Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het ontwerp Wijzigingsbesluit financiële markten 2021 (Kamerstuk 32545-152)
2021D48821 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 9 december 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over verschillende brieven inzake Financiële
markten – consumenten en dienstverlening (Kamerstuk 32 545, nrs. 138, 152 en 153; Kamerstuk 32 013, nrs. 249 en 250; Kamerstuk 22 112, nrs. 3200 en 3223 en Kamerstuk 32 013, nr. 251).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kling
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2
2.
Uitkomst stakeholdersgesprekken online niet-bancaire kredietverlening
2
3.
Private lease
3
4.
Retail beleggen
4
5.
Negatieve spaarrente
5
6.
Voortgangsbrief FinTech-actieplan
7
7.
Statement over het European Payments Initiative
8
8.
Contant geld
8
9.
Ontwerp Wijzigingsbesluit financiële markten 2021
9
10.
Actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen
9
11.
Overig
11
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben
daar nog vragen en opmerkingen bij.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse en belangstelling kennisgenomen van
de verschillende stukken die naar de Kamer zijn gestuurd rond consumenten en dienstverlening
op het terrein van financiële markten en hebben daar nog enkele vragen bij.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben
daar nog vragen en opmerkingen bij.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda. Bij
een aantal van deze stukken en enkele andere onderwerpen hebben zij de volgende vragen,
die zij mede namens de leden van de ChristenUnie-fractie stellen.
De leden van de SP-fractie hebben de nodige vragen over een bank die nog altijd grotendeels
in handen is van de Minister: de ABN AMRO.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben
daar nog vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken die
voor dit schriftelijk overleg zijn geagendeerd. Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken en
hebben daar nog vragen en opmerkingen bij.
2. Uitkomst stakeholdersgesprekken online niet-bancaire kredietverlening
De leden van de D66-fractie zien dat het kredietregister wordt aangevoerd als een
van de instrumenten om onzekerheden op de markt weg te nemen en vragen zich, mede
gezien de eerdere motie van het lid Amhaouch1, af welke stappen er sindsdien zijn gezet ter voorbereiding van een kredietregister
zodat financiering voor mkb’ers wordt vereenvoudigd.
De leden van de PVV-fractie willen allereerst weten tegen welke rentes de dertien
niet-bancaire kredietverstrekkers leningen aan zzp’ers en mkb’ers vertrekken. Kan
de Minister tevens verduidelijken welke aanvullende documentatie niet wordt opgevraagd
door niet-bancaire kredietverstrekkers (en wel door banken)? Welke flexibiliteit bieden
niet-bancaire kredietverstrekkers in de voorwaarden t.o.v. banken?
Voorts zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat toegang tot financiering voor
zzp’ers en mkb’ers van groot belang is, vooral nu. Uit de stakeholdersgesprekken blijkt
dat niet-bancaire kredietverstrekkers vaak leningen tegen hoge rentes aanbieden en
dat ondernemers zich niet altijd bewust zijn van de voorwaarden bij het afsluiten
van kortlopende kredieten, wat ertoe kan leiden dat ondernemers hoge risico’s kunnen
lopen en uiteindelijk in de problemen komen. De leden van de PVV-fractie blijven de
Minister vragen naar de oprichting van een mkb-bank. Er is een motie met algemene
stemmen aangenomen door de Kamer voor een mkb-bank. Hierbij kan op een veilige wijze
kredietverstrekking aan ondernemers bevorderd worden. De leden van de PVV-fractie
willen weten waarom de mkb-bank nog steeds niet is opgericht.
Vervolgens willen de leden van de PVV-fractie weten hoe de Minister het gegeven beoordeelt
dat mkb-miljoenen van het overheidsfonds Invest-NL in het buitenland belanden. Klopt
het dat er sinds de oprichting van het fonds 400 miljoen euro van de beschikbare 1,7
miljard euro is uitgegeven? Zo ja, kan de Minister aangeven welk deel hiervan in het
buitenland is beland en naar welke organisaties het is gegaan?2
De leden van de Groep Van Haga lezen in de stukken en krijgen daarnaast te horen uit
de praktijk dat ondernemers vaak zeer slecht geïnformeerd zijn over de kosten en verplichtingen
als zij financiering aanvragen. Nu worden er oplossingen aangereikt zoals een zakelijk
kredietregister en informatie over de verwachte kosten van een financiering. De leden
zien zelf in de praktijk dat ondernemers het erg druk hebben met ondernemen en weinig
tijd over hebben om zelf achter de financiering aan te gaan. De leden van de Groep
Van Haga constateren dat de kern van het probleem niet aangepakt wordt. Namelijk ondernemer
en de juiste financiering zo snel mogelijk bij elkaar brengen tegen lage kosten, zodat
de ondernemer zich bezig kan houden met de onderneming zelf. Hoe denkt de Minister
erover om de focus meer te leggen om de ondernemer en de juiste financiering bij elkaar
te krijgen in plaats van zakelijke kredietregisters te introduceren en prognoses over
kosten?
3. Private lease
De leden van de D66-fractie constateren dat de privateleasemarkt vooralsnog gepaard
gaat met hoge consumententevredenheid en relatief beheersbare schuldenproblematiek.
Gezien het feit dat enkele ondervraagde consumenten aangaven dat zij verrast waren
door de impact van de BKR-registratie, vragen deze leden welke stappen de regering
gaat zetten om de bewustwording rondom de BKR-registratie te vergroten.
De leden van de D66-fractie constateren ook dat de privateleasemarkt nu nog voornamelijk
afname vindt bij midden- en hoge inkomensgroepen, terwijl het onderzoek stelt dat
leasen aantrekkelijk kan zijn om onverwachte hoge kosten te voorkomen. Waarom wordt
leasen dan nog zo weinig gebruikt door lagere-inkomensgroepen, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie lezen dat deze vorm van lease
niet is gereguleerd onder de Wet op het financieel toezicht (Wft). Waarom is dit zo
en is dat wenselijk? En in hoeverre worden voorwaarden door aanbieders van private
lease nagekomen?
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie lezen dat het risico wel is
dat bij het ontbreken van leennormen voor private lease, huishoudens verplichtingen
kunnen aangaan die zij vervolgens niet kunnen nakomen. Ook voor goederen die vrij
essentieel zijn, zoals koelkast, wasmachine en cv. Het rapport laat relatief weinig
financiële problemen zien die ontstaan bij private lease, onder andere omdat bij operational lease getoetst en geaccepteerd wordt op draagkracht van de consument, maar belangrijker
nog, omdat de consument bij niet nakomen van de betalingsverplichting, het goed weer
kan inleveren. Zou een dergelijke manier van toetsing, onder andere op draagkracht,
breder inzetbaar zijn dan tot nu toe gedaan wordt, mede gezien het noodzakelijke karakter
van sommige van de geleasede producten?
Ten aanzien van bepaling van de leaseprijs, zijn aanbieders niet mededeelzaam over
de opbouw van de leaseprijzen die ze hanteren. Verschillende respondenten geven aan
dat de waardevermindering van het product in kwestie leidend is – hoe sneller de waardedaling,
hoe hoger de leaseprijs, maar dat het aandeel van service- en onderhoudskosten kan
oplopen tot een derde van de leaseprijs. Wat vindt de Minister van dit gebrek aan
transparantie? Dit ook in relatie tot het feit dat we dit van veel andere financiële
producten wel vereisen.
De leden van de PvdA-fractie constateren met de Autoriteit, Financiële Markten (AFM)
en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) dat private lease sterk
groeit, en onderschrijven de noodzaak om regelgeving daarop aan te passen. Bij voorkeur
in Europees verband. Wanneer verwacht de regering het BNC-fiche hieromtrent naar de
Kamer te kunnen sturen? Welke gevolgen zal een stijgende rente hebben op bestaande
privateleasecontracten? Hoe kunnen consumenten worden beschermd tegen plots stijgende
rentes op variabele contracten?
De leden van de Groep Van Haga hebben gelezen dat vooral de hogere inkomensklassen
en het hogere leeftijdssegment gebruikmaakt van private lease. Ook constateren de
leden dat de groep mensen die tijdens de looptijd van het leasecontract financieel
in de problemen komen en daardoor niet het contract kunnen uitzitten klein is. De
leden vragen aan de Minister of de trend van steeds meer regeldruk en compliance vanuit
de kredietmarkt zich ook door zal zetten in de privateleasemarkt.
4. Retail beleggen
De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over de mate waarin burgers die investeren
in cryptomunten op dit moment beschermd zijn tegen het manipuleren van koersen door
een beperkt aantal grote spelers op de cryptomarkt en de mate waarin particulieren
worden voorgelicht over de financiële risico’s die zij lopen op de cryptomarkt. Deelt
de Minister deze zorgen? Hoe kijkt de Minister naar de recent aangekondigde verscherping
van het toezicht door de Amerikaanse toezichthouder? Welke stappen wil de Minister
Europees en nationaal zetten om ook het toezicht hier te verbeteren? Kan de Minister
een overzicht geven hoe het toezicht in Europa en Nederland nu is vormgegeven en verder
aangescherpt kan worden? Hoe kunnen particulieren volgens de Minister beter beschermd
worden tegen de risico’s die met beleggen in cryptomunten gemoeid zijn en welke rol
ziet de Minister hierin voor de AFM? Ziet de Minister ook een rol voor adverteerders
voor cryptoplatforms?
De leden van de D66-fractie constateren dat consumenten in toenemende mate worden
aangetrokken tot verschillende vormen van beleggen, deels vanwege de lage spaarrente
en deels vanwege de gamificatie van beleggingen in bijvoorbeeld cryptovaluta’s. De
leden maken zich in het bijzonder zorgen om de groei van reclames en risicovol beleggingsgedrag
van jongeren en kwetsbaren in cryptovaluta.
De leden van de D66-fractie zien dat de adequate bescherming waarover wordt geschreven
in de reactie op de strategie voor retailbeleggen niet lang meer op zich moet laten
wachten gezien de ontwikkelingen in de markten. Op welke termijn worden kwetsbare
consumenten goed beschermd, zo vragen deze leden. Graag horen deze leden welke stappen
de Minister gaat zetten om de financiële geletterdheid van kwetsbaren te verbeteren
en wanneer hier mee gestart gaat worden.
5. Negatieve spaarrente
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voorts voor de Kamerbrief waarin
wordt ingegaan op uitvoering van de motie-Heinen/Alkaya3 en kijken uit naar de verdere uitwerking daarvan ter voorkoming van het rekenen van
negatieve rente voor kleine spaarders.
In de brief van de Minister over de negatieve spaarrente 2021 lezen de leden van de
D66-fractie dat er frictie kan ontstaan tussen de zoektocht van banken naar manieren
om hun winstgevendheid op een gezond niveau te houden met maatschappelijke doelen
als financiële stabiliteit en de toegankelijkheid van financiële producten en diensten.
Deze leden vragen om een voortgang van de gesprekken die het ministerie met banken
voert om de kosten voor consumenten op een Europees laag gemiddelde te houden zonder
daarvoor in te boeten op de maatschappelijke poortwachtersrol die de banken dienen
te spelen. Deze leden vragen ook welke concrete maatregelen de Minister gaat nemen
of reeds heeft genomen om de toegankelijkheid van financiële producten en diensten
te verzekeren voor consumenten en bedrijven die zich netjes aan de wet houden. Kan
in het antwoord specifiek worden ingegaan op de toegankelijkheid voor specifieke sectoren
die vaak van bankdiensten worden uitgesloten en/of hogere kosten worden berekend,
zoals coffeeshops en sekswerkers, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie
horen graag op welke termijn de uitkomsten van het onderzoek dat het ministerie uitvoert
met de Kamer kunnen worden gedeeld.
De leden van de PVV-fractie merken op dat uit onderzoeksresultaten van De Nederlandsche
Bank (DNB) blijkt dat de negatieve spaarrente vooralsnog vooral (middel)grote bedrijven
en relatief vermogende particuliere klanten raakt. De leden van de PVV-fractie willen
weten wat de omvang hiervan is. Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten hoeveel
de negatieve rente de Nederlandse banken tot nu toe heeft opgeleverd.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat DNB aangeeft geen voorstander te
zijn van een verbod op negatieve rente, vanwege het gegeven dat banken o.a. ook op
andere manieren de negatieve rente kunnen doorrekenen aan hun klanten (bijv. verhogen
betaalpakkettarieven). In het verlengde hiervan willen de leden van de PVV-fractie
weten hoe de Minister het gegeven beoordeelt dat banken, ondanks dat ze al negatieve
rente toepassen, tevens al de betaalpakkettarieven verhogen. Zo is de winst van ING
Bank met 73 procent gestegen, dankzij de duurdere betaalpakketten. In het 3e kwartaal steeg de nettowinst van ING hierdoor van 788 miljoen euro tot 1367 miljoen
euro.4
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten wat de Minister vindt van het gegevens
dat ING de volgende spaartips aan haar klanten heeft gegeven: «Past beleggen niet
bij jou? Heb je (nog) geen andere bestemming voor je spaargeld? Dan kun je overwegen
(een deel van) je spaargeld over te boeken naar een andere bank. Die geven soms meer
rente dan ING.» Impliceert dit dat spaarders een steeds grotere last zijn voor banken
en zo ja, wat kan hieraan veranderd worden?5
Vervolgens willen de leden van de PVV-fractie weten welke spaarrentes banken in de
ons omringende landen hanteren. Kan de Minister tevens een update geven van de hypotheekrentes
die banken hanteren in de ons omringende landen? Waarom hanteren banken in de ons
omringende landen vaak nog steeds hogere spaarrentes en lagere hypotheekrentes dan
de banken in Nederland?
De Minister geeft in zijn brief aan dat de vraag relevant blijft hoe banken in het
huidige en toekomstige renteklimaat voldoende winstgevend kunnen zijn om hun eigen
toekomst veilig te stellen, en tegelijkertijd kunnen voldoen aan de maatschappelijke
rol die van hen wordt verlangd. De komende tijd onderzoekt hij deze vraag en hij zal
de Kamer over de uitkomsten informeren. De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie
zijn benieuwd naar zowel de onderzoeksopdracht als de planning van het betreffende
onderzoek. Kan de Minister dat nader toelichten?
In de rapportage van de DNB geeft zij bij de appreciatie van een verbod op negatieve
spaarrente onder andere de volgende overwegingen:
• Banken zijn commerciële instellingen die zelf hun rentetarieven vaststellen. Een verbod
is een vergaande maatregel die ingrijpt op dit vrije prijsvormingsproces;
• Er zijn wel enkele lidstaten in de Europese Unie, waaronder enkele in de eurozone,
waar op grond van jurisprudentie en voorschriften van de toezichthouder beperkingen
worden gesteld aan het rekenen van negatieve rente door banken.
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vragen zich ten aanzien van
deze overwegingen af of er, naast Nederland, landen in de eurozone zijn die én negatieve
rente berekenen én forfaitair heffen in hun belastingstelsel, met als gevolg dat burgers
dus dubbel betalen?
Voorts geeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) aan dat banken niet onderling mogen
afstemmen of afspreken dat zij hetzelfde grensspaarsaldo hanteren. Echter zien de
leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie in de praktijk dat soortgelijke
beslissingen door banken op het gebied van o.a. negatieve rente (hoogte grensbedrag)
erg op elkaar lijken en ook in korte tijdspanne na elkaar genomen worden. Neigt dit
volgens de Minister dan niet naar onderlinge afstemming?
Ook geeft de ACM de Minister ter overweging mee banken op te roepen transparant te
zijn over het rentebeleid dat zij hanteren, omdat meer transparantie en diversiteit
in het aanbod maken dat kleine spaarders meer keuze hebben en ook eenvoudiger kunnen
kiezen voor de bank met het beste aanbod. Is de Minister van mening dat er momenteel
voldoende transparantie is en zo niet, wat gaat hij doen om dit te laten verbeteren?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de inflatie snel toeneemt. Vooralsnog
stijgen de rentes nog niet zo snel. Is het kabinet bereid te monitoren of de rente
mee stijgt met de inflatie, en of eventuele stijgende rentes worden doorgegeven op
spaarrekeningen? Is het kabinet voorts bereid toch het onderzoek naar eventuele wetgeving
tegen negatieve rentes voor gewone spaarders voort te zetten, ook indien rentes stijgen
in de nabije toekomst?
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de lage rentes en de gevolgen daarvan
voor spaarders. De laatste tijd is de grens waarboven banken geen of een negatieve
spaarrente hanteren steeds verder gezakt. Zodoende worden steeds meer en kleinere
spaarders geraakt door een negatieve spaarrente. Deze leden vragen of de Minister
een verdere daling van de grens waarboven een negatieve spaarrente gehanteerd wordt
op dit moment voorziet.
Indien opportuun en indien de mogelijkheden voor gewone spaarders om te bankieren
bij een bank die geen negatieve rente rekent significant worden beperkt, wordt invoering
van wetgeving voor een verbod op negatieve rente overwogen, zo lezen de leden van
de SGP-fractie. Kan de Minister nader ingaan op de omstandigheden daarvan? Wordt wetgeving
pas overwogen als alle banken een negatieve spaarrente hanteren bij enig positief
spaarsaldo? Of al in een eerder stadium?
Ten slotte vragen de leden van de SGP-fractie aandacht voor een eventuele stijging
van «overige bankkosten», zoals kosten voor het opnemen of storten van geld of kosten
voor het openen van rekeningen. Banken kunnen middels een verhoging van deze kosten
de negatieve effecten van een lage rente beperken, en deze kosten indirect op consumenten
verhalen. Hoe groot acht de Minister dit risico? Hoe wordt voorkomen dat consumenten
weliswaar niet via een negatieve rente maar via andere sporen alsnog de rekening van
de lage rente gepresenteerd krijgen? Is de Minister bereid om bij de overwegingen
rond wetgeving ook dit aspect nadrukkelijk mee te wegen?
De leden van de Groep Van Haga lezen dat de inleenrentes van banken over het algemeen
minder gedaald zijn dan hun uitleenruimtes. Gemiddeld maakten rente-inkomsten in 2020
circa 75 procent van het operationele resultaat uit. Ingeval de rente laag blijft,
blijft de druk op de rentemarge aanhouden met als potentieel gevaar dat banken interen
op hun buffers als er financiële tegenslagen zijn. Hier bovenop komt dan ook nog de
bankenbelasting die 500 miljoen euro oplevert. Hoe denkt de Minister erover om de
bankenbelasting te gebruiken om de negatieve rente te compenseren?
Ingeval banken gedwongen worden hogere buffers aan te houden en tegelijkertijd de
rente laag blijft, met als risico interen op reserves, moeten banken op de een of
andere manier toch kapitaal aantrekken. Nu lezen de leden van de Groep Van Haga dat
het aankondigen van een negatieve rente door de Deense Centrale Bank leidt tot een
lagere groei van deposito’s. De leden vragen zich af hoe banken hun buffers op pijl
houden laat staan laten groeien als de groei op deposito’s afneemt en tegelijkertijd
de druk op de rentemarge blijft bestaan.
6. Voortgangsbrief FinTech-actieplan
De leden van de D66-fractie constateren dat er een hoop FinTech-maatregelen in het
verschiet liggen, maar zijn tegelijkertijd benieuwd hoe al deze maatregel zich verhouden
tot de doelstellingen die onder de drie pijlers zijn genoemd. Welke concrete voorbereidingen
zijn er getroffen zodat het volgende kabinet voortvarend met de inhaalrace aan de
slag kan gaan, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een rondetafel is georganiseerd en er een
concept ligt voor een internationale agenda. Deze leden vinden dit weinig voortvarend
klinken en horen graag op welke manier snel voortgang kan worden geboekt door de Minister.
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast dat wetgeving waarmee hoge kosten voor
toetreders kunnen worden verminderd in voorbereiding is en dit najaar wordt ingediend
bij de Kamer. Wanneer kan deze wetgeving concreet worden verwacht, zo vragen deze
leden.
De leden van de D66-fractie zijn nieuwsgierig naar de uitkomsten van de evaluatie
over de implementatie van de Richtlijn betalingsdiensten 2 (PSD2) in Nederland. Deze
leden vragen of daarin ook een vergelijking is opgenomen met de implementatie in andere
lidstaten.
7. Statement over het European Payments Initiative
Ten aanzien van het European Payment Initiative (EPI) hebben de leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie enkele vragen
over wat de Nederlandse cap op de interchange fee van 0,02 euro, als zijnde vergoeding
voor een consumentenbank voor iedere betaling die een consument met een betaalpas
doet, betekent in relatie tot de verwachte transactiekosten onder het EPI van 0,035
euro per transactie. Andere Europese lidstaten maken echter gebruik van een veel hogere
interchange fee van 0,2 procent per betaling. Voorstel is nu om op korte termijn de
cap van 0,02 euro los te laten voor online betalingen. Heeft de Minister ook overwogen
deze cap voor fysieke betalingen los te laten en meer richting Europees niveau te
brengen in het kader van EPI? Hoe denkt de Minister over de verhouding tussen inkosten
en kosten voor betaaldiensten voor banken, ook in het kader van wat andere Europese
banken rekenen? Hoe beziet de Minister het risico hiervan voor investerings- en innovatiecapaciteit
van banken in het betalingsverkeer? Is de Minister bereid hiernaar onderzoek te doen
en hoe Nederland zijn voorlopersrol in Europa kan behouden?
8. Contant geld
De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over de beschikbaarheid van geldautomaten.
Kan de Minister een update geven van hoeveel geldautomaten er in 2020 en 2021 beschikbaar
waren en hoeveel geldautomaten er in 2021 zijn gesloten? Wat is de dekking van de
in Nederland aanwezige geldautomaten in 2021 en hoe is dit veranderd t.o.v. vorig
jaar? Kan de Minister hetzelfde vertellen over de dekking van de aanwezige geldautomaten
met spraakfunctie?
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat Geldmaat, sinds kort de eigenaar
van alle geldautomaten in Nederland, zegt te werken aan een uitbreiding van geldautomaten
om het probleem dat mensen soms lang moeten rijden om geld te kunnen pinnen op te
lossen, maar dan alleen op drukke plekken. De leden van de PVV-fractie willen weten
of er ook een oplossing komt voor de minder drukke plekken in Nederland.6
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vinden contant geld een wettelijk
betaalmiddel, dat volgens hen ook beschikbaar moet blijven voor Nederlandse burgers
en bedrijven. Een recent rapport van McKinsey over contant geld in Nederland7 beschrijft dat het gebruik van contant geld fors afneemt, maar toch gaat 20 procent
van het totaal aantal betalingen nog contant. Door de afname lopen wel de kosten per
transactie fors op. Ook komen daar stijgende kosten voor onderzoek naar witwassen
bij en voor het afstorten van contant geld, die nu nog niet worden doorbelast. Volgens
het rapport komen de totale kosten van de verwerking uit op 1,2 miljard euro per jaar.
Hiervan zit het grootste deel van kosten bij winkeliers; ter vergelijking, een pinbetaling
kost gemiddeld 0,17 euro, terwijl een cashbetaling 0,51 euro kost. Wat is de visie
van de Minister op deze ontwikkeling? Hoe beziet de Minister het level playing field
ten aanzien van de bekostiging van het mogelijk maken van het gebruik van cash geld
tussen grote banken die (via Geldmaat) opnames en afstortingen faciliteren, kleinere
banken die vaak alleen opnames faciliteren, en digitale betaalspelers die niet meebetalen
aan de chartale infrastructuur, terwijl zij wel winst maken op online betalingen?
Kan de Minister bezien of meer transparantie kan worden verkregen in de verdeling
van de kosten over de verschillende financiële spelers, en hoe die kosten neerslaan
bij consumenten en ondernemers, ook als het volume contante betalingen nog verder
daalt?
9. Ontwerp Wijzigingsbesluit financiële markten 2021
De leden van de D66-fractie begrijpen dat een bemiddelaar of adviseur pas vlak voor
afsluiten van de schadeverzekering weet wat het bedrag aan provisie is. Deze leden
vragen daarom hoe deze constatering van de Minister zich verhoudt tot zijn conclusie
dat het voor bemiddelaars en adviseurs uitvoerbaar is om bij schadeverzekeringen het
concrete nominale provisiebedrag per product actief transparant te maken.
De leden van de D66-fractie herkennen de observaties rondom de obstakels die Nederlandse
banken kunnen ervaren bij het aanbieden van eurobetaalrekeningen aan inwoners van
Caribisch Nederland en zijn verheugd om te lezen dat inwoners van Caribisch Nederland
toegang kunnen krijgen tot eurobetaal- of spaarrekeningen door Europees-Nederlandse
banken. Deze leden vragen naar de termijn waarop deze Nederlanders toegang tot een
eurobetaalrekening kunnen hebben.
10. Actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen
De leden van de D66-fractie staan achter de vraag van de commissie Financiën om inzicht
in de onderliggende adviezen op basis waarvan de AFM, en daarmee de Minister, concludeert
dat actieve provisietransparantie zoals op dit moment wordt voorgesteld goed uitvoerbaar
is. Kan worden toegelicht wat de juridische houdbaarheid van een verplichte actieve
provisietransparantie is, in het licht van juridische adviezen daarover en Europese
rechten, zo vragen deze leden.
De Minister heeft eerder bij zijn uitgangspunten voor de vormgeving van provisietransparantie
aangegeven dat hij het van belang vindt dat het gelijke speelveld tussen distributiekanalen
niet zou worden verstoord ten nadele van de zelfstandig adviseur. De leden van de
CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan aangegeven op welke
wijze hij invulling heeft gegeven aan deze voorwaarde voor de vormgeving van provisietransparantie.
Kan de Minister ook aangeven waarom een «leadvergoeding» die een verzekeraar betaalt
aan een derde voor een verwijzing vergelijkbaar is met provisie van een adviseur die
een vergoeding is voor zijn volledige marketing en dienstverlening?
De AFM stelt dat de actieve provisietransparantie op basis van exacte nominale bedragen
uitvoerbaar zou zijn. De AFM heeft geen antwoord gegeven op de door de Minister gestelde
vraag: «om met de tussenpersonen in gesprek te gaan over een wijze van invoering die
zo praktisch mogelijk uitvoerbaar is.» De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie
vragen of de Minister kan aangeven of de AFM wel heeft gekeken naar een wijze die
zo praktisch mogelijk uitvoerbaar is, of heeft de AFM alleen gekeken naar de sec uitvoerbaarheid
van de voorgestelde regeling? Deze leden merken voorts op dat, ondanks het oordeel
van de AFM, drie van de vier geconsulteerde partijen het tegendeel hebben betoogd.
In de meeste gevallen is het precieze bedrag aan provisie op moment van sluiten nog
niet bekend omdat parameters zoals looptijd en toekomstig schadeverloop nog niet definitief
ingevuld kunnen worden. Kan de Minister een inhoudelijke reactie geven op de vragen
en de punten die door de geconsulteerde partijen naar voren zijn gebracht inzake de
(on)uitvoerbaarheid van de vormgeving in het ontwerpbesluit en aangeven wat de visie
is van de AFM op de aangegeven problemen voor de uitvoering? En op grond van welke
argumenten is de AFM tot het eindoordeel gekomen dat het ontwerpbesluit uitvoerbaar
is? In het commissiedebat financiële markten van 10 juni jl. heeft de Kamer de Minister
verzocht onderzoek te doen naar opties die meer efficiënt, effectief en uitvoerbaar
zijn, waardoor wel kan worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Kan de Minister aangeven hoe hij aan dit verzoek heeft voldaan? Kan de Minister voorts
ook ingaan op de opmerking van de AFM dat het besluit lastig te handhaven is?
De Minister heeft bij de totstandkoming van de provisietransparantie aangegeven dat
hij zou kijken naar de wenselijkheid van deze optie, waarbij zijn streven breed draagvlak
was. Er is echter geen onderzoek gedaan bij consumenten zelf. Is de Minister bereid
om consumentenonderzoek te doen naar de gevolgen van deze vormgeving voor de consument
in de praktijk die mogelijk de solidariteit in het systeem onder druk zet? Onder het
huidige systeem is een provisie immers niet een-op-een is toe te rekenen aan een bepaalde
klant of dienst, maar maakt het systeem juist brede toegang tot dienstverlening mogelijk
voor alle groepen, ook met een kleine beurs. Hoe beziet de Minister dit risico voor
de solidariteit en de consequenties daarvan voor kwetsbare consumenten? Kan de Minister
dit onderzoek doen voordat onomkeerbare stappen zijn genomen?
Kan de Minister ook nog ingaan op de nota opgesteld door advocaten en economen met
als kern dat deze implementatie van actieve provisietransparantie in strijd is met
zowel het mededingingsrecht als de Insurance Distribution Directive (IDD)?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat actieve provisietransparantie
niet van toepassing is op lopende polissen. Waarom is hiervoor gekozen? Werkt dit
niet enorm misbruik in de hand? Wat is het doorslaggevende verschil tussen een lopende
polis en een nieuwe polis?
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de provisietransparantie. Zij
achten transparantie over de provisie waardevol, echter moet dit zowel uitvoerbaar
zijn alsook ten dienste staan aan de consument. Zij zijn op dit moment niet geheel
overtuigd dat middels een nominale provisietransparantie deze doelen behaald worden.
Kan de Minister toelichten hoe deze doelen behaald worden? Waarom wordt er niet gekozen
voor indicatieve bedragen in het kader van de provisietransparantie, zo vragen de
leden van de SGP-fractie. Is de Minister het eens dat «indicatieve bedragen» meer
informatie en inzicht voor de consument opleveren boven «nominale bedragen», omdat
deze bijvoorbeeld al eerder in het proces verstrekt kunnen worden?
De leden van SGP-fractie vragen hoe groot de Minister het risico acht dat consumenten
een lang adviestraject bij intermediairs volgen, en afhaken op het moment dat de nominale
provisie duidelijk wordt, waardoor intermediairs kosten maken maar geen opbrengst
genereren. Is de Minister het voorts eens dat de aanpassingen geen verstoring mogen
opleveren tussen intermediairs en directe aanbieders (verzekeraars) en hoe wordt deze
verstoring voorkomen? Daarnaast vragen deze leden hoe de verscherpte provisietransparantie
voor bemiddelaars en adviseurs zich verhouden tot het feit dat directe aanbieders
hiertoe niet verplicht zijn, terwijl zij wel vergelijkbare kosten maken als adviseurs.
Kan daarbij ingegaan worden op zowel de gevolgen voor het gelijke speelveld als op
de consumentenbescherming?
Betrokkenheid en inspraak door betrokken ondernemers achten de leden van de SGP-fractie
van groot belang. Daarom hechten zij zeer aan de ontvangen adviezen. De leden constateren
dat in de brief van 25 november jl. geconcludeerd wordt dat het voorstel zoals het
er nu ligt uitvoerbaar is. De conclusie is getrokken naar aanleiding van gesprekken
in het veld. Echter, uit de signalen en informatie vanuit dat veld blijkt juist dat
het voorstel als onuitvoerbaar wordt gezien. Hoe kan deze tegenstrijdigheid worden
verklaard? Op welke wijze is recht gedaan aan de bezwaren uit het veld? Op welke gronden
beargumenteert de Minister dat het huidige voorstel uitvoerbaar is?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de verplichting tot actieve nominale provisietransparantie
zich verhoudt tot het Unierecht, en in het bijzonder de Insurance Distribution Directive. Daarnaast vragen de leden naar de mogelijke botsingen van deze verplichting met
de richtlijn, en welke problemen zich mogelijk gaan voordoen als de verplichting in
werking treedt.
11. Overig
Kosten bij oversluiten hypotheek
De leden van de VVD-fractie hebben eerder dit jaar opgemerkt dat banken wettelijk
alleen de daadwerkelijke kosten in rekening mogen brengen bij het oversluiten van
hypotheken, maar de leidraad van de AFM houdt geen rekening met contractuele bepalingen
over het boetevrij aflossen bij de aankoop van een nieuwe woning en het jaarlijkse
vrij af te lossen deel (meestal 10 procent). Hierdoor betalen consumenten hogere boeterente.
De Minister zou de Kamer op dit punt schriftelijk informeren. Is de Minister al in
overleg getreden met de AFM om de leidraad aan te passen, zodat de berekening van
kosten bij het oversluiten van een hypotheek rekening houdt met de boetevrije aflossingsruimte
en consumenten niet meer betalen dan nodig? De leden van de VVD-fractie ontvangen
graag een reactie op dit punt en wat de Minister heeft ondernomen sinds het commissie
debat begin dit jaar waarin dit punt door de VVD-fractie reeds is geagendeerd.
Actieplan Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) over toegankelijkheid betalingsverkeer
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie brengen het actieplan van het
MOB onder de aandacht van de Minister, waarin concrete afspraken zijn gemaakt tussen
verschillende partijen hoe zij kwetsbare klanten in de digitaliserende wereld hulp
kunnen bieden. Alle banken werken hieraan mee en op veel lokale initiatieven wordt
samengewerkt, maar een landelijke oplossing is er nog niet. Welke mogelijkheden ziet
de Minister het MOB te ondersteunen voor het toegankelijk houden van het betalingsverkeer
en ziet hij mogelijkheden tot samenwerking?
Basel 4 en specifiek veranderingen m.b.t. financieren op basis van zekerheid
De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie brengen ook de Basel IV-eisen
onder de aandacht, waaraan banken per 2023 moeten voldoen en die impact gaan hebben
op bedrijfsfinancieringen, specifiek in relatie tot de transformatie van de agrarische
sector. De naderende invoering van nieuwe kapitaaleisen vanuit Basel IV maken financiering
van agrarische bedrijven niet eenvoudiger.
Basel IV stelt ingrijpende nieuwe regels voor de weging van de kredietrisico's. Die
weging is van belang voor de manier waarop banken hun financiële buffers berekenen.
Banken moeten hierdoor meer gaan financieren vanuit rentabiliteit en liquiditeit en
meer eigen vermogen aanhouden, bedoeld om de bankensector robuuster te maken.
Voor de weging van kredietrisico’s moeten banken naast interne modellen ook een zogenaamde
standardized approach gaan gebruiken. Voor agrarisch ondernemers betekent het dat de waarde van hun land
minder gaat meetellen als onderpand. De agrosector financieren wordt dus duurder voor
banken. De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vrezen dat het verkrijgen
van financiering hierdoor moeilijker wordt dan noodzakelijk is. Daardoor beperkt het
de mogelijkheden om de financiering te bieden die juist nodig is in die grote transitie
in de agrarische sector. De leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie vrezen
hier «tekentafeldenken» van centrale bankiers, waar dit praktische effect onvoldoende
in is meegenomen.
Deze leden vragen wat de visie van de Minister is op deze ontwikkeling ten aanzien
van de berekening van financiële buffers en Basel IV in relatie tot de gewenste transformatie
van de agrarische sector? Kan de Minister aangeven of hij deze risico’s herkent? Zo
niet, wil hij hier dan onderzoek naar doen? Zo ja, vindt hij de risico’s gerechtvaardigd
en waarom (niet)?
Compensatieregeling ABN AMRO
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat ABN AMRO in een compensatieregeling,
in tegenstelling tot andere banken en in tegenstelling tot de uitspraak van het Klachteninstituut
Financiële Dienstverlening (Kifid) hierover, niet alle geleden schade van klanten
n.a.v. te veel betaalde variabele rentes vergoedt maar wel verlangt dat gedupeerden
tekenen voor compensatie tegen finale kwijting. De leden achten dit een ongewenste
gang van zaken en vragen de Minister wat hij ervan vindt dat 1) niet alle geleden
schade wordt vergoed en 2) gedupeerden wordt gevraagd om tegen finale kwijting te
tekenen, terwijl er bezwaarzaken lopen. Zij vragen de Minister in gesprek te gaan
met de bank om de finale kwijting uit de compensatieregeling te krijgen. Is hij hiertoe
bereid? Zou de ABN AMRO, zeker zolang deze onder de verantwoordelijkheid van de Minister
valt, niet juist de bank moeten zijn die het goede voorbeeld geeft? De leden geven
hierbij aan een motie te willen indienen over dit onderwerp.
Spoofing
De leden van de SP-fractie hebben op verschillende manieren aandacht gevraagd voor
spoofing, een vorm van fraude. Nadat de Minister met de banken in gesprek is gegaan
hierover, is er een coulancebeleid gekomen. Daar zijn de leden blij mee. Het is echter
opnieuw ABN AMRO die niet alle geleden schade lijkt te vergoeden, in tegenstelling
tot veel andere banken. De leden achten dit kwalijk omdat juist klanten van deze bank
extra kwetsbaar zijn voor criminelen, omdat de maximumlimieten voor overboeken erg
hoog zijn en niet zijn aan te passen. Veel klanten krijgen daarnaast ook nog eens
onterecht te horen dat zij nalatig zouden zijn geweest, terwijl zij overduidelijk
slachtoffer zijn. Is de Minister bereid om ABN AMRO hierop aan te spreken en ervoor
te zorgen dat zij de coulanceregeling ruimhartig gaan interpreteren, en stoppen met
duperen van hun klanten, vragen de leden van de SP-fractie? De leden van de SP-fractie
vragen bovendien of de Minister bereid is om bij ABN AMRO erop te staan dat de limieten
voor overboekingen, opnames en betalingen aanpasbaar worden voor klanten. Ten slotte
willen de leden van de SP-fractie weten wat de Minister vindt van de hoge kosten die
mensen moeten betalen bij het opnemen van contant geld. Kan hij aangeven hoe deze
kosten zich verhouden tot de tarieven die andere banken hanteren? En als deze hoger
blijken, is hij dan bereid hierover in gesprek te gaan met de bank?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.