Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verlenging subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS (Kamerstuk 32813, nr. 918)
2022D00684 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsbrief
van 18 november 2021 inzake Verlenging subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie
ETS (Kamerstuk 32 813, nr. 918).
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit om de subsidiemodule
Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC ETS) te verlengen. Deze leden steunen dit besluit,
maar hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister momenteel werkt aan een voorstel
voor de wijziging van de IKC-ETS-module. Deze leden willen graag geïnformeerd worden
over het tijdpad hiervan. Wanneer wordt verwacht dat dit voorstel afgerond zal zijn,
welke procedures moeten nog doorlopen worden en wanneer zal het in werking treden?
Hoe komt de regeling tot stand en welke partijen worden hierin geconsulteerd?
De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister daarnaast om meer duidelijkheid
te geven omtrent de verdere invulling van de regeling. Deze leden vinden het van groot
belang dat de regeling zorgt dat het level playing field binnen de Europese Unie goed
gewaarborgd blijft. Hoe draagt de regeling hieraan bij? Hoe verhoudt de regeling zich
tot die van andere landen binnen de Europese Unie? Kan de Minister daarbij ingaan
op de vormgeving van de regeling in België en Duitsland? Kan de Minister daarbij specifiek
ingaan op de CO2-intensiteitsfactor en de aanwezigheid van een supercap? Als er verschillen zijn met
onze buurlanden, waarom kiest de Minister daar dan voor? Is de Minister niet bezorgd
dat hiermee het gelijke speelveld in het gedrang komt? Herkent de Minister zich in
de kritiek vanuit meerdere bedrijven dat de (voorgestelde) regeling wellicht niet
het gelijke speelveld in Europa zal borgen voor Nederlandse bedrijven? Kan de Minister
met een aantal eenvoudige rekenvoorbeelden aangeven wat de Nederlandse invulling van
de regeling concreet betekent voor een bedrijf en hoe dat verschilt met onze buurlanden?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen of de mogelijke nieuwe vormgeving van
de regeling het gelijke speelveld voldoende borgt. Volgens de vorige beleidsevaluatie
van de IKC bereikte de vorige regeling haar doel. Is de Minister bereid om de nieuwe
vormgeving van de IKC te baseren op een nieuwe beleidsevaluatie waarbij het gelijke
speelveld zorgvuldig meegewogen wordt? Daarnaast willen deze leden juist dat de Nederlandse
industrie verder gaat elektrificeren. Helpt de IKC bij dit beleidsdoel, doordat het
elektrificatie aantrekkelijker maakt? Zou er zonder de IKC een prikkel tegen elektrificatie
ontstaan in bepaalde sectoren? Kan de Minister dit aspect ook meewegen bij een mogelijke
beleidsevaluatie?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat tijdig en duidelijk communiceren over
de regeling van belang is. Partijen die in aanmerking komen voor de regeling hebben
de compensatie hard nodig gezien de hoge energieprijzen. Voor hen is het van belang
om te weten wat ze wanneer kunnen verwachten. Deelt de Minister deze mening? Hoe gaat
de Minister zorgen voor snelheid bij een mogelijke beleidsevaluatie en de verdere
vormgeving van de regeling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over verlenging van
de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS en hebben enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij meermaals aandacht hebben gevraagd voor
het belang van het verlengen van de regeling indirecte kostencompensatie (IKC-ETS),
onder andere in het kader van een gelijk Europees speelveld en het risico op carbon leakage. Zij spreken hun tevredenheid uit over het feit dat deze regeling is verlengd tot
1 januari 2026, maar merken op dat alleen voor het eerste jaar budget is vrijgemaakt
en dat de Minister momenteel werkt aan een voorstel voor wijziging van deze regeling.
Deze leden constateren dat dit betekent dat er voor 2022 en de jaren erna nog geen
regeling van kracht is en dat Nederlandse elektro-intensieve bedrijven hierdoor nog
steeds in grote onzekerheid verkeren. Zij vragen de Minister of zij de urgentie onderkent
om zo snel mogelijk een gewijzigde regeling voor 2022 en de jaren erna te publiceren,
zodat deze bedrijven niet, zoals nu het geval is, veel meer aan indirecte kosten betalen
dan concurrenten in ons omringende lidstaten, terwijl de elektriciteitsprijzen vrijwel
hetzelfde zijn. Welke stappen zet de Minister om zo spoedig mogelijk de gewijzigde
IKC-regeling in werking te doen treden?
De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat met de gewijzigde IKC-ETS-regeling
het gelijke speelveld in Europa wordt geborgd en weglek wordt voorkomen. Zij vragen
de Minister om te schetsen hoe de gewijzigde Nederlandse IKC-regeling het gelijke
speelveld binnen Europa zal waarborgen en weglek zal voorkomen. Kan de Minister daarbij
aangeven hoe de Nederlandse regeling zich zal verhouden tot IKC-regelingen in andere
EU-lidstaten? Wat zal het niveau van daadwerkelijke compensatie van de indirecte kosten
zijn ten opzichte van andere lidstaten, waarin vaak al enige tijd een nieuwe regeling
van kracht is? Deze leden constateren dat het ministerie weliswaar werkt aan wijziging
van de IKC-ETS-regeling, maar dat er naar verluidt geen aanpassingen zullen plaatsvinden
aan de supercap en de CO2-intensiteitsfactor. Kan de Minister dit bevestigen? Waarom worden dergelijke wijzigingen
niet overwogen? Wat zijn de belangrijkste argumenten voor en tegen deze aanpassingen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de gewijzigde IKC-regeling op het moment
van schrijven nog niet gereed is en ontvangen signalen vanuit de sector dat, wanneer
dit wel het geval is, de regeling eerst ook nog aan de Europese Commissie voorgelegd
moet worden voor notificatie. Kan de Minister dit bevestigen? Hoe ziet het tijdspad
tot publicatie van de regeling eruit? Op welke termijn zal vervolgens het proces van
aanvraag, beoordeling en uitbetaling aan bedrijven die in aanmerking komen voor deze
regeling plaatsvinden? Deze leden ontvangen tevens signalen dat er geen consultatie
plaats zal vinden over de regeling. Zij vragen de Minister of dit klopt, en zo ja,
waarom er geen consultatie zal plaatsvinden. Als er geen consultatie plaatsvindt,
hoe zal de sector dan wel worden betrokken bij het opstellen van de gewijzigde IKC-ETS-regeling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de verlenging van de subsidiemodule
Indirecte Kostencompensatie ETS en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vragen welke impact het coalitieakkoord heeft onder huidige
en toekomstige uitgaven als onderdeel van de subsidiemodule. Deze leden vragen of
de regeling nog wel nodig is als het voornemen is om CO2 meer te beprijzen? Hoe rijmt het met de klimaatambities om deze beprijzing vervolgens
te compenseren? Voorts vragen deze leden of een positieve evaluatie uit 2017 met als
grootste argument voor verlenging het risico op carbon leakage, genoeg aanleiding
is om de subsidiemodule te verlengen, aangezien er in tussentijd ook op internationaal
gebied veel is veranderd wat betreft CO2-beprijzing. Hebben deze veranderingen meegewogen in dit besluit en zo ja, hoe?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vinden dat vervuilers moeten betalen voor hun vervuiling
omdat dit een rechtvaardige en effectieve maatregel is om vervuiling te verminderen
en verduurzaming aan te jagen. Deze leden zien ook dat sommige bedrijven in Nederland
concurreren met buitenlandse bedrijven. Als de prijs voor vervuiling voor deze bedrijven
veel hoger wordt dan voor hun buitenlandse concurrenten, is er kans dat bedrijvigheid,
vervuiling en banen naar het buitenland vertrekt. Daar schiet het klimaat en de Nederlandse
werkgelegenheid niks mee op.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Minister onvoldoende onderbouwt
waarom deze subsidieregeling moet worden verlengd. De totale kosten van een bedrijf
bestaan immers niet alleen uit energiekosten. Is de Minister het eens dat bijvoorbeeld
loonkosten, overige operationele kosten, en andere belastingvrijstellingen relevant
zijn in de keuze om de IKC al dan niet te verlengen? Heeft de Minister zicht op deze
kosten voor buitenlandse bedrijven? Hoe verhouden deze kosten zich tot de kosten die
Nederlandse bedrijven maken? Is de subsidieregeling nodig in het bredere bedrijfseconomische
plaatje van de bedrijven die hier aanspraak op maken om het hoofd boven water te houden
of wordt vervuiling onnodig goedkoop gemaakt? Hoe wordt de IKC toegepast in andere
landen? Wat zijn de verschillen ten opzichte van de Nederlandse toepassing?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of de Minister het eens is dat het wrang
is om een subsidie te geven op energieverbruik (met CO2-uitstoot tot gevolg) terwijl de industrie al veel te weinig betaalt voor vervuiling.
Is de Minister het eens dat met de IKC het risico bestaat dat het onvoldoende loont
om minder CO2 uit te stoten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het onterecht dat wanneer vervuilers betalen
voor hun vervuiling, ze dit geld weer terugkrijgen via de indirecte kostencompensatie
ETS. Dit ondermijnt de werking van het ETS en zorgt ervoor dat de vervuiler niet hoeft
te betalen.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat tot voor kort de meeste lidstaten
geen gebruik maakten van deze mogelijkheid,. Is dat nog steeds het geval?1 Waarom maakt Nederland wel gebruik van deze mogelijkheid terwijl andere lidstaten
hier kennelijk geen reden toe zien? Hoeveel andere lidstaten maken gebruik van deze
mogelijkheid tot compensatie?
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag meer transparantie rondom dit onderwerp.
Kan de Minister uiteenzetten welke bedrijven hoeveel compensatie krijgen? Wat is de
relatie met gratis rechten? Krijgen bedrijven geen onterechte compensatie voor gratis
verkregen emissierechten? Zijn er bedrijven die hebben verdiend aan de verkoop van
gratis emissierechten die ook deze compensatie ontvangen? Wat is de inzet van Nederland
richting de herziening van EU-ETS rondom dit punt? Op dit moment is het voorstel dat
gratis rechten deels afhankelijk worden van de energiebesparingsinzet van bedrijven.
Zet Nederland hier ook op in? Is deze compensatie dan geen tegenovergestelde prikkel?
Deze leden verwachten dat de compensatie alleen maar hoger wordt aangezien de ETS-prijs
stijgt. Wat is de verwachting over de hoogte van de compensatie de komende tien jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de wens van
het kabinet om de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS met een jaar te verlengen,
terwijl deze eigenlijk automatisch afliep. In de Miljoenennota 2022 had het demissionaire
kabinet hier al 81,6 miljoen euro voor gereserveerd. Klopt dat het vooral de grote,
energie-intensieve bedrijven zijn die hiervan profiteren? Kan de Minister een top
10 verstrekken van grootste aanvragers?
De leden van de PvdD-fractie twijfelen aan de nut en de noodzaak van het verlengen
van deze subsidiemodule. Ten eerste was het bij alle belanghebbenden van meet af aan
bekend dat de subsidiemodule zou aflopen. In de Comptabiliteitswet is geregeld dat
subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaar hebben. Er kon daarom
geen sprake zijn van bepaalde door de overheid onterecht gewekte verwachtingen, waarop
een demissionair kabinet ondanks zijn demissionaire staat op moest acteren. Kan de
Minister bevestigen dat dit zo was? Zo niet, welke verwachtingen zijn er precies gewekt
en waarom? Hoe democratisch vindt de Minister het wekken van verwachtingen die de
regeertermijn overstijgen en waar een volgend kabinet dus een vervolg aan moet geven?
Hoe democratisch vindt de Minister het dat haar demissionaire voorganger vooruitlopend
op een besluit tot verlenging door het nieuwe kabinet, vast bijna 0,1 miljard euro
heeft uitgetrokken voor 2022?2 Heeft de huidige Minister hierdoor het gevoel dat zij nog terug kan? De Kamer heeft
ingestemd met de in de Comptabiliteitswet vastgelegde maximale vervaltermijn van vijf
jaar, maar wordt op deze manier voor een voldongen feit geplaatst.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat om te voorkomen dat bij een later besluit
tot meerjarige verlenging opnieuw het traject voor verlenging van de IKC-ETS-regeling
moet worden doorlopen, de regeling met vijf jaar wordt verlengd tot 1 januari 2026.
Hieruit concluderen deze leden dat alleen de budgettaire gevolgen beperkt zijn tot
het jaar 2022, maar dat de verlenging zelf veel verstrekkender gevolgen heeft die
de regeertermijn overstijgen. Kan de Minister bevestigen dat zij de subsidieregeling
met een termijn van vijf jaar verlengt? Zo ja, hoe democratisch is dat, gelet op bovenstaande
overwegingen? Klopt het ook dat er door dit voornemen van het vorige demissionaire
kabinet makkelijker is om elk jaar zo’n omvangrijk bedrag uit te trekken voor het
compenseren van grote vervuilers voor een systeem dat juist voor hen bedoeld is? Hoe
verhoudt dit zich tot het budgetrecht van de Kamer die jaarlijks de Rijksbegroting
moet goedkeuren en op deze manier eigenlijk al voor een voldongen feit wordt geplaatst?
Zo nee, wat beoogt de Minister dan precies? Deze leden zijn, al met al, van mening
dat er met de verlenging afbreuk gedaan wordt aan het democratische gehalte van de
regeling.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat deze subsidie vrijwillig is. De Europese
Commissie verplicht lidstaten niet om ETS-bedrijven te compenseren. Het idee achter
ETS is dat door uitstoot te beprijzen het minder aantrekkelijk wordt om te vervuilen,
waardoor bedrijven geprikkeld worden op zoek te gaan naar alternatieven en/of manieren
om te besparen. Erkent de Minister dat er vanuit het beprijzen van vervuiling een
krachtige verduurzamingsprikkel kan gaan en dat het compenseren van die extra kosten
die juist bewust zijn geïntroduceerd, afdoet aan de werking van die potentieel krachtige
verduurzamingsprikkel? Zo ja, waarom zou zij er dan vrijwillig voor kiezen om de kosten
te compenseren? Zo nee, op welke manier brengt het compenseren van bewust geïntroduceerde
kosten de doelstelling, het beprijzen van uitstoot, op een efficiënte manier binnen
bereik?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de basis voor de verlenging de beleidsdoorlichting
uit 2017 is, waarin geconcludeerd is dat de subsidiemodule indirecte kostencompensatie
effectief was in het tegengaan van carbon leakage, ofwel koolstoflekkage. Deze leden
zijn echter niet overtuigd dat dit een juiste basis is. Zij stellen de vraag of dit
er nog wel toe doet. Inmiddels is het namelijk 2022 en sinds 2017 is er veel gebeurd.
Zo heeft de Europese Commissie in het kader van de Green Deal een pakket aan maatregelen
aangekondigd, waarin ook de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) als onderdeel
van fit-for-55 wordt geïntroduceerd. Deze maatregel wordt geïntroduceerd precies om
koolstoflekkage te voorkomen. Aangezien implementatie niet al te lang meer op zich
kan laten wachten aangezien de Europese Unie in 2030 al «fit for 55» moet zijn, wat
volgens deze leden overigens ontoereikend is voor het klimaat, zal er dus spoedig
al een maatregel zijn om koolstoflekkage tegen te gaan. In het BNC-fiche over de CBAM
stelt het kabinet dat op dit moment het risico op koolstoflekkage (vooral) wordt gemitigeerd
via het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) door bedrijven die gevoelig zijn voor
carbon leakage een deel van hun benodigde emissierechten op basis van CO2-benchmarks gratis te verstrekken. Het is volgens het kabinet de bedoeling van de
Commissie dat de CBAM deze gratis allocatie gaat vervangen als instrument om koolstoflekkage
te voorkomen. Deze vervanging acht de Commissie wenselijk omdat gratis allocatie bij
EU-producenten leidt tot een zwakker prijssignaal en daarmee een zwakkere prikkel
vormt om te investeren in CO2-reductie. Ook geeft het kabinet in het BNC-fiche aan positief te staan tegenover
de CBAM en de doelstelling van de commissie te onderschrijven om carbon leakage te
voorkomen en aan te zetten tot klimaatactie in derde landen, door zowel overheden
als bedrijven. Het kabinet is het met de Commissie eens dat een vorm van beprijzen
aan de buitengrens van de Europese Unie, zeker op termijn, kan leiden tot een effectievere
manier om koolstoflekkage te voorkomen dan het huidige stelsel met gratis allocatie
van ETS-rechten. Aangezien uit het officiële standpunt van het kabinet blijkt dat
het kabinet van mening is dat de prikkel die vanuit ETS moet komen versterkt moet
worden in plaats van verzwakt en aangezien het kabinet ook overtuigd is van de werking
van de CBAM op het tegengaan van koolstoflekkage, lijkt het erop dat het kabinet zelf
ook vindt dat het helemaal niet nodig en zelfs onwenselijk is om de subsidiemodule
indirecte kostencompensatie ETS te verlengen. Kan de Minister dit bevestigen? Zo ja,
is zij bereid af te zien van de voorgenomen verlenging? Zo nee, kan zij dan uitleggen
waarom zij voornemens is te handelen op een manier die tegenstrijdig is aan haar eigen
overtuigingen en doelen?
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom de resultaten van de energiebesparingsconvenanten
niet als basis zijn gebruikt bij de besluitvorming, zoals de toenmalige demissionaire
Staatssecretaris van Economische Zaken en klimaat in de brief van 26 november 2021
naar de Kamer stuurde (Kamerstuk 30 196, nr. 773).
In de Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling energie en innovatie in verband
met energiebesparing door ondernemingen die worden blootgesteld aan een CO2-weglekrisico als gevolg van doorberekende EU-ETS-kosten (Stcrt 2013, 29895) staat dat de ondernemingen die voor subsidie in aanmerking willen komen, als tegenprestatie
hun energie-efficiëntie dienen te verbeteren. Door deel te nemen aan de bestaande
meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2001–2020 (MJA3) of de meerjarenafspraak energie-efficiëntie
ETS ondernemingen (MEE) wordt aan deze voorwaarde voldaan en committeren bedrijven
zich aan het opstellen en uitvoeren van een energie-efficiëntieplan en het nemen van
maatregelen met een zogenaamde terugverdientijd van minder dan vijf jaar. De effecten
van de tegenprestatie die als voorwaarde was gesteld zijn dus minstens zo belangrijk
als de effecten van de subsidieregeling op het voorkomen van koolstoflekkage. Is de
Minister het ermee eens dat er aan de voorwaarden moet worden voldaan? Hoe kijkt zij
aan tegen de resultaten? In de brief van november 2021 wordt hierover gerapporteerd.
Uit de resultaten blijkt dat niet alle doelstellingen zijn gehaald. Kan de Minister
dit bevestigen? Wat vindt zij ervan dat de behaalde resultaten betrekking hebben op
energie-efficiëntie, waardoor er alleen sprake is van energiebesparing per geproduceerde
eenheid, maar niet per se van een vermindering van het totale energieverbruik? Het
totale energieverbruik is gestegen, ondanks de MJA3 en de MEE.3 De tegenprestatie die voorwaardelijk was heeft dus de onwenselijke toename van het
totale energieverbruik niet kunnen voorkomen. Waarom heeft de Minister dit inzicht
niet betrokken bij de besluitvorming over het verlengen van de subsidieregeling indirecte
kostencompensatie?
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe het kan dat de indirecte kostencompensatie
verlengd wordt, terwijl de energiebesparingsconvenanten al wel zijn afgelopen en niet
zijn verlengd. Klopt het dat de koppeling tussen indirecte kostencompensatie en energiebesparingsmaatregelen
volledig wegvallen? Zo ja, kan de Minister dan bevestigen dat er dus onvoorwaardelijke
subsidie wordt gegeven aan grote vervuilende bedrijven op kosten van de belastingbetaler
waar geen tegenprestatie tegenover staat? Zo nee, welke tegenprestatie op het gebied
van verduurzaming en/of energiebesparing is er dan gekoppeld aan de verlengde subsidiemodule?
Kan zij in het verlengde hiervan aangeven om welke afspraken gaat het hier precies
gaat, welke afrekenbare doelen zijn er gesteld, en hoe wordt er gehandhaafd? Is zij
bereid om een tegenprestatie te eisen?
De leden van de PvdD-fractie is de indruk ontstaan dat er eigenlijk niet zo zeer sprake
is van een verlenging van een subsidieregeling, maar van het introduceren van een
nieuwe regeling die bedoeld is om stand te houden tot na de regeertermijn van het
kabinet, die in strijd is met geaccepteerde overtuigingen en kennis over prijsprikkels
en gedragseffecten, en waarbij er zelfs geen tegenprestatie meer vereist is op het
gebied van energiebesparing. Dit alles ten gunste van het vervuilende grootbedrijf
en ten koste van gewone Nederlandse belastingbetalers. Zolang dit het geval is kunnen
zij het voorstel niet steunen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennis genomen van de voorliggende brief en heeft
daarover nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie is het eens met het gegeven dat carbon leakage zoveel mogelijk
voorkomen moet worden. Ook op het gebied van de landbouw kunnen we niet genoeg benadrukken
dat het weglekken van productie naar het buitenland ongewenst is. Kan de Minister
onderbouwen waarom er gekozen is voor alleen grootschalige en energie-intensieve bedrijven
die in aanmerking komen voor ondersteuning, terwijl de som der delen van verschillende
bedrijven die onder de gestelde norm voor koolstoflekkage indicator vallen net zo
bij kunnen dragen aan de versterking van de lokale economie? Ook vraagt dit lid in
welke mate de doeltreffendheid van de regeling gewaarborgd blijft als grote, kapitaalkrachtige,
bedrijven een fors deel van deze kosten vergoed kunnen krijgen? Dit lid vraagt tevens
hoe de verkoop van ETS-rechten in de voor subsidie in aanmerking komende sectoren
zich verhouden tot de verstrekte subsidies. Kan de Minister aangeven of er een waarborg
bestaat ter voorkoming dat bedrijven die subsidies ontvangen hebben uit de subsidiemodule
Indirecte Kostencompensatie ETS, anderzijds niet verdiend hebben aan de eventuele
verkoop van diezelfde ETS-rechten? Dit zou weliswaar deze bedrijven niet alleen een
onevenredig voordeel geven, maar op het gebied van level playing field binnen Nederland
zelf, voor bedrijven die niet voldoen aan de norm om in aanmerking te komen voor de
regeling, zeer contraproductief werken. Wat is de visie van de Minister hierop.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.