Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op nadere adviezen over het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) (Kamerstuk 35447-21)
2022D06505 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief inzake Reactie
op nadere adviezen over het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
(WGS) d.d. 17 december 2021 (Kamerstuk 35 447, nr. 21).
De voorzitter fungerend van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
5
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
5
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
7
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
9
II.
Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Minister op de nadere adviezen over de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.
Zij stellen nog enkele vragen.
Deze leden stellen voorop dat voor een succesvolle aanpak van georganiseerde criminaliteit
het cruciaal is dat verschillende instanties gegevens kunnen uitwisselen. Omdat veel
verschillende organisaties bij deze gegevensuitwisseling moeten toetsen aan verschillende
grondslagen, leidt dat tot vertraging, versnippering en onvolledigheid. Deze leden
gaan er dan ook vanuit dat met de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
(WGS) een goede grondslag wordt gecreëerd voor gegevensdeling, uiteraard met daarbij
passende waarborgen. Deze leden wijzen hierbij voorts op het coalitieakkoord, waarin
is opgenomen dat de aanpak van ondermijning wordt verstevigd door aanpassing van wetgeving,
opsporing, straffen, gegevensuitwisseling en detentie, en dat hierbij lessen worden
getrokken uit de bestrijding van de maffia in Italië. Kan de Minister aangeven op
welke wijze lessen zullen worden getrokken wat betreft de gegevensuitwisseling die
plaatsvindt in Italië? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De mogelijkheid om bij AMvB nieuwe samenwerkingsverbanden te regelen
De leden van de VVD-fractie vragen naar een nadere motivering voor het voornemen om
de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) overige samenwerkingsverbanden
te regelen, nagenoeg volledig te schrappen. Dit klemt voor deze leden te meer, omdat
in het coalitieakkoord is afgesproken, om criminaliteit goed aan te kunnen pakken,
dat het belangrijk is dat verschillende partijen (lokaal) beter kunnen samenwerken
en gegevens uitwisselen. Kan de Minister motiveren waarom is gekozen alleen nog bij
spoed tijdelijk bij AMvB overige samenwerkingsverbanden onder de WGS te laten vallen?
Kan de Minister nader toelichten hoe zij spoed definieert met betrekking tot artikelen 3.1
tot en met 3.3 en kan zij daarbij voorbeelden geven van spoedsituaties? Is het voor
wat betreft het verschaffen van mogelijkheden voor verschillende partijen om op lokaal
niveau beter te kunnen samenwerken, in sommige gevallen een AMvB met een voorhangprocedure
niet voldoende? In welke van de ons omringende landen is telkens een nieuwe wetswijziging
vereist en in welke landen kunnen samenwerkingsverbanden bij lagere regelgeving (zoals
bij AMvB met voorhang onder de werking) worden toegevoegd onder bestaande wetgeving
met daarin adequate waarborgen voor proportionaliteit en doelbinding?
Tot slot vragen deze leden de Minister bestaande samenwerkingsverbanden zoals de Electronic
Crimes Taskforce (ECTF) en het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) snel duidelijkheid
te geven. Tijdens eerder debat werd toegezegd te bezien of deze samenwerkingsverbanden
onder de wet zouden kunnen vallen. Kan de Minister aangeven of deze samenwerkingsverbanden
in elk geval onder de spoedregeling komen te vallen?
Algemene reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister
naar aanleiding van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in de AMvB
te bepalen dat iCOV gegevens op grond van de WGS uitsluitend mag verwerken voor de
subsidiaire doelstellingen inzake markttoezicht en inning van overheidsvorderingen
als dit gerelateerd is aan de primaire doelstellingen. Deze leden hebben zorgen over
deze afbakening, te meer omdat binnen de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen
(iCOV) stemmen opgaan tegen deze afbakening. Kunnen deze zorgen van iCOV worden gedeeld
met de Kamer? Hoe en op welk moment dienen de organisaties van iCOV te bepalen welke
informatie wel en niet kan worden gedeeld binnen het samenwerkingsverband? Zijn alle
uitvoeringsconsequenties in kaart gebracht van deze afbakening?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op nadere adviezen
over het wetsvoorstel WGS en hebben hier nog enkele vragen over.
Allereerst willen deze leden benadrukken dat het belang wordt ingezien van gegevensuitwisseling
tussen instanties. De leden van de D66-fractie maken zich echter met name zorgen over
de wettelijke normering, die nog vrijwel geheel bij AMvB moet plaats vinden. Acht
de Minister dit geen risico voor transparantie en rechtszekerheid? Dit staat ook in
tegenstelling tot het in december jl. vastgestelde coalitieakkoord waarbij is vastgelegd
dat waarborgen bij gegevensuitwisselingen in de wet verankerd moeten worden. Tevens
stelt het coalitieakkoord dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven door
dataminimalisatie. De leden vragen de Minister te reflecteren op hoe het huidige voorliggende
wetsvoorstel dat nu in de Eerste Kamer ligt zich verhoudt tot het coalitieakkoord.
Doelbinding
De leden van de D66-fractie lezen dat de AP stelt dat de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) uitzonderingen op het doelbindingsbeginsel slechts beperkt toelaatbaar zijn,
zoals ook door de wetgever herhaaldelijk is bevestigd. Mensen verstrekken gegevens
gericht op een bepaald doel en verwachten dan ook dat (volgens de wet) de gegevens
niet zomaar voor andere doeleinden worden gebruikt. In het coalitieakkoord is vastgelegd
dat voor gegevensuitwisseling grondslagen met de juiste waarborgen, waarbij expliciet
doelbinding wordt genoemd, verankerd moeten worden in de wet. Is de Minister het eens
dat de abstracte formulering van zowel categorieën als precisering hiervan per AMvB
op deze wijze niet voldoen aan de afspraken gemaakt in het coalitieakkoord? Is de
Minister het met de aan het woord zijnde leden eens dat er onvoldoende specificering
en inkadering zit aan het doel waarvoor gegevens gebruikt morgen worden, en dat dus
van het doelbindingsbeginsel nog nauwelijks kan worden gesproken? Zo nee, is de Minister het dan eens dat deze
waarborgen te beperkt zijn verwerkt in het wetsvoorstel zelf, maar steunen op nog
nadere invulling?
De mogelijkheid om bij AMvB nieuwe samenwerkingsverbanden te regelen
De leden van de D66-fractie achten het een belangrijke stap dat de Minister de artikelen 3.1
tot 3.3, die het creëren van nieuwe samenwerkingsverbanden bij AMvB regelen, niet
in werking zal laten treden. Voor de aan het woord zijnde leden is deze stap echter
alsnog te beperkt, nu de toegezegde wijziging van het wetsvoorstel nog niet voorligt
en dus niet beoordeeld kan worden. De aan het woord zijnde leden vragen waarom er
niet voor een novelle wordt gekozen om dit omstreden onderdeel direct uit het wetsvoorstel
te halen zolang het wetsvoorstel nog in behandeling is? Strookt de keuze voor een
novelle niet beter met het verankeren van waarborgen zoals proportionaliteit in de
wet zelf in plaats van met een toezegging? Wat betekent «zo spoedig mogelijk» in de
context van een spoed samenwerkingsverband dat vervolgens in de wet geregeld moet
worden? Kan de Kamer zich nog uitspreken over deze termijn?
Voorkomen discriminatie
De leden van de D66-fractie lezen over de zorgen bij de AP dat discriminatie een risico
vormt door het gebrek aan transparantie en dus oncontroleerbaarheid van de gebruikte
gegevens bij een beslissing. De Minister geeft aan dat dit niet toegestaan is onder
de AVG. De Minister verwijst naar het niet opnemen van persoonsgegevens over etniciteit,
ras en nationaliteit. Is dit een uitputtende opsomming? Waarom is seksuele gerichtheid
daar niet aan toegevoegd, gezien het grondwetswijzigingsvoorstel dat in tweede lezing
in de Kamer ligt? De aan het woord zijnde leden horen graag met welke instrumenten
en verankerde waarborgen de naleving van de AVG op dit punt dan wordt verzekerd. Is
de Minister het eens dat transparantie en controleerbaarheid van groot belang zijn
om misbruik van gegevens en misstanden te voorkomen? Waarom wordt de verplichting
tot transparantie richting burgers niet verankerd in het wetsvoorstel maar pas later
per AMvB geregeld? Wat houdt de plicht tot «zo veel mogelijk motiveren» precies in?
Betekent dit dat alle indicatoren en gebruikte informatie op basis waarvan een uitkomst
tot stand is gekomen gecommuniceerd moeten worden? Zo nee, welk type gegevens hoeft
niet verstrekt te worden en waarom? Het gebruik van zelflerende algoritmes kan grote
impact hebben op kwetsbare groepen. Betekent «een zorgvuldig gebruik van algoritmes»
dat er altijd een menselijke beoordeling is voordat er een uitkomst wordt vastgesteld?
Toegang van private partijen tot gegevens
De leden van de D66-fractie vernemen dat de AP zeer kritisch is over het delen van
gegevens met private partijen. De Minister verwijst enkel naar nog te verschijnen
AMvB’s om deze zorgen weg te nemen. Waarom wordt dit niet opgenomen in het wetsvoorstel?
Acht de Minister de wel opgenomen beperkingen niet veel te vaag en te allesomvattend,
zoals «indien het doel van het samenwerkingsverband redelijkerwijs niet kan worden
bereikt zonder deelname van deze private partij (...)»? Wie ziet erop toe dat hieraan
wordt voldaan? Hoe kan worden bewezen dat het desbetreffende doel wél mogelijk was
zonder de tussenkomst van een private partij als deze al deel uit maakt van het samenwerkingsverband?
Is dit überhaupt te bewijzen volgens de Minister?
Toezicht
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister hoe het toezicht geregeld
is op de WGS. Gezien een groot deel van de waarborgen later pas ingevuld wordt door
middel van AmvB’s, kan de Minister aangeven of de AP voldoende capaciteit heeft voor
de gegevensverwerking die op grote schaal zal toenemen met dit wetsvoorstel?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake reactie op nadere
adviezen over het wetsvoorstel WGS.
Noodzaak
Deze leden zien de noodzaak om knelpunten in de gegevensuitwisseling weg te nemen
bij een brede aanpak van ondermijnende criminaliteit en te kunnen zorgen voor een
effectief preventieve aanpak via Zorg en Veiligheidshuizen, mits voldoende zorgvuldig
vormgegeven en voorzien van stevige waarborgen voor bescherming van persoonsgegevens.
Deze leden vinden het goed dat nader advies is gevraagd aan AP, de Afdeling en het
College voor de Rechten van de Mens om dit te garanderen. Wel hebben zij over de adviezen
en de reactie daarop nog enkele vragen.
De mogelijkheid om bij AMvB nieuwe samenwerkingsverbanden te regelen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de AP adviseert de mogelijkheid tot het aanwijzen
van nieuwe samenwerkingsverbanden bij AMvB te schrappen. De Afdeling adviseert deze
mogelijkheid te beperkten tot tijdelijke spoedsituaties. Dit laatste advies neemt
de Minister over. Deze leden begrijpen de argumentatie dat een samenwerkingsverband
bij voorkeur bij wet moet worden geregeld, maar zij zien ook wel degelijk mogelijkheden
voor een zorgvuldig proces bij AMvB, bijvoorbeeld met toevoeging van een (verzwaarde)
voorhangprocedure. Hoe kijkt de Minister naar zo’n mogelijkheid? Wat deze leden betreft
zijn er nog andere samenwerkingsverbanden met eenzelfde doelstelling als die van de
huidige samenwerkingsverbanden, die in de toekomst logischerwijs onder deze regeling
kunnen worden gebracht. Daarbij denken zij in het bijzonder aan het ECTF en het LMIO.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom deze samenwerkingsverbanden
niet reeds aanvullend zijn opgenomen in het wetsvoorstel, gezien een eerdere toezegging
van de Minister te kijken of deze samenwerkingsverbanden kunnen toetreden tot het
wetsvoorstel. Ook vragen deze leden de Minister om nadere toelichting hoe zij «spoed»
definieert met betrekking tot de te wijzigen artikelen 3.1 tot en met 3.3 van de WGS.
Is de Minister van mening dat het ECTF en het LMIO wel onder de spoedbepaling kunnen
vallen?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de reactie van de Minister op de aanvullende adviezen
van de AP en de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) aandachtig
gelezen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben altijd zeer kritisch gekeken naar de WSG. Uiteindelijk
hebben deze leden dan ook tegen dit wetsvoorstel gestemd. Het feit dat zelfs na stemming
in de Tweede Kamer de negatieve adviezen over dit wetsvoorstel nog steeds binnen blijven
komen, sterkt deze leden in de gedachte dat dit wetsvoorstel, in zijn huidige vorm,
niet wenselijk is.
Gelukkig schrijft de Minister nu wel dat zij voornemens is het huidige hoofdstuk 3
uit de WSG te schrappen. Met dat hoofdstuk zou het mogelijk zijn om, per AMvB, nieuwe
samenwerkingsverbanden in het leven te roepen. De leden van de SP-fractie zagen eerder
nog hun amendement (Kamerstuk 35 447, nr. 10) dat precies hierop zag weggestemd worden door de Kamer, maar zij zijn blij dat de
regering, na forse kritiek van de AP, dit hoofdstuk nu toch schrapt.
Minder te spreken zijn de leden van de SP-fractie over het voornemen van de regering
om bij «spoed» een nieuw samenwerkingsverband te kunnen optuigen per AMvB, waarna
dan wel zo snel als mogelijk de Kamer zich moet buigen over een nieuw wetsvoorstel
waarin dat nieuwe samenwerkingsverband zijn grondslag dan vindt. Deze leden vragen
hoe dit voornemen zich verdraagt met het aangenomen amendement van het lid Van Nispen
waarin duidelijk wordt gesteld dat het parlement een uitbreiding van een samenwerkingsverband
vooraf goed moet keuren (Kamerstuk 35 447, nr. 11).
Kan voorts worden verduidelijkt in wat voor gevallen er sprake kan zijn van dusdanige
«spoed» dat een wetsvoorstel niet eerst aan de Kamers kan worden voorgelegd? Kan ook
worden verduidelijkt wat met «spoed» wordt bedoeld en wie beslist over wanneer iets
precies spoedige inwerkingtreding rechtvaardigt? Is de Minister het met deze leden
eens, dat hierover op zijn minst overleg zal moeten worden gevoerd met de Kamers?
Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om af te zien van het voornemen om bij
spoed per AMvB nieuwe samenwerkingsverbanden in het leven te roepen? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de SP-fractie vragen speciale aandacht voor het feit dat de AP erop wijst
dat, door de vele bevoegdheden die de samenwerkingsverbanden krijgen, het gevaar van
massasurveillance op de loer ligt. Zeker als gegevens van mensen gedeeld worden zónder
dat daar een concrete verdenking aan ten grondslag ligt. Klopt het dat de Minister
zich op het standpunt stelt dat van massasurveillance geen sprake kan zijn, omdat
de samenwerkingsverbanden geen interventiebevoegdheden hebben? Kan zij voor deze leden
verduidelijken waarom bij massasurveillance per se sprake moet zijn van directe interventie?
En ziet de Minister ook in dat, of er nou wel of geen interventie plaatsvindt, het
een feit is dat, als je niet als startpunt pakt dat alleen gegevens verwerkt en gedeeld
mogen worden van mensen die concreet ergens verdacht van worden, je wel degelijke
de situatie krijgt dat de gegevens van onschuldige mensen (mensen die niet concreet
van een strafbaar feit verdacht worden) worden gedeeld en verwerkt? Zo nee, waarom
niet? Het klopt toch ook dat de gegevens die door de samenwerkingsverbanden worden
gedeeld, daarna door de individuele instanties die betrokken zijn bij het samenwerkingsverband
wel degelijk gebruikt kunnen worden om latere interventies op te baseren?
Met het amendement Yesilgöz-Zegerius is het mogelijk geworden om ook gegevens tussen
samenwerkingsverbanden te delen (Kamerstuk 35 447, nr. 14). Dat vonden de leden van de SP-fractie destijds al een onzalig idee en dat vinden
zij nog steeds. Zeker nu deze leden lezen dat de AP oproept tot het schrappen van
deze mogelijkheid. Toch zegt de Minister hierover in reactie op de AP slechts dat
het voornemen van de regering is om bij AMvB de gegevensverstrekking tussen de samenwerkingsverbanden
nader te clausuleren door deze zoveel mogelijk te beperken tot hit/no hit bevraging.
Deze leden vragen of deze hits/no hits dan vervolgens wel weer gebruikt kunnen worden
om verdere stappen te ondernemen? Stel, er komt een hit uit de bevraging, kan de Minister
schetsen wat een samenwerkingsverband daar dan precies aan heeft? Wat kan zij met
het gegeven dat er een hit of geen hit is?
De AP vraagt, volgens de leden van de SP-fractie, terecht aandacht voor het recht
dat een betrokkene heeft op transparantie van zijn of haar gegevens en de manier waarop
die gegevens zijn verwerkt. Deze leden vragen hoe de Minister wil waarborgen dat altijd
te achterhalen is hoe, wanneer, waarom en door wie gegevens zijn verwerkt, zodat de
betrokkene daarover uitputtend geïnformeerd kan worden op specifiek casusniveau. Deze
leden doelen dus niet op een algemeen jaarverslag waarin in algemene zin verantwoord
wordt hoe gegevens verwerkt zijn. Deze leden vragen hier specifiek naar, omdat zij
hebben gezien dat bijvoorbeeld bij het schandaal van de toeslagenaffaire, betrokkenen
tot op de dag van vandaag geen inzicht hebben in basale vragen zoals waarom zij op
een zwarte lijst zijn gekomen, op basis van welke gegevens, etc.
Net als de AP nu, vroegen de leden van de SP-fractie bij de plenaire behandeling van
de WGS aandacht voor het gegeven dat deelnemers aan samenwerkingsverbanden door de
regering worden verplicht om gegevens te delen. Zij kunnen slechts besluiten géén
gegevens te delen als zij daar zwaarwegende redenen voor hebben. Deze leden vragen,
wederom, waarom dit nodig is. Ziet de Minister het risico dat, zeker door de beperkte
mogelijkheid tot het niet delen van gegevens (namelijk slechts bij zwaarwegende redenen)
de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk uit het oog verloren wordt? Is zij alsnog
bereid om het verstrekken van gegevens optioneel in plaats van verplicht te maken
of in ieder geval het gedeelte «zwaarwegend» te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
Een motie van leden van de SP- en GroenLinks-fracties riep de regering op om te verduidelijken
op welke manieren de samenwerkingsverbanden verplicht worden discriminatie en andere
mensenrechtenschendingen te voorkomen en hoe hier toezicht op gehouden wordt (Kamerstuk
35 447, nr. 17). De leden van de SP-fractie zijn, na het lezen van de kabinetsreactie op de nadere
adviezen over de WGS, op dit punt allerminst gerustgesteld. Deze leden lezen dat de
regering voornemens is om per AMvB te regelen dat samenwerkingsverbanden bij de verstrekking
van resultaten aan deelnemers of derden, zoveel mogelijk moeten motiveren op basis
van welke informatie de uitkomst tot stand is gekomen. Deze leden vragen waarom dit
gegeven niet gewoon in de wet is vastgelegd. Voorts vragen deze leden waarom de Minister
kiest voor de zinsnede «zoveel mogelijk moeten motiveren». Is de Minister het met
deze leden eens dat samenwerkingsverbanden gewoon uitputtend moeten motiveren op basis
van welke informatie een uitkomst tot stand is gekomen, en dus niet «zoveel mogelijk»?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie wijzen ten slotte op de reactie van Amnesty International
Nederland, die afgelopen week bij de Kamer binnenkwam. In de brief benoemt Amnesty
International waarom de reactie van de Minister op de kritische adviezen onvoldoende
is en niet tegemoetkomt aan de voornemens van het nieuwe kabinet dat «de grondslagen
voor gegevensuitwisseling met de juiste waarborgen, zoals doelbinding en proportionaliteit,
zijn verankerd in de wet en dat in adequaat toezicht is voorzien». Deze leden vragen
of de Minister op de punten kan reageren die Amnesty in haar brief heeft benoemd.
5. Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende
brief. Zij hebben met name vragen ten aanzien van de risico’s op ongelijke behandeling
en discriminatie.
Noodzaak en waarborgen wetsvoorstel WGS
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het wetsvoorstel inzake geautomatiseerde gegevensanalyses
onder andere een «verplichting tot menselijke tussenkomst om te controleren op zorgvuldige
totstandkoming van resultaten». Kan de Minister concreet aangeven waaruit de menselijke
tussenkomst moet gaan bestaan en op welke momenten die moet plaatsvinden? Hoe en door
wie wordt het «verbod op algoritmen waarvan de uitkomsten niet navolgbaar en controleerbaar
zijn» gehandhaafd? Is de AP de daarvoor aangewezen instantie en heeft die inmiddels
wel voldoende capaciteit om deze taak te kunnen uitvoeren? Hoe wordt de «verplichting
tot uitleg op toegankelijke wijze aan het publiek over de gehanteerde patronen, indicatoren
en andere onderliggende logica» concreet uitgevoerd en gehandhaafd?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanscherping van beleid en regelgeving
omtrent algoritmen en artificiële intelligentie (AI) zoals aangekondigd in de brief
van 10 juni 2021 (Kamerstuk 26 643, nr. 765)? In hoeverre zijn er reeds aanscherpingen gedaan die ook van belang zijn voor het
tegengaan van risico’s op discriminerende gevolgen van de WGS? Welke nog niet doorgevoerde
aanscherpingen van het beleid en regelgeving omtrent algoritmen en AI kunnen nog beter
zorgen voor het tegengaan van risico’s op discriminerende gevolgen van de WGS?
Reactie op afzonderlijke aanbevelingen advies Autoriteit Persoonsgegevens
Startpunt van de gegevensverwerking verduidelijken
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister stelt dat het vraagstuk van het
startpunt van de gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden los staat van de onschuldpresumptie.
Deze leden menen dat dit wellicht formeel juist is in de zin van dat de onschuldpresumptie
geen beginsel is dat aan het recht op bescherming van persoonsgegevens ten grondslag
ligt. Daarbij voert de Minister aan dat het niet zo is dat uitwisseling van gegevens
het toekennen van schuld impliceert. Dat laatste moge waar zijn, maar ergens moet
er toch aanleiding zijn om gegevens over iemand te gaan uitwisselen. Kan dat startpunt
een vermoeden zijn dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit?
Zo nee, wat kan dan nog meer dat startpunt zijn?
Toets door onafhankelijke bestuurlijke autoriteit bij verstrekking aan derden
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de AP adviseert om bij verstrekking van gegevens
door het samenwerkingsverband aan derden te voorzien in de waarborg van een voorafgaande
toets door een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit. De AP baseert zich daarbij
volgens de Minister ten onrechte op bindend advies van het Hof van Justitie. Het moge
zo zijn dat dat advies inderdaad in het verband van de WGS niet van belang is, maar
dat neemt niet weg dat volgens de AP niet vaststaat dat de rechtmatigheidsadviescommissies
onafhankelijk genoeg zijn en dat er een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit nodig
is om een voorafgaande toets te doen voor de verstrekking van gegevens aan derden.
Kan de Minister hier inhoudelijk op ingaan? Waarom komt de Minister niet tegemoet
aan dit advies van de AP?
6. Vragen en opmerkingen van de Volt-fractie
De Volt-fractie heeft de kennisgenomen van de nadere adviezen over het wetsvoorstel
WGS.
In de verschillende brieven van de Minister komt naar voren dat het wetsvoorstel een
belangrijke verbetering zal zijn in vergelijking met de huidige situatie. Dat klinkt
positief, maar de leden van de Volt-fractie stellen de Minister de vraag wat dat precies
betekent. Betekent het dat in de huidige situatie gegevens worden gedeeld zonder grondslag,
dus onrechtmatig, of dat de gegevensdeling beter zal worden ingericht, dus in lijn
met de AVG en zonder ongeoorloofde inbreuk te maken op grondrechten?
Het wetsvoorstel brengt naast oplossingen ook nieuwe problemen, waaronder een groot
risico op discriminatie. Zo waarschuwt het College voor de Rechten van de Mens dat
er een vertekend beeld kan ontstaan over de mate waarin mensen met een bepaalde achtergrond
betrokken zijn bij de problematiek waarop de samenwerkingsverbanden zich straks zullen
richten. Dat kan leiden tot overmatige controle van deze groep. Dat is discriminerend.
Het wetsvoorstel bevat nog onvoldoende waarborgen tegen discriminatie. Een deel zal
afhangen van de uitvoering, maar deze leden zijn van mening dat er onvoldoende waarborgen
worden getroffen om discriminatie te voorkomen. Hoe weegt de Minister het voortzetten
van het wetsvoorstel tegenover het risico op discriminatie?
Een ander probleem dat de leden van de Volt-fractie zien, is de mogelijkheid om gebruik
te maken van geautomatiseerde gegevensanalyses, zoals risicoprofilering. Kan de Minister
aangeven op welke manier zal worden omgegaan met risicoprofilering, met name, welke
maatregelen getroffen zullen worden om het risico op discriminatie te voorkomen? Kan
de Minister toelichten hoe de Kamer, of de relevante toezichthouder, in staat zal
worden gesteld om te controleren welke risico-indicatoren worden gebruikt bij deze
geautomatiseerde gegevensanalyse?
Vooralsnog is geen uitvoering gegeven aan de moties die zien op het verplichten van
algoritmeregisters en blijkt nog te vaak dat uitvoeringsorganisaties onvoldoende zicht
hebben op de algoritmes en IT-systemen die worden gebruikt om geautomatiseerde gegevensanalyse
uit te voeren. Uit een rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat vrijwel geen
enkel ministerie een goed beeld heeft van de AI die het ministerie zelf gebruikt.1 Kan de Minister toelichten hoe ervoor gezorgd zal worden dat de gegevensverwerking
en de gebruikte IT-systemen te controleren zijn? Op basis van welke regels moet de
nog op te richten algoritme-waakhond toezicht houden? Wanneer wordt gestart met de
openbare algoritmeregisters?
Voorts zal het wetsvoorstel het mogelijk maken om binnen een groot netwerk van overheden
en bedrijven informatie over burgers te delen. Zit hier ook informatie bij waarvan
burgers zelf niet eens weten dat deze informatie over hen bestaat? Zo ja, op welke
manier zullen burgers worden geïnformeerd over de verwerking van deze informatie,
waaronder begrepen persoonsgegevens? Hoe worden zij in staat gesteld om hun rechten
met betrekking tot gegevensverwerking in dit geval op een effectieve manier uit te
oefenen? Het blijft ook nog onduidelijk waar de grenzen van het doelbindingsbeginsel
en het beginsel van minimale gegevensverwerking ligt met betrekking tot de samenwerkingsverbanden.
Kan de Minister dit nader toelichten?
Het argument van de Minister dat van massasurveillance geen sprake kan zijn omdat
het wetsvoorstel geen bevoegdheid geeft tot het inwinnen of vergaren van nieuwe gegevens,
maar alleen tot uitwisseling van gegevens waarover reeds rechtmatig wordt beschikt,
is niet overtuigend. Juist het koppelen van datasets kan tot nieuwe informatie leiden.
Dat lijkt ook juist het doel van het wetsvoorstel te zijn. Deze uitwisseling creëert
de mogelijkheid om nieuwe gegevens te maken. De leden van de Volt-fractie ontvangen
graag een reflectie van de Minister op dit punt.
Er moeten – zo blijkt uit de brief van de Minister – nog veel zaken worden uitgewerkt
bij AMvB. Zou de Minister een tijdspad kunnen schetsen waarin wordt aangegeven wanneer
deze AMvB’s worden opgesteld, waarbij ook wordt aangegeven wanneer uitvoering zal
worden gegeven aan de gegevensdeling in de wet, zodat vooraf volledig duidelijk is
onder welke voorwaarden en met welke waarborgen gegevens verwerkt zullen worden.
Tot slot zouden deze leden van de Volt-fractie graag van de Minister horen op welke
manier de gegevensdeling, die wordt opgetuigd via de WGS, concreet bijdraagt aan de
gestelde doelen van het wetsvoorstel. Deze leden verzoeken om daarbij specifiek in
te gaan op de evenredigheid. Is het middel proportioneel? Welke andere middelen kunnen
worden ingezet om het doel te bereiken en waarom worden die niet gebruikt?
II. Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.