Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 990 Wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 31 januari 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN DEEL
1
1.
Inleiding
1
2.
Context van het voorstel en gevolgen voor grondrechten
3
3.
Voorgestelde regeling
5
4.
Consultatie
10
5.
Financiële gevolgen en gevolgen voor organisaties en personen
10
6.
Regeling in Caribisch Nederland
11
II.
ARTIKELSGEWIJS
12
Artikel I Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
12
Artikel II Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek
12
I. ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze
van de geslachtsnaam (hierna: het wetsvoorstel). De leden van de vorige VVD-fractie
hebben voor de motie van de leden Groothuizen en Bergkamp (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 89) gestemd. De voorgenoemde leden hechten aan keuzevrijheid van ouders en zijn van
mening dat het goed is dat het naamrecht bij de tijd wordt gebracht.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij zijn verheugd dat dit wetsvoorstel, na een lange aanloop, nu eindelijk in de Kamer
behandeld kan worden. Dit voorstel doet recht aan een lang bestaande en breed gedragen
wens vanuit de samenleving om meer vrijheid en gendergelijkheid te realiseren in het
naamrecht. De voorgenoemde leden zijn van mening dat personen zoveel mogelijk zelf
moeten kunnen beschikken over hun naam. Dit is in lijn met artikel 8 lid 1 van het
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op privéleven vastlegt.
De beperkingen van deze vrijheid door wensen met betrekking tot de uitvoering en consistentie
moeten zo minimaal mogelijk zijn. Dit voorstel komt deels ook tegemoet aan de wens
van meer gendergelijkheid in het naamrecht. De dubbele geslachtsnaam biedt ouders
de mogelijkheid om hun beider namen aan hun kinderen door te geven. Er hoeft niet
gekozen te worden voor de naam van één van beide ouders, in de praktijk doorgaans
de naam van de vader. Deze wijziging past volgens de leden van de D66-fractie dan
ook beter bij de familie van nu. De memorie van toelichting verwijst naar het onderzoek
waaruit blijkt dat twee derde van de bevolking positief of neutraal staat tegenover
de mogelijkheid van een gecombineerde geslachtsnaam. De leden van de D66-fractie herkennen
dit ook in de vele brieven die zij van (toekomstige) ouders hebben mogen ontvangen.
Helaas komt dit wetsvoorstel voor veel van hen te laat. De voorgenoemde leden betreuren
het dat er niet is gekozen voor een overgangsregeling. Zij zullen daar in het vervolg
enkele vragen over stellen. Deze leden verzoeken de regering om de nota naar aanleiding
van het verslag zo mogelijk voor het commissiedebat over personen- en familierecht
van 8 maart naar de Kamer toe te sturen.
De leden van de CDA-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.
Er wordt een keuzemogelijkheid geboden aan ouders om een dubbele geslachtsnaam mee
te geven, van beide kanten. Dat lijkt mooi. Echter ook daarin moeten keuzes worden
gemaakt ter beperking van de naam tot maximaal twee. Daarom zullen, zeker bij volgende
generaties, telkens opnieuw keuzes moeten worden gemaakt en namen moeten komen te
vervallen. Het wordt minder duidelijk waar iemand vandaan komt in familielijn en namen
kunnen ook dan niet integraal worden doorgegeven van beide zijden. Is dit niet het
doorschuiven van een «probleem» naar volgende generaties? Wat betekent dit voor kinderen
van alleenstaande moeders? Kan dit niet leiden tot stigmatisering van kinderen die
»slechts» één achternaam hebben? Kan de regering gemotiveerd aangeven voor welk «probleem»
dit wetsvoorstel een oplossing is? Wat is de toegevoegde waarde?
De leden van de CDA-fractie wijzen op een mogelijke complicatie bij consequente navolging
van het wetsvoorstel, omdat er strijd kan ontstaan met een ander principe van het
naamrecht. In artikel 1, lid 2 van het Besluit geslachtswijziging is bepaald dat een
nieuw gecreëerde geslachtsnaam een naam is die nog niet in Nederland voorkomt. Deze
bepaling is opgenomen om te voorkomen dat men met een nieuw verkozen naam de suggestie
zou kunnen wekken om bij een al bestaande familie met deze naam te horen. Kan de regering
nader ingaan op deze strijdigheid?
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggend
wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben het voorliggend wetsvoorstel aandachtig bestudeerd.
Het huidige, Nederlandse naamrechtstelsel dateert van 1811 en is gestoeld op het idee
dat een nieuwgeborene de geslachtsnaam van de vader meekrijgt. Met dit wetsvoorstel
wordt hiervan afgeweken door het mogelijk te maken voor ouders, die dat wensen, om
hun kind een gecombineerde geslachtsnaam mee te geven. Aldus wordt hen meer keuzevrijheid
geboden en kan beter worden aangesloten bij regelgeving van andere landen waar het
naamrechtstelsel anders is ingericht. Voorgenoemde leden hebben over het voorliggend
wetsvoorstel nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet
ter introductie van de gecombineerde geslachtsnaam. Genoemde leden hebben vragen over
de noodzakelijkheid en de wenselijkheid van genoemd voorstel en hebben derhalve behoefte
aan het stellen van een aantal vragen.
De leden van de Volt-fractie hebben met enthousiasme kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden juichen de tegemoetkoming aan de toenemende vraag vanuit de samenleving
naar meer keuzevrijheid in het naamrecht toe.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het is deze
leden niet duidelijk wat de noodzaak zou zijn voor een generieke flexibilisering en
uitbreiding van de wettelijke regeling inzake geslachtsnamen. Zij menen dat het maatschappelijk
belang, waaronder het perspectief van het kind, te snel terzijde wordt geschoven met
beroep op de wensen van een beperkte groep burgers. Voor situaties als adoptie bestaat
volgens deze leden wel een gerechtvaardigde reden om tot heroverweging van de bestaande
mogelijkheden te komen.
Het lid van de BIJ1-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel die het mogelijk
maakt dat ouders hun kind een gecombineerde geslachtsnaam geven. Het lid is verbaasd
dat het zo lang heeft moeten duren voordat dergelijke wetgeving er is gekomen, maar
moedigt het ten zeerste aan.
2. Context van het voorstel en gevolgen voor grondrechten
De leden van de PvdA-fractie lezen dat met een gecombineerde geslachtsnaam de verbondenheid
met beide ouders tot uitdrukking kan worden gebracht. Nu begrijpen deze leden dat
er bij sommige ouders ook de behoefte bestaat die verbondenheid binnen hun gezin waar
kinderen met verschillende achternamen zijn tot uitdrukking te brengen namelijk door
de namen van die reeds bestaande kinderen te veranderen in een nieuwe gecombineerde
achternaam. Met andere woorden, waarom voorziet het wetsvoorstel er niet in om voor
reeds bestaande kinderen de enkele achternaam in een gecombineerde achternaam te laten
veranderen? Op welke wijze zou dit wel mogelijk kunnen zijn?
De voorgenoemde leden begrijpen dat in gevallen waarin de ouders niet tot overeenstemming
kunnen komen over een achternaam de bestaande vangnetnorm van toepassing blijft. Die
vangnetnorm betekent dat in het geval dat getrouwde of geregistreerde ouders het niet
eens worden over de achternaam van hun kind dat het kind de naam van de vader of de
duomoeder krijgt. In reactie op de consultatiereactie van de Vereniging voor Vrouw
en Recht Clara Wichmann over deze vangnetnorm wordt -kortweg gesteld dat de huidige
vangnetnorm blijft bestaan omdat dat onder andere praktischer is en het min of meer
gecompenseerd wordt door het feit dat het vangnet voor kinderen die buiten een huwelijk
of geregistreerd partnerschap worden geboren de naam van de geboorte-ouder, dus niet
de vader, krijgen. De leden van de PvdA-fractie zijn echter toch van mening dat een
sekseneutrale vangnetnorm gewenst is. Zo dit niet het geval is, bestaat de kans dat
het uiteindelijk toch de vader is de bij een binnen een huwelijk geboren kind de doorslag
bij de naamkeuze kan hebben. Dit achten de aan het woord zijnde leden ongewenst. Waarom
kiest de regering niet voor een sekseneutrale benadering zoals in België? Daar is
bepaald dat een eerste gemeenschappelijk kind in geval van onenigheid tussen de ouders
over de naam van het kind, de naam van beide ouders in alfabetische volgorde zal dragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering een representatieve publiekspeiling
heeft laten uitvoeren. De regering geeft aan dat twee derde van de bevolking positief
of neutraal staat tegenover een introductie van de dubbele geslachtsnaam. Zij vragen
waarom de regering niet ervoor heeft gekozen duidelijk aan te geven welk deel van
de bevolking daadwerkelijk positief is, aangezien dit volgens de website van de rijksoverheid
enkel 32% van de ondervraagden lijkt te zijn.1 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering de publiekspeiling met de
Kamer te delen.
Deze leden vragen de regering nader aan te geven welke problemen mensen met meerdere
nationaliteiten in hun privé of beroepsleven momenteel kunnen ondervinden en wat de
oorzaak is voor het feit dat zij in verschillende landen verschillende namen hebben.
De leden van de SGP-fractie stuiten in de toelichting op de stelling dat in de samenleving
een toenemende behoefte aan meer keuzevrijheid van de geslachtsnaam zou bestaan, waarbij
het opvallend is dat tussen haken wordt aangegeven dat het slechts een deel van de
samenleving kan betreffen. Deze leden vragen allereerst of de regering ook van mening
is dat de regeling inzake geslachtsnamen niet primair bedoeld is om keuzevrijheid
te bieden aan burgers om hun wensen te realiseren, maar dat sprake is van een maatschappelijke
ordening die betrouwbaarheid en stabiliteit wil bieden. Bovendien vragen zij te onderbouwen
waaruit de gestelde toenemende behoefte aan keuzevrijheid in de hele samenleving zou
blijken. Kan de regering die ontwikkeling in de tijd uiteenzetten? Blijkt uit het
feit dat ruim driekwart van de bevolking nu al zegt geen gebruik te willen maken van
de mogelijkheden niet eerder dat de belangstelling nog steeds behoorlijk beperkt is?
Graag zouden deze leden ook de resultaten van de peiling ontvangen waar de regering
naar verwijst.
De voorgenoemde leden constateren dat de regering in algemene zin verwijst naar de
ontwikkeling in de ons omringende landen en daarbij slechts het voorbeeld van België
benoemt. Deze leden zouden graag uitgebreidere toelichting ontvangen, waarbij naast
Duitsland en de Benelux ook op de ontwikkeling in de Europese Unie (EU) wordt ingegaan,
gezien de relatie met het vrij verkeer.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel problemen zou kunnen wegnemen
in het kader van het vrij verkeer van personen in de EU. Deze leden vragen de regering
nader te onderbouwen dat het hier niet een overwegend theoretisch probleem betreft
dat zich slechts in een beperkt aantal situaties voordoet, maar dat het gaat om problemen
waar burgers meer dan voornamelijk in bijzondere situaties tegenaan lopen. Wanneer
en op welke wijze zijn hierover bijvoorbeeld klachten geuit bij het departement of
in onderzoeken? Zij vragen de regering voorts de achtergrond van de problematiek te
wegen tegenover het belang om de complexiteit van het naamrecht zoveel mogelijk te
beperken.
De leden van de SGP-fractie kunnen zich vinden in het oordeel van de Nederlandse Vereniging
voor Rechtspraak (NVvR) dat de toelichting slechts summiere onderbouwing biedt. Zo
vinden deze leden het veelzeggend dat het belang van het kind niet aan bod komt als
het gaat om het wegen van grondrechten. Is dit een onderschoven kind bij de voorbereiding
van het wetsvoorstel? Kan de regering alsnog aangeven hoe zij het belang van het kind
weegt en hoe de zich ontwikkelende vermogens van het kind hierin worden verdisconteerd?
Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de veranderingen die voor kinderen kunnen ontstaan
bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Is het dan wenselijk, zo geven zij
ter illustratie aan, dat een dertienjarig kind zijn enkelvoudige achternaam waarmee
hij is opgegroeid gewijzigd ziet in de dubbele, gecombineerde achternamen van de ouder
met wie hij pas een beperkte tijd omgaat? Zou in dergelijke situaties een duidelijker
toets op het belang van het kind vanuit het perspectief van de kinderrechten niet
wenselijk zijn?
3. Voorgestelde regeling
De leden van de VVD-fractie lezen dat de nieuwe keuzemogelijkheid voor een gecombineerde
geslachtsnaam alleen mogelijk is bij het eerste kind van dezelfde ouders. Deze leden
vragen naar een reactie op de volgende situatie. Stel dat ouders voor de inwerkingtreding
van onderhavig wetsvoorstel reeds samen een eerstgeboren kind hebben gekregen, en
na inwerkingtreding van het wetsvoorstel samen een tweede kind krijgen. Begrijpen
deze leden het goed dat in deze situatie geen extra keuzemogelijkheid wordt geboden
voor de ouders om hun tweede kind een gecombineerde geslachtsnaam te geven? Graag
ontvangen de leden van de VVD-fractie een reactie hierop.
De leden van de D66-fractie lezen dat de wet zal gelden voor kinderen die op of na
de datum van de inwerkingtreding van deze wet worden geboren. Er wordt dus, ondanks
herhaaldelijke verzoeken hierom, niet gekozen voor een overgangsregeling met terugwerkende
kracht. Deze leden betreuren deze keuze. De Werkgroep Liberalisering Naamrecht heeft
reeds in 2009 geadviseerd om de mogelijkheid van een dubbele geslachtsnaam te introduceren.
In 2019 hebben de leden Groothuizen en Bergkamp een motie ingediend die opriep om
de wetswijziging hiertoe nog in datzelfde jaar naar de Kamer te sturen (Kamerstuk
35 000 VI, nr. 89). Sindsdien hebben veel toekomstige ouders hun hoop gevestigd op een spoedig verloop
van het wetstraject, zodat zij hun aankomende kind nog beide namen konden meegeven.
De herhaaldelijke vertraging die dit wetsvoorstel heeft opgelopen heeft dit voor hen
onmogelijk gemaakt. Als het kind dat zij op dat moment verwachtten hun eerstgeborene
zou zijn, dan geldt dat ook kinderen die in de toekomst geboren worden geen dubbele
geslachtsnaam kunnen krijgen.
Een overgangsregeling met terugwerkende kracht zou dit verhelpen. Uit de conceptversie
van dit wetsvoorstel die begin 2021 in consultatie is gegaan bleek dat de regering
geen overgangsregeling voorzag vanwege de hoge implementatiekosten. De onderbouwing
van deze kostenraming was echter zeer beperkt. De leden van de D66-fractie hebben
daarom ook de regering via de motie van de leden Bergkamp en Van den Berge opgeroepen
om in kaart te brengen wat de verschillende scenario’s zijn voor een overgangsregeling
met terugwerkende kracht en daarbij uitgebreid te onderbouwen wat hierbij de (financiële)
consequenties zijn (Kamerstuk 31 265, nr. 81). Tot hun spijt en verbazing moeten deze leden concluderen dat deze motie niet is
uitgevoerd, of dat ten minste de resultaten van dit onderzoek niet met de Kamer gedeeld
zijn. In de voorliggende memorie van toelichting wordt de kostenraming niet uitgebreider
beschreven dan in de conceptversie van vóór de consultatie. Er wordt slechts een algemene
schatting van de kosten bij twee scenario’s gegeven. Waar deze bedragen op zijn gebaseerd
is niet terug te vinden. Ook niet in de door de regering genoemde impactanalyse van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), welke al uitgevoerd was vóór het indienen
van de motie van de leden Bergkamp enVan den Berge.
De leden van de D66-fractie willen de regering dan ook met klem verzoeken om de motie
alsnog uit te voeren. Hoe komt het dat de kosten van een overgangsregeling met terugwerkende
kracht tussen de 6 en 40 miljoen euro worden geraamd terwijl de kosten van de directe
invoering 300.000 euro bedragen, zo vragen deze leden. Met welke aannames en aantallen
is hier gerekend, zo vragen voorgenoemde leden.
De leden van de D66-fractie vragen de regering om expliciet in te gaan op de regelingen
met terugwerkende kracht die van toepassing waren bij de invoering van de dubbele
geslachtsnaam in Frankrijk en België. Wat zijn de voor- en nadelen van de respectievelijke
regelingen daar, vragen de leden van de D66-fractie. Deze leden wijzen erop dat in
België een aanvraagtermijn gold. Dat wil zeggen dat ouders in de periode van één jaar
na de ingang van de dubbele geslachtsnaam de mogelijkheid hadden om deze aan te vragen.
Zou dit de uitvoeringslast beperken, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen ook dat veel ouders hebben aangeboden om zelf (een
deel van) de kosten van de naamswijziging met terugwerkende kracht op zich te nemen.
Wat zou dit betekenen voor de totale kosten van invoering, zo vragen deze leden, er
van uitgaande dat de kosten in dezelfde ordegrootte liggen als een wijziging van de
geslachtsnaam.
De leden van de D66-fractie vragen of het ontbreken van een regeling met terugwerkende
kracht problemen kan opleveren in situaties waar een eerder geboren kind pas later
door de vader wordt erkend. Zij schetsen de volgende situatie: Een ongetrouwd stel
(voor het voorbeeld nemen we een man en een vrouw) krijgen een kind. De man erkent
het kind niet, dus het kind krijgt de achternaam van de vrouw. Daarna trouwen de man
en de vrouw, waarna zij nog een kind krijgen. Zij besluiten dit kind een gecombineerde
geslachtsnaam te geven. Daarna erkent de vader het kind dat zij eerder samen gekregen
hebben. Het stel heeft nu twee kinderen, maar kan bij het ontbreken van de mogelijkheid
van een terugwerkende kracht geen eenheid van het gezin in de uitdrukking van de naam
realiseren. Klopt het dat voor deze gevallen de een terugwerkende kracht nodig is,
zo vragen deze leden. Voorgenoemde leden wijzen in dit kader ook op de uitspraak van
de rechtbank ‘s-Hertogenbosch uit 2014, waar een soortgelijke casus voorlag. In dit
geval ging het om een vader die twee kinderen wilde erkennen die hij had gekregen
met een vrouw met wie hij al eerder een kind had gekregen waarvan hij reeds de juridische
ouder was. Het eerste kind droeg al de naam van de vader, de andere twee de naam van
de moeder. De rechtbank bepaalde dat de wet geen ruimte biedt voor de vader om de
jongste twee minderjarigen te erkennen zónder dat dit tot gevolg heeft dat de geslachtsnaam
van deze jongste twee minderjarigen wordt gewijzigd in de geslachtsnaam van de vader.2 Als destijds de optie van een dubbele geslachtsnaam al had bestaan, en het eerstgeboren
kind had een dubbele geslachtsnaam gehad, dan zou het principe van eenheid van naam
hebben vereist dat ook het tweede en derde kind met terugwerkende kracht de dubbele
geslachtsnaam zouden krijgen. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie van de
regering.
De leden van de D66-fractie merken op dat er momenteel ook een mogelijkheid bestaat
voor het wijzigen van de geslachtsnaam, bijvoorbeeld om de achternaam van de moeder
in plaats van de vader te geven. Voor kinderen tot aan twaalf geldt dat beide met
gezag belaste ouders moeten instemmen met de naamswijziging. Als het wisselen van
naam mogelijk is, zou dan het dan niet ook in de rede liggen om het wisselen van een
enkele naar een dubbele geslachtsnaam mogelijk te maken, zo vragen deze leden. Daarnaast
wijzen deze leden erop dat ook bij een latere erkenning, dat wil zeggen later dan
de aangifte, door de vader of partner de mogelijkheid van het kiezen van een dubbele
geslachtsnaam wél zal bestaan na invoering van het voorliggende wetsvoorstel. Hieruit
concluderen zij dat het wijzigen van de achternaam an sich niet bezwaarlijk is. Is de regering het daar mee eens, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de vangnetnorm
voor naamskeuze ongewijzigd zal blijven. Bij kinderen die uit een huwelijk of geregistreerd
partnerschap worden geboren en waarbij geen keuze wordt gemaakt krijgt het kind de
achternaam van de vader of duomoeder. Wanneer een kind enkel één juridische ouder
heeft krijgt het kind logischerwijs de achternaam van die ouder. In het tweede geval
is dan ook niet zozeer sprake van een vangnetnorm, alswel een logische consequentie.
Er is immers geen andere ouder wiens naam het kind zou kunnen krijgen. In dat licht
willen de leden van de D66-fractie een kanttekening plaatsen bij de opmerking van
de regering dat de vangnetnorm evenredig uitpakt, omdat de helft van de kinderen buiten
het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt geboren. De vangnetnorm pakt altijd
uit in het «voordeel» van de man, zo benadrukken deze leden. Het feit dat er ook veel
gevallen zijn waar de norm niet van toepassing is maakt de norm zelf nog niet sekseneutraal.
Een 50/50 verdeling is niet wat deze leden verstaan onder neutraal. Het instellen
van de dubbele geslachtsnaam als vangnetnorm zou wél sekseneutraal zijn. Is de regering
van mening dat het familierecht in principe leefvormneutraal zou moeten zijn, zo vragen
deze leden. Ook vragen deze leden of dit niet het uitgelezen moment zou zijn om het
automatische patroniem om te zetten in een sekseneutrale vangnetnorm. Waarom is daar
niet voor gekozen, zo vragen deze leden. Hoe rijmt zich dat met de constatering dat
twee derde van de bevolking positief of neutraal staat tegenover de dubbele geslachtsnaam,
vragen de leden van de D66-fractie.
De leden van de SP-fractie geven aan dat de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
(NVVB) pleit voor een overgangsregeling. «Het is teleurstellend dat het krijgen van
een dubbele achternaam uitsluitend is voorbehouden aan de kinderen die geboren worden
na inwerkingtreding van de wet of, bij reeds eerder geboren kinderen, een rechtsfeit
(bijvoorbeeld erkenning, naamswijziging) plaatsvindt na de inwerkingtreding van de
wet.» De leden van de SP-fractie delen dit sentiment en vragen de regering waarom
zij ervoor kiest om geen overgangsregeling te hanteren voor mensen die kinderen hebben
die nog niet de volwassen leeftijd hebben bereikt. Is dit puur uit financiële overwegingen
gedaan? En dezelfde vraag geldt voor ouders die vlak voor de inwerkingtreding van
de wet een eerste kind krijgen. Waarom geldt voor die gevallen geen terugwerkende
kracht?
Als de regering niet bereid is een overgangsregeling in het leven te roepen voor deze
gevallen, is zij dan in ieder geval bereid de procedure die nu bij de dienst Justis
doorlopen kan worden om de achternaam aan te passen (bijvoorbeeld om een Nederlandse
achternaam aan te passen aan het Spaanse recht), kosteloos te maken of in ieder geval
de kosten à duizend euro, aanzienlijk te verlagen? Zo nee, waarom niet? Kan worden
aangegeven waarom deze procedure überhaupt zo duur is? Het is toch ook in het voordeel
van de Nederlandse overheidsdiensten als achternamen zowel in een buitenlands paspoort
als in een Nederlands paspoort overeenkomen, dus waarom zijn hier dan (zulke hoge)
kosten voor de aanvrager aan verbonden?
De leden van de SP-fractie begrijpen het wetsvoorstel aldus dat een kind maximaal
twee namen als geslachtsnaam kan hebben. Toch kan het voorkomen, bijvoorbeeld doordat
een reeds bestaande geslachtsnaam uit meerdere namen bestaat en/of doordat beide ouders
afzonderlijke van elkaar reeds een gecombineerde geslachtsnaam hebben, dat er in de
toekomstscenario’s denkbaar zijn waarbij de ouders uit niet minder dan negen of tien
verschillende geslachtsnamen kunnen kiezen voor hun eerstgeboren kind. Bij een volgende
generatie zou datzelfde weer aan de orde kunnen zijn en ga zo maar door. De leden
van de SP-fractie denken dat het praktische effect hiervan zal zijn dat het voor een
buitenstaander schier onmogelijk wordt om familiaire banden te kunnen volgen op basis
van iemands achternaam. Klopt het dat het praktische gevolg van dit wetsvoorstel zal
zijn dat het eigenlijk alleen nog mogelijk is iemand zijn familiaire banden te volgen
voor instanties die inzicht hebben in de basisregistratie persoonsgegevens?
De bovengenoemde leden vragen of het klopt dat ouders die hun kind een dubbele geslachtsnaam
willen geven samen naar de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten om hun kind aan
te geven. Hoewel dit vergelijkbaar zou zijn met de huidige procedure voor ouders die
hun kind de geslachtsnaam van de moeder willen geven, vragen deze leden of het toch
ook niet mogelijk gemaakt zou kunnen worden dat de aangifte door slechts één ouder
gedaan wordt, bijvoorbeeld door machtiging. Of dat desnoods elektronische gezamenlijk
aangifte gedaan kan worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de keuze van de regering, om ouders
de mogelijkheid te geven een gecombineerde geslachtsnaam aan hun kind mee te geven,
zich verhoudt tot de pragmatische – en voor genoemde leden overigens voorstelbare –
keuze om dit bij volgende generaties in te perken. Waarom wordt de grens bij twee
achternamen gelegd, en niet bij één, drie of vier?
De Volt-fractie merkt op dat gekozen is voor het behouden van de huidige vangnetnorm,
wat inhoudt dat; (i) het kind van de met elkaar gehuwde of geregistreerde ouders de
naam van de vader of de duomoeder krijgt; en (ii) het kind van niet met elkaar gehuwde
of geregistreerde ouders de naam van de geboortemoeder krijgt. In de consultatiereactie
van de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann worden vraagtekens gezet bij
deze vangnetnorm. Volgens de vereniging zou de vangnetnorm sekseneutraal geformuleerd
moeten worden.
De regering stelt dat de vangnetnorm vanuit praktische redenen in het wetsvoorstel
is opgenomen en dat deze aansluit bij de wens van de meeste burgers. Dit zou bovendien
een evenredige verhouding opleveren, omdat ongeveer de helft van de kinderen buiten
het huwelijk of partnerschap geboren wordt.
Desalniettemin wordt onderscheid gemaakt tussen gehuwden en geregistreerden enerzijds
en zij die dat niet zijn anderzijds. Als enige alternatief wordt een rechterlijke
beslissing genoemd. De Volt-fractie onderschrijft de verantwoordelijkheid van ouders
voor de naamkeuze, maar ziet tegelijkertijd ook dat door het handhaven van de vangnetnorm
een ongelijke verhouding kan ontstaan tussen mannen en vrouwen. Daarom de vraag van
deze leden om (in de memorie van toelichting): (i) nader toe te lichten waarom het
behoud van de huidige vangnetnorm volgens de regering niet bijdraagt aan een ongelijke
genderverhouding; (ii) Waarom het behoud van de vangnetnorm toch gerechtvaardigd is
volgens de regering; en (iii) daarbij in te gaan op de consultatiereactie van Vereniging
voor Vrouw en Recht Clara Wichmann.
In de wetsevaluatie zal worden meegenomen wat de effecten van de nieuwe regeling op
de gendergelijkheid kunnen zijn (toets effecten op gendergelijkheid). Daarbij zal
worden bekeken wat de doeltreffendheid is van dit wetsvoorstel en wat de effecten
hiervan in de praktijk zijn op de gendergelijkheid. De leden van de Volt-fractie willen
de regering vragen om bij de evaluatie naast het meten van de doelmatigheid ook de
rechtmatigheid en in het bijzonder het mensenrechtelijk beginsel van de gelijkheid
van mannen en vrouwen (waaronder art. 16 van het VN-Vrouwenverdrag) mee te nemen.
Het is de leden van de SGP-fractie onvoldoende duidelijk welk voorstel de regering
doet als het gaat om het koppelteken. Enerzijds stelt de toelichting dat gecombineerde
geslachtsnamen zonder koppelteken worden vermeld, terwijl anderzijds aangegeven wordt
dat het gebruik van het koppelteken mogelijk blijft. Graag ontvangen zij nadere toelichting.
Zij wijzen ook op de suggestie van de NVvR om het koppelteken weer in te voeren.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering te reflecteren op het feit dat de herleidbaarheid
en herkenbaarheid van achternamen door de voorgestelde flexibilisering verslechtert.
Juist de herkenbaarheid van de persoon door een stabiel en overzichtelijk systeem
van geslachtsnamen is een belangrijke functie van de geslachtsnaam die raakt aan de
identiteit van de persoon. Waarom noopt dit belang niet tot een veel striktere benadering?
Weliswaar wijst de regering erop dat bijvoorbeeld de familiegeschiedenis wel in de
Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) traceerbaar is, maar onderkent de regering
dat dit in de maatschappelijke werkelijkheid geen soelaas biedt en dat de toename
aan opties de overzichtelijkheid voor burgers niet ten goede komt?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de in andere landen soms gebruikelijke
situatie om achternamen te verbuigen naar gelang het geslacht onder de huidige wetgeving
niet in Nederland toegestaan is. Als voorbeeld wijzen zij op de Tsjechische mannelijke
geslachtsnaam Navratil, die bij geboorte van een dochter de verbuiging Navratilova
kan krijgen. Zij vragen of de regering onderkent dat het in ieder geval wenselijk
is dit soort problemen te verhelpen en in hoeverre de regering in een oplossing wil
voorzien om ten minste EU-burgers in Nederland op eenvoudige wijze dezelfde mogelijkheden
te bieden die zij in het land van herkomst hebben
Het lid van de BIJ1-fractie heeft vooral vragen met betrekking tot de bestaande vangnetnorm.
Deze wordt gehandhaafd wanneer ouders geen keuze maken met betrekking tot een gecombineerde
geslachtsnaam, en houdt in dat het kind van de met elkaar gehuwde of geregistreerde
ouders de naam van de vader of de duomoeder krijgt. Het lid vraagt ten eerste hoe
non-binair geregistreerde of gehuwde partners binnen dit verhaal passen.
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt tevens of er opnieuw overwogen kan worden om juist
die vangnetnorm te veranderen naar de gecombineerde geslachtsnaam, die is immers sekseneutraal.
Als motivatie voor het handhaven van de bestaande vangnetnorm, waarin een kind van
met elkaar gehuwde of geregistreerde partners de naam van de vader of de duomoeder
krijgt, noemt de regering «praktische redenen.» De regering doet het daarmee voorkomen
alsof er twee vangnetnormen zijn. Één voor binnen en één voor buiten het huwelijk
geboren kinderen. Dat is onjuist. Van een vangnetbepaling kan alleen sprake zijn in
geval de wet aan de ouders gezamenlijk het recht heeft toegekend een naamskeuze te
doen en zij niet tot overeenstemming komen. Die situatie is alleen aan de orde bij
gehuwde/geregistreerde ouders. De wet kiest nu nog voor de naam van de vader en de
regering wil daar nog steeds aan vasthouden. Maar beide ouders verkeren ten aanzien
van het kind in exact dezelfde situatie; zij hebben dezelfde familierechtelijke betrekking
tot het kind. Er is dus sprake van ongelijke behandeling in gelijke gevallen, een
schoolvoorbeeld van directe seksediscriminatie. Bij niet gehuwde/geregistreerde ouders
is er géén sprake van dezelfde familierechtelijke betrekking tot het kind. De andere
ouder heeft door diens minder sterke familierechtelijke betrekking tot het kind geen
wettelijke aanspraak op deelname aan die naamskeuze, die persoon is afhankelijk van
de bereidheid van de (geboorte)ouder om in te stemmen met een gezamenlijke naamskeuze.
Er is dus geen vangnetbepaling nodig, want die is alleen aan de orde als overeenstemming
ontbreekt tussen twee ouders die een bij wet opgedragen keuze moeten doen en daar
geen overeenstemming over bereiken. Per saldo is er dus geen sprake van gelijkberechtiging.
Maar dit is géén discriminatie, want voor het gemaakte onderscheid tussen ongehuwde
ouders bestaat een duidelijke objectieve rechtvaardiging.
4. Consultatie
De leden van de VVD-fractie vragen de regering naar een nadere reactie op het volgende.
De NVVB heeft geschreven in haar consultatiereactie3 bij het wetsvoorstel dat de onderhavige wijziging van Boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW)
de mogelijkheid biedt om ook in zijn geheel naar de werking van artikel 1:7 BW te
kijken. Dat ligt volgens de toenmalige regering buiten het bestek van het wetsvoorstel.
Graag vernemen de leden van de VVD-fractie hoe deze regering aan kijkt tegen de huidige
werking van 1:7 BW en de suggestie van de NVVB om te kijken naar de werking van dit
artikel.
De regering schrijft voorts dat het initiatiefwetsvoorstel dat voorziet in het van
rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (Kamerstuk 34 605) geen gevolgen heeft voor de geslachtsnaam en dus niet van invloed is op het wetsvoorstel.
Erkent de regering hiermee dat uitvoering van de voorgenomen initiatiefwetgeving op
geen enkele wijze wordt beïnvloed door onderhavig wetsvoorstel? Kan de regering bij
de beantwoording van deze vraag ook ingaan op de gevolgen voor het gezagsregister?
De leden van de D66-fractie merken op dat veel ouders al jaren wachten op de mogelijkheid
om hun kinderen een dubbele geslachtsnaam te geven. Dit blijkt ook uit de vele reacties
op de internetconsultatie. Sommige ouders hebben, in afwachting van de wetgeving,
ervoor gekozen om één van de achternamen van de ouders als tweede of verdere voornaam
op te geven. Op deze manier werden toch beide namen van de ouders doorgegeven. Is
de regering bereid om voor deze mensen de mogelijkheid te creëren om de als voornaam
gegeven achternaam alsnog als achternaam te laten registreren, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering overweegt om, conform advies van
het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), het tevens mogelijk te maken om langs
digitale weg te voorzien in de mogelijkheid van gezamenlijke aanvraag voor gecombineerde
geslachtsnaam.
5. Financiële gevolgen en gevolgen voor organisaties en personen
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de regering op basis van een representatieve
publiekspeiling rekent met een percentage van 21% van de Nederlanders in de leeftijd
van 25–45 jaar die zo mogelijk hun kinderen een gecombineerde geslachtsnaam te willen
geven. Kan deze peiling ook met de Kamer worden gedeeld? In de reactie van de VNG
lezen deze leden – ondanks de publiekspeiling – dat de regering ervan uit gaat dat
het percentage hooguit 10% zal zijn en dat de jaarlijkse kosten voor het wetsvoorstel
dan ook lager zijn. Kan de regering toelichten waarop het percentage van 10% gebaseerd
is?
Daarnaast vragen deze leden naar het percentage van ouders dat gebruik maakt van de
mogelijkheid kinderen een gecombineerde geslachtsnaam te geven in België. Is dat hoger
of lager dan 21%?
De leden van de VVD-fractie begrijpen de teleurstelling van ouders die graag wensen
dat hun reeds geboren kinderen alsnog een gecombineerde geslachtsnaam kunnen krijgen.
Omdat het wetsvoorstel geen overgangsregeling bevat, is het voor deze ouders niet
mogelijk hun reeds geboren kinderen een gecombineerde geslachtsnaam te geven. Volgens
de memorie van toelichting zijn sommige ouders zo teleurgesteld wegens het gebrek
aan een overgangsregeling, dat zij bereid zijn de administratieve kosten van een naamswijziging
te dragen. Thans bedragen de kosten voor de procedure voor het wijzigen van de achternaam
van één of twee minderjarige kinderen 835 euro. Kan de regering een inschatting maken
hoe hoog de kosten voor ouders zouden zijn, wanneer hen de mogelijkheid wordt geboden
hun reeds geboren kinderen (wanneer zij de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt)
een gecombineerde geslachtsnaam te geven?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of er – naast de ontbrekende dekking – ook
nog andere motieven ten grondslag liggen aan het besluit van de regering om geen overgangsregeling
op te nemen. Welke uitvoeringsconsequenties heeft een overgangsregeling? Zijn er gevolgen
voor de regeldruk? Welke internationaal-privaatrechtelijke consequenties zou een overgangsregeling
met zich meebrengen? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een reactie hierop.
Nu het wetsvoorstel niet in een overgangsregeling voorziet, vragen de leden van de
VVD-fractie hierbij tot slot ook een nadere reactie van de regering op het advies
van de NVVB om in meer gevallen de keuzemogelijkheid te bieden voor de doorwerking
van een dubbele achternaam naar het kind.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NVvR zorgen heeft geuit bij deze regeling
over mogelijk veel zoekwerk, verwarring en kosten vooral voor maatschappelijke organisaties
die in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geen toegang
hebben tot gegevens die in de BRP zijn opgenomen. De regering geeft daarop onder andere
aan dat er geen overgangsrecht geldt en dat in de praktijk hier praktisch mee wordt
omgegaan door namen in te korten. Deze leden vragen of dat een recht is voor maatschappelijke
organisaties/verenigingen om daar op deze wijze praktisch mee om te gaan, zodat zij
zich hierop kunnen beroepen in voorkomende gevallen om vervelende discussies in de
praktijk te voorkomen. Heeft de regering overwogen het voor de doelgroep tot vier
jaar (als oudste/eerste geboren of geadopteerd) tegen betaling mogelijk te maken om
alsnog te kunnen opteren voor gecombineerde geslachtsnaam?
De leden van de Volt-fractie merken op dat onder meer door de NVvR zorgen zijn geuit
als het gaat om administraties van (semi)-overheidsorganen, verenigen en andere maatschappelijke
organisaties. In het kader van het voornemen van de nieuwe regering om meer aandacht
te besteden aan het toetsen van voorstellen uit de Kamer op uitvoerbaarheid en om
de effecten van wetgeving op de uitvoering na één jaar te evalueren, de vraag aan
de regering of zij met uitvoeringsorganisaties hebben onderzocht of zij voldoende
in staat zijn om uitvoering te geven aan het wetsvoorstel? Zo niet, hoe is de regering
voornemens hen te ondersteunen om uitvoering aan het wetsvoorstel te kunnen geven?
6. Regeling in Caribisch Nederland
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat aanvankelijk niet is overgegaan tot
introductie van de regeling in Caribisch Nederland. Zou het bij wetgeving in algemene
zin niet beter zijn per definitie uit te gaan van werking in Caribisch Nederland,
en enkel beargumenteerd – en in overleg met de eilandsbesturen – hiervan af te zien?
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
De leden van de D66-fractie lezen dat bij een gecombineerde of samengestelde geslachtsnaam
de adeldom niet zal overgaan op het kind. De reden hiervoor is dat adeldom middels
Boek 1, artikel 5 lid 11 BW gekoppeld is aan de naam van de vader. Bij een dubbele
geslachtsnaam wordt ook de naam van de vader doorgegeven. Waarom is dit onvoldoende
voor het overdragen van het adeldom, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat adeldom niet zal overgaan bij het kiezen voor
een gecombineerde geslachtsnaam. Adeldom zal enkel over (blijven) gaan bij doorgeven
van de naam van de vader. Kan de regering nader toelichten waarom hiervoor is gekozen?
Is dit mede op basis van wensen of overleg met de instanties omtrent adel (Hoge Raad
van Adel)?
Artikel II Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat bij het artikelsgewijze deel van
de memorie van toelichting een toelichting op de redactie van het voorgestelde artikel
10:19 BW ontbreekt. Is de regering bereid hier alsnog in te voorzien? Daarbij vragen
voornoemde leden specifiek aandacht voor een nadere toelichting op de gekozen oplossing
om ten aanzien van personen die twee of meer vreemde nationaliteiten hebben een keuze
te bieden, maar niet ten aanzien van Nederlanders die naast het Nederlanderschap nog
één of meer vreemde nationaliteiten bezitten. Voorgenoemde leden achten het van belang
dat ook wordt toegelicht waarom het advies van de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht
door de keuze van de regering maar ten dele is opgevolgd, nu de Staatscommissie uitdrukkelijk
heeft aanbevolen zowel artikel 10:19 BW als artikel 10:20 BW aan te vullen met de
mogelijkheid van het doen van een rechtskeuze. Waarom is hier niet voor gekozen, juist
ook in het licht van de Garcia-Avello-uitspraak4 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU)? Kan de regering hierop reflecteren?
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Tegen |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.