Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening anti-dwang instrument (Kamerstuk 22112-3300)
2022D09956 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Fiche: Verordening
anti-dwang instrument (Kamerstuk 22 112, nr. 3300).
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inbreng VVD-fractie
2
Inbreng D66-fractie
3
Inbreng CDA-fractie
4
Inbreng SP-fractie
4
Inbreng GroenLinks-fractie
5
Inbreng Volt-fractie
6
II
Antwoord / Reactie van de Minister
9
III
Volledige agenda
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche
Beoordeling Nieuw Commissievoorstel (BNC), en hebben daarover nog enkele opmerkingen
en vragen.
De leden van de VVD-fractie steunen de totstandkoming van een effectief instrument
dat voorkomt dat de EU op oneigenlijke wijze onder druk wordt gezet, zeker ook als
het hierbij gaat om één land onder druk zetten zoals is gebeurd bij Litouwen door
China. Kan de Minister aangeven welke meerwaarde het instrument in dergelijke gevallen
kan hebben ten opzichte van het huidige instrumentarium? Zal er bij toepassing van
het instrument ook gekeken worden naar het belang van de bescherming van de integriteit
van de interne markt, zodat die niet meer zoals nu door China onder druk wordt gezet
door eisen te stellen aan hoe bedrijven in de EU zelf hun waardeketen inrichten als
zij nog naar China willen exporteren?
De Minister schrijft dat de EU haar handelsbeleid geopolitieker moet gaan benaderen
en dat de EU haar marktmacht effectiever moet gebruiken als geopolitiek instrument.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de kwalitatieve indicatoren voor het
opleggen van anti-dwang maatregelen voor derde landen ook publiekelijk in te zien
zijn? Hoe en door wie wordt er besloten om het anti-dwang instrument in te zetten?
De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat ondernemers in derde landen
niet worden afgeschrikt door dermate «onbekende» indicatoren wat kan leiden tot Europees
protectionisme. Hoe wordt er ingezet op de juiste balans tussen weerstand bieden aan
oneigenlijke druk en het zoveel als mogelijk behouden van een open economie? Is het
hier bijvoorbeeld ook mogelijk verschil te maken tussen landen die zich constructiever
opstellen bij het zoeken naar andere manieren van geschillenbeslechting, en landen
die daar niet voor open staan? Daarnaast vinden de leden van de VVD-fractie het van
belang dat er een permanente dialoog met het bedrijfsleven is en blijft. Wie zorgt
er voor dat de permanente dialoog met het bedrijfsleven over het anti-dwanginstrument
gefaciliteerd gaat worden?
De leden van de VVD-fractie staan achter een goede balans tussen een afschrikwekkend
instrument dat effectief kan worden ingezet, het adequaat waarborgen van de belangen
van de EU en haar lidstaten, en de wens om disproportionele kosten zoveel mogelijk
te voorkomen, voor bijvoorbeeld lidstaten met een open economie. De Minister schrijft
dat betrokkenheid van de Raad bij het nemen van maatregelen van belang is. Kan zij
toelichten hoe de rol van de handelsministers in het proces er precies uitziet? Hoe
gaat geborgd worden dat Directoraat Generaal Handel van de Europese Commissie (DG
Trade) niet te solistisch op gaat treden, maar de keuze voor maatregelen is ingebed
in een bredere strategie waarin ook andere maatregelen een rol kunnen spelen? Hoe
zit het met de checks and balances? Erkent de Minister dat relatief open economieën eigenlijk twee belangen hebben rond
het instrument, namelijk dat er geen disproportioneel gebruik komt dat doorslaat naar
protectionisme, maar dat relatief open economieën ook extra kwetsbaar kunnen zijn
voor dwang door derde landen en daarom de bescherming van het instrument nodig hebben?
Hoe wordt hier in de uitvoering rekening mee gehouden?
Verder schrijft de Minister dat het kabinet graag verdere toelichting wil over de
criteria met betrekking tot informele economische dwang en/of toepassing op natuurlijke
personen of bedrijven. De leden van de VVD-fractie delen deze gedachte en vragen zich
af of er in de criteria ook extra aandacht is voor bedrijven met staatsteun? Wat zouden
de criteria zijn? Is er in de criteria ook aandacht voor ongereguleerde monopolisten
en bedrijven die staatsteun ontvangen en zijn hier andere maatregelen voor? Dit laatste
juist vanwege het geopolitieke karakter bij dit soort bedrijven.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche over
de Verordening van het anti-dwang instrument. Deze leden zijn blij dat het kabinet
in beginsel positief tegenover het voorstel staat. De ontwikkelingen van de afgelopen
twee weken tonen ten overvloede de noodzaak aan van een EU die snel en efficiënt te
werk moet kunnen gaan, om de persoonlijke en economische vrijheid van EU-burgers te
kunnen beschermen. De leden hebben over het fiche nog wel enkele vragen.
De leden vragen zich af wat het te verwachten tijdpad is voor de implementatie van
dit instrument. De huidige crisis in Oekraïne laat zien dat geopolitieke volwassenwording
van de EU niet langer op zich kan laten wachten en dit instrument zou daar een sterk
onderdeel vanuit kunnen maken. Indien de verwachting is dat dit instrument snel geïmplementeerd
kan worden, hoe wordt het sanctiepunt van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
voorbereid op mogelijke uitwerkingen van dit instrument?
De leden vragen zich af of er verdere toelichting gegeven kan worden over hoe dit
instrument precies zal gaan werken zoals het nu voorgesteld is. In de eerste fase
zal de Commissie kijken of er sprake is van economische dwang door een derde land.
Wat zijn die criteria precies en welke criteria zou Nederland hierin op willen nemen?
Welke belanghebbenden kunnen gevraagd worden in de beoordeling of er sprake is van
economische dwang? In hoeverre zal de inbreng van belanghebbenden wegen in de uiteindelijke
beoordeling van de Commissie? Wie initieert de eerste fase? Zal dit de Europese Commissie
zijn die economische dwang signaleert, of kunnen lidstaten zich melden als zij economische
dwang van een derde land signaleren? Kunnen individuele bedrijven zich ook melden
als zij van mening zijn dat derde landen economische dwang gebruiken? Welke termijn
wordt door de Commissie gezien als een redelijke termijn waarin er over de economische
dwang onderhandeld wordt? Wat vindt Nederland een redelijke termijn? Wat is de rol
van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het geschillenbeslechtingsmechanisme in deze
procedure? In de tweede fase wordt gesteld dat de Commissie maatregelen kan vaststellen
mits dit in het belang is van de EU en noodzakelijk om de belangen en rechten van
de Unie en de lidstaten te beschermen. Welke kwalitatieve criteria liggen er onder
die beslissing? Wanneer wordt besloten dat dit in het belang van de EU is? Kunnen
lidstaten het aanvechten indien de Commissie besluit dat het niet in het belang van
de EU is maatregelen op te leggen? Zal dit dan ook moeten gebeuren met een gekwalificeerde
meerderheid in de Raad?
Heeft het instrument wat Nederland betreft op dit moment voldoende afschrikkende werking?
Hoe zou wat Nederland betreft die werking verhoogd kunnen worden?
Wat betekent dit instrument voor de Nederlandse ondernemers? Zullen zij bijtijds meegenomen
worden in de overwegingen van de Commissie? Kan de Minister toelichten wat voor impact
zij precies van deze maatregelen zullen ervaren? Hoe verhoudt dit instrument zich
bijvoorbeeld tot het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI)? Worden die ook in samenhang beoordeeld door de verschillende Europese instanties?
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA Tweede Kamerfractie maken graag van de gelegenheid gebruik om
enkele vragen te stellen naar aanleiding van de brief met Kamerstuk 22 112, nr. 3300 betreffende fiche; Verordening anti-dwang instrument.
Welk mandaat heeft de Raad (van de EU) om de proportionaliteit te toetsen of het anti-dwang
instrument te rechtvaardigen is om in te zetten in het algemeen belang van de EU en
niet van een individueel lid(staat)?
Kan de Minister de governance structuur rondom het anti-dwang instrument nog eens
helder toelichten. Wie doet wat en wanneer? Wie beslist er uiteindelijk en in welke
verhoudingen?
Wanneer is er sprake van «protectionisme» en wanneer is dat niet het geval? Kan de
Minister een aantal voorbeelden geven?
Wat is de inschatting van de Minister, hoe vaak dit instrument ingezet gaat worden?
Kan de Minister een indicatie geven op basis van de afgelopen 5 jaar?
Hoe voorkomen we dat als de EU dit instrument inzet, het gaat leiden tot tweespalt
en/of verdeling binnen de EU?
Welke strikte criteria worden er gehandhaafd om een mogelijke inzet te beoordelen?
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het fiche over het EU anti-dwang instrument gelezen.
De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden constateren dat er op 31 mei 2022 met de Minister ook in een debat verder
kan worden gesproken over dit BNC fiche over het anti-dwang instrument. Is deze behandeling
op 31 mei niet aan de late kant ook met het oog op de behandeling van dit voorstel
in andere landen?
De leden zien dat dit voorstel gericht zal zijn op de dwang die derde landen kunnen
opleggen op economisch gebied richting de Europese Unie. Kan de Minister hiervan een
aantal recente voorbeelden noemen? Vindt de Minister binnen de balans de afschrikwekkende
werking van dit instrument belangrijker of de eventuele disproportionele kosten voor
de inwoners van de lidstaten? Kan de Minister uitleggen waarom Frankrijk hier zo veel
haast mee heeft en dit daarom prioritair wil behandelen? Kan de Minister toezeggen
dat de zorgvuldigheid betreffende dit voorstel meer aandacht heeft dan de duidelijke
wens van Frankrijk om dit snel in te voeren?
De leden constateren dat er een aantal landen waarschuwen voor protectionisme van
de kant van de Europese Unie. Begrijpt de Minister deze zorgen? Zou dit protectionisme
er niet voor kunnen zorgen dat landen die juist sterk geholpen zijn bij een toegankelijke
Europese afzetmarkt, zoals landen in Afrika, hard worden geraakt?
De leden willen de Minister ten slotte nog vragen naar de grote rol die de Europese
Commissie speelt in dit instrument. Kan de Minister toezeggen dat het niet de Europese
Commissie is die voornamelijk dit instrument vormgeeft, maar dat de Europese Raad
en het Europees parlement ook voldoende ruimte hebben om dit beleid te beïnvloeden?
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de EU-verordening
betreffende een anti-dwang instrument en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening dat de EU over bepaalde bevoegdheden
moet kunnen beschikken om de economische dwang van derde landen ervaren door de Unie
of door individuele lidstaten tegen te gaan. Echter moeten deze bevoegdheden afgebakend
zijn en delen de leden de kritische houding van het kabinet met betrekking tot enkele
in bijlage I1 voorgestelde maatregelen zoals restricties op registraties en autorisaties onder
sanitaire, fytosanitaire en chemicaliënwetgeving van de EU. Gaat de Minister deze
zorgen aankaarten bij de Europese Commissie in verband met de bescherming van voedsel-
en productveiligheid van geïmporteerde goederen uit het getroffen derde land voor
EU-inwoners? Kan de Minister de Europese Commissie vragen toe te lichten hoe het van
plan is om deze veiligheid te waarborgen en hoe waarschijnlijk het is dat er gebruik
wordt gemaakt van responsmaatregelen genoemd in lid j en lid k van bijlage I2? Kan de Minister de Kamer op de hoogte houden van de reactie van de Europese Commissie?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de wens van het kabinet om nadere informatie
van de Europese Commissie te krijgen over de verhouding van het instrument en de maatregelen
tot internationaal recht en het recht voortkomend uit de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). De leden vragen de Minister of zij het nuttig acht om te onderzoeken of de
definitie van economische dwang door derde landen in het internationaal recht of in
WTO-recht verbreed kan worden met het oog op het afkeuren, verbieden en tegengaan
van dergelijke dwangmaatregelen buiten de grenzen van de EU en zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken het belang van een brede definitie
van dwangmaatregelen zodat de Europese Commissie genoeg beweegruimte heeft. De leden
hopen dat dit ertoe leidt dat anti-dwangmaatregelen een effectief instrument zullen
worden wat in de praktijk ingezet kan worden. Zou de Minister de huidige Chinese sancties
tegen Litouwen als gevolg van de opening van het diplomatieke kantoor van Taiwan in
het kader van dit voorstel beschouwen als economische dwang door een derde land en
zo nee, waarom niet, en zo ja, welke specifieke anti-dwangmaatregelen zou de Europese
Commissie overwegen om in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de mogelijk negatieve financiële
gevolgen van anti-dwangmaatregelen voor Europese bedrijven en consumenten. In het
fiche3 wordt genoemd dat de Europese Commissie de kosten voor het bedrijfsleven bij het
bepalen van maatregelen dient te vermijden of minimaliseren. Kan de Minister erop
aandringen dat de Europese Commissie ook Europese consumenten beschermt tegen negatieve
financiële gevolgen en hierbij indicatoren van brede welvaart meeneemt bij het bepalen
van eventuele maatregelen?
Daarnaast maken de leden van de GroenLinks-fractie zich enige zorgen over wie er geraakt
worden door anti-dwangmaatregelen. Houdt de Europese Commissie er rekening mee dat
eventuele anti-dwangmaatregelen niet onnodige negatieve financiële of maatschappelijk
ontwrichtende gevolgen hebben voor partijen die geen invloed kunnen uitoefenen op
het intrekken van dwangmaatregelen? Wordt er gewerkt aan mogelijke scenario’s als
gevolg van het inzetten van antidwangmaatregelen? Zijn er plannen om de gevolgen daarvan
voor burgers en bedrijven te mitigeren? Welke rol neemt de Nederlandse overheid hierin?
Inbreng leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche
Verordening anti-dwang instrument en de Nederlandse inzet inzake het instrument. De
leden van de Volt-fractie achten het van groot belang dat de Europese Unie de mogelijkheid
krijgt die het in staat stelt om op te treden tegen economische dwang door derde landen.
De gevolgen van economische dwang onder Donald Trump hebben geleid tot grote verliezen
van EU-bedrijven. Daarnaast zou economische dwang niet moeten worden ingezet om de
EU tot beleidskeuzes te dwingen, zoals het geval is bij het dispuut omtrent de digital
taks. Over het BNC-fiche hebben de leden van de Volt-Fractie nog de volgende vragen:
2. Essentie voorstel
b) Impact assessment Commissie
Deelt Nederland de analyse dat een nieuw instrument op basis van verschillende parameters
inderdaad de meest effectieve, efficiënte en coherente keuze is? Welke parameters
worden hierbij aangehouden?
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De leden van de Volt-fractie delen de analyse van het kabinet dat in het licht van
het toenemend gebruik van handelsbeleid door derde landen als geopolitiek instrument,
de EU weerbaarder moet worden en zich moet kunnen beschermen tegen ongewenste economische
dwang door derde landen. De nadruk op open strategische autonomie en het versterken
van de Europese Unie als geopolitieke macht zijn daarbij een positieve bijkomstigheid.
Daarnaast geeft het kabinet aan dat de EU haar marktmacht effectiever moet gebruiken
als geopolitiek instrument.
De leden van de Volt-fractie hebben daarover de volgende vragen. Het anti-dwanginstrument
wordt ingesteld om te voorkomen dat derde landen hun economie inzetten als geopolitiek
pressiemiddel en zo beleid van EU-lidstaten beïnvloeden. Hoe zal worden voorkomen
dat dit instrument en het inzetten van de marktmacht als geopolitiek instrument niet
dezelfde koers inslaan? Welke concrete voorstellen zal Nederland daarvoor inbrengen?
Welke waarborgen of beperkingen worden gesteld aan het aanwenden van dit instrument
in dit kader? Welke elementen in de evaluatie van economische dwang waarborgen dit?
Is het kabinet van mening dat, omdat handel en geopolitiek steeds nauwer verweven
raken, de Europese Unie dit ook proactief zou moeten doen of dat zij, zoals met dit
instrument beoogd wordt, reactief druk moet zetten in het geval dat een ander land
over gaat tot economische dwang?
Het is de verwachting dat overeenkomst in de triloogfase over het voorstel mogelijk
nog enkele jaren kan duren. Daarbij geeft het kabinet aan dat ze belang hecht aan
de versterking van het op regels gebaseerde mondiale handelssysteem, waarbij er specifiek
verwezen wordt naar het inbedden van nieuwe instrumenten in het al bestaande instrumentarium.
Dit vinden de leden van de Volt-fractie positief. Het kabinet gaat echter niet in
op de mogelijkheden om, naast het anti-dwanginstrument, afspraken met een gelijkaardig
doel in het kader van de multilaterale context, zoals de WTO, te maken. Kan de Minister
daarom aangeven of er mogelijkheden zijn om, naast het anti-dwanginstrument, tot een
overeenkomst te komen inzake economische dwang op multilateraal niveau? Zo ja, welke
stappen zal Nederland nemen om dit te bewerkstelligen en de discussie hieromtrent
te starten? Zo nee, waarom ziet de Minister geen mogelijkheden om op multilateraal
niveau hierover tot een overeenstemming te komen?
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet geeft in het BNC-fiche aan dat WTO- en EU-handelsverdragen niet altijd
de mogelijkheid voor geschillenbeslechting of responsmaatregelen bieden bij economische
dwang door derde landen en dat daarnaast geschillenbeslechting vaak te lang duurt
om tijdig te kunnen reageren. Kan de Minister aangeven of er naast het instrument,
mogelijkheden zijn om zowel in WTO-kader als binnen EU-handelsverdragen geschillenbeslechting
of responsmaatregelen bij economische dwang door derde landen te verbeteren of beter
te waarborgen? Hoe verhoudt het voorstel zich tot internationaal recht en WTO-recht?
Is er op dit gebied, met de aanstelling van de EU Chief Trade Enforcement Officer,
al verbetering opgetreden? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het nieuwe instrument?
Daarnaast geeft het kabinet aan dat «disproportionele kosten voor lidstaten met een
meer open economie» voorkomen moeten worden. Het instrument is er echter op gericht
dat wanneer Europese bedrijven schade ondervinden van economische dwang van derde
landen, geacteerd wordt om niet machteloos te staan tegenover de consequenties van
economische dwang en juist de economische schade zo veel mogelijk te beperken. Kan
de Minister daarom een voorbeeld geven van mogelijke disproportionele kosten voor
lidstaten met een meer open economie die verwacht worden bij het aanwenden van het
anti-dwanginstrument?
Het kabinet geeft ook aan dat ze graag betrokkenheid van de Raad zouden willen hanteren.
Dit zet mogelijk de deur open voor het meewegen van politieke belangen bij het instellen
van maatregelen en brengt daarmee de onafhankelijkheid van het instrument in het geding.
Daarnaast is handelsbeleid een exclusieve EU-competentie, waarmee lidstaten dus mogelijk
op de stoel van de Europese Commissie plaatsnemen en de geloofwaardigheid van de EU
als gezamenlijke sterke geopolitieke macht juist teniet wordt gedaan. Daarnaast kan
het geven van mandaat aan de Raad leiden tot onenigheid tussen lidstaten en daarmee
de aanwending en implementatie van het instrument vertragen. Kan de Minister daarnaast
aangeven wat deze betrokkenheid van de Raad volgens Nederland zou moeten inhouden?
Kan de Minister aangeven wat de meerwaarde is van betrokkenheid van de Raad bij het
nemen van maatregelen?
Verder geeft de Minister aan dat handelsbeperkende maatregelen alleen als laatste
stap dienen te worden ingezet. Kan de Minister aangeven welke maatregelen dit betreft?
Kan de Minister daarnaast aangeven welke andere maatregelen genomen zouden kunnen
worden om het anti-dwang instrument effectief in te zetten?
Daarnaast geeft het kabinet aan een aantal vragen mee te willen geven aan de Europese
Commissie inzake het hanteren van de criteria, alsook het proces zelf. Daarbij gaat
het kabinet niet in op welke definities en criteria gehanteerd zouden moeten worden
volgens Nederland, alsook welke maatregelen mogelijk ingezet zouden moeten worden.
Kan de Minister aangeven wat de Nederlandse inzet is met betrekking tot de definitie
van «economische dwang»? Welk proces heeft Nederland voor ogen inzake de vaststelling
van economische dwang?
Het kabinet geeft ook aan dat het instrument voornamelijk een afschrikwekkend effect
moet hebben, en geeft daarnaast aan nog verdere vragen te hebben over de reikwijdte
en werking van mogelijke maatregelen. Kan de Minister aangeven welke verschillende
reacties tegen economische dwang voorzien zijn? Hoe zou een adequate toolbox eruit
zien volgens Nederland? Welke instrumenten acht Nederland voldoende? Wat zijn de reservaties
inzake de reikwijdte en werking van mogelijke maatregelen, waaronder die op het gebied
van aan handel gerelateerde aspecten van intellectueel eigendom, handel in diensten,
financiële diensten, en van directe buitenlandse investeringen? Zou de mogelijkheid
voor het instellen van deze maatregelen niet juist een afschrikwekkend effect kunnen
hebben? Wat verwacht het kabinet inzake de effectiviteit van de andere voorgestelde
maatregelen met betrekking tot een effectief afschrikwekkend effect veroorzaken? Zouden
deze voldoende zijn om het effect te bereiken, zonder de handel-gerelateerde aspecten?
Kan de Minister dit staven met onderzoek?
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het kabinet geeft aan dat enkele lidstaten zorgen hebben over mogelijke escalatie
van handelsconflicten bij inzet van het instrument en een nadere inkadering van maatregelen
zouden willen zien. Kan de Minister aangeven om welke landen het hier gaat? Kan de
Minister aangeven wat een nadere inkadering van maatregelen zou inhouden? Hoe groot
wordt de kans geacht dat het inzetten van het anti-dwanginstrument zou kunnen bijdragen
aan het escaleren van handelsconflicten?
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het kabinet geeft aan dat de benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden
binnen de financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Was
er in het MFK 2021–2027 al begroot voor de mogelijke uitgaven van een anti-dwanginstrument?
Zo ja, zijn deze fondsen voldoende voor de financiering? Zo nee, hoe zou volgens het
kabinet het MFK aangepast moeten worden om in de benodigde fondsen te voorzien? Wat
zijn de consequenties van een dergelijke aanpassing voor de bestedingen?
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Fiche: Verordening anti-dwang instrument. 22 112, nr. 3300 – Brief regering d.d. 04-02-2022
Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.