Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 021 Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)
Nr. 5
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 18 februari 2022
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
                  van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de
                  hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht
                  de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
               
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding
1
2.
Samenwerking met Israël
1
3.
Artikelsgewijze toelichting
7
1. Inleiding
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met stijgende verbazing het wetsvoorstel bestudeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                     Over het voorstel hebben deze leden nog enkele vragen aan de regering.
                  
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover
                     een aantal vragen.
                  
Het lid van de fractie van BIJ1 neemt met afkeuring kennis van het voorstel.
2. Samenwerking met Israël
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nogmaals te bevestigen dat het Verdrag
                  tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat
                  Israël inzake de status van hun strijdkrachten Nederland geen verplichtingen geeft
                  om militair samen te werken met Israel. Voorts vragen deze leden met welke andere
                  EU-landen Israel een dergelijk verdrag heeft gesloten. Tevens vragen de leden van
                  de CDA-fractie met welke andere landen Nederland een dergelijk statusverdrag (Status
                  of Forces Agreement) heeft getekend.
               
Met betrekking tot de verdieping van de defensiesamenwerking in 2014vragen de leden
                     van de SP-fractie welke redenen toen ten grondslag lagen aan het Nederlandse besluit
                     om tot verdieping van de defensiesamenwerking middels het statusverdrag te komen,
                     juist in het jaar dat Israël de vredesonderhandelingen (Kerry Initiative) saboteerde,
                     de Westbank werd schoongeveegd (en daarmee Palestijnse verkiezingen werden voorkomen)
                     en Gaza in de as werd gelegd.
                  
Het wetsvoorstel betreft volgens deze leden een verdrag met een land dat volgens internationaal
                     recht een bezettende mogendheid is. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering
                     dit verdrag in dit politiek-juridische klimaat wil en hoe de samenwerking zich verhoudt
                     met (artikel 90 van) de Grondwet, het Nederlandse Mensenrechtenbeleid OESO-richtlijnen
                     en verdragen ten aanzien van het internationaal recht en de mensenrechten. Deze leden
                     vragen of Nederland op defensiegebied met nog andere militaire bezetters samenwerkt
                     of dat Israël de enige bezettende mogendheid is met wie Nederland samenwerkt.
                  
De leden van de SP-fractie stellen dat dagelijks operaties worden uitgevoerd tegen
                     de bezette Palestijnse bevolking op de Westelijke Jordaanoever. Voortdurend worden
                     kolonisten door het Israëlische leger beschermd bij hun grondroof. Voortdurend ook
                     breidt de staat Israël zijn belangen uit op de bezette Westelijke Jordaanoever. Dit
                     is volgens deze leden een annexatiebeleid, van kolonistenbewegingen en van diverse
                     regering van Israël, dat hooguit wat vertraging oploopt en niet wezenlijk tot verandering
                     leidt en dus moedwillig wordt gevoerd. In verschillende mate van intensiteit gebeurt
                     dit volgens de leden van de SP-fractie vanaf 1967 en zeker vanaf de Oslo-akkoorden
                     vanaf 1994. Deze leden vragen of de regering de opvatting deelt dat het voorliggende
                     verdrag een goedkeuring is voor dit gedrag. Indien dit niet het geval is, vragen deze
                     leden waarom niet.
                  
De leden van de SP-fractie stellen dat heel vaak al vernietigende bombardementen zijn
                     uitgevoerd op de bevolking van de Gazastrook. Oorlogen waarover volgens hen onderzoeken
                     altijd vastlopen en die niet tot duidelijkheid leiden over toedracht en verantwoordelijkheid
                     over oorlogsmisdaden dan wel vergissing bij het bombardement. Deze leden vragen hoe
                     de regering deze algemeen aanvaarde opvattingen beoordeelt in het licht van het voorgenomen
                     verdrag. Voorts vragen deze leden hoe de regering de tegenwerking van Israël bij pogingen
                     om deze zaken voor het Internationaal Strafhof te brengen beoordeelt. Zij vragen of
                     de regering de opvatting deelt dat het voorliggende verdrag een goedkeuring is voor
                     dit gedrag. Zo nee, dan vragen deze leden waarom niet.
                  
Ter illustratie hiervan melden de leden van de SP-fractie het volgende. De door de
                     VN-Mensenrechtenraad ingestelde onafhankelijke onderzoekscommissie die onderzoek deed
                     naar de gewelddadige onderdrukking door Israëlische bezettingstroepen van demonstraties
                     in het kader van de Grote Mars van de Terugkeer stelde, zo melden deze leden, het
                     volgende vast; «The Commission has reasonable grounds to believe that during the Great
                     March of Return, Israeli soldiers committed violations of international human rights
                     and humanitarian law. Some of those violations may constitute war crimes or crimes
                     against humanity» (UN Independent Commission of Inquiry on Protests in Gaza Presents
                     its Findings – Press Release – Question of Palestine). Deze leden vragen hoe wordt
                     voorkomen dat de Nederlands-Israëlische samenwerking (in)direct bijdraagt aan rechtenschendingen
                     en of daar door het kabinet (en de Israëliërs) harde garanties voor zijn afgegeven.
                     Indien dat het geval is, vragen deze leden waar die zijn vastgelegd.
                  
De leden van de SP-fractie stellen dat de Israëlische defensie-industrie zijn hightech
                     innovatieproducten als beproefd in de strijd adverteert. Dat wil volgens deze leden
                     zeggen dat er wordt geadverteerd met de resultaten van illegale bezetting en omstreden
                     oorlogshandelingen. Als het niet al tegen het internationaal humanitair recht zou
                     zijn, dan is het toch gewoon pervers, aldus de leden van de SP-fractie. Zij vragen
                     waarom de regering daarmee instemt.
                  
Deze leden vragen of Israël dit soort SOFA-verdrag ook met andere NAVO-leden afsluit.
                     Als dat niet zo is, dan vragen de leden van de SP-fractie waarom alleen Nederland
                     dat doet. Deze leden vragen of de conclusie is gerechtvaardigd dat met dit SOFA-verdrag,
                     dat over veel punten overeenkomst vertoont met het SOFA-verdrag van de NAVO, neerkomt
                     op een de facto NAVO-lidmaatschap, Indien dat niet het geval is, vragen de leden van
                     de SP-fractie waarom niet. Wat is het militaire en politieke verschil? Is de conclusie
                     gerechtvaardigd dat een NAVO-lidmaatschap overwogen wordt? Kunt u uitsluiten dat dat
                     gebeurt? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
                  
Deze leden vragen of in dat licht ook kan worden aangegeven aangeven waarom niet het
                     hele NAVO-SOFA-verdrag is gebruikt en wie bezwaren had tegen welke artikelen.
                  
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is het in paragraaf 3 van
                     de MvT genoemde memorandum of understanding aan de Kamer voor te leggen, desnoods
                     vertrouwelijk. Zo nee, dan vragen de leden waarom niet. Zij vragen waarom een jaarlijkse
                     planning wordt verkozen en niet zoals kennelijk anders het geval is, vastlegging van
                     concrete activiteiten. Deze leden vragen of de regering bereid is de jaarlijkse planning
                     aan de Kamer voor te leggen.
                  
De leden van de SP-fractie vragen met betrekking tot de in paragraaf 3 van de MvT
                     genoemde werkgroep welke functionarissen hierin zitting hebben. Deze leden vragen
                     of de conclusie is gerechtvaardigd dat deze werkgroep een (semi-)permanente leiding
                     is over de militaire samenwerking. Indien dat niet het geval is, dan vragen deze leden
                     waarom niet.
                  
Met betrekking tot het vermelde in de MvT dat de samenwerking jaarlijks ad hoc wordt
                     ingevuld, waaraan wordt toegevoegd dat dit ongebruikelijk is, vragen de leden van
                     de SP-fractie welke dwingende reden ten grondslag ligt aan deze uitzonderingssituatie
                     en wie hiervoor het initiatief heeft genomen. Deze leden vragen waarom het verdrag
                     niet eenzijdig kan worden veranderd.
                  
De leden van de SP-fractie vragen of de regering het in het licht van de laatste 30
                     jaar mogelijk acht dat er zich compromitterende situaties voordoen die aanleiding
                     kunnen geven het verdrag op te zeggen Klopt het dat in deze SOFA niet is voorzien
                     in het beëindigen van de overeenkomst? Kan de regering kortom het verdrag beëindigen?
                     Zo nee, waarom zou de regering die kans uitsluiten? Deelt de regering de conclusie
                     dat zij zich op deze wijze medeverantwoordelijk maakt voor Israëlisch militair gedrag?
                     Zo nee, waarom niet? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
                  
Deze leden vragen of het overeenkomstig dit verdrag ook is uitgesloten dat de regering
                     deelnemers aan deze werkzaamheden vrijstelt van mogelijke vervolging van het Internationaal
                     Strafhof. Indien dat niet het geval is, dan vragen deze leden waarom niet. Indien
                     dat wel het geval is, vragen deze leden waarom de regering daarmee instemt en of zij
                     de conclusie deelt dat dat de autoriteit van het Internationaal Strafhof ondermijnt.
                     Indien dat niet het geval is, dan vragen deze leden waarom niet.
                  
De leden van de SP-fractie vragen of duidelijk is op welke wijze Israëlische militairen
                     deelnemen aan welke Nederlandse activiteiten en of daarvan al een eerste jaarplan
                     bekend is.
                  
De leden van de SP-fractie stellen dat de relatie met de Palestijnse NGO UAWC onlangs
                     werd verbroken vanwege een aantal privérelaties in het verleden met personen op wie
                     zelf niets is aan te merken, maar die verbonden zijn met een organisatie die terreurdaden
                     heeft begaan. Deze leden vragen of deze criteria ook zijn toegepast op de samenwerking
                     met Israël. Zij vragen of het kabinet terdege heeft getoetst of Israëlische partners
                     – militairen en burgers –, uit hoofde van hun functie of privé, niet (in)direct betrokken
                     zijn (geweest) bij volkenrechtelijke misdaden of vormen van terreur, of bij organisaties
                     of personen die zich daaraan schuldig hebben gemaakt of nog maken.
                  
De leden van de SP-fractie vragen wat wordt verstaan onder «gezamenlijke innovatiestudies
                     en kennisuitwisseling». Moet worden gedacht aan zaken als Pegasus software waarvan
                     onlangs duidelijk is dat die in Nederland worden gebruikt? Zo nee, wat dan? Kan de
                     regering dat toelichten? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
                  
Dit verdrag regelt onder andere militaire activiteiten, uitgevoerd door personeel
                     van de zendstaat op grondgebied van de ontvangende staat. De leden van de GroenLinks-fractie
                     vragen of er bij het vaststellen van Israëlisch grondgebied een uitgezonderde status
                     wordt toegerekend aan door Israël bezette gebieden. Zo ja, hoe uit dit zich dan? Zo
                     nee, waarom niet? Zo vragen deze leden.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan garanderen dat samenwerking
                     bij militaire activiteiten tussen de twee staten op geen enkele wijze zal bijdragen
                     aan de uitbreiding of instandhouding van Israëlische nederzettingen in bezette gebieden.
                     Indien dat niet het geval is, dan vragen deze leden waarom niet. De leden van de GroenLinks-fractie
                     vragen voorts welke door Nederlands personeel militaire uitgevoerde activiteiten in
                     Israël zij verwacht en of hiervan concrete voorbeelden kunnen worden genoemd.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over schendingen van internationaal
                     recht door Israël. Zij vragen wat volgens de regering de gevolgen zijn voor dit verdrag
                     wanneer het Internationaal Strafhof na het momenteel lopende onderzoek1 zou concluderen dat Israëlische strijdkrachten zich schuldig hebben bevonden aan
                     het plegen van oorlogsmisdaden in bezette gebieden.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie stellen dat het kabinet eerder heeft aangegeven
                     zich zorgen te maken over de ongelijke behandeling en het schenden van rechten van
                     Palestijnen2. Zij melden dat artikel 3, lid 1 van het verdrag voorschrijft dat personeel van de
                     zendstaat de wet- en regelgeving van de ontvangende staat eerbiedigt en zich onthoudt
                     van enige politieke activiteit. Deze leden vragen een toelichting op hoe de rechten
                     van Palestijnen in dit verdrag en overige onderlinge afspraken worden gewaarborgd.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen of de regering de feitelijke waarneming deelt
                     dat het Israëlische leger een cruciale rol speelt bij het handhaven van de Israëlische
                     bezetting van Palestijns gebied, bij het in stand houden en uitbreiden van nederzettingen
                     en bij Israëlisch beleid gericht op annexatie van Palestijns gebied. Deze leden vragen
                     of de regering de feitelijke waarneming deelt dat het Israëlische leger, in het kader
                     van het bestendingen van de Israëlische bezetting van Palestijns gebied, ernstige
                     en grootschalige mensenrechtenschendingen pleegt? Zo nee, dan vragen deze leden op
                     grond van welke argumenten en bronnen deze waarneming niet wordt gedeeld.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen of de regering de feitelijke waarneming deelt
                     dat het optreden van het Israëlische leger in bezet Palestijnse gebied wordt gekenmerkt
                     door een zeer hoge mate aan straffeloosheid na geweldsplegingen tegen Palestijnse
                     burgers. Zo nee, dan vragen deze leden op grond van welke argumenten en bronnen deze
                     waarneming niet wordt gedeeld.
                  
Deze leden vragen of in het kader van de totstandkoming van het «Verdrag tussen de
                     regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël inzake
                     de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)» intern en/of extern juridisch advies is ingewonnen over de internationaalrechtelijke
                     risico’s en implicaties voor Nederland van hechte samenwerking met een leger dat een
                     ander volk aan een gewelddadige militaire bezetting onderwerpt, dat ernstige en grootschalige
                     mensenrechtenschendingen pleegt en dat actief betrokken is bij handelingen die volgens
                     het Statuut van Rome als oorlogsmisdaad kunnen worden aangemerkt. Indien dat het geval
                     is, dan vragen de leden van de DENK-fractie het juridisch advies ter zake met de Kamer
                     te delen, inclusief een toelichting op de wijze waarop het in het Verdrag is geadresseerd.
                     Indien dat niet het geval is, dan vragen deze leden waarom dergelijk advies niet is
                     ingewonnen?
                  
De leden van de DENK-fractie vragen of de regering bereid is om, voorafgaand aan goedkeuring
                     van het Verdrag door de Kamer, het memorandum of understanding met de Kamer te delen,
                     dat de Ministers van Defensie van Nederland en Israël gelijktijdig met het Verdrag
                     hebben ondertekend en waarin de defensieautoriteiten van beide landen afspraken hebben
                     gemaakt «over de wijze waarop zij hun onderlinge defensiesamenwerking vormgeven en
                     vastleggen». Zo nee, dan vragen deze leden op basis van welke formele grondslag het
                     memorandum of understanding voorafgaand aan goedkeuring van het Verdrag niet met de
                     Kamer wordt gedeeld.
                  
Deze leden vragen op grond van welke belangen en beweegredenen het memorandum of understanding
                     de zinsnede «[i]n tegenstelling tot MOU’s met (defensie)autoriteiten van andere landen
                     ... geen opsomming van (concrete/mogelijke) activiteiten die onderwerp van samenwerking
                     kunnen zijn» bevat. Zij vragen op initiatief van welke verdragspartij deze uitzonderlijke
                     en afwijkende opzet, berustend op activiteiten die niet vooraf zijn gespecificeerd
                     en die jaarlijks door defensiepersoneel van beide landen worden bepaald, is verkozen.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen hoe de democratische controle door de Tweede Kamer
                     gedurende de looptijd van het Verdrag is gewaarborgd en geregeld wat betreft:
                  
(a) de wijze waarop «de bevoegde (defensie) autoriteiten van beide landen jaarlijks afspraken
                           zullen maken over de in het betreffende jaar uit te voeren activiteiten op elkaars
                           grondgebied»;
                        
(b) de inhoud, implementatie en evaluatie van het «Jaarlijks Samenwerkingsplan».
Deze leden vragen welke waarborgen het Verdrag bevat om te voorkomen dat samenwerkingsactiviteiten
                     in het kader van het Verdrag direct of indirect ten goede komen aan schendingen van
                     de mensenrechten en het internationaal (humanitair) recht.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen voorts welke waarborgen het Verdrag bevat om te
                     voorkomen dat samenwerkingsactiviteiten in het kader van het Verdrag inbreuk zouden
                     maken op de rechten en privacy van Nederlandse burgers en welke kwetsbaarheden het
                     Verdrag creëert voor het risico op spionage door Israël.
                  
Deze leden vragen of kan worden bevestigd dat de bezette Palestijnse gebieden en de
                     bezette Golanhoogvlakte strikt buiten het territoriaal bereik van het Verdrag vallen,
                     aangezien «activiteiten in het kader van het Verdrag worden uitgevoerd binnen de internationaal
                     erkende grenzen van beide landen». Zo ja, dan vragen deze leden hoe Israël zich expliciet
                     aan dit territoriaal bereik heeft gecommitteerd, en hoe in de praktijk wordt gewaarborgd
                     dat geen enkele samenwerkingsactiviteit in het kader van het Verdrag binnen bezet
                     Palestijns of Syrisch gebied plaatsvindt.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen of kan worden bevestigd dat Nederland onder het
                     Verdrag het recht heeft Israëlisch defensiepersoneel, aanwezig in Nederland en verdacht
                     van misdrijven die onder het Statuut van Rome vallen, aan het Internationaal Strafhof
                     uit te leveren. Zo nee, dan vragen deze leden hoe zich dat verhoudt tot de verplichtingen
                     die Nederland als verdragspartij van het Statuut van Rome heeft.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen, aangezien de bestrijding van «terrorisme» een
                     centrale rol speelt in Israëls defensiebeleid, hoe Israëls definitie en aanpak van
                     «terrorisme» zich verhoudt tot de defensiesamenwerking met Nederland in het kader
                     van het Verdrag, waaronder «gezamenlijke innovatiestudies en kennisuitwisseling».
                     Deze leden vragen of het risico bestaat dat Israël de samenwerking in het kader van
                     het Verdrag aangrijpt om richting Nederlands defensiepersoneel een definitie en aanpak
                     van «terrorisme» te propageren, die in strijd is met internationaalrechtelijke uitganspunten
                     en regels. Zo nee, dan vragen deze leden waarom niet.
                  
De leden van de DENK-fractie vragen of de regering zich het antwoord op Kamervragen
                     herinnert dat de classificatie door het Israëlische Ministerie van Defensie van zes
                     vooraanstaande Palestijnse ngo’s als «terroristische organisatie» «geen aanleiding
                     [is] om de defensiesamenwerking met Israël te herzien», en dat die samenwerking plaatsvindt
                     «op basis van staand kabinetsbeleid»?3 Deze leden vragen of de defensiesamenwerking, die de regering met Israël nastreeft,
                     compleet immuun voor de ernstige en grootschalige schendingen van de mensenrechten
                     en fundamentele vrijheden, waarvoor het Israëlische Ministerie van Defensie en leger
                     onmiskenbaar verantwoordelijk zijn.
                  
Het lid van de BIJ1-fractie vindt het absoluut onbegrijpelijk dat Nederland nauwere
                     militaire samenwerking met Israël aan wil gaan. De regering van Israël overtreedt
                     volgens dit lid het internationaal recht consequent en voert een apartheidspolitiek
                     ten aanzien van de Palestijnen, zoals onder andere door het meest recente Amnesty
                     rapport bewezen is. Voorts draagt het Israëlische leger volgens dit lid actief bij
                     aan deze mensenrechtenschendingen, onder andere door hun rol in de bezetting van Palestijnse
                     gebieden en de administratieve detentie en foltering van Palestijnen.
                  
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt waarom militaire samenwerking met een bezettende
                     mogendheid door Nederland gewenst wordt. Dit lid vraagt waarom de regering niet van
                     mening is dat militaire samenwerking met een apartheidsstaat juist voorkomen dient
                     te worden. Voorts vraagt dit lid hoe wordt voorkomen dat er door militaire samenwerking
                     met Israël sprake is van Nederlandse betrokkenheid bij schendingen van de rechten
                     van Palestijnen.
                  
Het lid van de BIJ1-fractie stelt dat er recent verschillende schandalen met Israëlische
                     cyberspionage aan het licht kwamen, waaronder het Pegasus-schandaal, waarbij telefoons
                     van mensenrechtenverdedigers, journalisten en politici geïnfecteerd bleken. Cybersecurity
                     experts waarschuwen volgens dit lid daarnaast dat Nederland een enorm spionage-gevoelig
                     tapsysteem van het Israëlische Elbit heeft aangeschaft. Dit lid ziet dat als een voorbeeld
                     van een reëel risico bij een bredere samenwerking met de regering en het leger van
                     Israël. Dit lid vraagt hoe de regering de militaire samenwerking met Israël beziet
                     in het licht van deze en andere controverses rondom de Israëlische veiligheidsindustrie.
                     Voorts vraagt dit lid hoe de regering voorkomt dat Nederland onveiliger wordt door
                     Israëlische cyberspionage software. Hoe wordt voorkomen dat Nederland middels militaire
                     samenwerking uitstraalt dat het spionage van journalisten en mensenrechtenverdedigers
                     in andere landen goedkeurt, zo vraagt dit lid. Tevens vraagt het lid van de BIJ1-fractie
                     hoe deze militaire samenwerking zich verhoudt tot de militair-industriële samenwerking
                     tussen Nederland en Israël en of de regering kan toelichten welke handelsbelangen
                     in militaire goederen een rol spelen in dit verdrag. Zo nee, dan vraagt dit lid waarom
                     niet.
                  
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt in welke mate gesprekken over mensenrechtenschendingen
                     van het Israëlische leger onderdeel zijn geweest van de gesprekken over dit verdrag.
                     Verder wenst het lid van de fractie van BIJ1 te vernemen welke voorwaarden aan de
                     militaire samenwerking worden gesteld. Dit lid vraagt of een voorwaarde bijvoorbeeld
                     is dat de samenwerking wordt opgeschort als het Israëlische leger betrokken raakt
                     bij oorlogsmisdaden en andere schendingen van het internationaal recht. Zo nee, dan
                     vraagt dit lid waarom niet.
                  
Tot slot vraagt het lid van de BIJ1-fractie hoe voorkomen gaat worden dat kernwapens
                     deel uitmaken van de militaire samenwerking met een kernmogendheid als Israël. Dit
                     lid vraagt of de regering ook meer in het algemeen kan aangeven hoe Nederland bij
                     Israël aandringt op kernontwapening?
                  
3. Artikelsgewijze toelichting
               
De leden van de SP-fractie vragen of het op basis van artikel IV in sectie B juist
                     is te concluderen dat een Nederlandse militair die tewerk wordt gesteld in Israël
                     het land wordt uitgezet, zonder «nadere toelichting», als hij of zij kritisch is over
                     de bezettingspolitiek van Israël. Deze leden vragen of de regering dat conform democratische
                     rechten juist acht, temeer daar Israël een bezettende macht is
                  
Met betrekking tot artikel V vragen de leden van de SP-fractie wat wordt bedoeld met
                     «bij voorrang» in de zin van hun rechtsmacht uitoefenen over hun personeelsleden en
                     waarom die voorrang wordt verleend.
                  
Tenslotte vragen leden van de SP-fractie wat voor soort communicatiesystemen worden
                     bedoeld in artikel XVIII.
                  
Met betrekking tot artikel XVI, dat onderzoek naar voorvallen en waarin lid 2 van
                  dit artikel stelt dat de bevindingen van dergelijk onderzoek als vertrouwelijk behandeld
                  worden en niet aan andere partijen worden overgedragen, tenzij dit vereist is door
                  de wet- en regelgeving van de zendstaat en na coördinatie van de inhoud ervan met
                  de ontvangende staat, vragen de leden van de GroenLinks-fractie of dit zou kunnen
                  leiden tot een situatie waarin Nederland volgens het verdrag niet mag meewerken aan
                  een onderzoek van het Internationaal Strafhof of het Internationaal Gerechtshof betreffende
                  een incident dat in Israël heeft plaatsgevonden. Deze leden vragen bij het antwoord
                  een toelichting met verwijzing naar relevante wetgeving en jurisprudentie.
               
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie - 
              
                  Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier 
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | 
|---|---|---|
| VVD | 34 | Voor | 
| D66 | 24 | Voor | 
| PVV | 17 | Voor | 
| CDA | 14 | Voor | 
| PvdA | 9 | Voor | 
| SP | 9 | Tegen | 
| GroenLinks | 8 | Voor | 
| PvdD | 6 | Tegen | 
| ChristenUnie | 5 | Voor | 
| FVD | 5 | Tegen | 
| DENK | 3 | Tegen | 
| Groep Van Haga | 3 | Voor | 
| JA21 | 3 | Voor | 
| SGP | 3 | Voor | 
| Volt | 2 | Voor | 
| BBB | 1 | Voor | 
| BIJ1 | 1 | Tegen | 
| Fractie Den Haan | 1 | Voor | 
| Gündogan | 1 | Voor | 
| Omtzigt | 1 | Voor | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.