Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg ver informatie over tabaks- en alcoholontmoediging en het COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en MOP2 Protocol tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november 2021
32 011 Tabaksbeleid
27 565 Alcoholbeleid
Nr. 93 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 februari 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 9 november 2021 over informatie over tabaks- en alcoholontmoediging
(Kamerstukken 32 011 en 27 565, nr. 91) en over de brief van 5 november 2021 over het COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
(FCTC) en MOP2 Protocol tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november
2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 90).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 december 2021 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 14 februari 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
7
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
8
II.
Reactie van de Staatssecretaris
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief met informatie
over tabaks- en alcoholontmoediging en de aanhangige stukken. Zij hebben nog enkele
vragen ten aanzien van het onderzoek over de doelmatigheid van bijschrijvingen van
dagleidinggevenden op de Alcoholwetvergunning.
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de conclusies die
de Staatssecretaris trekt op basis van de uitkomsten van het onderzoek. De Staatssecretaris
schrijft geen aanleiding en geen onderbouwing te zien om de verplichte bijschrijving
uit te breiden met bepaalde categorieën medewerkers, naast de eigenaar, manager en
de dagleidinggevende. Naar mening van de leden van de VVD-fractie gaat hij daarmee
voorbij aan de strekking van de motie van de leden Bolkestein en Diertens1 die vroeg om een onderzoek naar «de doelmatigheid van het bijschrijven van dagleidinggevenden
op de horecavergunning» in verband met de aanzienlijke jaarlijkse kosten voor horecaondernemingen
en slijterijen.
Genoemde leden willen benadrukken dat het amendement Bolkestijn2 eveneens gericht was op de doelmatigheid en rechtvaardigheid van de wettelijke bijschrijfplicht
van dagleidinggevenden. Zoals de Staatssecretaris destijds ook schreef in zijn appreciatie3 schrijft het amendement voor dat dagleidinggevenden niet langer bijgeschreven hoeven
te worden op het aanhangsel van de vergunning, maar wordt via een algemene maatregel
van bestuur (AMvB) bepaald onder welke omstandigheden (groepen) medewerkers van de
onderneming dienen te worden bijgeschreven, alsmede welke categorieën ondernemingen
aan deze bijschrijfverplichting dienen te voldoen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat «het ontbreken van voldoende
cijfermateriaal (...) een gedegen onderbouwing van een eventuele differentiatie in
de regelgeving over de bijschrijfplicht [bemoeilijkt].» Is de Staatssecretaris het
met de leden van de VVD-fractie eens dat de onderzoeksopdracht in de reeds genoemde
motie-Bolkestein/Diertens duidelijk en expliciet gericht was op de doelmatigheid van
het bijschrijven van dagleidinggevenden? Kan de Staatssecretaris dan aangeven hoe
hij, in het licht van bovenstaande motie en amendement en op basis van het rapport,
tot de conclusie komt dat de verplichte bijschrijving niet hoeft te worden uitgebreid
met méér categorieën medewerker naast de eigenaar, manager en dagleidinggevende? Is
hij het met deze leden eens dat hij ook uit het rapport zou kunnen concluderen dat
de bijschrijfplicht überhaupt niet onderbouwd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Met de afronding van dit onderzoek naar de doelmatigheid van het bijschrijven van
dagleidinggevenden op de horecavergunning verwachten de leden van de VVD-fractie dat
de wijzigingen van het genoemde amendement in werking kunnen treden. Hoe ziet de Staatssecretaris
dat? Wanneer verwacht de Staatssecretaris met de hierboven genoemde AMvB te komen?
De leden van de VVD-fractie wensen in dit kader een voorhangprocedure. Is de Staatssecretaris
bereid deze AMvB in voorhang aan de Kamer te doen toekomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de verschillende kamerbieven
en rapporten over alcohol- en tabaksontmoediging. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de fractie van D66 vragen de Staatssecretaris naar de cijfers over alcoholvergiftigingen
gepresenteerd door VeiligheidNL. De cijfers laten zien dat van iedereen die op de
spoedeisende hulp (SEH) terecht komt als gevolg van een alcoholvergiftiging, 20 procent
jonger is dan 18 jaar. Overmatig alcoholgebruik is vooral schadelijk voor jongeren,
dus de leden van genoemde fractie vragen wat de Staatssecretaris eraan gaat doen om
overmatig alcoholgebruik specifiek bij deze groep te verminderen? Zij constateren
dat alcoholgebruik onder jongeren, inclusief bingedrinken, de afgelopen tijd, na een
periode van daling, stabiliseert. Deze leden vragen de Staatssecretaris, los van het
verbieden van wederverstrekking, welke opties er zijn om dit verder te doen dalen.
Zij zijn vooral benieuwd welke opties voor extra voorlichting er nog zijn en wat het
effect is geweest van de NIX-campagne.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een inventarisatie is gedaan naar leeftijdsverificatiesystemen
bij de online verkoop van alcohol. Op basis van de bevindingen van het onderzoek gaat
de Staatssecretaris de komende maanden bezien welke nadere eisen er gesteld moeten
worden voor een betrouwbaar leeftijdsverificatiesysteem. In welke mate worden ondernemers
hierbij betrokken? Zij constateren dat ook ondernemers niet willen dat hun minderjarige
klanten alcohol kopen, maar tegelijkertijd moet er ook worden voorkomen dat de systemen
te ingewikkeld zijn om in te voeren. Deze leden vragen de Staatssecretaris derhalve
of ondernemers geconsulteerd worden alvorens dit in lagere regelgeving wordt vastgelegd.
De leden van de D66-fractie lezen over het onderzoek over etikettering alcoholhoudende
dranken. Zij hebben kennisgenomen van welke Europese landen gebruik maken van aangepaste
etikettering. Zij vragen echter wat de effectiviteit is van het al dan niet aanpassen
van de etiketten. Is er een effect merkbaar als de etiketten verplicht moeten worden
aangepast?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat er nu concreet gaat gebeuren
ten aanzien van het bijschrijven van dagleidinggevenden op de Alcoholwetvergunning
en de uitvoering van het amendement Bolkestein4. De Staatssecretaris benoemt in zijn brief5 geen aanleiding te zien om andere medewerkers verplicht te laten bijschrijven, naast
de eigenaar, manager en de dagleidinggevende. Echter, amendement Bolkestein had specifiek
betrekking op het al dan niet bij schrijven van de dagleidinggevende. Deze leden vragen
daarom wat de plannen zijn voor de dagleidinggevenden en wat de conclusie is van het
genoemde onderzoek om dagleidinggevenden wel of niet bij te schrijven.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie de Staatssecretaris naar het gebruik
van e-sigaretten. Het gebruik van e-sigaretten is schadelijker dan in eerste instantie
gedacht; kinderen en jongeren beginnen vaak het met gebruik van e-sigaretten voordat
zij overstappen op «echte» sigaretten. Een door de Europese Commissie geopperd idee
is om de accijnzen op e-sigaretten te verhogen, zodat deze minder aantrekkelijk worden
voor jongeren. Deze leden vragen wat de laatste ontwikkelingen zijn op het heffen
van accijns op e-sigaretten. Zij vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat
voor e-sigaretten dezelfde regelgeving zou moeten gelden als voor normale sigaretten,
gezien de e-sigaret nu ook al onderdeel is van de Tabaks- en rookwarenwet?
Ook vragen de leden van D66 naar het IJslandse preventiemodel. Dit preventiemodel
heeft als gevolg gehad dat het alcohol- en tabaksgebruik onder jongeren in IJsland
flink is gedaald. Dit model wordt nu al gebruikt in sommige gemeenten. Is de Staatssecretaris
op de hoogte van hoe dit model in die gemeenten is bevallen? Is er een overzicht van
de eerste resultaten gepubliceerd? De leden vragen hoe de Staatssecretaris terugblikt
op haar eigen preventiebeleid, specifiek voor jongeren? Hoe kan Nederland leren van
het IJslandse model? Ziet de Staatssecretaris nog voorbeelden van effectieve aanpakken
van preventie in andere landen?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging (FCTC-verdrag). Zij vinden het zeer spijtig dat de discussie rondom
sigarettenventilatie wordt uitgesteld naar 2023. Het is een strategie om de meetmethodes
te beïnvloeden en dient liever vandaag dan morgen te worden aangepakt. Betekent dit
dat er tot 2023 geen enkele, ook niet op Europees vlak, wijziging gaat plaatsvinden
op de meetmethodes dan wel het direct aanpakken van de sigarettenventilatie?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om bij de conferentie van partijen
(COP-FCTC) en de bijeenkomst («meeting») van partijen (MOP-Protocol) duidelijkheid
te vragen over de rol van het parlement binnen het FCTC-verdrag. Het parlement is
in veel democratieën een medewetgever en er heerst onduidelijkheid in welke mate zij
wel of niet vallen onder het verdrag. Zij vragen de Staatssecretaris dit specifieke
onderdeel ter sprake te laten komen zodat er duidelijkheid komt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het tabaks- en
alcoholontmoediging en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vinden het onbegrijpelijk dat het roken van de waterpijp
in de horeca op dit moment nog steeds mogelijk is. Terwijl rookruimten in horecagelegenheden
verboden zijn en rokers onder een afdakje moeten gaan staan om een sigaretje te roken,
is het vandaag de dag nog steeds mogelijk om binnen aan een waterpijp, vaak gewoon
nog met tabak erin, te lurken. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris dan ook om
vaart te maken met het uitvoeren van scenario 3, de uitbreiding van het rookverbod,
met de waterpijp in het algemeen.
De leden van de PVV-fractie hebben al vaker uitgesproken dat zij de e-sigaret zien
als een hulpmiddel om te stoppen met roken. Verreweg de meeste gebruikers van e-sigaretten
in Nederland zijn namelijk volwassen (ex)-rokers, van structureel gebruik onder jongeren
is nauwelijks sprake. Waarom dan toch vasthouden aan een maatregel die vooral de volwassen
gebruikers zal treffen, met als mogelijk gevolg dat veel van deze volwassen e-sigaretgebruikers
weer zullen terugvallen op de reguliere sigaret? Is de Staatssecretaris bereid enkele
smaken voor deze volwassen gebruikers alsnog toe te staan? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM waarschuwt, net als de leden van de PVV-fractie, voor onvoorziene gevolgen,
zoals het zelf mengen of toevoegen van smaakstoffen. Dit met alle gevaarlijke schadelijke
gevolgen van dien. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Ook
in dit kader stellen de leden van de PVV-fractie nogmaals de vraag of het niet beter
zou zijn enkele smaken te behouden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de verkoop van alcohol via onlinekanalen
al jaren toeneemt, terwijl leeftijdsverificatie te wensen over laat. Oplossingen waarbij
de persoon zelf toezegging doet van de leeftijd zijn slecht, onbetrouwbaar en daarmee
niet toekomstbestendig. Een betrouwbaar leeftijdsverificatiestysteem op korte termijn
is nodig.
De leden van de PVV-fractie horen graag welke oplossing de Staatssecretaris voor ogen
heeft.
Per 1 juli 2021 zijn er meer instrumenten om de verkoop van alcohol op afstand te
handhaven. Hoe vaak is er sinds die datum gecontroleerd en beboet, met name op het
gebied van leeftijdsverificatie? Per 1 juli 2021 geldt verder strafbaarstelling van
wederverstrekking van alcoholhoudende dranken. Hoe vaak is hiervoor een boete verleend?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris voornemens is om de aanbeveling
om tot een verplichte alcoholetikettering over te gaan over te nemen? Alleen Ierland
maakt op dit moment gebruik van alcoholetikettering. Waaruit blijkt dat het schadelijk
alcoholgebruik hierdoor teruggedrongen is? Zijn er nog meer bewijzen van de effectiviteit
op schadelijk alcoholgebruik, specifiek door alcoholetikettering, waaruit blijkt dat
het daadwerkelijke alcoholgebruik verminderd wordt. Zo ja, om welke onderzoeken gaat
het?
De leden van de PVV-fractie willen verder graag een uitleg hoe het komt dat de kans
om met een alcoholvergiftiging op de SHE-afdeling terecht te komen, ondanks de leeftijdsverhoging,
al jaren het hoogst is onder jongeren van 12 tot 17 jaar. Het aantal alcoholvergiftigingen
onder jongeren is de laatste jaren ook niet afgenomen. Genoemde leden willen weten
wat er mis gaat in de NIX18-campagnes? Is er onderzoek gedaan naar de wijze waarop
deze jongeren aan de gebruikte alcohol gekomen zijn, zo vragen de leden van de PVV-fractie
de Staatssecretaris.
Genoemde leden vragen of er een verband is tussen de niet-werkende leeftijdsverificatie
en het aantal alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol onder jongeren.
De leden van de PVV-fractie danken de Staatssecretaris tot slot voor het uitvoeren
van de motie en wachten het Trimbos-onderzoek af.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brieven van de Staatssecretaris. Deze leden hebben nog een aantal vragen op basis
van de verschafte informatie uit de brieven.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er uitvoering is gegeven aan de motie
van het lid Kuik c.s. over nicotinezakjes zonder tabak onder de Tabaks- en rookwarenwet
brengen (Kamerstuk 35 665, nr. 9).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris waarom hij ervoor kiest
om deze beslissing door te schuiven naar een volgend kabinet en nicotinezakjes de
facto ongereguleerd te laten blijven. Deelt de Staatssecretaris de zorgen van genoemde
leden omtrent de risico’s van nicotinezakjes? Zo ja, waarom kiest hij er dan niet
voor om deze direct goed te reguleren?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen met genoegen dat onderzoek is gedaan naar
de etikettering van alcoholische dranken. Zij vragen de Staatssecretaris waarom hij
het passend vindt om de beslissing tot het volledig etiketteren van alcoholhoudende
dranken door te schuiven naar een volgend kabinet, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) en het onderzoek van het Trimbos-instituut dit beiden aanraden en de EU-richtlijnen
adviseren de richtlijnen van het WHO zoveel mogelijk te volgen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de position paper «Uitgeruste Verslavingsartsen»
dat verslavingsartsen momenteel met twee problemen kampen om hun werk zo goed mogelijk
te kunnen doen. Ten eerste zijn verslavingsartsen door de tweejarige opleiding niet
voldoende voorbereid op de complexe problematiek waar zij mee te maken hebben. Ten
tweede dragen verslavingsartsen niet de wettelijke erkende en beschermde specialistentitel,
waardoor zij niet als eindverantwoordelijke kunnen optreden voor de zorg voor hun
patiënten. De leden van de GroenLinks-fractie streven naar gezondheidszorg waar mensen
met een verslaving zo snel en effectief mogelijk gediagnosticeerd en behandeld kunnen
worden. Zij vinden het zorgelijk dat de huidige positie van verslavingsartsen optimale
zorg voor mensen met een verslaving lijkt te belemmeren. Genoemde leden hebben dan
ook een aantal vragen over de positie van de verslavingsartsen. Ten eerste vragen
zij aan de Staatssecretaris of het mogelijk is om alle voor- en nadelen op te stellen
van het uitvoeren van de voorstellen uit de position paper? Daarnaast vragen zij aan
de Staatssecretaris welke oplossingen hij ziet voor de huidige problematiek rondom
de positie van verslavingsartsen als hij meer nadelen dan voordelen ziet in het uitvoeren
van de voorstellen uit de position paper?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met waardering en dank kennisgenomen van
de brieven en bijbehorende stukken van de Staatssecretaris en maken van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de resultaten uit het SEO-onderzoek «Waterpijpgebruik
en het rookverbod» tot zich genomen. Zij zien scenario 3 als het meeste effectief
om de schadelijke gevolgen van het waterpijpgebruik te verminderen en als het beste
handhaafbaar. Deelt de Staatssecretaris deze beoordeling? Zo ja, welke stappen zouden
gezet moeten worden om scenario 3 te realiseren? Zo nee, welke afweging maakt hij
en welke vervolgstappen passen daarbij?
Het Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 339) richt zich op het terugdringen van het zogenaamde problematisch alcoholgebruik.
Wat volwassenen betreft wordt in het preventieakkoord problematisch alcoholgebruik
«vertaald» in overmatig alcoholgebruik, wat door onder meer het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS) wordt gedefinieerd als het drinken van meer dan 14 glazen per
week voor vrouwen en meer dan 21 glazen per week voor mannen. De Gezondheidsraad adviseert
volwassen mannen en vrouwen die alcohol drinken echter hun gebruik te beperken tot
één glas per dag. Naarmate men meer drinkt neemt de schade voor de gezondheid toe,
met name vanwege het carcinogene karakter van alcohol. De leden van de ChristenUnie-fractie
merken op dat er een enorm verschil zit tussen de definitie van overmatig alcoholgebruik
en gezond alcoholgebruik. Deze leden vragen of er ook grond zou zijn om doelen te
stellen in het Nationaal Preventieakkoord die de alcoholrichtlijn van de Gezondheidsraad
als uitgangspunt hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de adviezen van de WHO over beleidsinstrumenten
om de schade die alcoholgebruik veroorzaakt te voorkomen6. Op welke manier krijgen deze beleidsinstrumenten een plek in het Nationaal Preventieakkoord?
Is de Staatssecretaris bereid om de instrumenten die nog geen plek hebben in het Nationaal
Preventieakkoord toe te voegen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de «initiatiefgroep preventieakkoord»,
een maatschappelijke coalitie van twintig organisaties. Wat is de status van deze
initiatiefgroep?
Genoemde leden lezen in het onderzoek naar digitale identificatiesystemen dat het
vaststellen van wettelijke eisen waar leeftijdsverificatiesystemen aan moeten voldoen
wenselijk is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het onwenselijk is dat jongeren
onder de 18 jaar gemakkelijk aan alcohol kunnen komen zolang de leeftijdsverificatiesystemen
niet naar behoren werken? Op welke wijze wil de Staatssecretaris in de periode totdat
er regelgeving ligt, vormgeven aan het inperken van de online verkoop van alcohol
aan jongeren onder de 18 jaar?
De Studentenmonitor van onder andere het Trimbos Instituut toont aan dat elf procent
van de studenten in het hoger onderwijs overmatig drinkt en zestien procent van de
studenten een zware drinker is. Tegelijk melden de kerncijfers publieke gezondheid
2021 van het RIVM dat het percentage mensen tussen de 18 en 64 jaar dat overmatig
drinkt afneemt. De verschillen tussen deze bevindingen laten wat de leden van de ChristenUnie-fractie
betreft zien dat de breedte van de categorie 18 tot 64 jaar, de ontwikkeling vertekent.
Bovendien zorgt drinken op jonge leeftijd voor schade in de hersenontwikkeling. Ziet
de Staatssecretaris reden om concrete doelen in het nationaal preventieakkoord te
formuleren voor de groep 16 tot 18 jaar en voor de groep 18 tot 24 jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van
de Staatssecretaris en hebben hierover enkele vragen.
Heeft de Staatssecretaris kennisgenomen van de open brief van de Europese Ombudsman
inzake het starten van een onderzoek naar de activiteiten van de tabaksindustrie bij
de Europese Commissie? Wat is het kabinetsstandpunt op het punt dat de Europese Ombudsman
aansnijdt? Steunt de Staatssecretaris het verzoek van de Europese Ombudsman? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wil de Staatssecretaris zich hierover uitspreken?
In het kader van tabaksontmoediging en het smaakjesverbod hebben de leden van de Volt-fractie
verder de volgende vragen. Is de Staatssecretaris bekend met het NRC-artikel «Tabakslobby
lobbyt vermomd als burgerbeweging»7? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de bevindingen uit het onderzoek van
The Investigative Desk? Herkent hij deze bevindingen? Sinds wanneer is de Staatssecretaris
bekend met de lobbytechniek «astroturfing»? Is er vanuit het kabinet reeds actie ondernomen
om deze lobbytechniek in te perken dan wel bloot te leggen? Vindt hierover afstemming
met Brussel plaats? Is de Staatssecretaris bereid zich uit te spreken tegen de acties
van de World Vapers Alliance, de organisatie die door de tabaksindustrie wordt gefinancierd?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke vorm?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brieven van
de Staatssecretaris en aanhangige stukken. Het lid van de BBB-fractie onderkent het
belang van dit onderwerp voor de volksgezondheid, maar waarschuwt ervoor dat rigide
stappen ook een averechts effect kunnen hebben. Het is daarom van belang dat er ook
gekeken wordt naar het gedrag van mensen bij het verbieden van bepaalde producten.
Welke andere wegen gaan mensen dan bijvoorbeeld bewandelen? Dit lijkt niet heel goed
in beeld te zijn gebracht. Het lid van de BBB-fractie wil de Staatssecretaris dan
ook vragen om hier wel naar te kijken.
Het lid van de BBB-fractie noemt het uitbannen van de e-sigaret als voorbeeld. De
logica van de Staatssecretaris is te volgen: voorkomen dat jongelui de stap maken
naar roken door zoete smaakjes te verbieden. Het voorkomen dat jonge mensen verslaafd
raken aan roken wordt van harte ondersteund door genoemd lid. Echter raakt dit juist
ook een ander aspect: mensen die al verslaafd zijn aan roken kunnen juist via de e-sigaret
een minder schadelijk alternatief vinden en via de e-sigaret zelfs stoppen met het
roken. Het RIVM waarschuwt in de conclusie van haar voorstel voor een limitatieve
lijst van smaakbepalende additieven in vloeistoffen voor e-sigaretten. Vanzelfsprekend
is dit een lastig dilemma. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris of
er geen andere mogelijkheden zijn om te voorkomen dat jongeren gaan roken. Heeft de
Staatssecretaris nagedacht over een tussenoplossing?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de leeftijdscategorie van 12 tot 16 jaar
het percentage dampers (mensen die een e-sigaret gebruiken) in 2020 gedaald is naar
0 procent. Voor de groep 12 tot 18 jaar ligt dit op 0,4 procent. Daarmee draagt de
e-sigaret in geringe mate bij aan rookgedrag. Het is ook niet vanzelfsprekend dat
deze jongeren allemaal overgaan van dampen naar roken. Aangezien in 2020 nog 20 procent
van de volwassenen rookte, lijkt het belang om de e-sigaret in te zetten als manier
om van roken af te komen nog zeer aanwezig. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris daarnaast hoe hij de illegale
handel of het zelf maken van smaakjes voor de e-sigaret gaat voorkomen? Soms is regulering
per saldo effectiever dan verbieden. Op dit moment vindt er veel handel plaats vanuit
het buitenland. Het is reëel om te verwachten dat dit zeer gaat toenamen bij een verbod.
Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie de Staatssecretaris of er ook is nagedacht
over een positieflijst in plaats van een negatieflijst? Bij een positieflijst is het
duidelijk wat wel mag en kunnen nieuwe smaken ter goedkeuring worden voorgelegd. Dit
heeft een wat andere werking dan een negatieflijst, die als gevolg het ontwikkelen
van nieuwe smaken zal hebben die nagenoeg gelijk zijn aan de smaken op de negatieflijst.
Wil de Staatssecretaris hierop reflecteren?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vraag:
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de conclusies die
de Staatssecretaris trekt op basis van de uitkomsten van het onderzoek. De Staatssecretaris
schrijft geen aanleiding en geen onderbouwing te zien om de verplichte bijschrijving
uit te breiden met bepaalde categorieën medewerkers, naast de eigenaar, manager en
de dagleidinggevende. Naar mening van de leden van de VVD-fractie gaat hij daarmee
voorbij aan de strekking van de motie van de leden Bolkestijn en Diertens8 die vroeg om een onderzoek naar «de doelmatigheid van het bijschrijven van dagleidinggevenden
op de horecavergunning» in verband met de aanzienlijke jaarlijkse kosten voor horecaondernemingen
en slijterijen. Genoemde leden willen benadrukken dat het amendement Bolkestijn9 eveneens gericht was op de doelmatigheid en rechtvaardigheid van de wettelijke bijschrijfplicht
van dagleidinggevenden. Zoals de Staatssecretaris destijds ook schreef in zijn appreciatie10 schrijft het amendement voor dat dagleidinggevenden niet langer bijgeschreven hoeven
te worden op het aanhangsel van de vergunning, maar wordt via een algemene maatregel
van bestuur (AMvB) bepaald onder welke omstandigheden (groepen) medewerkers van de
onderneming dienen te worden bijgeschreven, alsmede welke categorieën ondernemingen
aan deze bijschrijfverplichting dienen te voldoen. De leden van de VVD-fractie lezen
in het rapport dat «het ontbreken van voldoende cijfermateriaal (...) een gedegen
onderbouwing van een eventuele differentiatie in de regelgeving over de bijschrijfplicht
[bemoeilijkt].» Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat
de onderzoeksopdracht in de reeds genoemde motie-Bolkestein/Diertens duidelijk en
expliciet gericht was op de doelmatigheid van het bijschrijven van dagleidinggevenden?
Kan de Staatssecretaris dan aangeven hoe hij, in het licht van bovenstaande motie
en amendement en op basis van het rapport, tot de conclusie komt dat de verplichte
bijschrijving niet hoeft te worden uitgebreid met méér categorieën medewerker naast
de eigenaar, manager en dagleidinggevende? Is hij het met deze leden eens dat hij
ook uit het rapport zou kunnen concluderen dat de bijschrijfplicht überhaupt niet
onderbouwd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Met de motie is uitvoering gegeven aan de vraag om te onderzoeken in hoeverre de verplichte
bijschrijving van de dagleidinggevende doelmatig is. De vraag daarbij is of de kosten
die ondernemers maken met deze bijschrijfplicht opwegen tegen de maatschappelijke
baten.
Het rapport laat zien dat er onvoldoende cijfers en onderzoeken zijn over ondermijning,
criminaliteit en onzedelijk gedrag. De meeste gemeenten houden geen registratie van
het aantal bijschrijvingen dat geweigerd wordt en om welke redenen. Hierdoor is weinig
bekend over de omvang van de problematiek per categorie horecabedrijven als per sector.
Tegelijkertijd zijn er wel signalen dat ondermijning plaats kan vinden binnen horecabedrijven.
Ik ben het daarom met gemeenten eens dat het schrappen van de verplichte bijschrijving
van de dagleidinggevende onwenselijk is. Gemeenten geven daarbij aan dat er van de
verplichte bijschrijving een preventieve werking uitgaat en een drempel wordt opgeworpen
richting malafide ondernemers. Met deze bijschrijving is immers geregeld dat er in
een horecagelegenheid of slijterij altijd minimaal één persoon aanwezig is die van
onbesproken levensgedrag is en getoetst is op zijn of haar strafrechtelijk verleden.
Daarnaast kan deze persoon overig personeel en klanten op normen en waarden aanspreken,
overlast voorkomen, de zaak sluiten als het sluitingstijd is en beslissen om dronken
bezoekers geen alcoholhoudende dranken meer te verstrekken. Gelet op het belang voor
de volksgezondheid dient een schadelijk product als alcohol immers op een verantwoorde
manier en in een veilige omgeving te worden verstrekt. Dit is de reden dat de dagleidinggevende
op de vergunning dient te zijn bijgeschreven.
Ik ben van mening dat er hiermee onvoldoende onderbouwing bestaat om het schrappen
van de verplichte bijschrijving op de alcoholvergunning zonder meer te rechtvaardigen.
Het uitbreiden van meer categorieën medewerkers op de bijschrijving maakt dit, gelet
op de uitkomsten van het onderzoek, niet anders en draagt niet bij aan het doel van
de verplichte bijschrijving. Het rapport geeft wel aanleiding om te verkennen of de
verplichte bijschrijving van dagleidinggevenden in slijterijen geschrapt kan worden.
Reden is dat geen van de geïnterviewden uit het onderzoek bekend is met signalen van
(bovengemiddelde) ondermijning en criminaliteit in slijtersbedrijven en dat het aantal
incidenten waarbij de openbare orde wordt verstoord, bij slijtersbedrijven relatief
laag zou zijn ten opzichte van horecabedrijven. Hiermee zou onderscheid ontstaan tussen
horecabedrijven en slijtersbedrijven. Op basis van de suggesties uit dit rapport zal
ik samen met de Minister van JenV bezien in hoeverre het schrappen van de verplichte
bijschrijving van de dagleidinggevende van slijtersbedrijven juridisch onderbouwd
kan worden. Indien dit kan en leidt tot aanpassing van het Alcoholbesluit, zal ik
uw Kamer voor het zomerreces hierover informeren.
Vraag:
Met de afronding van dit onderzoek naar de doelmatigheid van het bijschrijven van
dagleidinggevenden op de horecavergunning verwachten de leden van de VVD-fractie dat
de wijzigingen van het genoemde amendement in werking kunnen treden. Hoe ziet de Staatssecretaris
dat? Wanneer verwacht de Staatssecretaris met de hierboven genoemde AMvB te komen?
De leden van de VVD-fractie wensen in dit kader een voorhangprocedure. Is de Staatssecretaris
bereid deze AMvB in voorhang aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord:
Ik ga bezien in hoeverre ik het schrappen van de verplichting bijschrijving van de
dagleidinggevende voor slijterijen juridisch kan onderbouwen. De uitkomsten worden
al dan niet opgenomen in het Alcoholbesluit. Voor de zomer van 2022 informeer ik u
over de uitkomsten van deze verkenning.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vraag:
De leden van de fractie van D66 vragen de Staatssecretaris naar de cijfers over alcoholvergiftigingen
gepresenteerd door VeiligheidNL. De cijfers laten zien dat van iedereen die op de
spoedeisende hulp (SEH) terecht komt als gevolg van een alcoholvergiftiging, 20 procent
jonger is dan 18 jaar. Overmatig alcoholgebruik is vooral schadelijk voor jongeren,
dus de leden van genoemde fractie vragen wat de Staatssecretaris eraan gaat doen om
overmatig alcoholgebruik specifiek bij deze groep te verminderen? Zij constateren
dat alcoholgebruik onder jongeren, inclusief bingedrinken, de afgelopen tijd, na een
periode van daling, stabiliseert. Deze leden vragen de Staatssecretaris, los van het
verbieden van wederverstrekking,
welke opties er zijn om dit verder te doen dalen. Zij zijn vooral benieuwd welke opties
voor extra voorlichting er nog zijn en wat het effect is geweest van de NIX-campagne.
Antwoord:
Het terugdringen van alcoholgebruik door minderjarigen is één van de ambities van
het Nationaal Preventieakkoord. Het verbieden van wederverstrekking is weliswaar een
belangrijk instrument daarvoor, maar de implementatie nog van te recente datum om
zichtbaar te worden in de diverse onderzoeken en registraties. Daarnaast is een matigend
effect te verwachten van een betere naleving van de leeftijdsgrens door verstrekkers.
Op dit moment hebben ruim 45.000 personen (verkopend personeel in horeca, sport, studentenverenigingen
en slijterijen) de e-learning afgerond over verantwoord alcohol verstrekken. Deze
e-learning wordt begin 2022 geactualiseerd. In 2022 wordt het tweejaarlijks onderzoek
uitgevoerd naar de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol en tabak.
De planning is om de uitkomsten voor het zomerreces 2022 aan te bieden aan de Kamer.
Op het gebied van voorlichting wordt de NIX18 campagne gecontinueerd. Deze normcampagne
wordt meerjarig ingezet om te stimuleren dat jongeren onder de 18 niet roken en drinken.
Op 6 september is de campagne «Wel zo sportief» afgetrapt, met als doel het versterken
van de NIX18 norm en verbeterde handhaving daarvan. Daarnaast is in oktober NIXzonderID
herhaald. De NIX18 campagne wordt jaarlijks geëvalueerd en aangescherpt om aan te
sluiten bij de laatste inzichten. Door de ontwikkelingen rondom Covid-19 is er weinig
massacommunicatie ingezet op NIX18 in 2020 en 2021. Gezien de stabilisering van het
alcoholgebruik door jongeren wordt de NIX18 campagne opnieuw tegen het licht gehouden,
zodat NIX18 in 2022 optimaal ingezet kan worden.
Vraag:
De leden van de D66-fractie lezen dat er een inventarisatie is gedaan naar leeftijdsverificatiesystemen
bij de online verkoop van alcohol. Op basis van de bevindingen van het onderzoek gaat
de Staatssecretaris de komende maanden bezien welke nadere eisen er gesteld moeten
worden voor een betrouwbaar leeftijdsverificatiesysteem. In welke mate worden ondernemers
hierbij betrokken? Zij constateren dat ook ondernemers niet willen dat hun minderjarige
klanten alcohol kopen, maar tegelijkertijd moet er ook worden voorkomen dat de systemen
te ingewikkeld zijn om in te voeren. Deze leden vragen de Staatssecretaris derhalve
of ondernemers geconsulteerd worden alvorens dit in lagere regelgeving wordt vastgelegd.
Antwoord:
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate ondernemers worden betrokken bij
de eisen die gaan gelden voor een leeftijdsverificatiesysteem voor de verkoop van
alcohol op afstand. Ik vind het van belang dat dit leeftijdsverificatiesysteem betaalbaar
en toepasbaar is voor ondernemers. Daarom zal ik het voorstel voor de lagere regelgeving
waarin de eisen voor het leeftijdsverificatiesysteem worden opgenomen te zijner tijd
publiceren op internetconsultatie.nl zodat (vertegenwoordigers van) ondernemers enkele
weken de tijd krijgen om hierop te reageren. Vertegenwoordigers van betrokken ondernemers
waren daarnaast betrokken bij het onderzoek dat is uitgevoerd naar leeftijdsverificatiesystemen
voor de verkoop van alcohol op afstand. Dit onderzoek heeft mijn voorganger op 9 november
jl. aan de Kamer aangeboden11.
Vraag:
De leden van de D66-fractie lezen over het onderzoek over etikettering alcoholhoudende
dranken. Zij hebben kennisgenomen van welke Europese landen gebruik maken van aangepaste
etikettering. Zij vragen echter wat de effectiviteit is van het al dan niet aanpassen
van de etiketten. Is er een effect merkbaar als de etiketten verplicht moeten worden
aangepast?
Antwoord:
Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een verplichte etikettering
voor alcoholhoudende dranken, inclusief voedingswaarden en informatie over gezondheidsrisico’s
op etiketten, kan leiden tot meer consumentenbewustzijn over de gezondheidsrisico’s
van alcoholconsumptie. Daarnaast kan het leiden tot het vergroten van de intentie
om minder alcohol te drinken en het daadwerkelijk verminderen van alcoholgebruik.
Deze beleidsmaatregel wordt aangeraden in de wereldwijde strategie van de WHO om schadelijk
alcoholgebruik te verminderen, evenals in het Europees Kankerbestrijdingsplan.
Vraag:
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat er nu concreet gaat gebeuren
ten aanzien van het bijschrijven van dagleidinggevenden op de Alcoholwetvergunning
en de uitvoering van het amendement Bolkestein12. De Staatssecretaris benoemt in zijn brief13 geen aanleiding te zien om andere medewerkers verplicht te laten bijschrijven, naast
de eigenaar, manager en de dagleidinggevende. Echter, amendement Bolkestein had specifiek
betrekking op het al dan niet bij schrijven van de dagleidinggevende. Deze leden vragen
daarom wat de plannen zijn voor de dagleidinggevenden en wat de conclusie is van het
genoemde onderzoek om dagleidinggevenden wel of niet bij te schrijven.
Antwoord:
Mijn voorganger heeft in zijn brief aangegeven dat het onderzoek geen onderbouwing
geeft voor het schrappen van de dagleidinggevende in de horeca. Wel ga ik bezien of
het schrappen van de dagleidinggevende op de Alcoholvergunning van de slijterij juridisch
onderbouwd kan worden en verwerk ik dat al dan niet in het Alcoholbesluit. Ik informeer
uw Kamer voor het zomerreces over de uitkomsten.
Vraag:
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie de Staatssecretaris naar het gebruik
van e-sigaretten. Het gebruik van e-sigaretten is schadelijker dan in eerste instantie
gedacht; kinderen en jongeren beginnen vaak het met gebruik van e-sigaretten voordat
zij overstappen op «echte» sigaretten. Een door de Europese Commissie geopperd idee
is om de accijnzen op e-sigaretten te verhogen, zodat deze minder aantrekkelijk worden
voor jongeren. Deze leden vragen wat de laatste ontwikkelingen zijn op het heffen
van accijns op e-sigaretten. Zij vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat
voor e-sigaretten dezelfde regelgeving zou moeten gelden als voor normale sigaretten,
gezien de e-sigaret nu ook al onderdeel is van de Tabaks- en rookwarenwet?
Antwoord:
In februari 2021 heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Europese richtlijn
tabaksaccijns gepubliceerd. In Raadsconclusies14 daarover is opgenomen dat de Raad het nodig vindt dat de Commissie de richtlijn herziet
met daarbij oog voor nieuwe producten zoals e-sigaretten en daar een voorstel voor
doet. Dit voorstel wordt verwacht in de eerste helft van 2022. De Nederlandse inzet
hierbij is om ook nieuwe producten zoals e-sigaretten onder het accijnsregime op te
nemen omdat deze producten net zo goed schadelijk en verslavend zijn.
Vraag:
Ook vragen de leden van D66 naar het IJslandse preventiemodel. Dit preventiemodel
heeft als gevolg gehad dat het alcohol- en tabaksgebruik onder jongeren in IJsland
flink is gedaald. Dit model wordt nu al gebruikt in sommige gemeenten. Is de Staatssecretaris
op de hoogte van hoe dit model in die gemeenten is bevallen? Is er een overzicht van
de eerste resultaten gepubliceerd? De leden vragen hoe de Staatssecretaris terugblikt
op haar eigen preventiebeleid, specifiek voor jongeren? Hoe kan Nederland leren van
het IJslandse model? Ziet de Staatssecretaris nog voorbeelden van effectieve aanpakken
van preventie in andere landen?
Antwoord:
Rond de introductie van de leeftijdsgrens van 18 jaar is er een verbetering in de
cijfers van het drinkgedrag van jongeren waar te nemen. Ook ging de startleeftijd
omhoog. Uit het Peilstationsonderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019 blijkt dat de deze
trend na 2015 niet is doorgezet. Dit maakt duidelijk dat preventie structurele aandacht
verdient. De afgelopen jaren heeft mijn voorganger ingezet op programma’s als Helder
op School, een Gezonde Sportomgeving en op NIX18. Het blijft belangrijk om in te zetten
op het versterken van de sociale norm dat je onder de 18 niet rookt en drinkt. Het
veranderen van een sociale norm vereist een meerjarige aanpak, waar de hele samenleving
een rol in speelt. Met de brief van mijn voorganger van 26 november 2021 bent u geïnformeerd
over de voortgang op het IJslandse preventiemodel (Aanhangsel Handelingen II 2021/22,
nr. 932). De zes gemeenten die met het model werken zijn enthousiast. De werkwijze heeft
op een aantal aspecten toegevoegde waarde t.o.v. bestaande programma’s en werkwijzen,
met name op community building, de integrale benadering en de rol van monitoring in
het lokale beleidsproces. Het Trimbos Instituut heeft de evaluatie van het initiële
traject opgeleverd en het rapport gepubliceerd op haar website. Een ander voorbeeld van een preventieaanpak op alcohol die in Nederland toegepast
is, is de Zweedse STAD aanpak, gericht op het tegengaan van binge drinken door jongvolwassenen.
Vraag:
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging (FCTC-verdrag). Zij vinden het zeer spijtig dat de discussie rondom
sigarettenventilatie wordt uitgesteld naar 2023. Het is een strategie om de meetmethodes
te beïnvloeden en dient liever vandaag dan morgen te worden aangepakt. Betekent dit
dat er tot 2023 geen enkele, ook niet op Europees vlak, wijziging gaat plaatsvinden
op de meetmethodes dan wel het direct aanpakken van de sigarettenventilatie?
Antwoord:
De bespreking van het rapport over sigaretventilatie15, is zoals u aangeeft, uitgesteld tot de volgende COP van het FCTC die in 2023 plaatsvindt.
Tevens stelt de Europese Commissie in het implementatierapport van de Europese Tabaksproductrichtlijn
(TPD)16 dat er geen enkele meetmethode is die het rookgedrag van mensen nabootst en dat er
geen nieuwe wetenschappelijke en technische ontwikkelingen zijn die een wijziging
van de meetmethode in de TPD rechtvaardigen. De Commissie is voornemens in 2024 haar
voorstel voor een herziene TPD te publiceren.
Vraag:
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om bij de conferentie van partijen
(COP-FCTC) en de bijeenkomst («meeting») van partijen (MOP-Protocol) duidelijkheid
te vragen over de rol van het parlement binnen het FCTC-verdrag. Het parlement is
in veel democratieën een medewetgever en er heerst onduidelijkheid in welke mate zij
wel of niet vallen onder het verdrag. Zij vragen de Staatssecretaris dit specifieke
onderdeel ter sprake te laten komen zodat er duidelijkheid komt.
Antwoord:
Artikel 5, derde lid van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (het FCTC)
stelt dat Verdragspartijen maatregelen nemen om het tabaksontmoedigingsbeleid te beschermen
tegen de commerciële belangen van de tabaksindustrie.
In de guidelines waarin de scope van dit artikel verder wordt uitgelegd, is te lezen
dat het artikel van toepassing is op alle takken van de overheid die betrokken zijn
bij het tot stand komen van tabaksontmoedigingsbeleid17. Het parlement valt hiermee onder het verdrag. Het is echter aan het parlement zelf
te bepalen hoe zij hier uitvoering aan wil geven. Het presidium heeft bij brief van
14 november 2019 opnieuw aangegeven dat het belangrijk is dat Kamerleden zich breed
kunnen oriënteren op maatschappelijke vraagstukken en dat het verstandig is dat Kamerleden
transparant zijn over de contacten die zij hebben. Het presidium geeft daarbij aan
en dat het aan de Kamer is om zo nodig richtlijnen op te stellen inzake contacten
met de tabaksindustrie18. Een duiding van de COP of de MOP is hier niet voor nodig.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vraag:
De leden van de PVV-fractie vinden het onbegrijpelijk dat het roken van de waterpijp
in de horeca op dit moment nog steeds mogelijk is. Terwijl rookruimten in horecagelegenheden
verboden zijn en rokers onder een afdakje moeten gaan staan om een sigaretje te roken,
is het vandaag de dag nog steeds mogelijk om binnen aan een waterpijp, vaak gewoon
nog met tabak erin, te lurken. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris dan ook om
vaart te maken met het uitvoeren van scenario 3, de uitbreiding van het rookverbod,
met de waterpijp in het algemeen.
Antwoord:
Ik zal uw Kamer op korte termijn mijn reactie op het SEO rapport toesturen.
Vraag:
De leden van de PVV-fractie hebben al vaker uitgesproken dat zij de e-sigaret zien
als een hulpmiddel om te stoppen met roken. Verreweg de meeste gebruikers van e-sigaretten
in Nederland zijn namelijk volwassen (ex)-rokers, van structureel gebruik onder jongeren
is nauwelijks sprake. Waarom dan toch vasthouden aan een maatregel die vooral de volwassen
gebruikers zal treffen, met als mogelijk gevolg dat veel van deze volwassen e-sigaretgebruikers
weer zullen terugvallen op de reguliere sigaret? Is de Staatssecretaris bereid enkele
smaken voor deze volwassen gebruikers alsnog toe te staan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het is van groot belang om te voorkomen dat e-sigaretten door jongeren worden gebruikt
en de gebruikscijfers onder jongeren zijn niet geruststellend. In het Peilstationsonderzoek
Jeugd en Riskant Gedrag 2019 van het Trimbos-instituut is gebleken, dat in 2019 méér
scholieren van 12 t/m 16 jaar weleens een elektronische sigaret of shisha pen hebben
gebruikt (25 procent) dan een gewone sigaret (17 procent).19
Om te voorkomen dat aanverwante producten zoals e-sigaretten nog aantrekkelijker worden
onder jongeren, zoals in de Verenigde Staten, is het van belang de wet- en regelgeving
voor tabakssigaretten en e-sigaretten zoveel mogelijk gelijk te trekken. Het reguleren
van de smaken van vloeistoffen van e-sigaretten is hier onderdeel van. Ik erken dat
er een spanningsveld is met rokers die met de e-sigaret willen stoppen. Het beschermen
van jongeren tegen de schadelijke effecten van de e-sigaret weegt in de ogen van het
kabinet zwaarder. De grootste gezondheidswinst wordt behaald wanneer rokers volledig
stoppen met roken en in dat proces niet op een vervangend schadelijk product overstappen
zoals de e-sigaret. Indien mensen door het verbod op zoete smaken terugvallen in een
tabaksverslaving, is begeleiding bij het stoppen met roken voor iedereen gratis toegankelijk.
Vraag:
Het RIVM waarschuwt, net als de leden van de PVV-fractie, voor onvoorziene gevolgen,
zoals het zelf mengen of toevoegen van smaakstoffen. Dit met alle gevaarlijke schadelijke
gevolgen van dien. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Ook
in dit kader stellen de leden van de PVV-fractie nogmaals de vraag of het niet beter
zou zijn enkele smaken te behouden.
Antwoord:
Het zelfstandig mengen van illegale substanties is zeer onverstandig omdat het tot
mogelijk tot schadelijkere damp kan leiden dan bij reguliere vloeistoffen. De gezondheidsproblematiek
in de Verenigde Staten heeft dit ook aangetoond. Bij de invoering van wetgeving bestaat
er altijd een kans dat mensen moedwillig deze regels omzeilen. Dit is echter geen
reden voor het kabinet om de regelgeving aan te passen en ook smaakbepalende additieven
toe te staan die overwegend in een andere smaak dan tabak worden toegevoegd.
Vraag:
De leden van de PVV-fractie constateren dat de verkoop van alcohol via onlinekanalen
al jaren toeneemt, terwijl leeftijdsverificatie te wensen over laat. Oplossingen waarbij
de persoon zelf toezegging doet van de leeftijd zijn slecht, onbetrouwbaar en daarmee
niet toekomstbestendig. Een betrouwbaar leeftijdsverificatiestysteem op korte termijn
is nodig. De leden van de PVV-fractie horen graag welke oplossing de Staatssecretaris
voor ogen heeft.
Antwoord:
Op verzoek van uw Kamer is onderzoek uitgevoerd naar leeftijdsverificatiesystemen
voor de verkoop van alcohol op afstand. Dit onderzoek heeft mijn voorganger op 9 november
jl. aan de Kamer aangeboden20. In dit onderzoek komen verschillende mogelijke oplossingen aan bod, zoals betaaloplossingen
of consumentenoplossingen voor authenticatie. Op basis van de bevindingen van het
onderzoek ga ik de komende maanden bezien welke nadere eisen er gesteld moeten worden
voor een betrouwbaar leeftijdsverificatiesysteem. Dit betreft eisen op het gebied
van betrouwbaarheid, privacy en dataminimalisatie. Dit voorstel zal uitgewerkt worden
in lagere regelgeving (Alcoholbesluit). Ik verwacht dat de eisen voor het leeftijdsverificatiesysteem
begin volgend jaar opgenomen kunnen worden in het Alcoholbesluit, waarbij ik rekening
houd met een redelijke overgangstermijn.
Vraag:
Per 1 juli 2021 zijn er meer instrumenten om de verkoop van alcohol op afstand te
handhaven. Hoe vaak is er sinds die datum gecontroleerd en beboet, met name op het
gebied van leeftijdsverificatie? Per 1 juli 2021 geldt verder strafbaarstelling van
wederverstrekking van alcoholhoudende dranken. Hoe vaak is hiervoor een boete verleend?
Antwoord:
De leden van de PVV-fractie vragen naar hoeveel boetes er sinds 1 juli 2021 zijn uitgedeeld
voor de verkoop van alcohol op afstand en wederverstrekking en hoe vaak er sinds 1 juli
2021 is gecontroleerd op de verkoop op afstand. De NVWA houdt toezicht op de verkoop
van alcohol op afstand. In het voorjaar van 2022 zal de NVWA een factsheet uitbrengen
waarin zij ingaan op de nieuwe toezichtstaken en de uitvoering daarvan vanaf juli
2021. Gemeenten houden toezicht op het verbod op wederverstrekking.
Er zijn geen landelijke cijfers beschikbaar hoe vaak gemeenten sinds 1 juli 2021 een
boete hebben uitgedeeld voor het verbod op wederverstrekking.
Vraag:
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris voornemens is om de aanbeveling
om tot een verplichte alcoholetikettering over te gaan over te nemen? Alleen Ierland
maakt op dit moment gebruik van alcoholetikettering. Waaruit blijkt dat het schadelijk
alcoholgebruik hierdoor teruggedrongen is? Zijn er nog meer bewijzen van de effectiviteit
op schadelijk alcoholgebruik, specifiek door alcoholetikettering, waaruit blijkt dat
het daadwerkelijke alcoholgebruik verminderd wordt. Zo ja, om welke onderzoeken gaat
het?
Antwoord:
Het invoeren van een verplichte etikettering voor alcoholhoudende dranken, inclusief
voedingswaarden en informatie over gezondheidsrisico’s, lijkt een geschikte optie
voor het creëren van meer consumentenbewustzijn over de gezondheidsrisico’s van alcoholconsumptie
en voor het voorkomen en verminderen van schadelijk alcoholgebruik21. De onderzoekers van het Trimbos-instituut komen tot die conclusie op basis van verschillende
onderzoeken die in het betreffende rapport genoemd worden.
Het onderzoeksrapport laat zien dat het vermelden van productinformatie op etiketten
van levensmiddelen positieve effecten heeft op een gezondere inname van producten.
Informatie over de voedingswaarde op levensmiddelen heeft er bijvoorbeeld toe geleid
dat consumenten hun eetgedrag veranderen door het kiezen van gezondere producten.
Consumenten hebben behoefte aan het vermelden van productinformatie op etiketten van
alcoholhoudende dranken en er is draagvlak voor deze maatregel. Ook blijkt dat het
vermelden van gezondheidsinformatie en -waarschuwingen op etiketten van alcoholhoudende
dranken een klein effect hebben op het verminderen van alcoholgebruik en dat het bewustzijn
en kennis over de waarschuwingen vergroot. Alcoholetikettering dient onderdeel te
zijn van een breed pakket aan (kosten)effectieve maatregelen en interventies om alcoholgerelateerde
schade te verminderen. Ik ben voorstander van het vermelden van dergelijke informatie
op de etiketten van alcoholhoudende dranken, zeker vanuit de gedachte dat consumenten
recht hebben op voldoende productinformatie. De ontwikkelingen vanuit de Europese
Commissie (EC) volg ik dan ook op de voet, zo wil de EC eind 2022 een voorstel aan
de Lidstaten presenteren.
Vraag:
De leden van de PVV-fractie willen verder graag een uitleg hoe het komt dat de kans
om met een alcoholvergiftiging op de SEH-afdeling terecht te komen, ondanks de leeftijdsverhoging,
al jaren het hoogst is onder jongeren van 12 tot 17 jaar. Het aantal alcoholvergiftigingen
onder jongeren is de laatste jaren ook niet afgenomen. Genoemde leden willen weten
wat er mis gaat in de NIX18-campagnes? Is er onderzoek gedaan naar de wijze waarop
deze jongeren aan de gebruikte alcohol gekomen zijn, zo vragen de leden van de PVV-fractie
de Staatssecretaris.
Antwoord:
De cijfers over de opnames van jongeren bij de afdelingen voor spoedeisende hulp zijn
afkomstig van VeiligheidNL, op basis van het Letsel Informatie Systeem (LIS). Daarin
wordt niet vermeld waar of hoe de betreffende jongeren alcohol hebben verkregen of
gekocht. Uit andere onderzoeken weten we dat minderjarigen vaak alcohol krijgen van
ouders, vrienden of bekenden. Om die reden is de strafbaarheid van wederverstrekking opgenomen in de Alcoholwet. Daarnaast blijkt uit onderzoek naar de naleving
van de leeftijdsgrens dat die nog onvoldoende is, al verschillen de nalevingscijfers
per type verkooppunt. Binnen het NPA is met partijen afgesproken dat de nalevingspercentages
in 2030 op 100% moeten liggen. Dit geldt voor alle verstrekkers van alcohol, zowel
voor thuisconsumptie als voor consumptie ter plaatse en zowel offline als online.
De NIX18 campagne is een normcampagne die meerjarig wordt ingezet omdat gedragsveranderingen
een lange adem behoeven. Door de ontwikkelingen rondom Covid-19 is er in 2020 en 2021
weinig massacommunicatie ingezet op NIX18.
Gezien de stabilisering van het alcoholgebruik door jongeren wordt de NIX18 campagne
opnieuw tegen het licht gehouden, zodat NIX18 in 2022 optimaal ingezet kan worden.
NIX18, de Alcoholwet en de activiteiten in het Nationaal preventieakkoord worden gezamenlijk
ingezet om het gebruik van alcohol en tabak bij jongeren terug te dringen.
Vraag:
Genoemde leden vragen of er een verband is tussen de niet-werkende leeftijdsverificatie
en het aantal alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol onder jongeren.
Antwoord:
Er zijn geen cijfers over in hoeverre jongeren die een alcoholvergiftiging hebben
opgelopen of te maken hebben gekregen met een ongeval door alcohol, deze alcoholhoudende
drank online hebben gekocht. Het is daarom niet mogelijk om uitspraken te doen over
een verband tussen het ontbreken van een betrouwbaar leeftijdsverificatiesysteem en
het aantal alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol onder jongeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vraag:
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er uitvoering is gegeven aan de motie
van het lid Kuik c.s. over nicotinezakjes zonder tabak onder de Tabaks- en rookwarenwet
brengen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris waarom hij
ervoor kiest om deze beslissing door te schuiven naar een volgend kabinet en nicotinezakjes
de facto ongereguleerd te laten blijven. Deelt de Staatssecretaris de zorgen van genoemde
leden omtrent de risico’s van nicotinezakjes? Zo ja, waarom kiest hij er dan niet
voor om deze direct goed te reguleren?
Antwoord:
Op dit moment treedt de NVWA reeds op tegen het in de handel brengen van nicotinezakjes
met meer dan 0,035 mg nicotine per zakje. Dit optreden vindt plaats op basis van het
feit dat deze producten gezien kunnen worden als een onveilig levensmiddel op basis
van de Algemene levensmiddelenverordening22. Omdat een wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet twee jaar in beslag kan nemen
is het goed dat de NVWA nu al op basis van de Warenwet kan optreden tegen deze onveilige
producten. Ik zal u dit voorjaar informeren over hoe ik deze producten wil aanpakken
en hoe ik de motie van het luid Kuik c.s. zal uitvoeren.
Vraag:
De leden van de GroenLinks-fractie lezen met genoegen dat onderzoek is gedaan naar
de etikettering van alcoholische dranken. Zij vragen de Staatssecretaris waarom hij
het passend vindt om de beslissing tot het volledig etiketteren van alcoholhoudende
dranken door te schuiven naar een volgend kabinet, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) en het onderzoek van het Trimbos-instituut dit beide aanraden en de EU-richtlijnen
adviseren de richtlijnen van het WHO zoveel mogelijk te volgen?
Antwoord:
Ik ben voorstander van het vermelden van dergelijke informatie op de etiketten van
alcoholhoudende dranken, zeker vanuit de gedachte dat consumenten recht hebben op
voldoende productinformatie. Het verplichten van etikettering van alcoholhoudende
dranken betekent het ontwikkelen van wet- en regelgeving. De ontwikkelingen vanuit
de Europese Commissie (EC) op basis van de voorgestelde maatregelen in het Europees
Kankerbestrijdingsplan volg ik dan ook op de voet. De EC wil eind 2022 een voorstel
aan de Lidstaten presenteren.
Vraag:
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de position paper «Uitgeruste Verslavingsartsen»
dat verslavingsartsen momenteel met twee problemen kampen om hun werk zo goed mogelijk
te kunnen doen. Ten eerste zijn verslavingsartsen door de tweejarige opleiding niet
voldoende voorbereid op de complexe problematiek waar zij mee te maken hebben. Ten
tweede dragen verslavingsartsen niet de wettelijke erkende en beschermde specialistentitel,
waardoor zij niet als eindverantwoordelijke kunnen optreden voor de zorg voor hun
patiënten. De leden van de GroenLinks-fractie streven naar gezondheidszorg waar mensen
met een verslaving zo snel en effectief mogelijk gediagnosticeerd en behandeld kunnen
worden. Zij vinden het zorgelijk dat de huidige positie van verslavingsartsen optimale
zorg voor mensen met een verslaving lijkt te belemmeren. Genoemde leden hebben dan
ook een aantal vragen over de positie van de verslavingsartsen. Ten eerste vragen
zij aan de Staatssecretaris of het mogelijk is om alle voor- en nadelen op te stellen
van het uitvoeren van de voorstellen uit de position paper? Daarnaast vragen zij aan
de Staatssecretaris welke oplossingen hij ziet voor de huidige problematiek rondom
de positie van verslavingsartsen als hij meer nadelen dan voordelen ziet in het uitvoeren
van de voorstellen uit de position paper?
Antwoord:
Het belang van goede verslavingszorg deel ik met de leden van de GroenLinks-fractie.
Verslavingsproblematiek is vaak zeer ingrijpend (voor mensen zelf en hun omgeving),
hardnekkig en vraagt om een lange adem. In het genoemde paper worden een aantal problemen
genoemd, namelijk dat er veel (negatieve) vooroordelen zijn over de patiëntenpopulatie
en de behandeling van verslavingsproblematiek, dat de instroom in de opleiding te
laag is voor de zorgvraag en de pensionering van veel vakgenoten, dat de verslavingsarts
wel tuchtrechtelijk verantwoordelijk is, maar om verschillende redenen niet altijd
beleid kan maken en ook niet altijd regiebehandelaarschap kan nemen, en dat collega’s
van andere specialismen de verslavingsproblemen onvoldoende herkennen. Als oplossing
voor deze problemen noemt de Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN)
de uitbreiding van de opleiding, van 2 naar 3 jaar met stages bij andere specialismen
en een opdracht van de Minister van VWS voor de opname van het specialisme verslavingsarts
in het register van specialismen.
Het Ministerie van VWS heeft periodiek contact met de VVGN, ook over de in het paper
benoemde problematiek. Een verlenging van de opleiding is in behandeling bij het College
Geneeskundig Specialismen (CGS), maar wordt nog aangehouden. Het Ministerie van VWS
treedt op korte termijn in overleg met VVGN en met het CGS. Ten aanzien van de wens
om als eindverantwoordelijke te kunnen optreden voor de zorg voor patiënten wordt
waarschijnlijk gedoeld op het regiebehandelaarschap en dan geldt dat de Wet BIG niet
bepaalt dat een professional alleen als eindverantwoordelijke kan optreden als hij/zij
een
wettelijke erkende en beschermde specialistentitel draagt. Dit is geregeld in afspraken
in het veld en met zorgverzekeraars. Dit punt zou daar beter geagendeerd kunnen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vraag:
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de resultaten uit het SEO-onderzoek «Waterpijpgebruik
en het rookverbod» tot zich genomen. Zij zien scenario 3 als het meeste effectief
om de schadelijke gevolgen van het waterpijpgebruik te verminderen en als het beste
handhaafbaar. Deelt de Staatssecretaris deze beoordeling? Zo ja, welke stappen zouden
gezet moeten worden om scenario 3 te realiseren? Zo nee, welke afweging maakt hij
en welke vervolgstappen passen daarbij?
Antwoord:
Ik zal uw Kamer op korte termijn mijn reactie op het SEO rapport toesturen.
Vraag:
Het Nationaal Preventieakkoord richt zich op het terugdringen van het zogenaamde problematisch
alcoholgebruik. Wat volwassenen betreft wordt in het preventieakkoord problematisch
alcoholgebruik «vertaald» in overmatig alcoholgebruik, wat door onder meer het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt gedefinieerd als het drinken van meer dan 14
glazen per week voor vrouwen en meer dan 21 glazen per week voor mannen. De Gezondheidsraad
adviseert volwassen mannen en vrouwen die alcohol drinken echter hun gebruik te beperken
tot één glas per dag. Naarmate men meer drinkt neemt de schade voor de gezondheid
toe, met name vanwege het carcinogene karakter van alcohol. De leden van de ChristenUnie-fractie
merken op dat er een enorm verschil zit tussen de definitie van overmatig alcoholgebruik
en gezond alcoholgebruik. Deze leden vragen of er ook grond zou zijn om doelen te
stellen in het Nationaal Preventieakkoord die de alcoholrichtlijn van de Gezondheidsraad
als uitgangspunt hebben.
Antwoord:
Het Nationaal Preventieakkoord is een akkoord getekend door meer dan 70 partijen.
Afspraken over de doelstellingen zijn door deze partijen samen gemaakt. Het klopt
dat een deel van de ambities en doelstellingen voor het deelakkoord problematisch
alcoholgebruik gericht is op zware en overmatige drinkers. Er zijn ook doelstellingen
opgenomen voor de doelgroepen zwangere vrouwen en jongeren onder de 18 jaar, waarbij
het uiteindelijk streven is om tot 0% alcoholgebruik te komen. Verder wordt met het
Nationaal Preventieakkoord ingezet op een toename van kennis en bewustwording, o.a.
over het advies van de Gezondheidsraad en bewustwording van de effecten van het eigen
drinkgedrag. Het is aan de deelnemende partijen van het deelakkoord alcohol om de
alcoholrichtlijn van de Gezondheidsraad als uitgangspunt te nemen bij het stellen
van (aanvullende) doelen voor het Nationaal Preventieakkoord.
Vraag:
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de adviezen van de WHO over beleidsinstrumenten
om de schade die alcoholgebruik veroorzaakt te voorkomen23. Op welke manier krijgen deze beleidsinstrumenten een plek in het Nationaal Preventieakkoord?
Is de Staatssecretaris bereid om de instrumenten die nog geen plek hebben in het Nationaal
Preventieakkoord toe te voegen?
Antwoord:
Het SAFER-initiatief van de WHO waar de leden van de ChristenUnie-fractie naar verwijzen,
bepleit maatregelen om schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Het gaat om het beperken
van de beschikbaarheid, het tegengaan van rijden onder invloed, toegang tot screening
en behandeling, beperking van marketing en de inzet van prijsbeleid. Vier van de vijf
maatregelen hebben een plaats binnen het NPA. Over het beperken van de beschikbaarheid
van alcohol heeft mijn voorganger uw Kamer in april 2021 een onderzoek toegestuurd.
Het is een onderzoek naar de huidige beschikbaarheid, de ontwikkeling hiervan in Nederland,
de te verwachten gevolgen van een uitbreiding van het aantal typen verstrekkingspunten
als ook een inventarisatie van opties om het aantal verkooppunten te beperken24.
Wat betreft het vergemakkelijken van de toegang tot screening, korte interventies
en behandeling wordt in het kader van het Nationaal Preventieakkoord geïnvesteerd
in het Samenwerkingsverband Vroegsignalering Alcoholproblematiek (SVA). Op basis van
een knelpuntenanalyse die in april 2020 is opgeleverd hebben de werkgroepen (jeugd,
zwangeren, ouderen, werkgevers/werknemers, tweede lijn) de afgelopen periode concrete
materialen en richtlijnen voor vroegsignalering opgeleverd voor de bijbehorende doelgroepen
en is de implementatie ervan gestart. Daarnaast wordt de komende jaren een e-health
keten ontwikkeld om ervoor te zorgen dat er landelijk één kwalitatief goede standaard
is om mensen met een (beginnend) alcoholprobleem tijdig te herkennen en snel effectieve
hulp te bieden, dit is gericht op zorgprofessionals en publiek. Verder werkt het SVA aan het (door)ontwikkelen van interventies
voor specifieke doelgroepen, zoals 55-plussers, vrijwilligers en naasten van mensen
met een alcoholprobleem.
Ten aanzien van beperkingen op alcoholreclame, sponsoring en promotie is in het NPA
afgesproken dat jongeren beschermd moeten worden tegen alcoholreclame. Mijn voorganger
heeft uw Kamer eerder laten weten dat erg geschrokken te zijn van de resultaten van
het onderzoek naar het bereik en de beïnvloeding van jongeren25. En dat de kennissynthese alcoholmarketing, de evaluatie van de Reclamecode voor
Alcoholhoudende dranken (RvA), de onderzoeken naar marketing via sociale media en
naar sponsoring in de sport aanknopingspunten bieden voor het beter beschermen van
jongeren26. In de brief van 9 november jl. heeft mijn voorganger u laten weten dat er inmiddels
meerdere gesprekken gevoerd zijn met verstrekkers en producenten en dat hij hen gemaand
heeft om haast te maken met formuleren van maatregelen om jongeren beter te beschermen
tegen marketinguitingen27. Ook ik ben bezorgd over het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing
en ik houd vinger aan de pols bij verstrekkers en producenten. STIVA en de Nederlandse
Brouwers starten de komende maanden met het aanpassen van de RvA, het ontwikkelen
van een Reclamecode voor alcoholvrije en -arme drank voor wijn en gedistilleerd en
het maken van afspraken met adverteerders, influencers en mediaplatforms. Het CBL
heeft mij laten weten dat het op dit moment de implementatie van een aantal maatregelen
gericht op het verminderen van het bereik van minderjarigen door alcoholmarketing
verkent.
Wat betreft het verhogen van prijzen zijn er met de nieuwe Alcoholwet maatregelen
getroffen. Zo is het sinds 1 juli 2021 niet langer toegestaan om meer dan 25% korting
te geven op alcoholhoudende dranken. Daarnaast is in het kader van het Nationaal Preventieakkoord
onderzoek gedaan door het RIVM en Trimbos-instituut naar minimum unit pricing (MUP)28. Dit onderzoek laat zien dat MUP effectief is om het alcoholgebruik van overmatige
en zware drinkers te verminderen.
Ten aanzien van maatregelen tegen rijden onder invloed van alcohol klopt het dat dit
niet is opgenomen in het NPA. Dit beleid valt primair onder de verantwoordelijkheid
van mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat. Eén van de door dat Ministerie
ontwikkelde instrumenten is de BOB-campagne, die ik graag ondersteun.
Vraag:
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de «initiatiefgroep preventieakkoord»,
een maatschappelijke coalitie van twintig organisaties. Wat is de status van deze
initiatiefgroep?
Antwoord:
De Initiatiefgroep Preventieakkoord is een brede coalitie van zo’n twintig maatschappelijke
organisaties en bedrijfsleven die zich inzet voor versterking van preventie voor een
gezonder Nederland. Het voorzitterschap en secretariaat van deze groep ligt bij de
SER, in samenwerking met GGD GHOR en de Federatie voor Gezondheid. De Initiatiefgroep
is een van de partijen waar mee overlegd is bij de totstandkoming van het Nationaal
Preventieakkoord. Ook in de afgelopen jaren is met de Initiatiefgroep gesproken over
de uitvoering van het preventieakkoord en het toekomstig preventiebeleid. De Initiatiefgroep
kent diverse partijen die aangesloten zijn en het belang van preventie onderschrijven,
zoals de VNG, GGZ NL, VNO NCW, PO- en MBO-raad, Patiëntenfederatie Nederland en de
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.
Vraag:
Genoemde leden lezen in het onderzoek naar digitale identificatiesystemen dat het
vaststellen van wettelijke eisen waar leeftijdsverificatiesystemen aan moeten voldoen
wenselijk is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het onwenselijk is dat jongeren
onder de 18 jaar gemakkelijk aan alcohol kunnen komen zolang de leeftijdsverificatiesystemen
niet naar behoren werken? Op welke wijze wil de Staatssecretaris in de periode totdat
er regelgeving ligt, vormgeven aan het inperken van de online verkoop van alcohol
aan jongeren onder de 18 jaar?
Antwoord:
Ik zie de geborgde werkwijze waar verkopers sinds 1 juli jl. over moeten beschikken
als een middel om de online verkoop van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar in te
perken. In deze geborgde werkwijze beschrijft de verkoper hoe hij de leeftijdsgrens
bewaakt bij iedere overdracht van de alcoholhoudende drank tussen verschillende ketenpartijen,
hoe hij ervoor zorgt dat de alcoholhoudende drank alleen wordt afgeleverd aan meerderjarigen
en hoe hij ervoor zorgt dat de geborgde werkwijze bekend en inzichtelijk is. De NVWA
houdt hierop toezicht. Daarnaast zal de geborgde werkwijze binnenkort worden opgenomen
in de e-learnings over het verantwoord verstrekken van alcohol. Deze e-learnings zijn
ontwikkeld voor de horeca, slijterijen, sportverenigingen en studentenverenigingen.
Daarnaast blijft NIX18 een belangrijk middel om de bewustwording onder consumenten
te vergroten.
Vraag:
De Studentenmonitor van onder andere het Trimbos Instituut toont aan dat elf procent
van de studenten in het hoger onderwijs overmatig drinkt en zestien procent van de
studenten een zware drinker is. Tegelijk melden de kerncijfers publieke gezondheid
2021 van het RIVM dat het percentage mensen tussen de 18 en 64 jaar dat overmatig
drinkt afneemt. De verschillen tussen deze bevindingen laten wat de leden van de ChristenUnie-fractie
betreft zien dat de breedte van de categorie 18 tot 64 jaar, de ontwikkeling vertekent.
Bovendien zorgt drinken op jonge leeftijd voor schade in de hersenontwikkeling. Ziet
de Staatssecretaris reden om concrete doelen in het nationaal preventieakkoord te
formuleren voor de groep 16 tot 18 jaar en voor de groep 18 tot 24 jaar?
Antwoord:
Eén van de doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord is: «het totaal aantal
Nederlanders van 18 jaar en ouder dat zwaar drinkt daalt van 8,5% naar 5%, met vooral
aandacht voor het aandeel zware drinkers onder jongvolwassenen (18–30 jaar).» Om dit
doel te behalen is een aantal acties afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord,
denk aan het ontwikkelen en uitrollen van plannen studie & alcoholpreventie door hoger
onderwijsinstellingen, het standaard beschikbaar stellen van alcoholarm en -vrij bier
bij studentenverenigingen en de ontwikkeling en de implementatie van de e-learning
verantwoord alcohol verstrekken.
Voor het opnemen van concrete doelen in het Nationaal Preventieakkoord voor de groep
16 tot 18 jaar en voor de groep 18 tot 24 jaar geldt dat hiertoe besloten kan worden
door de partijen die deelnemen aan de alcoholtafel. Het RIVM rapport «Inventarisatie
aanvullende maatregelen Nationaal Preventieakkoord»29 geeft duidelijke handvatten voor partijen voor het formuleren van aanvullende maatregelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Vraag:
Heeft de Staatssecretaris kennisgenomen van de open brief van de Europese Ombudsman
inzake het starten van een onderzoek naar de activiteiten van de tabaksindustrie bij
de Europese Commissie? Wat is het kabinetsstandpunt op het punt dat de Europese Ombudsman
aansnijdt? Steunt de Staatssecretaris het verzoek van de Europese Ombudsman? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wil de Staatssecretaris zich hierover uitspreken?
Antwoord:
Ik heb kennisgenomen van de open brief van de Europese Ombudsman inzake het starten
van een onderzoek naar de activiteiten van de tabaksindustrie bij de Europese Commissie
en steun het onderzoek van de Europese Ombudsman. Artikel 5, derde lid van het WHO
Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging stelt dat het tabaksontmoedigingsbeleid moet
worden beschermd tegen de belangen van de tabaksindustrie. Mochten interacties over
uitvoeringstechnische kwesties plaatsvinden met belangenvertegenwoordigers van de
tabaksindustrie dan is transparantie van die interacties van groot belang. Ook in
Nederland worden deze contacten van de rijksoverheid met de tabaksindustrie gepubliceerd
op rijksoverheid.nl. Lagere overheden publiceren op eigen websites. In de context
van de aanstaande herzieningen van EU-wetgeving met betrekking tot tabaksproducten
is het van groot belang dat contact met de tabaksindustrie in de volle breedte van
de Europese Commissie wordt beperkt en dat de Europese Commissie proactief alle informatie
over interacties tussen de Commissie en de tabaksindustrie publiceert.
Vraag:
In het kader van tabaksontmoediging en het smaakjesverbod hebben de leden van de Volt-fractie
verder de volgende vragen. Is de Staatssecretaris bekend met het NRC-artikel «Tabakslobby
lobbyt vermomd als burgerbeweging»30? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de bevindingen uit het onderzoek van
The Investigative Desk? Herkent hij deze bevindingen? Sinds wanneer is de Staatssecretaris
bekend met de lobbytechniek «astroturfing»? Is er vanuit het kabinet reeds actie ondernomen
om deze lobbytechniek in te perken dan wel bloot te leggen? Vindt hierover afstemming
met Brussel plaats? Is de Staatssecretaris bereid zich uit te spreken tegen de acties
van de World Vapers Alliance, de organisatie die door de tabaksindustrie wordt gefinancierd?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke vorm?
Antwoord:
Het artikel van het NRC laat zien dat we nog altijd op onze hoede moeten zijn voor
indirecte beïnvloeding vanuit de tabaksindustrie, ook door partijen die daar op het
eerste gezicht geen banden mee lijken te hebben. Vanuit VWS zijn we altijd al terughoudend
met contacten over e-sigaretten. Een deel van de betrokken partijen is immers ook
actief in de tabaksindustrie en dan geldt artikel 5, derde lid van het WHO Kaderverdrag
inzake tabaksontmoediging. Dit artikel stelt dat het tabaksontmoedigingsbeleid moeten
worden beschermd tegen de belangen van de tabaksindustrie. Het Ministerie van VWS,
maar ook andere overheidsorganisaties houden zich aan dit verdrag door alleen contact
te hebben over uitvoeringstechnische kwesties, en dit contact ook altijd te publiceren.
Bij partijen waarbij de link met de tabaksindustrie niet direct te leggen valt, maar
de belangen en overtuigingen hetzelfde zijn als die van de tabaksindustrie zijn we
ons hiervan terdege bewust en beperken we het contact tot uitvoeringstechnische kwesties.
De lobbytechniek astroturfing is mij bekend. Er zijn voor zover mij bekend geen specifieke
acties ondernomen vanuit het kabinet om hiertegen op te treden. Wel is er al langere
tijd terughoudendheid richting partijen die de belangen van de tabaksindustrie verkondigen,
omdat het vermoeden al bestond dat deze partijen door de tabaksindustrie gefinancierd
worden. Hoe andere lidstaten hiermee omgaan zal onder andere afhankelijk zijn van
de manier waarop zij invulling geven aan artikel 5, derde lid, van het WHO Kaderverdrag
en hoe zij beleidsmatig tegen de e-sigaret aankijken.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Vraag:
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brieven van
de Staatssecretaris en aanhangige stukken. Het lid van de BBB-fractie onderkent het
belang van dit onderwerp voor de volksgezondheid, maar waarschuwt ervoor dat rigide
stappen ook een averechts effect kunnen hebben. Het is daarom van belang dat er ook
gekeken wordt naar het gedrag van mensen bij het verbieden van bepaalde producten.
Welke andere wegen gaan mensen dan bijvoorbeeld bewandelen? Dit lijkt niet heel goed
in beeld te zijn gebracht. Het lid van de BBB-fractie wil de Staatssecretaris dan
ook vragen om hier wel naar te kijken. Het lid van de BBB-fractie noemt het uitbannen
van de e-sigaret als voorbeeld. De logica van de Staatssecretaris is te volgen: voorkomen
dat jongelui de stap maken naar roken door zoete smaakjes te verbieden. Het voorkomen
dat jonge mensen verslaafd raken aan roken wordt van harte ondersteund door genoemd
lid. Echter raakt dit juist ook een ander aspect: mensen die al verslaafd zijn aan
roken kunnen juist via de e-sigaret een minder schadelijk alternatief vinden en via
de e-sigaret zelfs stoppen met het roken. Het RIVM waarschuwt in de conclusie van
haar voorstel voor een limitatieve lijst van smaakbepalende additieven in vloeistoffen
voor e-sigaretten. Vanzelfsprekend is dit een lastig dilemma. Het lid van de BBB-fractie
vraagt de Staatssecretaris of er geen andere mogelijkheden zijn om te voorkomen dat
jongeren gaan roken. Heeft de Staatssecretaris nagedacht over een tussenoplossing?
Antwoord:
Ik erken het spanningsveld dat de BBB-fractie hierboven schetst en waar ook het RIVM
op wijst. Het is van groot belang om te voorkomen dat e-sigaretten door jongeren worden
gebruikt en de gebruikscijfers onder jongeren zijn niet geruststellend. In het Peilstation
onderzoek van het Trimbos-instituut onder scholieren is gebleken dat in 2019 méér
scholieren van 12 t/m 16 jaar weleens een elektronische sigaret of shishapen hebben
gebruikt (25 procent) dan een gewone sigaret (17 procent).31 De afgelopen jaren zijn er door de afspraken uit het Nationaal preventieakkoord veel
maatregelen genomen om jongeren te beschermen tegen de schadelijkheid van sigaretten
en het verslavingsrisico van roken. Om te voorkomen dat aanverwante producten zoals
e-sigaretten aantrekkelijker worden onder jongeren, zoals in de Verenigde Staten,
is het van belang de wet- en regelgeving voor tabakssigaretten en e-sigaretten zoveel
mogelijk gelijk te trekken. Het reguleren van de smaken van vloeistoffen van e-sigaretten
is hier onderdeel van. Op dit moment wordt de ministeriële regeling hierover uitgewerkt,
de beoogde inwerkingtreding van deze regelgeving is 1 januari 2023.
Vraag:
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de leeftijdscategorie van 12 tot 16 jaar
het percentage dampers (mensen die een e-sigaret gebruiken) in 2020 gedaald is naar
0 procent. Voor de groep 12 tot 18 jaar ligt dit op 0,4 procent. Daarmee draagt de
e-sigaret in geringe mate bij aan rookgedrag. Het is ook niet vanzelfsprekend dat
deze jongeren allemaal overgaan van dampen naar roken. Aangezien in 2020 nog 20 procent
van de volwassenen rookte, lijkt het belang om de e-sigaret in te zetten als manier
om van roken af te komen nog zeer aanwezig. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
Antwoord:
Mogelijk refereert de BBB-fractie in bovenstaande tekst naar de cijfers uit de Gezondheidsenquête32 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waarin wordt gevraagd naar dagelijks
en regelmatig e-sigaretgebruik en niet naar alle gebruik van de e-sigaret. Deze cijfers
geven aan hoeveel procent van de jongeren met grote regelmaat de e-sigaret gebruikt
en hoeveel procent van de jongeren sigaretten rookt. Op basis van deze cijfers kan
geen conclusie worden getrokken over de relatie tussen het gebruik van deze producten
en of de e-sigaret wel of geen opstapproduct is. In wetenschappelijk onderzoek naar
dit verband komt wel naar voren dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat de e-sigaret
een opstapproduct is naar tabakssigaretten.
Als reactie op bovenstaande mening van de BBB-fractie kan ik u melden dat het kabinet
van mening is dat zowel roken als dampen schadelijk is en dat de grootste gezondheidswinst
wordt behaald wanneer rokers volledig stoppen met roken en in dat proces niet op een
vervangend schadelijk product overstappen zoals de e-sigaret. Het beleid is er daarom
op gericht de consument te wijzen op de gezondheidsrisico’s van tabaksproducten en
aanverwante producten, waaronder e-sigaretten. Voor het stoppen met roken zijn al
verschillende bewezen effectieve en veilige methoden beschikbaar, zoals coaching in
combinatie met nicotine vervangende middelen of andere medicatie – die niet de schadelijke
stoffen van de e-sigaret bevatten. Over e-sigaretten bestaat zorg, onder andere over
het risico op terugval in tabaksgebruik.
Vraag:
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris daarnaast hoe hij de illegale
handel of het zelf maken van smaakjes voor de e-sigaret gaat voorkomen? Soms is regulering
per saldo effectiever dan verbieden. Op dit moment vindt er veel handel plaats vanuit
het buitenland. Het is reëel om te verwachten dat dit zeer gaat toenamen bij een verbod.
Antwoord:
Het zelfstandig mengen van illegale substanties is zeer onverstandig omdat het tot
schadelijkere damp kan leiden dan bij reguliere vloeistoffen. De gezondheidsproblematiek
in de Verenigde Staten heeft dit ook aangetoond. Bij de invoering van wetgeving bestaat
er altijd een kans dat mensen moedwillig deze regels omzeilen. De NVWA kan echter
handhavend optreden als smaakstoffen in de handel worden gebracht die enkel tot doel
hebben om te worden gemengd in e-liquids, om zo deze maatregel te omzeilen. Ook is
regelgeving in voorbereiding om online verkoop (zowel vanuit binnen- als buitenland)
te verbieden. Hierdoor zal de internationale handel naar verwachting afnemen.
Vraag:
Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie de Staatssecretaris of er ook is nagedacht
over een positieflijst in plaats van een negatieflijst? Bij een positieflijst is het
duidelijk wat wel mag en kunnen nieuwe smaken ter goedkeuring worden voorgelegd. Dit
heeft een wat andere werking dan een negatieflijst, die als gevolg het ontwikkelen
van nieuwe smaken zal hebben die nagenoeg gelijk zijn aan de smaken op de negatieflijst.
Wil de Staatssecretaris hierop reflecteren?
Antwoord:
Ik deel de mening van de BBB-fractie dat een positieflijst duidelijkheid geeft over
wat wel en niet mag. Daarom zal de te ontwerpen regelgeving bestaan uit een limitatieve,
positieve lijst van smaakbepalende additieven die nog mogen worden toegevoegd aan
de vloeistoffen voor e-sigaretten.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier