Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 975 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 13 december 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2021 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij brief van 10 december 2021 zijn ze door
de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1
Kunt u met behulp van een tabel een overzicht geven van de vraag op welke begrotingsartikelen
en -onderdelen welke taakstellende korting is doorgevoerd, om de problematiek op de
ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022 op te vangen?
Antwoord:
Op basis van de historische onderuitputting op de begroting van VWS, en omdat het
ongewenst is dat er budget voor de zorg in een jaar niet wordt benut, is besloten
hierop te anticiperen. Het inzetten van verwachte onderuitputting voor problematiek
elders op de VWS-begroting vraagt echter wel om een korting op budgetten in te boeken
en deze vervolgens beschikbaar te stellen. Budgetten voor een aantal artikelen en
regelingen zijn daarom verminderd zonder de beleidsvoornemens te verkleinen bij de
Voorjaarsnota 2020 en 2021. Gedurende het jaar wordt dan de onderuitputting gealloceerd
naar budgetten waar de onderuitputting daadwerkelijk optreedt. Dat is gedaan met als
doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting
aan het eind van het jaar te beperken. Voor de uitvoering van de regelingen waarop
een korting is ingeboekt zijn er geen gevolgen. Onderstaand vindt u een overzicht
waar deze kortingen per artikel zijn ingeboekt.
De vrijgekomen middelen zijn betrokken bij het totale beeld van de voorjaarsbesluitvorming
2020 en 2021. De middelen zijn daarom niet een-op-een te koppelen aan specifieke problematiek,
maar in dezelfde besluitvormingsronde in 2020 zijn onder meer middelen beschikbaar
gesteld voor de vergoeding van de 13-wekenecho, medicatieoverdracht en een tegenvaller
bij de subsidieregeling onverzekerde (verwarde) personen. In de voorjaarsbesluitvorming
van 2021 zijn er extra middelen gekomen voor de ontwikkeling en beheer van pgb 2.0
en voor het RIVM.
Bij de Najaarsnota 2021 is (net als vorig jaar) een gedeelte van de totale taakstellende
korting anders gealloceerd, omdat de onderuitputting zich niet voordoet op de specifieke
posten waaraan die in het voorjaar was toegewezen. Een specifiek voorbeeld daarvan
is de bevolkingsonderzoeken, die genoemd worden in vraag 23. Door de latere start
van de 13-wekenecho was op deze regeling onderbesteding, deze middelen zijn daarom
verschoven naar regelingen waar geen onderuitputting optreedt maar waar wel een korting
was ingeboekt. Dit heeft geen gevolgen voor de uitvoering van deze regelingen.
Eventuele inhaalzorg in 2022 (vraag 26) loopt via de premiegefinancierde Zorgverzekeringswet.
De budgetten op de VWS-begroting en de taakstellende korting hebben daar geen invloed
op. De aanspraken op zorg zijn ongewijzigd, waardoor iedereen de zorg krijgt waar
ze recht op hebben.
Taakstellende korting per artikel in mln. €
2020
2021
2022
2023
2024
2025 e.v.
Artikel 1: Volksgezondheid
– 24
– 24
– 23
– 24
– 24
– 24
Artikel 2: Curatieve zorg
– 20
– 21
– 22
– 21
– 21
– 21
Artikel 3: Langdurige zorg en ondersteuning
– 32
– 34
– 31
– 31
– 31
– 31
Artikel 4: Zorgbreed beleid
– 32
– 30
– 31
– 32
– 32
– 32
Artikel 5: Jeugd
– 6
– 6
– 7
– 7
– 7
– 7
Artikel 6: Sport en bewegen
– 10
– 11
– 12
– 12
– 12
– 12
Artikel 7: Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II
– 7
– 7
– 7
– 6
– 6
– 6
Artikel 10: Apparaat Kerndepartement
– 1
0
0
0
0
0
Totaal
– 133
– 133
– 133
– 133
– 133
– 133
Vraag 2
Kunt u de problematiek op de ontwerpbegroting VWS 2022, waarvoor taakstellende kortingen
zijn doorgevoerd, nader toelichten?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen van de taakherstellende kortingen voor de beleidsterreinen die
met deze korting van doen krijgen?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Hoeveel extra geld is in 2020 en 2021 besteed aan het opschalen van de ic-capaciteit?
Kunt u dit uitsplitsen per jaartal en schetsen waar deze uitgaven voor waren bedoeld
(dus beademingsapparatuur, extra bedden, uitbouw van ziekenhuizen, personeel)?
Antwoord:
Op verzoek van de toenmalige Minister van Medische Zorg heeft het Landelijk Netwerk
Acute Zorg (LNAZ) in de zomer van 2020 het IC-Opschalingsplan opgesteld. Het plan
voorziet in een opschaling van IC-bedden en klinische verpleegbedden. Op basis van
dit plan heeft VWS de Subsidieregeling opschaling curatieve zorg Covid-19 opgesteld
voor de bekostiging van deze bedden voor de periode van juli 2020 t/m december 2022.
Voor de opschaling van IC-bedden is circa € 450 miljoen beschikbaar gesteld. De uitsplitsing per kostensoort worden weergegeven in onderstaande tabel.
De bedragen voor 2020 en 2021 zijn al uitgekeerd aan de ziekenhuizen. De bedragen
voor 2022 zullen nog worden uitgekeerd, op basis van de Subsidieregeling. Ziekenhuizen
kunnen aanvullend nog declaraties indienen voor vergoeding van zogenoemde warme bedden
in fase 3 (flexibele bedden) van de opschaling. In 2023 vindt er bij de ziekenhuizen
een eindafrekening en verantwoording van de kosten bij deze Subsidieregeling plaats,
op basis waarvan de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vastgesteld.
Kostensoort
2020
2021
2022
Totaal
Bouwkundige aanpassingen ziekenhuizen
17.706.000
1.145.000
0
18.851.000
Medische inventaris
24.474.000
736.000
0
25.210.000
Crisisvoorraad geneesmiddelen
8.980.000
0
0
8.980.000
Opleidingen
9.450.000
42.450.000
20.730.000
72.630.000
Personeel
22.980.000
120.007.000
114.491.000
257.478.000
Materieel
3.455.000
15.448.000
13.820.000
32.723.000
Gebouwkosten ziekenhuizen
1.326.000
12.661.000
12.505.000
26.492.000
Totaal
88.371.000
192.447.000
161.546.000
442.364.000
Daarnaast betalen zorgverzekeraars circa € 35 miljoen extra voor de opschaling van
IC-bedden tot 1.150 in 2021. Voor die opschaling tot 1.150 IC bedden in 2022 heb ik
€ 35 miljoen beschikbaar gesteld in het macrokader voor de medisch-specialistische
zorg. Daarnaast is er gedurende de eerste Coronagolf in 2020 voor circa € 110 miljoen
aan beademingsapparatuur ingekocht door VWS en voor een deel geschonken aan de ziekenhuizen
voor de opvang van Covid-19 patiënten.
Vraag 5
Is in 2021 geld uitgegeven om het personeelstekort specifiek voor coronazorg, en met
name de ic, aan te pakken? Zo ja, hoe groot was dit bedrag en welke acties waren daaraan
verbonden?
Antwoord:
In 2021 is circa € 93 mln. uitgegeven aan de specifieke aanpak van het personeelstekort
in relatie tot corona. Die aanpak bestond uit:
– De subsidieregeling Coronabanen in de Zorg (circa € 83 mln. in 2021), op basis waarvan
zorgaanbieders subsidie konden ontvangen voor de tijdelijke inzet van ondersteunende
werknemers.
– Extra Handen voor de Zorg (circa € 4 mln. in 2021): deze crisisorganisatie heeft het
aanbod van mensen die in de coronacrisis de helpende hand wilden bieden in de zorg,
gematched met de vraag van zorgorganisaties in nood.
– De Nationale Zorgklas (circa € 4,5 mln. in 2021): via de Nationale Zorgklas zijn herintreders
en mensen met weinig/zonder zorgachtergrond opgeleid om opnieuw of breder ingezet
te worden in de zorg. Ook konden mensen via de NZK mbo-certificaten op niveau 2 of
3 behalen.
– De Nationale Zorgreserve. Verkend is hoe een Nationale Zorgreserve ingericht kan worden
en onderdeel kan gaan uitmaken van de bestaande en toekomstige crisisstructuur; een
voorstel voor de uitwerking werd eind september aan de TK verzonden. Momenteel worden
de juridische, uitvoerings- en financieringsvraagstukken uitgewerkt. Totdat de definitieve
vormgeving van de NZR duidelijk is, kunnen zorgorganisaties in nood een beroep doen
op het initiatief De Nationale Zorgreserve van stichting Extra Zorg Samen (circa € 1,5 mln. in 2021).
Daarnaast was binnen de subsidieregeling opschaling IC’s (circa € 0,5 miljard over
de periode najaar 2020 – najaar 2022) een bedrag van € 120.000 per opgeschaald IC-bed
gereserveerd voor opleidingsactiviteiten die nodig zijn om dit IC-bed te bemensen,
waaronder eventueel de nieuw Basis Acute Zorg-opleiding. Met deze opleiding kunnen
gediplomeerd verpleegkundigen binnen 6 maanden worden klaargestoomd voor specifieke
taken binnen het acute zorg cluster (waaronder op de IC, de SEH, Ambulance en Cardiacare
units). Ziekenhuizen konden dit opleidingsbudget naar eigen inzicht inzetten voor
de opschaling van de IC-bedden.
Vraag 6
Bent u bereid om in 2022 de overtallige mondkapjes in de opslag te doneren of uit
te delen aan mensen met een lager inkomen (of de algemene bevolking)? Waarom wel,
waarom niet?
Antwoord:
Ik wil zo veel mogelijk burgers voor wie het een financiële last is helpen om aan
de verplichting van het dragen van een mondmasker te voldoen. Er worden op het moment
al aan goede doelen instellingen zoals de Voedselbanken en Armoedefonds mondmaskers
ter beschikking gesteld voor sociale minima.
Vraag 7
Hoeveel van de stijging in de zorgpremie en de belastingstijging per persoon is in
2021 toe te schrijven aan extra coronazorg?
Antwoord:
De nominale premie Zvw voor 2021 is door de zorgverzekeraars bepaald in november 2020.
Op dat moment was het beeld dat de verzekeraars in 2020 zouden worden geconfronteerd
met zorgkosten voor coronazorg van rond de € 1 miljard waar tegenover ook voor rond
€ 1 miljard lagere uitgaven stonden in verband met uitval van reguliere zorg. Voor
2021 werd toen gerekend met het uitdoven van de pandemie, maar wel met fors lagere
lonen vanwege de voorziene economische krimp. Dat werkt door in lagere zorguitgaven
en daarmee in lagere premies. Daar tegenover stonden lagere IAB inkomsten vanwege
de economische krimp. Dat leidt tot een tekort in het Zorgverzekeringsfonds dat moet
worden aangevuld, wat vraagt om een hogere premie. Per saldo is er in de nominale
premie 2021 daarom vrijwel geen effect van corona verwerkt (zie ook paragraaf 6.5.3.1
in de VWS-begroting 2021).
De uitgaven die lopen via de begroting en de Wlz worden gedekt uit belastingen en
de Wlz-premie. Hierbij is er in principe geen relatie tussen de uitgaven en de inkomsten.
De tarieven van de belastingen en de Wlz-premie zijn dus ook niet gestegen vanwege
de coronakosten. De hogere Wlz-uitgaven en de hogere begrotingsuitgaven hebben geleid
tot een verslechtering van het EMU-saldo.
In 2020 is er in de Wlz € 452 miljoen uitgegeven (€ 25 per persoon). Voor 2021 is
de huidige inschatting € 162 miljoen (circa € 10 per persoon). Van 2020 op 2021 is
er dus een daling van € 15 per persoon.
In 2020 is er via de VWS begroting circa € 5,1 miljard (€ 275 per persoon) uitgegeven
aan corona. In 2021 wordt naar huidige inschatting circa € 10,6 miljard uitgegeven
aan corona (circa € 600 per persoon). Van 2020 op 2021 een stijging van € 325 per
persoon. Per saldo resulteert een verslechtering van € 310 per persoon.
Vraag 8
Wat waren in 2021 de kosten van testen per hoofd van de bevolking in Nederland? Hoeveel
was dit in Denemarken en Duitsland?
Antwoord:
De totaal begrote kosten voor testen over 2021 bedragen € 3,524 miljard. Dit is de
huidige begrotingsstand van maatregel 7 «testcapaciteit» (ISB 13). De kosten onder
maatregel 7 «testcapaciteit» bestaan onder andere uit de kosten voor de testen zelf,
de testlocaties, de tegemoetkoming werkgevers voor testen werknemers en de uitbreiding
van testcapaciteit en laboratoria. De kosten die de GGD’en en de GGD-GHOR moeten maken
in het kader van testen en traceren zijn hierin niet meegenomen.
Het meest recente inwonersaantal dat officieel is geregistreerd telt 17.582.493 inwoners
(bron: CBS). Gegeven de totaal begrote kosten van testen en het inwonersaantal bedragen
de begrote kosten van testen per hoofd in 2021 € 200,61.
Wat de gerealiseerde kosten van testen per hoofd in 2021 zijn is op dit moment lastig
in te schatten. Dit zal ik bij het Jaarverslag 2021 pas definitief kunnen vaststellen.
Ik kan niet vaststellen wat de kosten van testen per hoofd van de bevolking zijn in
Denemarken en Duitsland. Dit komt mede door de verschillen in testbeleid en doordat
ik onvoldoende zicht heb op de begrotingen van die landen.
Vraag 9
Op meerdere plaatsen in de toelichting wordt gesteld dat er «ter dekking van problematiek
op de VWS-begroting, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting», reeds een korting
is verwerkt op diverse beleidsartikelen, om welke problematiek gaat het hier precies?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 10
Wat is het (verwachte) effect van de kortingen op diverse beleidsartikelen?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 11
Waarom zijn de hogere verplichtingen op de artikelen 2 en 3 niet toegelicht, ondanks
de aankondiging in de leeswijzer dat zeer grote verplichtingenmutaties worden toegelicht?
Wanneer is een verplichtingenmutatie «zeer groot»?
Antwoord:
Deze toelichtingen zijn per abuis niet opgenomen in de tweede suppletoire begroting
2021. De verhoging van het verplichtingenbudget op artikel 2 is nodig om de verplichting
voor de rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden
18- voor 2022 reeds in 2021 te kunnen aangaan. De verhoging op artikel 3 is nodig
om de verplichting voor de rijksbijdragen aan het Fonds langdurige zorg voor de bijdrage
in de kosten van kortingen (BIKK) en de bijdrage Wlz reeds in 2021 te kunnen aangaan.
In december 2021 wordt door ons de brief verstuurd over de te betalen Rijksbijdrage
aan het Zorginstituut voor het jaar 2022. Daarmee gaan we de verplichtingen voor 2022
al aan in 2021 zodat er verplichtingenruimte van 2022 naar voren moet worden gehaald.
De feitelijke betaling van de Rijksbijdragen vindt plaats in 2022. Er is geen specifieke
grens voor de omvang van «zeer groot».
Vraag 12
Kunt u in het vervolg bij (suppletoire) begrotingen een toelichting opnemen wanneer
de aanpassing van de verplichtingen substantieel afwijkt van de aanpassing van de
uitgaven?
Antwoord:
Die toezegging wil ik graag doen. Ik zal in het vervolg toelichtingen op verplichtingenmutaties
die substantieel afwijken van de uitgavenmutaties opnemen in de (suppletoire) begrotingen.
Vraag 13
Voor welk nieuw beleid is het geld ingezet dat door taakstellende kortingen is vrijgespeeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 14
Hoe kan het dat er zoveel wijzigingen plaatsvinden, terwijl het eind van het jaar
bijna in zicht is? Hoe kunnen deze budgetten nog besteed worden? Of en in hoeverre
gaat het om correcties met het oog op een goedkeurende verklaring voor het jaar 2021?
Antwoord:
De 2de suppletoire wet bevat alle mutaties ten opzichte van de 1ste suppletoire wet
die eind mei aan de Kamers is aangeboden. Deze bevat dus alle mutaties van de Miljoenennota
die betrekking hebben op 2021 en de Najaarsnotamutaties. Het gaat veelal om (kleine)
mee- en tegenvallers bij regelingen of verschuivingen tussen financiële instrumenten
(bijvoorbeeld subsidie- naar opdrachtenbudget). In zijn totaliteit geeft de 2de suppletoire
begroting op dit moment de beste inschatting van de benodigde middelen voor 2021 van
alle VWS-regelingen. Bij het Jaarverslag en de Slotwet wordt u geïnformeerd over de
definitieve uitputting van 2021.
Vraag 15
Waarom zijn de hogere verplichtingen op de artikelen 2 en 3 niet toegelicht, ondanks
de aankondiging in de leeswijzer dat zeer grote verplichtingenmutaties zullen worden
toegelicht? Wanneer is een verplichtingenmutatie «zeer groot»?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 11
Vraag 16
Waarom is een kasschuif nodig met betrekking tot het programma Maatschappelijke diensttijd?
Antwoord:
Voor het programma Maatschappelijke Diensttijd (MDT) is 2021 een opdracht aan ZonMw
verstrekt om verder toe te werken naar een landelijk dekkend aanbod en voor het uitbreiden
en versterken van het MDT-netwerk, met het inzetten op (steeds meer) verbinding met gemeenten, onderwijs, bedrijfsleven
en fondsen via partnerschappen. De inzet van de jaarlijkse middelen zijn verbonden
aan resultaatafspraken over het aantal MDT-trajecten voor jongeren. Omdat de kasuitgaven
deels plaatsvinden in een volgend jaar is een schuif nodig van een deel van de beschikbare
middelen.
Vraag 17
Wat betekent de zin «Aanpassing van de Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)
op basis van actuele ramingen van het CPB»?
Antwoord:
De hoogte van de Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) is afhankelijk van de
hoogte van de heffingskortingen en van het aandeel van de Wlz-premie in de hoogte
van de eerste schijf van de loon- en inkomstenheffing. Voor de raming van de BIKK
wordt aangesloten bij de raming van de heffingskortingen van het CPB. Als het CPB
de raming van de heffingskortingen aanpast, resulteert dit dus ook in een ramingsbijstelling bij de BIKK.
Vraag 18
Waarom vindt jaarlijks een onderuitputting plaats van de middelen ten behoeve van
de Stimuleringsregeling Wonen en zorg?
Antwoord:
De stimuleringsregeling wonen en zorg bestaat uit drie onderdelen: een subsidie voor
de initiatieffase, een lening voor de planontwikkelfase en een garantie voor de bouw-
en nafinancieringsfase. Voor de initiatieffase is 1 miljoen beschikbaar in 2021. Naar
verwachting zal dit bedrag dit jaar ongeveer worden uitgegeven. De middelen voor de
planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase zijn meerjarig beschikbaar.
Mijn verwachting was dat projecten direct gebruik zouden maken van de planontwikkelfase.
Het lijkt er echter op dat projecten toch vooral eerst de initiatieffase afmaken alvorens
ze gebruik willen maken van de planontwikkelfase of de bouw- en nafinancieringsfase
van de stimuleringsregeling. Omdat het ontwikkelen van een bouwproject een aantal
jaar duurt, verwacht ik dat het aantal aanvragen voor de planontwikkelfase en de bouw-
en nafinancieringsfase de komende jaren zal toenemen. Uit een enquête onder initiatieven
die een subsidie – tot en met november 2020 – hebben gekregen blijkt dat van 21 van
de 38 projecten het haalbaarheidsonderzoek is afgerond en het project haalbaar is
bevonden. Van 17 projecten loopt het haalbaarheidsonderzoek nog. Van 28 van de 38 projecten is de financiering voor de planontwikkeling nog niet rond. Van 14 van deze 28
projecten heeft de respondent aangegeven waarschijnlijk een aanvraag te gaan doen
voor de planontwikkellening bij RVO. In 2021 zien we tot nu toe een verdubbeling van
het aantal planontwikkelleningen: van 5 aanvragen in 2020 naar 10 aanvragen in 2021.
Voor 2021 is tot nu voor ca. 1.700.000 euro aan leningen aangevraagd, waarvan inmiddels
voor ruim 1.000.000 euro is verleend.
Vraag 19
De Rijksbijdrage Wlz wordt met € 1 miljard verlaagd «naar aanleiding van actuele ramingen
van het CPB», kan nader worden toegelicht waar dit bedrag op is gebaseerd en wat de
gevolgen van de verlaging zullen zijn?
Antwoord:
De rijksbijdrage Wlz wordt zodanig vastgesteld dat het vermogen van het Fonds langdurige
zorg (Flz) naar verwachting op nul uitkomt. De raming is daarmee afhankelijk van de
raming van de inkomsten en uitgaven van het Flz. De belangrijkste fluctuaties daarin
doen zich voor bij de loon- en prijsbijstelling bij de uitgaven en de premieontvangsten.
De CPB-ramingen van de economische ontwikkeling zijn de belangrijkste input voor deze ramingen.
De raming van de rijksbijdrage kon neerwaarts worden aangepast na verwerking van de
laatste CPB raming. Het gevolg van de verlaging van de rijksbijdrage is dat het vermogen
op nul blijft en niet positief wordt.
Vraag 20
Waarom wordt verwacht dat deze middelen in latere jaren alsnog zullen worden aangesproken?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 18.
Vraag 21
Kan een toelichting worden gegeven op de verhoging van de verplichtingen voor artikel
3 (langdurige zorg en ondersteuning) met € 11,4 miljard? Klopt het dat deze ophoging
van de verplichtingen voor de langdurige zorg pas na 2021 tot uitgaven zullen leiden?
Zo ja, wat zijn hiervan de consequenties?
Antwoord:
De verhoging van het verplichtingenbudget is nodig om de verplichtingen ten behoeve
van de Rijksbijdrage Wlz 2022 en de Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) 2022
aan het Fonds langdurige zorg (Flz) reeds in 2021 te kunnen aangaan. De feitelijke
betaling van deze Rijksbijdragen vindt plaats in 2022. De Rijksbijdragen aan het Flz
in 2022 bedragen respectievelijk € 9.300,0 miljoen voor de Rijksbijdrage Wlz en € 4.184,6
miljoen voor de BIKK.
Vraag 22
Waarom is het nodig het budget van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
te verhogen met ruim € 8 miljoen, zeker omdat het jaar bijna voorbij is?
Antwoord:
Deze verhoging van het budget was via het NVWA jaarplan 2021 al in december 2020 grotendeels
toegezegd aan de NVWA. Dit budget kon echter pas na de overboeking voor de loonprijsbijstelling
en een overboeking vanuit LNV worden toegevoegd aan de begroting. De werkzaamheden
zijn gedurende het jaar door de NVWA conform het jaarplan 2021 uitgevoerd.
Vraag 23
Kan uitgelegd worden wat precies gebeurt bij het onderdeel «bevolkingsonderzoeken»?
Bij verschillende posten komt de volgende tekst voor: «Ter dekking van problematiek
op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een
korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee is beoogd om het budget op de
VWS-begroting zo goed mogelijk te verdelen en het zo mogelijk te maken om extra middelen
voor nieuw beleid in te zetten en gedurende het jaar minder onderuitputting op te
laten treden», kunt u hierover nadere uitleg geven? Hoe kan het dat onderuitputting
optreedt op al deze posten (onder meer vaccinaties)?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 24
Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met de zin: «Daarmee is beoogd om het budget
op de VWS-begroting zo goed mogelijk te verdelen en het zo mogelijk te maken om extra
middelen voor nieuw beleid in te zetten en gedurende het jaar minder onder uitputting
op te laten treden»? Kan daarbij worden ingegaan op de vraag op welke artikelen deze
korting is ingevoerd en welk nieuw beleid hiermee gefinancierd wordt?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 25
Kunt u de verhoging van de verplichtingen op artikel 2 met € 2,9 miljard nader toelichten?
Antwoord:
De verhoging van het verplichtingenbudget is nodig om de verplichting ten behoeve
van de Rijksbijdrage 2022 aan het Zorgverzekeringsfonds voor kinderen tot 18 jaar
reeds in 2021 te kunnen aangaan. De feitelijke betaling van de Rijksbijdrage vindt
plaats in 2022.
Vraag 26
Waarom wordt hier gesproken van de jaarlijkse onderuitputting op de VWS-begroting?
In hoeverre is straks in het jaar 2022 voldoende budget beschikbaar voor alle inhaalzorg?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1
Vraag 27
Kunt u, gezien de uitleg bij de meevaller in ontvangsten, aangeven welke activiteiten
niet zijn uitgevoerd met betrekking tot VIPP-regelingen?
Antwoord:
Het versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional voor ziekenhuizen
en overige instellingen voor medisch-specialistische zorg (VIPP fase 1 en 2) is vorig jaar afgerond. Het betrof activiteiten
gericht op het ontsluiten van informatie richting het patiëntenportaal, het verstrekken
van een actueel overzicht van medicatie en digitaal versturen van recepten.
De betreffende regelingen zijn prestatiesubsidies. Dit houdt in dat aan het einde
van de regeling de deelnemende instellingen moesten aantonen dat de eisen zoals beschreven
in de regeling zijn gerealiseerd. Rond de 85% van de instellingen heeft de doelstellingen
behaald. 15% van de instellingen heeft de in de regeling beschreven doelstellingen,
ondanks inspanningen, niet gerealiseerd en heeft de eerder ontvangen subsidie moeten
terugbetalen.
De redenen dat de instellingen deze doelstellingen niet hebben behaald zijn divers.
Een deel is organisatorisch van aard, zoals een fusie met een andere instelling, waardoor
het recht op subsidie verviel. Een ander deel inhoudelijk, bijvoorbeeld omdat een
nieuw Elektronisch Patientendossier werd geïmplementeerd tijdens de doorlooptijd van
de regeling of omdat aansluiten op andere IT-infrastructuren een langere doorlooptijd
heeft gevergd.
Vraag 28
Kunt u de verhoging van de verplichtingen op artikel 3 met € 11,4 miljard nader toelichten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 29
Kunt u de verhoging van de verplichtingen op artikel 3 met € 12,4 miljard nader toelichten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 30
Kan de afboeking bij de Miljoenennota voor «Zorg merkbaar beter maken» van € 4,7 miljoen
worden toegelicht?
Antwoord:
Dit betreft hoofdzakelijk het budget (€ 3,9 miljoen) dat naar Zorginstituut Nederland
is overgeheveld voor de uitvoering van het programma Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuiszorg
(KIK-V). Dit programma verbetert de uitwisseling van kwaliteitsinformatie in de keten
van de verpleeghuiszorg. Daarnaast betreft het enkele kleinere mutaties, waaronder
een bijdrage aan het ZonMw-onderzoeksprogramma Dementie 2021–2030 en het indexeren
van het budget (per saldo € 0,8 miljoen).
Vraag 31
Kunnen gemeenten de € 139 miljoen aan middelen voor inclusiviteit die naar het Gemeentefonds
zijn overgeboekt naar eigen inzicht besteden?
Antwoord:
De € 139 mln bestaat voor € 136,1 mln uit een overboeking naar het Gemeentefonds voor
meerkosten corona in het sociaal domein en voor € 2,9 mln uit overige overboekingen.
De VNG en het Rijk hebben afgesproken dat meerkosten binnen het sociaal domein als
gevolg van de coronapandemie in 2021 door het Rijk worden gecompenseerd. Dit betreft
compensatie voor meerkosten die hoofdzakelijk door zorgaanbieders gemaakt worden om
aan de coronamaatregelen van het kabinet te kunnen voldoen. Gemeenten ontvangen deze
ongeoormerkte middelen ter compensatie daarvan.
Voor de compensatie is bij de voorjaarsnota een raming van € 141 miljoen aan meerkosten
tijdelijk opgenomen op dit artikel. Vervolgens is onderzoek uitgevoerd naar de omvang
van de totale meerkosten in het sociaal domein. Op basis van dit onderzoek is de totale
hoogte van de compensatie m.b.t. de Jeugdwet en Wmo 2015 in het bestuurlijk overleg
over jeugdzorg van 7 oktober jl. gezamenlijk vastgesteld op € 136,1 miljoen. Bij de
decembercirculaire van het gemeentefonds wordt deze compensatie aan gemeenten uitgekeerd
via het gemeentefonds. Via de gebruikelijke verdeelmodellen voor de verschillende
uitkeringen uit het gemeentefonds (Jeugd, WMO, MO, VO, BW) wordt de € 136,1 miljoen
verdeeld over gemeenten.
De bijstelling van € 2,9 miljoen bij inclusiviteit betreft een aantal overboekingen
naar andere onderdelen van de rijksbegroting. Het gaat dan om € 0,8 miljoen voor de
voorlichtingscampagne Een tegen Eenzaamheid, € 0,3 miljoen is in het kader van het
programma Een tegen Eenzaamheid overgeboekt naar het ministerie OCW voor een bijdrage
aan de Nationale Wetenschapsagenda en € 1,7 miljoen betreft een overboeking naar het gemeentefonds voor een Decentralisatie Uitkering aan 34 gemeenten
ter versterking van het lokale aanbod voor thuiswonende mensen met dementie. Het resterende
saldo bestaat uit een opdracht aan het RIVM voor een actieonderzoek Welzijn op recept.
Vraag 32
Wat betekent de overboeking van € 139 miljoen naar het Gemeentefonds voor de uitvoering
van het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en een gezonde leefstijl?
Antwoord:
Er is geen relatie tussen deze boeking en de uitvoering van het steunpakket sociaal
en mentaal welzijn en een gezonde leefstijl.
Vraag 33
Kan worden toegelicht waarom er € 139 miljoen is overgeboekt naar het Gemeentefonds
ten behoeve van inclusiviteit?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 31.
Vraag 34
Heeft de overboeking van € 136,1 miljoen voor inclusiviteit naar het Gemeentefonds
gevolgen voor de uitvoering van het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en een
gezonde levensstijl? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 32.
Vraag 35
Hoe wordt de negatieve bijstelling van de overige € 2,9 miljoen voor inclusiviteit
verklaard?
Antwoord:
De negatieve bijstelling van € 2,9 miljoen bij inclusiviteit betreft een aantal overboekingen
naar andere onderdelen van de rijksbegroting. Het gaat om € 0,8 miljoen voor de voorlichtingscampagne
Een tegen Eenzaamheid, daarnaast is € 0,3 miljoen in het kader van het programma Een
tegen Eenzaamheid overgeboekt naar het ministerie OCW voor een bijdrage aan de Nationale
Wetenschapsagenda en € 1,7 miljoen betreft een overboeking naar het Gemeentefonds
voor een Decentralisatie Uitkering aan 34 gemeenten ter versterking van het lokale
aanbod voor thuiswonende mensen met dementie. Het resterende saldo bestaat uit een
opdracht aan het RIVM voor een actieonderzoek Welzijn op recept.
Vraag 36
Kan worden ingegaan op de gemaakte uitvoeringskosten voor het Centrum Indicatiestelling
Zorg over het jaar 2021 ten opzichte van de ontwerpbegroting VWS 2022? Kan daarbij
de mutatie bij de miljoenennota van € 2,3 miljoen worden toegelicht?
Antwoord:
Het CIZ adviseert de SVB ten aanzien van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK,
vanuit de Algemene Kinderbijslagwet). De uitvoeringskosten van het CIZ hiervoor komen
€ 0,9 miljoen hoger uit dan geraamd. Daarnaast is het budget opgehoogd met € 1,5 miljoen
voor de jaarlijkse loonindexatie.
Vraag 37
Waarom vindt een deel van de uitgaven voor het versnellingsprogramma gegevensuitwisseling
Langdurige Zorg (InZicht) eerder plaats dan voorzien?
Antwoord:
Dit komt voort uit het gekozen bevoorschottingsritme. Uit diverse offertes is gebleken
dat IT-leveranciers voor hun werkzaamheden tot wel 50% van het totale offertebedrag
vooraf vragen. Om deze reden is het bevoorschottingsritme van de subsidie aangepast
naar 50% van het gevraagde bedrag in één keer bij de beschikking en de overige 50%
verdeeld over de maanden van de looptijd van het project.
Vraag 38
Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot het InZicht programma?
Antwoord:
Voor de subsidieregeling InZicht hebben 172 organisaties zich aangemeld. Dit zijn
77 organisaties voor de module Ontsluiting naar een Persoonlijke Gezondheidsomgeving
(PGO) en 95 zorgaanbieders (verenigd in 18 samenwerkingsverbanden) voor de module
eOverdracht. Het merendeel van de organisaties heeft inmiddels de beschikking ontvangen
en moet eind 2022 aan de resultaatverplichting uit de regeling voldoen.
Vraag 39
Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met de netwerkzorgactiviteiten palliatieve
zorg?
Antwoord:
Met de netwerkzorgactiviteiten wordt bedoeld de ondersteuning door Fibula van drie
typen samenwerkingsverbanden in de palliatieve zorg: – de 65 regionale netwerken palliatieve
zorg; – de zeven bovenregionale consortia (samenwerking van netwerken palliatieve
zorg met de expertisecentra palliatieve zorg aan de universitaire medische centra
in Nederland, het Integraal Kankercentrum Nederland en onderwijsinstellingen); – de
consultatieteams palliatieve zorg (voor zorgverleners met vragen over palliatieve
zorg). Deze samenwerkingsverbanden hebben de gezamenlijke missie: het verder ontwikkelen
van interdisciplinaire netwerkzorg zodat patiënten en naasten de best mogelijke palliatieve
zorg ervaren. In iedere regio zijn de meest relevante zorgverleners en organisaties
betrokken, zoals huisartsen, hospices, verpleeghuizen, thuiszorg, ziekenhuizen, vrijwilligers
en patiëntenorganisaties.
Vraag 40
Welke voornemens zijn vanwege de coronapandemie vertraagd op het gebied van het arbeidsmarktbeleid
in de zorg waardoor een bedrag van € 13 miljoen niet is uitgegeven?
Antwoord:
Zoals eerder ook met uw Kamer gedeeld is het door de uitbraak van het Coronavirus
niet gelukt een aantal van de oorspronkelijk voorziene activiteiten van het actieprogramma
Werken in de Zorg uit te voeren. Ook zijn onderdelen van de aanpak door de coronacrisis
gewijzigd of vervangen door andere activiteiten. In verband met COVID-19 zijn we in
plaats van de oorspronkelijk voorziene activiteiten, praktische ondersteuning gaan
bieden aan het veld bij de arbeidsmarktgevolgen van COVID-19.
Vanwege de bijzondere urgentie van de problematiek eind 2020 is binnen het arbeidsmarkt
budget eenmalig de focus verlegd van de eveneens urgente brede arbeidsmarktproblematiek
naar de acute COVID-problematiek. Daartoe zijn er binnen dit budget ook middelen voor de Nationale Zorgklas
en Extra Handen voor de Zorg gereserveerd. Doordat de COVID-middelen beschikbaar zijn
gekomen, zijn bij de Nationale Zorgklas (€ 6,7 mln.) en bij Extra Handen voor de Zorg
(€ 3,0 mln.) middelen vrijgevallen.
De focus op corona heeft er ook toe geleid dat activiteiten waarvoor middelen waren
gereserveerd niet of vertraagd tot uitgave zijn gekomen. Enerzijds omdat de actualiteit
ze niet zinvol maken, denk bijvoorbeeld aan de gereserveerde € 1,5 mln. voor een vervolg
op de ik-zorg campagne. Anderzijds omdat hierdoor werkzaamheden en activiteiten vertraagd
van start zijn gegaan waardoor het kasbeslag in 2021 lager uitpakt, zoals bijvoorbeeld
bij de activiteiten gericht op het vergroten van contractomvang waardoor € 1,5 mln.
van de voor 2021 hiervoor gereserveerde middelen niet besteed is. Verder is er budget
niet benut doordat verwachte subsidieaanvragen in 2021 zijn uitgebleven. Dit speelt
bijvoorbeeld bij het thema veilig werken in de zorg waardoor circa € 1,2 mln. niet benut is.
Vraag 41
Hoe groot is het totale budget dat bij de julibrief ten onrechte op Bijdrage agentschappen
is geboekt?
Antwoord:
Het totale budget dat bij de julibrief 2021 ten onrechte op Bijdrage agentschappen
is geboekt betreft € 4,47 miljoen. Van deze middelen heeft € 2,37 miljoen betrekking
op Opdrachten en € 2,1 miljoen op Subsidies. Deze budgetten zijn bij de tweede suppletoire
begroting 2021 gecorrigeerd.
Vraag 42
Wat gebeurt er met de € 6 miljoen die vrij is gevallen op de subsidieregeling voor
sportverenigingen, stichtingen en andere niet winst beogende investeerders in sportaccommodaties
(BOSA)?
Antwoord:
De onderbesteding in de BOSA is onderdeel van het reguliere uitvoeringsbeeld VWS-breed
en verwerkt in de Najaarsnota 2021. De middelen vallen conform de gebruikelijke systematiek
vrij voor het generale beeld.
Vraag 43
Waar wordt de verhoging van € 34,1 miljoen van het budget voor externe inhuur van
personeel binnen het kerndepartement precies aan besteed?
Antwoord:
De mutatie van € 34,1 miljoen heeft voor het grootste gedeelte betrekking op inhuur
bij Dienst Testen, ten behoeve van de organisatie en ondersteuning van het testbeleid.
In eerste instantie was het budget geheel op het budget voor eigen personeel geplaatst.
De mutatie voor juridische ondersteuning (€ 2,0 miljoen) heeft naast algemene juridische
ondersteuning betrekking op de administratieve afhandeling van Wob-verzoeken. De verhoging van de inhuur voor het subsidieplatform heeft betrekking op de
verdere ontwikkeling van dit platform. Voor het vernieuwde workflow-systeem Marjolein
wordt ingehuurd voor het applicatiebeheer (€ 1,3 miljoen). Ten behoeve van de uitvoering
van (subsidie)regelingen wordt door DUS-I gebruik gemaakt van externe inhuur, wat
wordt doorbelast aan de betreffende opdrachtgevers. Zodoende vindt bij 2e suppletoire begroting overheveling plaats vanuit deze opdrachtgevers. Het betreft
hier onder meer de uitvoeringskosten van de (COVID) sportregelingen 2021 en regelingen
welke voor het Ministerie van OCW/directie Voortgezet onderwijs worden uitgevoerd.
Voor communicatie-advies, onder meer voor COVID en gezonde leefstijl is € 0,4 miljoen
aan het inhuurbudget toegevoegd. Voor het Programma Realisatie Digitale Ondersteuning
is het budget verhoogd met € 1,2 miljoen. Dit betreft inhuurkosten in het kader van
het Digitaal Corona Certificaat (DCC).
Naast genoemde bijstellingen, heeft de mutatie ook betrekking op herschikkingen (technische
mutaties) en wordt onder meer budget voor opdrachten overgeheveld naar het budget
voor inhuur externen. Het hogere budget voor inhuur externen leidt dan tegelijkertijd
tot een verlaging van het opdrachtenbudget elders op de VWS-begroting. Dit betreft
een mutatie van € 5,7 miljoen. Daarnaast is er sprake van een groot aantal kleinere
bijstellingen, waaronder de uitgekeerde loonbijstelling en inhuur voor piekbelasting,
dan wel specifieke kennisbehoefte op bedrijfsvoeringsgebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.