Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het MIRT overzicht 2022
35 925 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022
Nr. 19 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 december 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 21 september 2021 inzake het MIRT overzicht 2022 (Kamerstuk 35 925 A, nr. 5).
De Minister en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 15 december
2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande
Vraag 1
Hoe werkt de drempelwaarde voor cofinanciering?
Antwoord 1
Medeoverheden zijn verantwoordelijk voor lokale en regionale infrastructuur. In sommige
situaties kan een Rijksbijdrage aan lokale en regionale infrastructuurprojecten overwogen
worden. Het Besluit Infrastructuurfonds (BIF) maakt uitkeringen aan medeoverheden
voor dergelijke projecten mogelijk. Belangrijke voorwaarden zijn dat het project een
nationaal belang dient en dat het project een minimale omvang heeft van € 225 miljoen
in de vervoerregio’s en van € 112,5 miljoen daarbuiten. Deze drempelbedragen zijn
ontstaan bij een decentralisatie van verkeersbudgetten die in 2004 is afgerond. Er
werd besloten tot een decentralisatie, omdat uit een onderzoek1 bleek dat de toenmalige systematiek leidde tot ongewenste Rijksbemoeienis bij (kleine)
decentrale projecten en omvangrijke administratieve lasten bij Rijk en regio. Voorbeelden
van projecten waar het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan heeft bijgedragen
zijn de Noord/Zuidlijn en de Rotterdamsebaan.
Bij de begroting 2022 gaat het Infrastructuurfonds over in het Mobiliteitsfonds. Met
de omvorming van het Infrastructuurfonds tot het Mobiliteitsfonds komt het huidige
BIF te vervallen. Het BIF wordt vervangen door nieuwe lagere regelgeving op grond
waarvan bijdragen kunnen worden verstrekt aan grote lokale en regionale projecten.
De nieuwe regeling is inmiddels bij uw Kamer voorgehangen (Kamerstuk 35 925 A, nr. 17).
Vraag 2
Kan het zijn dat de drempelwaarde voor cofinanciering belemmerend werkt bij kleinere
projecten?
Antwoord 2
Het BIF en de regeling die het BIF opvolgt, is bedoeld voor grootschalige lokale en
regionale projecten. Om de redenen zoals gegeven in het antwoord op vraag 1, passen
daarbij drempelbedragen. Daarnaast bestaan ook andere regelingen, zoals de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen en de Regeling veilig, doelmatig en duurzaam gebruik verkeersinfrastructuur 2020–2021. Deze regelingen maken specifieke uitkeringen mogelijk aan medeoverheden aan kleinere
projecten. Bij deze regelingen gelden de drempelbedragen niet. Iedere regeling heeft
een eigen doel en voorwaarden.
Vraag 3
Zijn er projecten gepland waarbij zonnepanelen geïntegreerd worden in geluidswallen?
Antwoord 3
Bij het project Solar Highways A50 zijn geluidschermen en zonnepanelen al gecombineerd.
In de praktijk gelden er voorwaarden waaraan voldaan moet worden voordat zonnepanelen
geïntegreerd kunnen worden (bijvoorbeeld ten aanzien van veiligheid en akoestiek).
Daarom werken Rijkswaterstaat (RWS), Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) sinds eind 2018 samen in opdracht van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan een pilotprogramma. In dit pilotprogramma
onderzoekt en leert het Rijk hoe rijksgrond zo optimaal mogelijk en met maatschappelijk
draagvlak kan worden ingezet voor het opwekken van hernieuwbare energie. Binnen dit
programma wordt onder meer, in afstemming met medeoverheden, gekeken naar de mogelijkheden
voor zon langs de A7, A35, A37 en A58. ProRail start een pilot bij bestaande schermen
rondom de Drontermeertunnel of zonnepanelen geplaatst kunnen worden en zo ja, onder
welke voorwaarden. Deze pilotlocatie moet dan de randvoorwaarden en richtlijnen opleveren
voor het later toepassen van zonnepanelen elders rond het spoor. De aanbesteding voor
deze pilot loopt op dit moment. De resultaten worden medio 2024 verwacht.
Vraag 4
Hoe is het budget van de Investeringsimpuls verkeersveiligheid verdeeld over stedelijk
gebied en platteland?
Antwoord 4
Het budget van de investeringsimpuls verkeersveiligheid wordt in verschillende tranches
weggezet. In 2020 is de eerste tranche uitgekeerd naar de medeoverheden (de regeling
stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020–2021). Over de uitkomst van deze regeling
is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29 398, nr. 887).
De regeling stimulering verkeersmaatregelen 2020–2021 maakt geen onderscheid tussen
stedelijk gebied en platteland. Alle gemeenten, provincies en waterschappen konden
een rijksbijdrage van maximaal 50% aanvragen voor verkeersveiligheidsmaatregelen.
In de bijlage treft u een overzicht aan van alle gemeenten, provincies en waterschappen
die een rijksbijdrage hebben ontvangen in het kader van de regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen
2020–20212. Het gaat om meer dan 200 overheden die een rijksbijdrage hebben ontvangen voor een
veelvoud aan verkeersveiligheidsmaatregelen. Deze verkeersveiligheidsmaatregelen kunnen
effect hebben op zowel verkeersonveilige situaties in de bebouwde omgeving als daarbuiten
(of beiden). Hoe dit precies is verdeeld valt, zonder grondige analyse van alle individuele
maatregelen en nader overleg met de betrokken medeoverheden, niet te zeggen. Op dit
moment wordt gewerkt aan de opzet van de tweede tranche van de investeringsimpuls
verkeersveiligheid. In het voorjaar van 2022 zal hierover meer duidelijkheid zijn
en wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Vraag 5
Is er een overzicht beschikbaar van de meest verkeersonveilige plekken in Nederland?
Antwoord 5
Over de verkeersveiligheid op het rijkswegennet (A-wegen en N-wegen) wordt jaarlijks
gerapporteerd in de monitor Veilig over Rijkswegen, meest recentelijk over het jaar
20193. De rapportage over 2020 is naar verwachting in maart 2022 beschikbaar. Over de verkeersveiligheid
op Rijks-N-wegen en mogelijk te zetten stappen om de verkeersveiligheid op deze wegen
te verbeteren, is uw Kamer op 2 november jl. geïnformeerd4. Daarnaast wordt, naar aanleiding van een motie van het Kamerlid Madlener5, uitgewerkt op welke wijze een top tien van N-wegen waar de meeste ongevallen plaatsvinden
in het volgende MIRT-overzicht kan worden opgenomen.
Gemeenten en provincies inventariseren zelf waar de meest onveilige plekken op hun
wegen (waaronder fietspaden) zijn; dit is een decentrale verantwoordelijkheid. Hiervoor
stellen zij risicoanalyses op. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van gegevens
over ongevallen, gegevens over het aantal verplaatsingen en veiligheidskenmerken van
de weg en/of verkeersgedrag. Om medeoverheden hierbij te ondersteunen wordt hard gewerkt
aan betere data voor deze analyses. Daarbij wordt onder meer ingezet op het ontsluiten
en toepasbaar maken van data, bijvoorbeeld het verbeteren van de registratie van ongevallen
door gebruik te maken van ambulancedata. Dit is een continu proces, waar de komende
jaren stevig op wordt ingezet.
Op www.verkeersveiligheidsvergelijker.nl is onder meer informatie te vinden over het aantal verkeersdoden per gemeenten en
provincie in de afgelopen 10 jaar.
Vraag 6
Kunt u aangeven wat de aangescherpte advieswaarden van de World Health Organization
(WHO) voor luchtkwaliteit betekenen voor de projecten van het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT)?
Antwoord 6
Bij MIRT projecten wordt getoetst aan de Europese grenswaarden. De nieuwe WHO-advieswaarden
zijn een stuk strenger dan de Europese grenswaarden die nu in de Richtlijn Luchtkwaliteit
(2008/50/EG) staan. De Europese Commissie wil deze richtlijn herzien en zal in het
derde kwartaal van 2022 hiertoe een voorstel uitbrengen.
Overigens wordt in het kader van het Schone Lucht Akkoord verkend op welke manier
de negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies beter in beeld kunnen worden gebracht
bij effectstudies voor projecten waarvan een mogelijk substantieel effect wordt verwacht.
Hierbij worden bestaande instrumenten betrokken.
Vraag 7
Bent u bekend met de position paper «Infrastructuur op nieuwe leest: geïntegreerd
ontwerpen en budgetteren voor verkeer én gezondheid» van 2 juli 2021 van Vlietzoom
Alliantie inzake een mogelijk andere aanpak van de verbreding A4 Haaglanden-N14? Zo
ja, kunt u uw zienswijze hierop geven?
Antwoord 7
De position paper «Infrastructuur op nieuwe leest: geïntegreerd ontwerpen en budgetteren
voor verkeer én gezondheid» van 2 juli 2021 van Vlietzoom Alliantie is recent door
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ontvangen.
In de kern pleiten de indieners voor het beter borgen in de Nederlandse wet- en regelgeving
van het verminderen van de negatieve gezondheidseffecten en chronische hinder voor
burgers. Verder pleiten de indieners voor verbetering van de burgerparticipatie bij
infrastructurele projecten, conform het gedachtengoed van de Omgevingswet.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderschrijft dat er inspanning gepleegd
dient te worden om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. De huidige Nederlandse
wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit (fijnstof en stikstofdioxide)
en geluid (geluidsproductieplafonds) zijn stringenter dan de Europese (milieu)normen.
Het uitgangpunt van de vigerende wet- en regelgeving is dat meer mobiliteit en uitbreiding
van infrastructuur is toegestaan, als sprake is van nut en noodzaak, de belangen van
onder meer omwonenden goed zijn meegewogen (via de wettelijk vastgelegde inspraakmomenten,
maar ook via themasessies en werksessies met belanghebbenden), de doelmatigheid van
mitigerende maatregelen is afgewogen en het past binnen de wettelijke milieunormen.
De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samen met
andere overheden diverse stappen ondernomen op het gebied van het verbeteren van de
luchtkwaliteit en het verlagen van blootstelling aan geluid.
Voor wat betreft luchtkwaliteit wordt zo – samen met andere overheden – binnen het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)6 en het Schone Lucht Akkoord (SLA)7 gewerkt aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Binnen het Schone Lucht Akkoord
wordt gestreefd naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland
om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren. Daarbij wordt toegewerkt
naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor luchtkwaliteit
in 2030 voor fijnstof en stikstofdioxide.
Afspraken uit het Klimaatakkoord, zoals verdere elektrificatie van het wagenpark,
stimuleren van actieve mobiliteit en zero emissie stadsdistributie dragen eveneens
bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Ook de EU Green Deal, waarin klimaatambities
door de Europese Commissie zijn aangescherpt, reikt met het Fit for 55-pakket een
aantal instrumenten aan dat het verbeteren van de luchtkwaliteit bevordert. De Nederlandse
inzet is gericht op ambitieus internationaal luchtkwaliteitsbeleid, waaronder het
aanscherpen van emissienormen. De uitvoering van diverse maatregelen gericht op het
verbeteren van de luchtkwaliteit is derhalve in volle gang.
Daarnaast is afgesproken dat zowel Rijk, gemeenten als provincies er naar streven
gezondheidsdoelen voor schonere lucht op te nemen in relevante verkeers- en vervoersplannen.
Gezondheid maakt dan onderdeel uit van de integrale afweging van belangen en effecten.
Om deze afweging mogelijk en inzichtelijk te maken wordt verkend hoe gezondheidseffecten
beter kunnen worden berekend bij projecten.
Op nationaal en Europees niveau wordt gestuurd op verlaging van de blootstelling aan
geluid. Samen met andere overheden werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaan
binnen het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG) eraan om op de hoogst belaste
locaties diverse geluidmaatregelen – ter vermindering van geluidhinder en realiseren
van andere gezondheidseffecten – te treffen. Daarnaast worden in het kader van de
Europese Richtlijn voor Omgevingsgeluid vijfjaarlijks verplicht actieplannen opgesteld
ter vermindering van de effecten van geluid, waarvoor recentelijk de ambitie in het
EU Actieplan is aangescherpt. In het kader van infrastructurele projecten worden regelmatig
op voorstel van de betrokken bestuurlijke partners in de regio verdergaande (zogenoemde
«bovenwettelijke») afspraken gemaakt over geluidmaatregelen (vooral hogere/extra geluidschermen
en/of geluidsreducerend asfalt).
Bij huidige infrastructurele projecten vormt burgerparticipatie reeds onderdeel van
het besluitvormingsproces. Onder de Omgevingswet moet uiterlijk bij de start van de
verkenning voor een projectbesluit een «kennisgeving participatie» zijn uitgevoerd
waarin wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen
bij de verkenning worden betrokken. Ook moet bij de kennisgeving voor het te nemen
projectbesluit eenieder de mogelijkheid worden geboden om een oplossing voor de opgave
aan te dragen. Tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, naar verwachting 1 juli
2022, wordt bij nieuwe verkenningen al zoveel mogelijk in de geest van de Omgevingswet
gewerkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Zande, adjunct-griffier