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat er momenteel in de Kamer veel aandacht
is voor zeggenschap van zorgverleners. Er is voor de begroting van 2022 een amendement
aangenomen om binnen het herstel van zorgprofessionals tien miljoen euro te investeren
in zeggenschap en momenteel wordt ook het voorstel van wet van de leden Ellemeet en
Tielen houdende wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband
met de invloed van zorgverleners behandeld7. Genoemde leden vragen hoe de Minister zeggenschap langdurig onder de aandacht wil
brengen en structureel wil borgen dat hier middelen voor beschikbaar zijn.
Deze leden hebben ook met interesse kennisgenomen van de evaluatie van de accreditatie
van zorgbestuurders. In de basis vinden zij een accreditatie voor zorgbestuurders
een goed idee. Daarmee kunnen meer garanties worden ingebouwd dat zorgbestuurders
over de juiste expertise beschikt en dat de zorgbestuurder deze expertises verder
ontwikkelt. Maar ook hier vragen deze leden of de lijst van expertisegebieden wel
compleet is. Want de expertisegebieden en accreditatie lijkt erg vanuit de bestuurlijke
blik te zijn gecreëerd. Terwijl ook hier de leden van de GroenLinks-fractie de stem
van de zorgverleners essentieel vinden. Dus hoe worden zij betrokken bij de accreditatie?
Op welke wijze is samen met zorgverleners besturen, het organiseren van medezeggenschap,
deel van de expertisegebieden?
Ook het derde onderzoek, de evaluatie van het programma Goed Toezicht, hebben genoemde
leden met interesse tot zich genomen. Een van de opvallendste resultaten is dat volgens
het onderzoek er in de Raden van Toezicht over het algemeen voldoende zorginhoudelijke
kennis aanwezig is. Hier plaatsen deze leden wel wat kritische kanttekeningen bij.
Want hoe is zorginhoudelijke kennis precies gedefinieerd? Betekent dit ook dat volgens
deze evaluatie de Raad van Toezicht voldoende oog heeft voor de belangen van zorgverleners
zoals de verpleegkundigen en verzorgenden? Kan dit niet veel makkelijker worden gegarandeerd
als niet alleen het bestuur mensen voor de RvT kan aannemen, maar de werknemers zelf
ook een aantal leden van de RvT kunnen kiezen? Welke stappen zouden nodig zijn om
werknemers meer invloed te geven op de samenstelling van de RvT en is de Minister
bereid om deze stappen ook te zetten?
Het lid van de BBB-fractie vraagt aandacht voor kleinschalige zorgondernemers met platte organisaties met weinig
overhead. Deze ondernemers lopen vast op de enorme hoeveelheid aan administratieve
last die op hen afkomt. Bij deze organisaties met weinig overhead gaat er per euro
relatief veel geld naar de zorg zelf. Dit lijkt het genoemde lid de meest wenselijke
situatie. Door de steeds maar toenemende regeldruk zijn zij nu gedwongen om de overhead
te vergroten, met andere woorden: er moeten mensen worden aangenomen om aan de regeldruk
te voldoen. De organisaties waar het om gaat geven aan dat de wet- en regelgeving
is ingericht op organisaties met veel overhead. Er ontstaat zo een situatie waarin
we de zorg juist dwingen naar meer overhead per zorgeuro. Problemen doen zich bijvoorbeeld
voor rondom toezichthouders of cliëntenraden. Het lid van de BBB-fractie vraagt of
het mogelijk is om bijvoorbeeld te werken met een kleine ondernemingsregeling, waarbij
een lichter regime kan gelden voor kleinere zorgondernemers. En zo niet, heeft de
Minister dan andere voorstellen om juist deze kleinschalige zorgondernemers niet overmatig
te belasten met regeldruk?
C. Inspectie
De leden van de VVD-fractie hebben groot respect voor de manier waarop de IGJ gedurende corona toezicht heeft
gehouden op de zorgsector. Het is goed dat de IGJ aandacht besteedt aan het borgen
van positieve lessen die kunnen worden getrokken uit de crisis. In de brief van de
Minister Informatievoorziening IGJ – onderzoek Atos en in het onderzoek naar de herbruikbaarheid van ICT-zaaksysteem SPEC, lezen genoemde
leden over het niet herbruikbaar zijn van dit nieuwe ICT-systeem van de IGJ. Dit systeem
heeft 35 miljoen euro gekost, maar blijkt niet goed te functioneren. De ontwikkeling
van SPEC ging uit van een Rijkszaak. Dictu heeft de Minister laten weten dat op dit
moment veertien andere implementaties van Rijkszaak in productie zijn genomen binnen
de rijksoverheid. De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze implementaties worden
gemonitord en of zogenoemde «red flags» op tijd worden opgemerkt, opdat een situatie
als SPEC voorkomen kan worden. Ook vragen zij wanneer de Programmadirecteur Informatievoorziening
aangesteld zal worden.
De leden van de PVV-fractie zien de Inspectie keer op keer negatief in het nieuws komen. Zorgbreed lijkt de Inspectie
tekort te schieten. Waar was de Inspectie bij de misstanden van zorgorganisatie Zuster
Norma of van transgenderaanbieder Stepwork? Waar was de Inspectie bij de aanpak van
neptherapeuten – om maar een paar berichten van vorig jaar aan te halen. Volgens organisatie
Netwerk Cliënt-en-Raad Zorg is er een toename van het aantal meldingen en klachten
van bewoners en familieleden, maar heeft de Inspectie daar te weinig oog voor en worden
te weinig controles uitgevoerd. Genoemde leden willen daarom graag een overzicht van
alle aangekondigde en niet-aangekondigde inspecties van de afgelopen vijf jaar.
Genoemde leden vragen verder waar de prioriteiten van de Inspectie liggen, gezien
het feit dat de Inspectie wel tijd en mankracht over had om zo’n 60 artsen te berispen
omdat zij desinformatie over corona zouden verspreiden. Had de Inspectie zich niet
beter bezig kunnen houden met de kwaliteit van de mondkapjes tijdens de coronacrisis?
Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
De leden van de CDA-fractie willen enkele vragen stellen over de lijkschouw. De Minister schrijft in zijn brief
Kabinetsreactie op het adviesrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
«Gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen onder druk, veel zorgen op korte
termijn»dat de IGJ constateert dat de continuïteit in de uitvoering van een goede lijkschouw
gevaar loopt, omdat de randvoorwaarden voor de uitoefening van het beroep van de forensisch
arts onder druk staan onder andere door een tekort aan artsen. Genoemde leden hebben
hierover al eerder vragen gesteld. Een andere oorzaak is de aanbesteding van medische
arrestantenzorg. Dat is vanwege corona nu twee jaar opgeschort, begrijpen deze leden.
Maar wat gaat er nu gebeuren? Is de Minister bereid om dit net als bij ambulances
een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) te laten zijn?
De leden van de PvdA-fractie hebben grote zorgen over het gemeentelijk toezicht op de Wmo. Op 31 januari stelde
deze leden daarom vragen over de zeer zorgelijke situatie in de zorgroep in Tilburg8. Als reactie op deze vragen werd gesteld door de Staatssecretaris: «Gemeenten hebben
van de wetgever veel beleidsruimte gekregen om uitvoering te geven aan de Wmo2015.»
Gemeenten geven zelf echter aan meer ondersteuning van het Rijk nodig te hebben om
goed toezicht te houden. Ziet de Minister ruimte om vanuit het ministerie gemeenten
beter te ondersteunen?
Ook willen genoemde leden aandacht vragen voor governance in de jeugdzorg. Geld dat
bedoeld is voor jeugdzorg komt daar vaak niet terecht. Individuele gemeenten hebben
acties ondernomen om deze situatie aan te pakken. Zo is er nu in regio’s Den Bosch
en Den Haag sprake van een winstmaximalisatie van 5% voor jeugdzorgaanbieders. Hoe
beoordeelt de Minister dit initiatief? Deze leden maken zich zorgen over de steeds
actievere rol van private equity in de zorgsector. Zij vrezen dat deze financiers
het belang van winst boven het belang van de zorg laten gaan. Hoe beoordeelt de Minister
deze ontwikkeling?
Tenslotte hebben de leden van de PvdA-fractie met zorg kennisgenomen van het rapport
van de IGJ met betrekking tot de forensisch artsen. Zij lezen daarin dat onder andere
vanwege een te krappe en onzekere financiering de forensische geneeskunde, waaronder
lijkschouw, in de knel dreigt te komen. De vorige ministers van VWS, J&V en BZK lieten
echter weten9 dat de besluitvorming over de benodigde structurele investering van 20 miljoen euro
aan het volgende kabinet zou worden overgelaten. Heeft de Minister inmiddels een besluit
hierover genomen? Zo ja, wat is dat? Zo nee, waarom niet?
D. Patiënten- en cliëntenrechten
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief Evaluatie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) aanbevelingen waar nog een inhoudelijke reactie van de Minister op moet komen. Zij
merken op dat het gros van de aanbevelingen gaat over het verbeteren van de klachten-
en geschillenprocedures. Wanneer wordt een inhoudelijke reactie op de evaluatie verwacht,
en zijn al stappen gezet met betrekking tot het oppakken van de uitkomsten? Genoemde
leden zijn hierbij vooral benieuwd naar aanbeveling 8 en 9 van de Evaluatie van de
Wkkgz, welke gaan over het verbeteren van de werkwijze van de Inspectie.
Tevens lezen deze leden dat de evaluatie van de Wkkgz laat zien dat de klachten en
geschillenregeling nog niet doet wat het moet doen. De leden van de VVD-fractie ontvangen
uit het veld signalen dat de kwaliteitseisen bij geschillencommissies soms marginaal
zijn, en dat de kwaliteit tussen geschillencommissies sterk verschilt, bijvoorbeeld
omdat sommige commissies niet of nauwelijks klachten behandelen. Deswege zijn deze
leden benieuwd of de Minister bekend is met deze signalen. Ook willen zij weten hoe
de kwaliteit bij geschillencommissies wordt gewaarborgd en wie daar op toeziet. Hoe
kunnen de kwaliteitseisen bij geschillencommissies aangescherpt worden?
Voorts willen genoemde leden in het bijzonder aandacht vragen voor de mogelijkheid
om op afstand aanwezig te zijn bij een geschillenprocedure. Deze mogelijkheid is door
corona ontstaan, en bleek voor veel mensen een uitkomst. Kan dit vanaf nu staande
praktijk kan worden?
De leden van de D66-fractie willen aandacht vragen voor de positie van de patiënt in de zorg. Voor deze leden
gaat samen beslissen verder dan de spreekkamer. Zij vinden dat patiënten via hun vertegenwoordigende
organisaties mede vorm moeten kunnen geven aan hoe de zorg is ingericht. Genoemde
leden vragen de Minister daarom ook om aan te geven of cliënten- en patiëntenrechten
in het huidige beleid10 voor medezeggenschap nu goed genoeg geborgd worden. Ook vragen zij in beeld te brengen
wat de eerste effecten zijn van de Wet verzekerdeninvloed Zorgverzekeringswet11, die op 1 januari 2021 in werking is getreden. Daarnaast vragen genoemde leden de
Minister om aan te geven hoe de patiëntvertegenwoordiging ook in het Regeringsbeleid
wordt geborgd, bijvoorbeeld in een integraal zorgakkoord.
Tot slot is het betrekken van patiënten en gehandicaptenorganisaties (PG) bij besluitvorming
voor genoemde leden essentieel. Dit komt ook vaak terug in de plannen van de Minister
en hier stelden leden van de D66-fractie dan ook al eerder vragen over. Zij vinden
het echter wel belangrijk dat het tevens mogelijk gemaakt wordt voor vertegenwoordigde
organisaties om deze rol te pakken. Deze leden begrijpen dat het PG-beleidskader afloopt
in 2023 en horen graag van de Minister of en hoe hier gevolg aan wordt gegeven12.
De leden van de PVV-fractie waren blij met het Waarschuwingsregister, een soort zwarte lijst voor zorgpersoneel
dat gebruikt werd bij sollicitaties om fout personeel te weren uit de zorg. Zij zijn
dan ook teleurgesteld dat dit Waarschuwingsregister is opgeheven. Volgens deze leden
was het mogelijk het Waarschuwingsregister te verbeteren, het gebruik te stimuleren
en het uit te breiden naar al het zorgpersoneel, inclusief bestuurders. Is een doorstart
in nieuwe vorm nog mogelijk? Graag ontvangen deze leden een reactie.
Genoemde leden hebben veel oproepen gekregen van patiëntenorganisaties die meer structurele
financiële middelen nodig hebben. Gezien de aangekondigde transities zoals het Integraal
Zorgakkoord, De Juiste Zorg op de Juiste Plek en Passende Zorg, achten deze leden
dat ook redelijk. Hun stem daarin moet verstevigd worden. Gaat de Minister deze middelen
toezeggen?
De leden van de CDA-fractie willen het hebben over bewindvoering in relatie tot de wijziging van de Wet curatele,
beschermingsbewind en mentorschap. Sinds 2014 hebben instellingen de bevoegdheid gekregen
om een verzoek bij de rechter in te dienen om wettelijk vertegenwoordigers aan te
stellen of te ontslaan. Na onderzoek door onder andere Pointer13 is naar voren gekomen dat er misstanden zijn rondom bewindvoering. Zorginstellingen
worden steeds machtiger en kunnen, soms in samenspraak met professionele bewindsbureaus,
familie op afstand zetten. De rechter gaat hier vaak in mee, want die volgt het advies
van een psychiater of andere professional uit die zorginstelling. De vorige Minister
voor Rechtsbescherming zou in gesprek gaan met de rechtelijke macht, maar de leden
van de CDA-fractie vinden ook dat de Minister in overleg moet de zorgeninstellingen!
Dit is toch niet de bedoeling geweest van de wetswijziging destijds? Zou de Minister
dit willen doen? Welke bescherming staat er open voor deze kwetsbare doelgroep en
hun familie?
Dan in het verlengde hiervan begrijpen genoemde leden ook dat zorginstellingen het
verbod – dat zorgmedewerkers geen budgetten van cliënten met een verstandelijke handicap
mogen beheren – omzeilen door een aparte stichting op te richten. Er lijkt dan toch
sprake te zijn van een soort van belangenverstrengeling, hoe ziet de Minister dit?
Herkent de Minister dit beeld en is de Minister bereid hier nader onderzoek naar te
doen? Waarom wordt niet opgetreden als koepelorganisaties ervaren dat dit gebeurt
en het Burgerlijk Wetboek dit verbiedt?
Alle politieke partijen en dus ook de leden van de CDA-fractie hebben de afgelopen
week allemaal brieven gehad van patiënten- en gehandicaptenorganisaties, met de roep
om de ophoging van het subsidiebedrag van 25 miljoen naar 60 miljoen euro, omdat zij
meer taken op zich af zien komen. Kan de Minister toelichten hoe het staat met het
subsidiekader? Is dat klaar en openbaar? Wat verwacht de Minister de komende periode
van patiënten- en gehandicaptenorganisaties bijvoorbeeld met betrekking tot samenwerken?
Is de Minister van mening dat meer financiële middelen nodig zijn dan de beschikbare
25 miljoen euro? Waarom wel of waarom niet?
De meeste zorgaanbieders hebben een klachtenfunctionaris en zijn aangesloten bij een
geschillencommissie. Dat blijkt uit de tweede monitor van de Wet kwaliteit, klachten
en geschillen in de zorg. Zorgaanbieders moeten een klachtenfunctionaris aanstellen
en sinds 2017 moeten zij zich aansluiten bij een onafhankelijke geschillencommissie.
Fouten maken mag, alleen lijkt het leren van die fouten moeilijk van de grond te komen.
Klachtenfunctionarissen werkzaam bij zorginstellingen of extern, hebben hierin nauwelijks
een rol in. Dit is een verontrustend beeld. Hoe kan dit worden bevorderd en wat vindt
de Minister hier van? Een lerende organisatie wil dit toch juist betrekken bij de
verdere ontwikkeling en uitvoering van beleid?
De leden van de CDA-fractie weten dat de controle op de besteding van het persoonsgebonden
budget (PGB) bij de invoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) ingrijpend is veranderd.
Sinds de invoering van deze wet dienen zorgkantoren vooraf te controleren of het PGB
besteed wordt aan de zorg waar het voor bedoeld is. Deze wijziging is bedoeld om de
verzekerde te beschermen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geconstateerd dat
zorgkantoren in veel gevallen nog steeds achteraf controleren. Wat vindt de Minister
hiervan? Gaat de Minister hierover met zorgkantoren in overleg?
De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat groepen patiënten zich kunnen verenigen. Samen sta
je namelijk sterker, zeker wanneer je als patiënt meemaakt, of het gevoel hebt dat
de overheid of zorgverzekeraars niet doen wat goed is voor de patiënt. Daarom is het
ook heel belangrijk dat voor deze organisaties voldoende geld wordt vrijgemaakt. Wat
voor deze leden ook belangrijk is dat inspraak en betrokkenheid zo dicht mogelijk
bij de patiënten zelf wordt georganiseerd. Zij zijn daarom ook altijd kritisch geweest
als het gaat om de schaalvergroting in de patiëntenorganisaties. Een koepelorganisatie
krijgt namelijk al snel een heel bestuurlijke instelling terwijl de problemen en zorgen
van patiënten vaak juist heel praktisch zijn. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze
ontwikkeling?
Een andere zorg van genoemde leden is de onafhankelijkheid van patiënten- en cliëntenorganisaties.
Directe financiering – bijvoorbeeld van de PatiëntenFederatie – door het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of de farmaceutische industrie is ongewenst.
Dat kan namelijk een afhankelijkheidsrelatie creëren. Welke ideeën zijn er bij de
Minister om de patiëntenorganisaties een meer onafhankelijke rol te geven? Voorts
vragen de leden van de SP-fractie hoe het beschikbare geld voor patiëntenvereniging
zo eerlijk mogelijk verdeeld kan worden. Is de Minister bereid om meer te investeren
in de daadwerkelijke organisaties van patiënten zelf, zodat koepels minder vaak namens
álle patiënten spreken? Kan de Minister deze leden ook bijpraten over in hoeverre
farmaceutische bedrijven bijdragen aan de financiering van patiëntenorganisaties?
Ook hier geldt dat de onafhankelijkheid onder druk kan komen te staan of dat groepen
patiënten kunnen worden ingezet om het belang van een farmaceutisch bedrijf te dienen.
Deze leden vragen om een toelichting hierop.
De leden van de PvdA-fractie vinden het gesprek met- en de inspraak door de patiënt van groot belang. Om misstanden
aan te kaarten en zinnige zorg te verzekeren is het patiëntenperspectief belangrijk.
Uit het veld horen deze leden veel zorgen over de financiële middelen bij het nieuwe
PG-beleids- en subsidiekader. Zijn dit terechte zorgen? Klopt het beeld dat de rol
van patiëntengroepen groter wordt? Zo ja, hoe gaat de Minister dan zorgen dat daar
voldoende budget voor vrijgemaakt gaat worden?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de Wkkgz recent is geëvalueerd en kijken uit naar de kabinetsreactie
op de evaluatie. Toch willen zij wel al een paar vragen stellen over het klachtrecht
en de geschilleninstantie. Deze zijn in principe zo ingericht dat cliënten laagdrempelig
een klacht kunnen indienen en bij de geschillencommissie terecht kunnen. Maar deze
procedures zijn wel sterk gericht op kwaliteit van zorg. Genoemde leden vragen of
dat voldoende is, aangezien er ook een vertrouwensrelatie en afhankelijkheidsrelatie
is tussen de cliënt en de zorgverlener. Kunnen zij bij mogelijk grensoverschrijdend
gedrag ook laagdrempelig bij deze instanties terecht en zijn de klachtenregelingen
en geschillencommissies hier goed voor geëquipeerd? Zo nee, waar kunnen melders dan
wel goed geholpen worden? Is er een beeld van het aantal meldingen van grensoverschrijdend
gedrag in de zorg?
Tot slot willen deze leden nog een aantal vragen stellen over een toekomstbestendige
patiënten- en cliëntenbeweging. Voor de leden van de GroenLinks-fractie is dit een
erg belangrijk punt, omdat het raakt aan een van de kernbeginselen van de democratische
rechtsstaat, namelijk de bescherming van minderheden.
Bescherming van minderheden kan op veel verschillende manieren, maar specifiek voor
mensen met een beperking is het erg belangrijk dat zij op een goede manier worden
betrokken bij het maken van beleid. Het is namelijk vaak niet zo dat de doelstellingen
van beleid nadelig zijn voor mensen met een beperking, maar de uitwerking wel. Dit
komt simpelweg vaak omdat zij niet voldoende worden betrokken. Daarom achten deze
leden het principe van «niets over ons, zonder ons», wat tevens uit het VN-verdrag
voor de rechten van mensen met een beperking komt, zo ontzettend belangrijk.
Om mensen met een beperking goed te kunnen betrekken bij het maken van beleid, zijn
er goede vertegenwoordigende organisaties nodig. Doordat veel beleid voor mensen met
een beperking op het bordje van de gemeenten en de provincie ligt, menen genoemde
leden dat PG-organisaties op alle niveaus goed georganiseerd moeten worden. Daar dient
dan natuurlijk ook voldoende financiering voor te zijn.
Deze leden delen de analyse van de voormalig Minister voor Medische Zorg dat het huidige
subsidiekader van 25 miljoen euro, niet toereikend is. Zij zijn dan wel verbaasd dat
het nieuwe kabinet dit probleem niet adresseert en geen extra middelen vrijmaakt.
Hoe verwacht de Minister dat alle doelstellingen die voortkomen uit de Juiste Zorg
op de Juiste Plek, passende zorg, preventie en het VN-verdrag voor mensen met een
beperking kunnen worden gehaald als er geen extra financiering is? Of is de huidige
Minister toch bereid om het subsidiekader te verhogen naar 60 miljoen euro, het bedrag
dat de PG-organisaties zelf aangeven nodig te hebben om effectief patiënten en cliënten
te kunnen vertegenwoordigen?
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat er niet voldoende wordt geïnvesteerd
in het PG-kader. Als de vertegenwoordigende organisaties niet voldoende middelen hebben
om effectief mensen met een beperking te kunnen vertegenwoordigen, dan wordt in de
ogen van genoemde leden onze democratische rechtsstaat ingeperkt.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de ambtsvoorganger van de Minister in juli 2021 aan de Kamer schreef14 dat «afgezet tegen de beperkte middelen waarover pg-organisaties beschikken de uitdaging
om te voldoen aan het toenemende beroep steeds groter wordt. Laat staan om het volle
potentieel aan aanwezige ervaringsdeskundigheid ten volle te benutten.» Genoemde leden
zijn van mening dat de beleidsagenda voor de toekomst van de zorg niet gerealiseerd
kan worden zonder extra inspanning van de patiëntenverenigingen. Vooralsnog is echter
onduidelijk in hoeverre en per wanneer de benodigde financiering aan PG-organisaties
beschikbaar gesteld gaat worden. Deze leden vragen de Minister daarom of wordt herkend
dat de huidige financiering voor inzet van patiënten- en cliëntenorganisaties al krap
is? Welke mogelijkheden ziet de Minister om op korte termijn meer duidelijkheid en
meer financiële middelen beschikbaar te stellen voor de huidige inzet van patiënten-
en cliëntenorganisaties? Ook vragen deze leden welke mogelijkheden de Minister ziet
om, met het oog op de gevraagde extra inzet ten behoeve van de beleidsagenda en veranderopgaven
voor de toekomst van de zorg, structureel meer financiële middelen beschikbaar te
stellen aan patiënten- en cliëntenorganisaties.
Verder vragen de leden van de SGP-fractie hoe de Minister de formele positie van patiëntenorganisaties
beziet. Op dit moment hebben patiëntenorganisaties formeel geen positie om gemaakte
afspraken, bijvoorbeeld door middel van convenanten, daadwerkelijk af te dwingen.
Is de Minister bereid om met patiëntenorganisaties in gesprek te gaan om te bezien
hoe de positie van deze organisaties versterkt kan worden?
Het lid van de BBB-fractie vraagt aandacht voor structurele financiering van de zogenaamde PG-beweging. Het
gaat hier over de positie en financiering van patiënten-, cliënten-, naasten- en gehandicaptenorganisaties.
Patiëntenorganisaties geven aan dat er jaarlijks 60 miljoen euro nodig is, terwijl
er 25 miljoen euro is gereserveerd. Kan de Minister hierop reflecteren? Ziet de Minister
mogelijkheden om het budget te verhogen? Genoemd lid onderstreept het belang van deze
organisaties, ook voor de diverse transities die zijn ingezet. Laten we vooral de
mensen om wie het gaat niet vergeten! Bovendien verzorgen deze organisaties ook lotgenotencontact;
een vorm van informele zorg die van grote waarde is voor patiënten. Kortom: graag
een reactie van de Minister op het tekort aan structurele middel.
Dit lid hoort verontrustende geluiden over de rechten van cliënten en de naleving
daarvan. Daarbij worden voorbeelden genoemd die zorgwekkend zijn. Het is daarom van
groot belang dat cliënten in instellingen goed vertegenwoordigd worden en dat klachtenprocedures
meer zijn dan een papieren tijger. In de praktijk is het vaak erg lastig om gehoord
te worden en is er weinig keuze. Herkent de Minister deze geluiden en is de Minister
voornemens om hier naar te kijken en oplossingen te bedenken?
II. Reactie van de bewindspersonen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.