Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 24 februari 2022
2022D06369 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde agenda
                  Raad voor Concurrentievermogen 24 februari 2022 van 15 februari 2022, het Fiche: Mededeling
                  herziening mededingingsbeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 3277), het Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele
                  Raad voor Concurrentievermogen van 31 januari en 1 februari (Kamerstuk 21 501-30, nr. 548), het Verslag onderzoeks- en innovatiedeel informele Raad voor Concurrentievermogen
                  van 24 en 25 januari 2022 (Kamerstuk 21 501030, nr. 549), het Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda onderzoeksdeel
                  informele Raad voor Concurrentievermogen 24 en 25 januari 2022 en het verslag Raad
                  voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 547).
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
                  daarover enkele vragen en opmerkingen.
               
De leden van de VVD-fractie achten het positief dat het Franse voorzitterschap van
                  de Europese Unie (EU) prioriteit heeft gegeven aan de verordening buitenlandse subsidies
                  die de interne markt verstoren, gezien de brede ambitie van het coalitieakkoord en
                  dit kabinet om buitenlandse oneerlijke concurrentie van buiten de EU aan te pakken
                  om onze ondernemers een eerlijker speelveld te bieden.
               
De leden van de VVD-fractie willen hier hun steun uiten voor de inzet van het kabinet
                  om tot een uitbreiding van de reikwijdte van het voorstel te komen zodat de effectiviteit
                  van de verordening geborgd wordt en eventuele omzeiling kan worden voorkomen. Deze
                  leden lezen dat de verordening sectorbreed zal worden uitgevoerd, maar aangezien sectorspecifieke
                  marktverstoringen of vormen van oneerlijke concurrentie plaatsvinden, is hun vraag
                  in hoeverre deze verordening ook ruimte biedt om sectorgericht op te treden, bijvoorbeeld
                  via een sectorspecifiek onderzoek.
               
De leden van de VVD-fractie zijn vooral ook benieuwd naar hoe kan worden opgetreden
                  in gevallen waarin sprake is van oneerlijke buitenlandse subsidies. Voorziet deze
                  verordening in een procedure voor de beoordeling hiervan door de Europese Commissie?
                  Zo ja, hoe ziet deze procedure van beoordeling eruit? Krijgt de Europese Commissie
                  ook instrumenten om bepaalde (straf)maatregelen op te leggen? Zo ja, welke?
               
De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat de uitvoering van deze verordening
                  ook tot enige regeldruk zal kunnen leiden voor ondernemingen. Kan de Minister hier
                  een beeld/inschatting van maken? Zo ja, wat wordt haar inzet om deze regeldruk voor
                  ondernemers zo veel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
                  stukken en hebben daarbij een aantal vragen.
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een gelijk speelveld op
                  de interne markt van de EU en zijn daarom positief gestemd over het voorstel tot de
                  verordening buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren. Deze leden vinden,
                  naast de subsidies van derde landen aan partijen op de interne markt, ook het gedrag
                  van die partijen op de interne markt relevant. Gaat de Minister zich tijdens de Raad
                  inzetten om dit bij het voorstel te betrekken? Hoe beschouwt de Minister de posities
                  van haar collega’s in de Raad? Kan de Minister toelichten wat volgens haar een boete
                  voldoende afschrikwekkend, passend en effectief maakt? Kan de Minister reflecteren
                  op het met boetes straffen van de ontvangers van verstorende subsidies, maar het niet
                  bestraffen, op welke manier dan ook, van de verstrekkers van de verstorende subsidies?
               
De leden van de D66-fractie vinden het versnellen van de verduurzaming van het bedrijfsleven,
                  zoals tot stand zal komen met de richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage, een
                  positieve ontwikkeling. Deze leden willen hierbij echter bij de Minister om speciale
                  aandacht vragen voor de positie van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en de regeldruk
                  in het algemeen. Hoe beschouwt de Minister het effect van deze herziening op het mkb?
                  Hoe beschouwt de Minister dit effect op de regeldruk? Is de Minister bereid hiervoor
                  tijdens de Raad ook bij haar collega’s om aandacht te vragen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
                  daarover de volgende vragen en opmerkingen.
               
De leden van de CDA-fractie lezen op de geannoteerde agenda onder andere een beleidsdebat
                  en voortgangsrapportage over het voorstel voor de Verordening buitenlandse subsidies.
                  De Minister schrijft dat het kabinet zich hard maakt voor een uitbreiding van de reikwijdte
                  van het voorstel naar bedrijven met bijzondere of exclusieve rechten die door landen
                  aan bedrijven gegeven kunnen zijn en naar staatsbedrijven waarbij de financiële relatie
                  met de staat niet «at arm’s length» is. Deze leden zijn benieuwd of de Minister enkele
                  voorbeelden kan geven van dergelijke «bijzondere of exclusieve rechten» evenals van
                  landen die deze rechten geven. Bestaan er daarnaast internationaal lijsten met namen
                  van staatsbedrijven die naar EU-maatstaven niet op afdoende afstand van de overheid
                  staan? Zo ja, zijn deze lijsten openbaar? Welke aanpassingen in de aanbestedingsmodule
                  van de verordening verwacht Nederland nog voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld op
                  het gebied van doorlooptijden?
               
De leden van de CDA-fractie weten dat nog onduidelijk/onzeker is of de Verordening
                  buitenlandse subsidies toepasbaar zal zijn op een sector als de maritieme maakindustrie,
                  met unieke en specifieke kenmerken. Is de Minister hier ook van op de hoogte? Hebben
                  deze leden het bovendien goed begrepen als zij stellen dat de voorliggende verordening
                  niet compatibel is met de richtlijnen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waardoor
                  oneerlijke concurrentie die de maritieme sector ervaart uit een land als China niet
                  kan worden tegengegaan? Is de Minister bereid hierover op korte termijn met de maritieme
                  sector in gesprek te gaan en in Europees verband de belangen van de sector in deze
                  verordening actief uit te dragen?
               
De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de conceptrichtlijn herziening duurzaamheidsrapportage
                  dat de kabinetsinzet is dat de voorgestelde verplichting voor beursgenoteerde mkb-ondernemingen
                  om per boekjaar 2026 duurzaamheidsinformatie te rapporteren niet wordt uitgesteld.
                  Op welke wijze(n) zullen mkb-bedrijven straks ondersteuning kunnen krijgen om aan
                  de nieuwe rapportageregels te voldoen, bijvoorbeeld wanneer zij daar nog geen of weinig
                  ervaring mee hebben?
               
De leden van de CDA-fractie nemen kennis van het feit dat de Europese Commissie «transitiepaden»
                  wil opstellen voor de 14 ecosystemen uit de Europese industriestrategie, waaronder
                  het ecosysteem mobiliteit. Kan de Minister aan de leden reeds de contouren van de
                  transitiepaden schetsen? Hoe zullen deze eruit zien?
               
De leden van de CDA-fractie verwelkomen met het kabinet de EU Chips Act, die zij van
                  groot belang vinden voor het Europese ecosysteem voor halfgeleiders en de plek die
                  Nederland daarin inneemt. Zij zien uit naar de uitwerking van dit initiatief in het
                  tweede kwartaal van 2022.
               
De leden van de CDA-fractie zijn daarnaast benieuwd of de Minister reeds de kern van
                  het wetgevende voorstel inzake duurzaam ondernemingsbestuur met hen kan delen.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie de instrumenten van het Europese
                  mededingingsbeleid wil herzien. Zij vragen de Minister of zij hier eens op wil reflecteren.
                  Wat zijn de ervaringen van Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven met de diverse
                  instrumenten?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie met de Chips Act overweegt de overheidssteun
                  goed te keuren voor de halfgeleidersector, waar sprake is van financieringstekorten
                  in een ecosysteem met unieke kenmerken. De leden constateren dat Nederland dergelijke
                  steun alleen onder scherpe waarborgen wil toestaan, als deze gericht en noodzakelijk
                  is, omwille van een gelijk speelveld en precedentwerking. Voor welke andere sectoren
                  of maatschappelijke uitdagingen kan de Minister zich voorstellen dat gerichte staatssteun
                  een serieuze optie is, wanneer bijvoorbeeld aantoonbaar sprake is van marktfalen?
                  De leden denken zelf onder andere aan digitalisering en de aanleg van glasvezel in
                  gebieden waarvoor marktpartijen geen sluitende business case kunnen maken. Hoe denkt
                  de Minister hierover en welke stappen is zij van plan te zetten op dit punt?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag onderzoeks- en innovatiedeel informele
                  Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 januari 2022 dat tijdens de Raad is gesproken
                  over kennisveiligheid, waarbij gastsprekers van het Collège de France wezen op een
                  juiste balans tussen openheid enerzijds en waakzaamheid anderzijds. Wat is hier de
                  positie van Nederland, wetende dat ook ons land kwetsbaar is voor bijvoorbeeld diefstal
                  van kennis en wetenschappelijke spionage? Zullen het onlangs aangekondigde adviesloket/adviesteam
                  voor universiteiten en de publicatie van een leidraad over kennisveiligheid in de
                  ogen van de Minister voldoende zijn of moet Nederland minder naïef zijn en met dwingender
                  maatregelen komen om bijvoorbeeld opdrachten en geldstromen uit derde landen te controleren
                  of aan banden te leggen?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat verschillende lidstaten, waaronder Nederland,
                  aandacht vroegen voor het versterken van samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen
                  en bedrijfsleven en industrie. Welke ideeën heeft Nederland hier zelf over? Hoe zou
                  deze samenwerking een impuls kunnen krijgen?
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op hun vragen over
                  de implementatie van de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience
                  Facility; RRF). Zij vragen de Minister of zij kan herbevestigen dat het Nederlandse
                  (concept-) Recovery and Resilience Plan (RRP) met stakeholders zal worden besproken
                  in de periode tussen juni 2022, vanaf de presentatie van het finale concept-plan aan
                  de Kamer, en de indiening bij de Europese Commissie op uiterlijk 31 augustus 2022,
                  waarmee de motie-Inge van Dijk over het concept-RRP consulteren met stakeholders (Kamerstuk
                  21 501-30, nr. 531) volledig wordt uitgevoerd? Ook zijn de leden benieuwd of het (concept-)RRP naar
                  aanleiding van deze bespreking met stakeholders nog kan worden gewijzigd. Kan de Minister
                  duidelijkheid scheppen over de vraag of de middelen horende bij het RRP enkel dienen
                  ter dekking van de plannen uit het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken
                  naar de toekomst», of dat er ruimte zal zijn voor initiatieven uit bijvoorbeeld de
                  regio, van provincies en gemeenten?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie lezen dat tijdens de komende Raad gesproken zal worden
                  over een EU-strategie voor normalisatie. Deze leden willen erop wijzen dat de Kamer
                  het kabinet in de motie-Stoffer/Romke de Jong (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 55) verzocht heeft zich in te zetten voor verdere verbetering van de toegankelijkheid
                  van NEN-normcommissies voor kleine mkb-bedrijven en te bezien wat de mogelijkheden
                  zijn voor financiële steun voor deelname. Wil de Minister dit aspect, verbetering
                  van de toegankelijkheid van normcommissies voor kleine mkb-bedrijven, meenemen bij
                  de bespreking van de Europese standaardisatiestrategie, zo vragen deze leden.
               
De leden van de SGP-fractie onderschrijven ten aanzien van de Mededeling herziening
                  mededingingsbeleid de inzet van het kabinet om duurzaamheidsvoordelen voor de gehele
                  maatschappij mee te mogen wegen in plaats van alleen de voordelen voor de consument
                  van het product. Kan de Minister aangeven in hoeverre de Europese Commissie en andere
                  lidstaten deze inzet steunen, zo vragen deze leden. Welke concrete voorstellen heeft
                  zij gedaan of gaat zij inbrengen?
               
II Antwoord/reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.