Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 017 (R2159) Goedkeuring van het op 5 juli 2021 te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek inzake maritieme afbakening (Trb. 2021, 103 en Trb. 2021, 144)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
Dit voorstel van rijkswet heeft betrekking op de goedkeuring van het op 5 juli 2021
te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Dominicaanse Republiek inzake maritieme afbakening (hierna: het verdrag)1. Het betreft een afbakening van zeegebieden van het Koninkrijk in het Caribisch gebied,
waarmee de zeegrens met de Dominicaanse Republiek wordt vastgelegd.
Nadat het Koninkrijk de Dominicaanse Republiek in het verleden eerder heeft uitgenodigd
om te onderhandelen over de afbakening van zeegebieden, is uiteindelijk op uitnodiging
van de Dominicaanse Republiek in 2020 gestart met verdragsonderhandelingen.
Deze afbakening tussen het Koninkrijk en de Dominicaanse Republiek is in overleg met
de andere landen binnen het Koninkrijk tot stand gekomen, in het bijzonder met Aruba
en Curaçao, omdat de tot stand gebrachte afbakening betrekking heeft op de zeegebieden
van beide landen. Het tot stand komen van de afbakening geeft duidelijkheid over de
geografische reikwijdte van de bevoegdheden op zee. Deze kan van belang zijn voor
visserijbeheer en bescherming van het mariene milieu of wetenschappelijk zeeonderzoek.
De afbakening vastgelegd in het verdrag is een belangrijk onderdeel van het totaal
aan afbakeningen, waarmee de zeegrenzen tussen het Koninkrijk en de Caribische buurstaten
worden vastgelegd en sluit aan op de afbakening van zeegebieden met Venezuela vastgelegd
in het op 31 maart 1978 te Willemstad tot stand gekomen Grensverdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Venezuela (Trb. 1978, 61; hierna Grensverdrag met Venezuela). Deze afbakening met de Dominicaanse Republiek
voltooit daarmee de vaststelling van de internationale zeegrenzen van de landen Aruba
en Curaçao. De Dominicaanse Republiek heeft zelf in 1979 een verdrag met Venezuela
gesloten over de onderlinge zeegrens.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Het verdrag voorziet in een afbakening van de zeegebieden waar beide Staten op grond
van het recht van de zee aanspraak op kunnen maken. Dit betekent in de praktijk dat
het verdrag de afbakening inhoudt van de exclusieve economische zone (EEZ) van de
landen Aruba en Curaçao en daarmee een afbakening van bevoegdheden bevat, die op grond
van het recht van de zee door de kuststaat in dat zeegebied mogen worden uitgeoefend.
Ook is bepaald dat partijen niet mogen afwijken van de in dit verdrag tot stand gebrachte
afbakening, als zij in de toekomst wijzigingen aanbrengen in hun zeegebieden.
Artikel 2
Op basis van een serie tevoren overeengekomen basispunten gekozen op de eilanden aan
beide zijden van de lijn, is een equidistantielijn tot stand gekomen waarvan de coördinaten
zijn opgenomen in artikel 2. De afbakening wordt gevormd door geodetische lijnen die
die coördinaten verbinden. De coördinaten die de lijn bepalen zijn vastgesteld in
het gangbare WGS 84 stelsel.
In de onderhandelingen met de Dominicaanse Republiek is overeengekomen om de grenslijn
tussen het Koninkrijk en de Dominicaanse Republiek in het westen en in het oosten
te laten aansluiten op de grenslijn die is vastgelegd in het Grensverdrag met Venezuela.
De afbakening tussen Venezuela en de Dominicaanse Republiek zoals neergelegd in het
in 1979 tot stand gekomen Grensverdrag tussen de Dominicaanse Republiek en de Republiek
Venezuela2 sluit net niet aan op deze twee grenzen, omdat de relevante coördinaten in het verdrag
tussen Venezuela en de Dominicaanse Republiek zijn vastgelegd in een ander coördinatenstelsel.
Ter illustratie is bij het verdrag een kaart gevoegd met daarin aangegeven beide overeengekomen
punten, genummerd 1 en 2, en daartussen de lijn tussen de Dominicaanse Republiek en
het Koninkrijk. De keuze de grenslijn te laten aansluiten op de grenslijn die is vastgelegd
in het Grensverdrag met Venezuela levert het Koninkrijk per saldo iets minder zeegebied
op dan mogelijk zou zijn geweest, indien de grenslijn van het verdrag tussen Venezuela
en de Dominicaanse Republiek als uitgangspunt zou zijn genomen. Het gaat daarbij om
een verschil van ongeveer 500 meter bij 80 kilometer (35 km2). Door aan te sluiten op de Koninkrijksgrens met Venezuela kan er geen onduidelijkheid
ontstaan over de grenzen van het Koninkrijk.
Artikel 3
Voor het geval in de toekomst sprake mocht zijn van grensoverschrijdende olie- of
gasvelden voorziet deze bepaling in een consultatieregeling. Op dit moment is het
bestaan van olie- of gasvelden in de relevante zeegebieden niet bekend, maar het werd
wenselijk geacht daarop te anticiperen. Vergelijkbare regelingen met betrekking tot
grensoverschrijdende velden zijn ook opgenomen in eerdere maritieme afbakeningsverdragen
van het Koninkrijk, zoals in artikel 1 van de op 6 oktober 1965 te Londen gesloten
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van op zichzelf staande geologische
structuren die zich over de grenslijn op het continentale plat onder de Noordzee uitstrekken
(Trb. 1965, 192) en artikel 6 van hiervoor genoemd Grensverdrag met Venezuela.
De regeling behelst een inspanningsverplichting om overeenstemming te bereiken over
de wijze waarop deze structuur of dit veld zo doelmatig mogelijk kan worden geëxploiteerd
en over de wijze waarop de kosten en opbrengsten die verband houden met dergelijke
activiteiten billijk en redelijk worden verdeeld tussen partijen in overeenstemming
met het VN Zeerechtverdrag (Trb. 1983, 83) en andere relevante regels van internationaal recht,
Artikel 4
Op verzoek van de Dominicaanse Republiek is een bepaling over het bevorderen en vergemakkelijken
van wetenschappelijk zeeonderzoek in de betreffende zeegebieden opgenomen. Deze bepaling
komt overeen met hetgeen is bepaald in artikel 239 van het VN Zeerechtverdrag.
Artikel 5
Mocht sprake zijn van een verschil van inzicht over de uitleg of toepassing van dit
verdrag dan is voorzien in een consultatieverplichting. Indien deze consultatie niet
binnen redelijke termijn tot resultaat leidt wordt verwezen naar geschillenbeslechting
overeenkomstig deel XV van het VN Zeerechtverdrag.
Artikel 6
Dit artikel bevat de gebruikelijke inwerkingtredingsbepaling.
3. Ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan natuurlijke personen
of rechtspersonen rechtstreeks rechten of bevoegdheden toekennen of plichten opleggen.
Het verdrag bepaalt namelijk uitsluitend de maritieme afbakening tussen staten.
4. Koninkrijkspositie
Het verdrag zal gelet op zijn aard voor het gehele Koninkrijk gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.