Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 975 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 december 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2021 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Bij brief van 10 december 2021 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Vraag (1):
Welke bijzondere bijdragen zijn er beëindigd inzake het politiebudget? Voor welke
activiteiten?
Antwoord:
In totaal zijn 16 bijdragen beëindigd in 2020. Deze waren incidenteel toegekend, of
hadden een doorlooptijd die vóór of in 2020 eindigde. Het betreft hier veelal projectbijdragen.
Voorbeelden hiervan zijn kosten voor implementatie Europese vuurwapenrichtlijn en
programmagelden intelligence. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de bijlage
bij de jaarverantwoording Politie 2020.
Daarnaast geldt voor een aantal bijzondere bijdragen die politie is toegekend dat
eind 2020 een deel niet tot besteding is gekomen voor het doel waarvoor ze bestemd
waren. Dit heeft o.a. als oorzaak dat de kosten van projecten zijn meegevallen. Van
in totaal 36 bijzondere bijdragen heeft het incidenteel niet bestede deel een herbestemming
gekregen binnen het politiebudget in 2021. Daarvan hebben 20 bijdragen een looptijd
tot na 2020. Deze bijzondere bijdragen lopen gewoon door en zijn dus niet beëindigd
Vraag (2):
Kunt u aangeven waarop de verwachting van meevallers op het lager aantal afgegeven
toevoegingen, op het project ZSM (Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht
Mogelijk) en bij het programma herziening stelsel Rechtsbijstand zijn gebaseerd? Kunt
u aangeven waarom u precies de bedragen die hier zijn genoemd verwacht (€ 41, € 5
en € 8 miljoen)?
Antwoord:
De coronaeffecten zoals achterstanden en lagere aantallen zaken zijn mede van invloed
op het aantal afgegeven toevoegingen. De afgegeven toevoegingen worden maandelijks
gemonitord. Op basis van de afgeven toevoegingen tot nu toe is de verwachting dat
er sprake zal zijn van een meevaller van circa 41 miljoen euro aan het eind van het
jaar.
Het programma herziening stelsel Rechtsbijstand verwacht een meevaller van circa € 8 mln.
van het programmabudget 2021. Dit komt ook door corona effecten en daardoor vertragingen
in de planning. Tevens vergt de uitwerking van de rechtshulppakketten meer tijd.
De meevaller van € 5 miljoen euro op het budget van ZSM-rechtsbijstand heeft ermee
te maken dat rechtsbijstand bij OM-afdoeningen pas per 1 april 2021 landelijk is ingevoerd
en het onderdeel intensivering consultatiebijstand in ZSM-zaken nog niet is gestart.
Vraag (3):
Kunt u aangeven waarom het Openbaar Ministerie (OM) dit jaar een tekort van € 10 miljoen
verwacht wegens hogere ICT-uitgaven?
Antwoord:
Het tekort op het ICT-budget kent verschillende oorzaken, waardoor met name de beheerkosten
hoger zijn dan vooraf was geraamd. De onderliggende oorzaken zijn onder andere de
toenemende onderhoudswerkzaamheden vanwege verouderde technologieën van de systemen
van het OM, de hogere eisen aan de primair proces systemen en het in beheer moeten
nemen van nieuwe (keten)systemen en -applicaties.
Vraag (4):
Kunt u aangeven waarom er € 32,5 miljoen euro minder nodig is voor de digitalisering
van de strafrechtketen?
Antwoord:
Er is niet € 32,5 miljoen minder nodig voor de digitalisering. Dit bedrag betreft
een overheveling van middelen naar organisaties binnen JenV die de projecten uitvoeren.
De verwachting is dat de beschikbare middelen voor 2021 voor het grootste deel worden
benut. In de halfjaarrapportage over de digitalisering van de strafrechtketen over
de tweede helft van 2021 – die u naar verwachting begin 2022 ontvangt – wordt u over
de besteding van de middelen nader geïnformeerd.
Vraag (5):
Kunt u toelichten waarom J&V nu een tegenvaller van € 44,6 miljoen heeft voor opvang
asielzoekers? Hoe verhoudt zich dit tot de € 198,6 miljoen die bij de voorjaarsnota
is teruggestort naar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS)?
Antwoord:
Het COA wordt bekostigd op basis van de bezetting bij het COA van asielzoekers. Bij
de 1e suppletoire begroting is de verwachte bezetting van 2021 verlaagd op basis van
de laatste raming. De verwachting toen was dat de instroom lager zou zijn dan eerder
verwacht en dat de gemeenten een groot deel van de taakstelling huisvesting zouden
realiseren. Op basis van die verwachting en de toepassing van de afspraken rond de
toerekening van eerstejaarsasiel aan Official Development Assistance (ODA) is toen
de € 198,6 mln teruggestort aan BHOS. Bij 2e suppletoire begroting blijkt dat de bezetting
bij COA hoger is dan verwacht, doordat de instroom hoger is dan verwacht en de uitstroom
van vergunninghouders naar gemeenten achterblijft ten opzichte van de gehanteerde
raming in de Meerjaren Productie Prognose (MPP), en dat heeft effect op de bekostiging
van COA. COA heeft op basis van de nieuwe raming nog € 82,4 mln nodig om de bezetting
te bekostigen. Op basis van de ODA-afspraken kan daarvan € 38,2 aan ODA worden toegerekend.
Er resteert een tekort bij JenV van € 44,6 mln. die wordt gedekt door een uitname
uit de asielreserve.
Vraag (6):
Waarom kan de tegenvaller van € 44,6 miljoen niet volledig worden toegekend aan het
Official Development Assistance (ODA)-budget? Betekent deze verdeling dat bij de voorjaarsnota
over 2021 ook een forse meevaller voor J&V bestond? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De toerekening van eerstejaarsasiel aan Official Development Assistance (ODA)-ODA
is gebonden aan de afspraken die zijn opgesteld door de OESO-DAC. Belangrijkste afspraak
is dat alleen het eerste jaar van verblijf van asielzoekers afkomstig uit een door
de Development Assistance Committee (DAC) aangemerkt land kan worden toegerekend.
Omdat er in de bezetting bij COA veel asielzoekers en statushouders zitten die niet
aan deze criteria voldoen kan slecht een deel van het tekort op de bekostiging COA
aan ODA worden toegerekend.
In de voorjaarnota 2021 had JenV geen grote meevaller omdat de meevaller voortkomend
uit de lager dan verwachte bezetting bij COA is aangewend voor de terugbetaling aan
ODA. Die terugbetaling was zo groot doordat naast de lagere bezetting ook veel asielzoekers
en statushouders die verbleven bij COA niet voldeden aan de ODA-afspraken.
Vraag (7):
Kunt u uiteenzetten hoe precies gerekend wordt met de toekenning aan het ODA-budget?
Welke asielzoekers vallen eronder? Voor welke termijn? Welk deel van het bedrag is
toe te kennen aan het ODA-budget en wat komt voor rekening van J&V?
Antwoord:
De ODA-toerekening van eerstejaarsasiel wordt gebaseerd op de verwachting van de bezetting
van COA. Daarbij wordt een aanname gedaan van het aantal asielzoekers dat voldoet
aan de criteria van toerekening zoals gesteld door de OESO-DAC (OESO Development Assistance
Committee).
Alleen de kosten van het eerste jaar van opvang van asielzoekers uit door de DAC aangewezen
landen mogen worden toegerekend aan ODA
In de Begroting van JenV is bij artikel 37 een tabel opgenomen over de toerekening
aan ODA. In 2022 zal ongeveer 46% van de kosten COA aan ODA kunnen worden toegerekend.
Het overige deel komt voor rekening van JenV (54%).
Vraag (8):
Kunt u aangeven hoe het kan dat de ontvangsten uit griffierechten € 29 miljoen lager
uitvallen dan geraamd – en daarmee bijna drie keer lager uitvallen dan waar in de
post onverdeeld rekening mee is gehouden (€ 12 miljoen) – in verband met achterblijvende
instroom van zaken? Waarom kon met deze achterblijvende instroom van zaken vorig jaar
geen rekening worden gehouden, aangezien toen toch ook al duidelijk was welke effecten
corona had op instroom van zaken?
Antwoord:
Als gevolg van de coronacrisis is het aantal ingestroomde zaken waarbij griffierecht
kan worden geheven zichtbaar afgenomen. Voorjaar 2021 was het lastig te voorspellen
hoe de corona-pandemie zich in de rest van het jaar zou ontwikkelen en wat de effecten
daarvan zouden zijn op de instroom van zaken waarvoor door de rechtspraak griffierecht
wordt geheven. Op basis van extrapolatie is toen de inschatting gemaakt dat er dit
jaar ongeveer € 24 mln. aan minderontvangsten aan griffierechten zouden komen ten
opzichte van het ontvangstenkader op de JenV-begroting 2021. Door het kabinet is er
toen compensatie gegeven voor 50% van de geraamde minderontvangsten (€ 12 mln.). Bij
najaarsnota is zichtbaar dat de griffierechten-ontvangsten nog verder achterblijven.
Vorig jaar kon er nog geen rekening worden gehouden met deze effecten, omdat ten tijde
van het opstellen van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021
de omvang en de impact van de corona-pandemie op de griffierechten-ontvangsten lastig
te voorspellen waren.
Vraag (9):
Zijn de vertalers en tolken voor de rechtbanken nog aan het staken? Zo ja, wat zijn
hun eisen?
Antwoord:
Ja, één van de acht beroepsorganisaties heeft opgeroepen om op de 1e, 11e en 21e van
de maand werk te weigeren van alle overheidsinstanties en de bemiddelaars. Daarnaast
is opgeroepen om geen enkele opdracht aan te nemen voor RC-zittingen en raadkamerzittingen
op alle dagen van de maand. Deze beroepsorganisatie vertegenwoordigt enkel C1 tolken
en vertalers. Ook hebben ons berichten bereikt dat voor bepaalde Westerse talen, zoals
Duits, Spaans en Italiaans, tolken solidair zijn en tot en met 1 januari 2022 geen
enkele opdracht van de overheidsdiensten aannemen. Deze beroepsgroep heeft als doel
de tarieven van de overheid te laten indexeren. Dit staat haaks op de stelselwijziging
die onlangs is ingevoerd en die op dit moment geïmplementeerd wordt. Daarnaast kan
het ophogen van tarieven voor een bepaalde doelgroep niet op zichzelf en los gezien
worden van andere doelgroepen of andere ministeries. De vernieuwde systematiek gaat
er van uit dat de prijzen in markt tot stand komen door onder andere vraag en aanbod
in bepaalde expertises. De werking hiervan wordt nadrukkelijk gemonitord in de geïmplementeerde
nieuwe contracten.
Vraag (10):
Kunnen de meevallers op de rechtsbijstand (minder toevoegingen, ZSM en stelselherziening)
verder worden toegelicht?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 2.
Vraag (11):
Welke verklaringen zijn er voor het aantal afgegeven toevoegingen op de gesubsidieerde
rechtsbijstand in 2021?
Antwoord:
Het is niet mogelijk is om directe causale verbanden te leggen tussen ontwikkelingen
in het aantal toevoegingen en mogelijke oorzaken. Er zijn namelijk meerdere (autonome)
factoren die aan de geconstateerde wijzigingen in de aantallen toevoegingen ten grondslag
kunnen liggen. Denk daarbij, naast uiteraard een effect van COVID-19, aan demografische
factoren, economische factoren en internationale ontwikkelingen.
Vraag (12):
Wordt het aantal afgegeven toevoegingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand – dat
al jaren lager uitvalt dan verwacht – onderzocht?
Antwoord:
De Raad voor Rechtsbijstand monitort de aantallen afgegeven toevoegingen voortdurend.
Tot 2018 werden de cijfers en trends jaarlijks gepubliceerd in de (papieren uitgave
van de) Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand. Sindsdien publiceert de Raad voor Rechtsbijstand
cijfers en trends digitaal.
Vraag (13):
Wat is de reden van het lagere aantal afgegeven toevoegingen?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 11.
Vraag (14):
Waarom is er sprake van lagere uitgaven bij het programma herziening stelsel Rechtsbijstand?
Gaat het om een meevaller of worden er dingen niet gedaan? In het laatste geval, welke
dingen?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 2.
Vraag (15):
Welke projecten, naast de ICT-projecten, lopen vertraging op als het gaat om de aanpak
van ondermijning? Wat is de reden van vertraging?
Antwoord:
De kasschuif voor de ondermijningsaanpak heeft, naast twee grote ICT-projecten, in
het bijzonder betrekking op het Strategisch Kennis Centrum (SKC) in Zeeland. Het SKC
heeft in 2021 niet alle voorziene investeringen kunnen uitvoeren. Enkele investeringen,
zoals het inrichten van een videowall, zullen in 2022 plaatsvinden. Het benodigde
investeringsbudget is daarom doorgeschoven naar 2022.
Vraag (16):
Ten aanzien van het Ultimate Beneficial Owners (UBO)-register: wat wordt er bedoeld
met de overboeking naar Financiën in het kader van een actualisering?
Antwoord:
De overboeking is vanuit JenV voor de handhaving van de UBO-registers, die is belegd
bij Bureau Economische Handhaving. Dat Bureau valt onder de Belastingdienst en daarmee
onder het Ministerie van Financiën. Financiën en JenV betalen ieder 50% van de kosten
voor activiteiten van dit Bureau.
Vraag (17):
Om hoeveel extra bloedonderzoeken in het kader van het besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen
in het verkeer gaat het? Is dit een gevolg van toename van middelengebruik in brede
zin in de samenleving?
Antwoord:
De mutatie die u aantreft in de begrotingstoelichting betreft een budget van 2,2 mln.
dat het NFI jaarlijks nodig heeft voor bloedonderzoeken drugs in het verkeer. Dit
bedrag is niet hoger dan voorgaande jaren en er is geen sprake van een uitbreiding
van het aantal bloedonderzoeken. Daarmee is dit bedrag ook geen reflectie van een
toename in middelengebruik in de samenleving.
Vraag (18):
Wat zijn de gegevens van de Meerjaren Productie Prognose (MPP)-migratieketen waard
als de bezetting in 2021 op 120% van de prognoses uitkomt?
Antwoord:
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ziet de MPP als een belangrijk en zorgvuldig
sturings- en planningsinstrument. Voor het ramen van de bezetting bij het COA in 2021
is bij de gehanteerde MPP de verwachting dat de opgelopen achterstanden bij de uitstroom
van vergunninghouders naar huisvesting in gemeenten in 2021 nog ingelopen konden worden.
Een combinatie van het niet inlopen van deze achterstand en een verhoogde asielinstroom
vanaf de zomer hebben geleid tot een hogere gemiddelde bezetting bij het COA. In de
MPP van september 2021 heeft er, ook voor wat betreft de bezetting vanuit COA, een
bijstelling plaatsgevonden ten opzichte van de MPP van februari 2021. De MPP van september
wordt gebruikt bij het eerstvolgende begrotingsmoment (VJN 2022).
Bij de MPP wordt twee keer per jaar een integrale analyse gemaakt van zowel de huidige
als de verwachte ontwikkelingen rondom een groot aantal factoren die de komende jaren
de instroom van asielzoekers kunnen bepalen. De MPP wordt periodiek bijgesteld op
basis van de inzichten, onzekerheden en aannames die op dat moment van kracht zijn
voorafgaand aan de reguliere momenten in de Rijksbegroting (de voorjaarsnota / najaarsnota).
Inherent aan een prognose is dat deze door vele externe factoren onderhevig is en
daardoor erg complex blijft. Als er een afwijking optreedt in deze factoren zal ook
de realisatie afwijken van de prognose.
Juist omdat de asielinstroom zo volatiel is, heeft het kabinet besloten om niet continu
aanpassingen te treffen maar op vaste begrotingsmomenten. Het gevolg van deze keuze
is dat bij een majeure verandering van het asielbeeld, de uitgangspunten van een voorliggende
begroting kunnen afwijken van de actuele situatie.
Vraag (19):
Kan er alsnog een financiële tegenvaller worden verwacht op de begroting vanwege de
hoge instroom van asielzoekers in 2021?
Antwoord:
Een financiële tegenvaller op de begroting kan zich nog voordoen, maar zal pas bij
de afrekening met COA in 2022 zichtbaar worden. De actuele instroom ligt, mede als
gevolg van de komst van de Afghaanse evacués, boven het niveau waar in de Meerjaren
Productie Prognose (MPP) en begroting rekening mee is gehouden en zorgt in combinatie
met een eerder opgelopen achterstand in de taakstelling huisvesting vergunninghouders
voor een hoger dan geraamde bezetting bij het COA. Verschillen worden bij de voorjaarsnota
betrokken en verrekend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier