Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument (Kamerstuk 22112-3179)
2022D01570 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Appreciatie Raadspositie
Internationaal Aanbestedingsinstrument (Kamerstuk 22 112, nr. 3179).
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inbreng VVD-fractie
2
Inbreng D66-fractie
3
Inbreng CDA-fractie
5
Inbreng SP-fractie
6
Inbreng ChristenUnie-fractie
6
Inbreng Volt-fractie
7
II
Antwoord / Reactie van de Minister
9
III
Volledige agenda
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de bewindslieden voor de toegezonden brief. Zij
hebben daarover enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Nederlandse industrie baat heeft
bij een open economie op het gebied van productie, investeringen en innovaties, waarbij
eerlijke concurrentie van groot belang is. De Europese aanbestedingsmarkt is op dit
moment een van de grootste en meest toegankelijke ter wereld. De leden van de VVD-fractie
vinden het realiseren van een mondiaal gelijk speelveld met bedrijven uit derde landen
gebaseerd op wederkerige toegang tot elkaars aanbestedingsmarkten belangrijk.
De leden van de VVD-fractie steunen de Raadspositie dat bij toepassing van het instrument
wordt gekeken naar het land van herkomst van de inschrijver in plaats van naar de
herkomst van de goederen en diensten. Dit verlaagt naar verwachting de administratieve
last en complexiteit van procedures. Hoe wordt in de uitwerking en de controle hierop
de administratieve lastendruk zo laag mogelijk gehouden? Hoe wordt de verplichting
van winnaars van aanbestedingen om aan te tonen dat ze niet alsnog het merendeel van
de waarde van een contract inkopen in een land waartegen maatregelen van kracht zijn,
vormgegeven? Welke administratieve last levert dit voor EU-bedrijven op en in hoeverre
zal deze informatie openbaar worden gemaakt (in verband met potentieel bedrijfsgevoelige
informatie)?
Aangaande de uitzonderingsgronden voor toepassing van maatregelen van het Internationaal
Aanbestedingsinstrument (IPI) schrijven de voormalig Minister en Staatssecretaris
dat een uitzondering van toepassing is voorzien «wanneer toepassing van het IPI zou
leiden tot een disproportionele stijging in de prijs of kosten van een aanbesteding».
In artikel 12 (1b) van dit gewijzigde voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad staat aangegeven dat een dergelijke uitzondering van toepassing
is voorzien als «de toepassing van de maatregel zou leiden tot een onevenredige stijging
van de prijzen of kosten van de opdracht». De leden van de VVD-fractie horen graag
van de Minister wat de specificering van deze proportionaliteit/onevenredigheid behelst,
en of dit voor de volledigheid procentueel te duiden is.
Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre deze uitzondering de effectiviteit
van het IPI kan ondermijnen. Erkent het kabinet het risico dat juist bedrijven of
landen die op dit moment het meeste profiteren van een ongelijk speelveld (bijvoorbeeld
doordat zij een sterke thuisbasis hebben op een volledig gesloten binnenlandse aanbestedingsmarkt)
mogelijk veel goedkoper kunnen werken dan Europese concurrenten, en dat de uitzondering
van artikel 12 (1b) juist deze bedrijven bescherming zou kunnen bieden? Kan het kabinet
zich in de komende onderhandelingen inzetten voor een restrictieve toepassing van
de uitzonderingen, waarbij een maximale bevordering van het gelijke speelveld voor
Europese bedrijven het uitgangspunt is?
In het kader van uitzonderingen hebben de leden van de VVD-fractie ook vragen over
het in de Raadspositie toegevoegde artikel 26 (a) waardoor lidstaten decentrale overheden
en andere aanbestedende diensten kunnen aanwijzen die zijn uitgezonderd van het IPI
om rekening te houden met «de diversiteit aan bestuurlijke capaciteit». Kan het kabinet
uitleggen waarom dit nodig is? Hoeveel beleidsvrijheid hebben lidstaten hierbij om
grote delen van hun nationale aanbestedingsmarkt de facto van het IPI uit te zonderen,
als veel van die aanbestedingen decentraal gebeuren? Wie handhaaft de strikte vereisten
waar het artikel over spreekt?
De leden van de VVD-fractie merken in relatie tot artikel 26 (a) op dat decentrale
overheden voor kleinere aanbestedingen toch al uitgezonderd zijn, door de generieke
drempelwaarde van 15 miljoen euro voor werken en 5 miljoen euro voor goederen en diensten.
Zij snappen dat bijvoorbeeld de aanleg van een buurtspeeltuin door een gemeente niet
onder IPI hoeft te vallen, maar waarom zou dit moeten gelden voor grotere projecten
zoals een openbaar werk met een waarde van meer dan 15 miljoen euro? Als die aanbestedende
autoriteit niet de «bestuurlijke capaciteit» heeft om de IPI-regels toe te passen,
is deze autoriteit dan überhaupt wel in staat om op een verantwoorde wijze bedragen
boven de 15 miljoen euro uit te geven?
Is het mogelijk dat een decentrale overheid wordt uitgezonderd van de IPI-verplichting
wegens een gebrek aan bestuurlijke capaciteit, maar ondertussen voor de uitvoering
van werken wel EU-subsidies uit bijvoorbeeld structuurfondsen ontvangt? Wat zegt dat
gebrek aan bestuurlijke capaciteit dan over de capaciteit om EU-gelden op een doelmatige
manier te besteden? Kan het kabinet ook zeggen of zij voornemens is om in Nederland
overheden van het IPI uit te zonderen?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over de drempelwaarde van
15 miljoen euro voor diensten. Waar is deze hogere drempelwaarde voor diensten op
gebaseerd, omdat de drempelwaarde voor zowel diensten als goederen eerst vijf miljoen euro
was? Is 15 miljoen euro niet een te hoog bedrag, dat de effectiviteit van het instrument
beperkt?
De leden van de VVD-fractie hebben ook een vraag over de opslag van 40%. Zij steunen
dat dit veranderd is ten opzichte van de eerdere 20%, maar vragen zich nog steeds
af of het bedrag voldoende is. Zou het niet beter zijn om tussen de opties van 40%
en volledige uitsluiting nog de mogelijkheid te hebben een hogere prijsopslag te berekenen?
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de toelichting
op de overeengekomen Raadspositie over het Internationaal Aanbestedingsinstrument
(IPI). De leden van de D66-fractie ondersteunen de doelstelling van het instrument,
namelijk het creëren van een mondiaal gelijkspeelveld, maar hebben nog wel enkele
vragen.
Ten eerste vragen de leden zich af waarom ervoor is gekozen om de uiteindelijke bevoegdheid
voor het nemen van een IPI-maatregel bij de Raad neer te leggen in plaats van de Europese
Commissie. De Europese Commissie zou in theorie beter als onafhankelijke beoordelaar
op kunnen treden, omdat zij geen directe belangen heeft in aanbestedingsprocedures
waar lidstaten die wel kunnen hebben. Daarbij kan het zoeken van een gekwalificeerde
meerderheid in de Raad leiden tot vertraging en inconsistent beleid. Hoe kijkt de
Minister hiernaar? Is er onder artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (TFEU) ruimte om de Commissie de bevoegdheid te geven om IPI-maatregelen
te nemen?
Ten tweede vragen de leden zich af of de Minister verder kan toelichten waarom voor
een onderzoekstermijn van 9 maanden is gekozen. Beperkt dit niet in zekere mate de
effectiviteit van het instrument? Dit verlaagt wellicht de druk op derde landen om
snel tot een oplossing te komen. Biedt dit derde landen ook niet juist gelegenheid
om mogelijkheden tot omzeiling te onderzoeken?
Ten derde vragen de leden zich af waarom voor de drempelwaarde van 15 miljoen euro
voor werken en concessies en 5 miljoen euro voor diensten en goederen is gekozen.
Zijn dit in ogen van de Minister de meest effectieve drempelwaarden? Kan de Minister
toelichten hoe deze tot stand zijn gekomen? Hoe beoordeelt de Minister de inzet van
het Europees Parlement voor een drempelwaarde van 10 miljoen euro voor werken en concessies?
Kan de Minister reflecteren op de manier waarop anti-omzeiling in het huidige voorstel
is vormgegeven? Hoe zal bijvoorbeeld de verplichting van bedrijven om aan te tonen
dat zij niet alsnog inkopen in landen waartegen een IPI-regel van kracht is, er in
de praktijk uit komen te zien? Hoeveel administratieve lasten zal dit met zich mee
brengen voor bedrijven? Welke onafhankelijke instantie zal dit controleren?
Ten vierde vragen de leden van de D66-fractie zich af of de Minister een overzicht
kan geven van de uitzonderingsgronden zoals de Raadspositie die nu voorziet. Kan de
Minister toelichten hoe dit instrument, ondanks dat zij meerdere uitzonderingsgronden
voorziet, voldoende ingekaderd is en hoe uniforme toepassing gewaarborgd is?
De leden begrijpen dat de uitzondering voor de minst ontwikkelde landen is opgeheven
om omzeiling tegen te gaan. De leden van de D66-fractie maken zich wel enige zorgen
over de positie van de minst ontwikkelde landen hierin. Hoe beoordeeld de Minister
dit in het kader van beleidscoherentie, en het inzetten van handel als instrument
juist om ontwikkelingssamenwerking te versterken? Is de Minister het met de leden
van de D66-fractie eens dat de minst ontwikkelde landen niet achtergesteld moeten
worden in dit instrument? Kan de Minister toelichten hoe dit in dit instrument gewaarborgd
zal zijn?
Verder vragen de leden van de D66-fractie zich af of de Minister kan toelichten hoe
een bredere score opslag tot 40% precies in de praktijk zal werken. Begrijpen de leden
het correct dat in dit geval kwaliteit een sterkere rol speelt in het winnen van een
aanbesteding? Welke criteria worden dan gehandhaafd voor kwaliteit? Zal duurzaamheid
ook een kenmerk zijn in die beoordeling? Kan er voorrang gegeven worden aan aanbestedingen
die aan bepaalde duurzaamheidseisen voldoen?
Tot slot, kan de Minister een toelichting geven op het te verwachten tijdspad? Klopt
het dat de Fransen dit graag voor de Franse presidentsverkiezing af willen ronden?
Zo ja, hoe beïnvloedt dit de trialogen? Wanneer verwacht de Minister dat dit instrument
geïmplementeerd gaat worden? Hoe hangt dit instrument samen met bijvoorbeeld het anti-dwang
mechanisme waarvoor de Europese Commissie eerder het voorstel presenteerde? Kan de
Minister reflecteren op de vraag in hoeverre deze maatregelen protectionistisch kunnen
zijn?
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van de onderhandelingen
over het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI). Aangezien de brief van juli
2021 is en daarin wordt aangegeven dat de onderhandelingen in het najaar starten,
vragen deze leden om een actualisering en eventueel verslag inclusief speelveld van
de onderhandelingsronden die reeds zijn geweest. Deze leden vragen de Minister tevens
een voortgang te geven zover die er is op het voorstel voor de Verordening buitenlandse
subsidies.
Het IPI heeft als doel om wederkerigheid op de markt voor overheidsopdrachten af te
dwingen, zodat EU-bedrijven betere toegang krijgen tot aanbestedingen in derde landen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of deze verordening, wanneer eenmaal
goedgekeurd, ook met terugwerkende kracht toegepast kan worden op aanbestedingen die
op dit moment lopen, dus niet op de aanbestedingen die reeds zijn goedgekeurd. Wanneer
dat zo is vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of het ministerie een overzicht
heeft van bedrijven en aanbestedingen die dit gaat treffen. De leden van de CDA-fractie
vragen nadrukkelijk in hoeverre deze verordening gebruikt kan worden om Chinese inmenging
tegen te gaan, en naar de wederkerigheid van deze verordening op basis waarvan Europese
bedrijven eenvoudiger toegang krijgen tot de Chinese markt. De leden van de CDA-fractie
hechten ook veel waarde aan het realiseren van een gelijk speelveld en verwachten
dat deze verordening daar aan bij zal dragen. Deze leden vragen de Minister of deze
verordening ook betrekking heeft op de eis tot naleving van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDGs), duurzaamheidscriteria en richtlijnen voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO), zoals de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) of de UN guiding principles.
Een van de IPI-maatregelen is dat de Commissie in uitzonderlijke en ernstige gevallen
kan besluiten tot uitsluiting van offertes van partijen bij aanbestedingen. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister deze uitzonderlijke gevallen te benoemen en
vragen of deze worden opgesomd in de verordening. Deze leden vragen of landen daarbij
ook onder extra toezicht kunnen vallen waardoor dergelijk uitzonderlijke of ernstige
gevallen in een andere context geplaatst kunnen worden en daardoor eerder kunnen worden
toegepast. De leden van de CDA-fractie vragen of de lidstaten ook landen een dergelijke
kwalificatie kunnen geven of dat lidstaten dit altijd via de Europese Commissie moeten
organiseren.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre en in welke gevallen er
afgeweken kan worden van de drempelwaarden. Deze leden kunnen zich bijvoorbeeld voorstellen
dat projecten worden opgedeeld in verschillende fasen waarbij elke fase binnen de
gestelde normen van 5 miljoen euro blijft. Deze leden vragen de Minister of ook met
dergelijke samenhang rekening wordt gehouden. Voorts wordt er om de administratieve
lasten voor het Europese midden- en kleinbedrijf te beperken een uitzondering van
de anti-omzeilingsverplichtingen voor deze groep geregeld. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister dit nader toe te lichten en daarbij aan te geven hoe die uitzondering
in de praktijk werkt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven in hoeverre er ook rekening
wordt gehouden of de regels omtrent staatssteun complementair zijn aan de IPI verordening.
Deze leden kunnen zich voorstellen dat lidstaten de middelen in de verordening gebruiken
om de eigen industrie voorrang te verlenen bij projecten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre deze verordening gebruikt
kan worden om economische sancties kracht bij te zetten. Deze leden kunnen zich bijvoorbeeld
voorstellen dat bedrijven uit een land dat economisch gesanctioneerd wordt door de
EU de toegang tot de Europese markt wordt ontnomen op basis van deze verordening.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe uitvoering is gegeven aan de motie-Inge
van Dijk/Paul over een effectieve en spoedige implementatie van het IPI (Kamerstuk
nr. 21 501-30, nr. 532). Is de indruk van de Minister dat decentrale overheden inmiddels voldoende op de
hoogte zijn van de uitsluitingsmogelijkheden onder de Government Procurement Agreement (GPA) om deze – indien daar aanleiding toe is – goed te kunnen toepassen? Gebeurt
dit uitsluiten ook in de praktijk en kan de Minister hiervan voorbeelden delen?
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de Appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen
over
De leden constateren dat er in juni 2021 een Raadspositie is bereikt ten opzichte
van het IPI dat als doel heeft om EU-bedrijven meer kansen te geven tot aanbestedingen
in derde landen. Deze appreciatie is inmiddels al wat ouder en gaat niet in op de
onderhandelingen die in het najaar gestart zijn. De leden vragen de Minister wat de
huidige stand van zaken van de onderhandelingen is. Waarin verschil de positie van
het Europees Parlement met die van de Europese Raad?
Het IPI wordt door het vorige Kabinet getypeerd als een offensief handelsinstrument.
Wat wordt hier precies mee bedoeld? Is het wenselijk om met alle derde landen een
gelijk speelveld te creëren? Erkent de Minister dat dit nadelig kan uitpakken voor
minder welvarende landen? Op welke manier houden zij voldoende kansen? Hoe kan de
Minister rechtvaardigen dat een maximale prijsopslag van 40 procent op bedrijven uit
derde landen op de Europese markt zorgt voor een gelijk speelveld? Is het niet wat
cynisch om een ongelijk speelveld op de Europese markt te creëren als sanctie wanneer
sprake zou zijn van een ongelijk speelveld richting derde landen? Op welke manier
worden ontwikkelingslanden wel of niet uitgesloten van het IPI?
Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de kabinetsappreciatie van de Raadspositie ten aanzien van het IPI. Zij hebben
daarover nog enkele vragen.
Deze leden zouden willen weten op welke manier de Kamer geïnformeerd kan worden over
de toepassing van het IPI. Deze leden doelen op informatie over het aantal keer dat
de prijsopslag ingezet wordt en in welke gevallen, met in achtneming van de vertrouwelijkheid
van bedrijfsgevoelige informatie.
Deze leden hebben bovendien met instemming kennisgenomen van het feit dat op verzoek
van Nederland een overweging is opgenomen om alsnog rekening te houden met de ontwikkelingsdoelstellingen
van de EU, waarmee wordt verduidelijkt dat enkel in geval van een redelijke indicatie
van omzeiling, toepassing van het IPI op minst ontwikkelde landen voorzien is. Zij
vragen de Minister de Kamer jaarlijks te informeren over die gevallen waarin geoordeeld
is dat er een redelijke indicatie van omzeiling is en het IPI alsnog is toegepast.
Inbreng leden van de Volt-fractie
De eerste triloogonderhandelingen tussen Commissie, Raad en Europees Parlement zijn
op 16 december gestart. De tweede ronde heeft plaatsgevonden op 18 januari. Kan de
Minister een update geven van de inhoud en uitkomsten van deze eerste onderhandelingen?
Kan de Minister – al dan niet in een besloten briefing of door middel van een vertrouwelijk
document – de Kamer informeren over de mogelijke compromissen die in de triloogonderhandelingen
van 18 januari jl. besproken zijn?
Wat zijn de verwachtingen van de Minister ten aanzien van de triloogonderhandelingen?
Wat is het verwachtte tijdspad? Hoeveel triloogonderhandelingen verwacht de Minister
nog? Kan de Minister toezeggen de Kamer te informeren over de voortgang en uitkomsten
van de triloogonderhandelingen?
Op 14 december stemde het Europees Parlement in met haar onderhandelingspositie over
het IPI. Kan de Minister aangeven op welke punten de EP positie verschilt van die
van de Raad? Hoe positioneert Nederland zich tegenover deze verschillen?
Kan de Minister uitweiden over het feit dat IPI-maatregelen alleen kunnen worden aangenomen
door gekwalificeerde meerderheid in de Raad? Wat is hiervan de meerwaarde? Leidt dit
niet tot inmenging van politieke belangen in de besluitvorming voor het aanwenden
van het IPI-instrument? Hoe verhoudt de procedure in de Raad zich tot het tijdig aanwenden
van maatregelen onder het IPI-instrument? Leidt dit niet tot nodige vertraging in
de beoordeling van aanbestedingen?
Hoe staat Nederland tegenover het voorstel van het Europees Parlement om de drempelwaarde
bij openbare werken te verlagen naar € 10 miljoen? Kan de Minister een indicatie geven
van de mogelijke positieve effecten van deze verlaging voor het Europese MKB?
In hun brief gaven de Ministers aan dat bij toepassing van het instrument wordt gekeken
naar het land van herkomst van de inschrijver in plaats van naar de herkomst van de
goederen en diensten. Kan de Minister uitweiden over de beslissing van de Raad om
te kijken naar het land van herkomst? Hoe wordt hierbij gegarandeerd dat bedrijven
zich niet pro-forma inschrijven in een ander land om de negatieve consequenties van
de IPI-maatregelen te omzeilen? Kan de Minister uiteenzetten hoe hierbij oneerlijke
concurrentie door «slim gebruik» van de keten bij een aanbesteding voorkomen kan worden?
Hoe wordt «het merendeel van de waarde van een contract inkopen in een land waar een
IPI-maatregel tegen van kracht is» gedefinieerd?
Hoe staat Nederland tegenover het voorstel van het Europees Parlement dat er in de
aanbestedingen en het aanwenden van het IPI voldaan moet worden aan de geldende internationale
milieu, sociale- en arbeidsrechten? Hoe zou dit kunnen worden ingebracht in het aanwenden
van het IPI? Hoe verhoudt zich dit tot de Regulation on Foreign Subsidies?
Hoe staat Nederland tegenover het voorstel van het Europees Parlement om niet alleen
een (fictieve) prijsopslag aan te rekenen, maar ook andere maatregelen te introduceren
zoals het aanpassen van de score die wordt gegeven aan biedingen door bedrijven en/of
het bedrijf uitsluiten van tenders in het algemeen?
Kan de Minister uitweiden waarom Nederland pleit voor het beperken van de inzetbaarheid
van het IPI op specifieke aanbestedingsprocedures? Hoe verhoudt deze beperking zich
tot een EU-brede toepasbaarheid van het instrument? Zijn er verschillen voor de inzet
van het IPI-instrument tussen lidstaten op basis van deze beperking? Klopt het dat
dit betekent dat een bedrijf voor sommige aanbestedingsprocedures mogelijk extra maatregelen
wordt opgelegd, terwijl zij bij andere instanties zonder problemen zou kunnen meedingen?
Wat betekent dit voor de effectiviteit van het IPI-instrument?
Kan de Minister voorbeelden geven van mogelijke administratieve lasten die het instrument
met zich meebrengt?
Kan de Minister aangeven wat de negatieve consequenties zijn voor de landen onder
het Generalised Scheme of Preferences, zijnde de minst ontwikkelde landen, van het niet uitzonderen van deze landen voor
IPI-aanbestedingen? In hoeverre zorgt dit voor een oneerlijk speelveld voor de minst
ontwikkelde landen in het mededingen naar aanbestedingscontracten in Europa?
Indien mogelijke brievenbusfirma’s inderdaad worden aangepakt, waar zitten de mogelijkheden
voor omzeiling van de IPI-maatregelen via minst ontwikkelde landen?
Kan de Minister uitweiden over hoe reciprociteit gedefinieerd wordt in het voorstel?
Hoe staat Nederland tegenover het voorstel van het Europees Parlement om de Verordening
te evalueren drie jaar nadat deze in werking is getreden?
De Minister geeft aan de Kamer middels een brief te informeren over de voorlichting
aan en overleg met de decentrale overheden over de uitzonderingsmogelijkheden van
het IPI in het najaar van 2021. Deze brief is tot heden niet toegekomen aan de Kamer.
Kan de Minister toezeggen deze brief alsnog op zeer korte termijn aan de Kamer te
doen toekomen, waarin uiteengezet wordt hoe decentrale overheden geconsulteerd zijn
en wat de uitkomsten waren van deze consultatie?
In de brief geven de Ministers aan de samenhang tussen het IPI en het voorstel buitenlandse
subsidies nauwgezet te blijven volgen. Intussen is ook het anti coercion instrument toegevoegd aan het pakket van maatregelen. Kan de Minister uitweiden over
de samenhang tussen deze drie voorstellen?
Kan de Minister uiteenzetten hoe het kabinet de samenhang tussen de voorstellen in
verdere besprekingen zal opvolgen?
In het kader van de geopolitieke context heeft het IPI-instrument meer momentum gekregen.
Uiteraard wordt China vaak genoemd in discussies over oneerlijke handelsrelaties,
maar tegelijkertijd zien we dat de VS-administratie ook maatregelen heeft genomen
om eerlijke mededinging van Europese bedrijven in federale aanbestedingen te beperken.
Is het IPI-instrument ook toepasbaar op de VS naar aanleiding van deze nieuwe hervormingen?
Welke stappen zal Nederland nemen om ervoor te zorgen dat het IPI-instrument ingezet
wordt als handelsinstrument en niet als geopolitiek pressiemiddel? Kan de Minister
aangeven wat Nederland zal doen om ervoor te zorgen dat er geen discriminatie plaatsvindt
wat betreft het aanwenden van dit instrument?
Kan de Minister aangeven wat het te verwachten effect is van de huidige geopolitieke
context op het tijdspad van zowel de onderhandelingen als de implementatie van het
IPI?
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument.
22 112, nr. 3179 – Brief regering d.d. 06-07-2021, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.