Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 943 Wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 3 december 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Huishoudelijke hulp
2
3.
Inschrijving verzekerden
3
4.
Raadpleegfunctie
4
5.
Eerder inzetten van de (onafhankelijke) cliëntondersteuning
5
6.
Fraudetoets
6
7.
Advies en consultatie
6
II.
Artikelsgewijs
7
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet langdurige zorg in
verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg (hierna: het wetsvoorstel)
en zijn positief over het doel van de voorgestelde wijziging(en), namelijk het in
lijn brengen van wet- en regelgeving met de praktijk van de langdurige zorg. Zorg
moeten draaien om mensen. De wetten en regels moeten een helder kader vormen om die
zorg te bieden, vinden de leden van de VVD-fractie. Daarom achten zij het van groot
belang dat wetgeving aansluit bij de wens van zorgverleners, patiënten en cliënten
om liefdevolle en passende zorg te organiseren die werkt voor mensen.
In onderhavig wetsvoorstel worden enkele wijzigingen voorgesteld. Enerzijds om wetgeving
in lijn brengen met de reeds bestaande praktijk en anderzijds om wetgeving op punten
aan te passen waar deze in de weg staat van een goed functionerende praktijk. De leden
van de VVD-fractie hebben over beide typen voorstellen nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij herkennen dat de huidige wet
op een aantal punten in de praktijk onvoldoende toegesneden is en dat daartoe wijzigingen
benodigd zijn. Zij hebben enkele vragen met betrekking tot de implementatie en gevolgen
van de voorgestelde wetswijzigingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden
vinden het positief te bemerken dat er wordt aangesloten bij de staande praktijk,
omdat de regering van mening is dat de huidige wetsonderdelen daar onvoldoende op
toegesneden zijn. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele verduidelijkende
vragen te stellen.
1. INLEIDING
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat wijzigingen met betrekking tot betalingen
van huishoudelijke hulp met terugwerkende kracht tot 2015 kan worden ingezet. Tegelijkertijd
lezen deze leden in het advies van de Raad van State dat de noodzaak voor terugwerkende
kracht onvoldoende is toegelicht. Deze leden vragen de regering om verdere toelichting.
Verder vragen deze leden de regering hoe Wet langdurige zorg (Wlz)-verzekerden zullen
worden geïnformeerd over de wetswijziging huishoudelijke zorg. Kan worden aangegeven
of en zo ja hoe zorgaanbieders hiertoe financiële of administratieve lasten zullen
ervaren door bijvoorbeeld aanpassingen van declaraties uit het verleden? Zo nee, waarom
niet?
2. HUISHOUDELIJKE HULP
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de verschillende ondersteuningsbehoefte van thuis- en uitwonende ouderen.
In het wetsvoorstel staat dat er bij huishoudelijke hulp een onderscheid moet worden
gemaakt tussen de situatie van Wlz-geïndiceerden die in een instelling verblijven
of via een volledig pakket thuis (vpt) zorg ontvangen en Wlz-verzekerden die in de
thuissituatie met een modulair pakket thuis (mpt) of persoonsgeboden budget (pgb)
zorg ontvangen. Dit onderscheid heeft geen budgettaire consequenties, zo lezen de
leden van de VVD-fractie. Heeft het vastleggen van dit onderscheid gevolgen voor de
verschillende typen huishoudelijke ondersteuning die zorgverleners kunnen aanbieden?
Met andere woorden: blijft de uitvoeringspraktijk voor zorgverleners en hun cliënten
na deze wetswijziging hetzelfde?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering of er door deze wetswijziging
sprake is van verbreding. Wat wordt verstaan onder andere algemeen gangbare vormen
van huishoudelijke hulp? Is daar een opsomming van te geven?
Tot slot vragen genoemde leden de regering of kan worden aangegeven hoeveel thuiswonende
ouderen ondersteuning krijgen vanuit de Wlz, gezien de meeste ondersteuning wordt
aangevraagd vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015? Is deze wetswijziging
gezien die trend nog voldoende in lijn met de praktijk?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of sprake is van een verbreding van de aanspraak naar «andere
algemeen gangbare huishoudelijk hulp dan het schoonhouden van de woonruimte» en op
basis waarvan geconcludeerd wordt dat dit budgetneutraal is?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering naar een aantal concrete voorbeelden van andere algemeen gangbare
huishoudelijke hulp dan het schoonhouden van de woonruimte.
De regering stelt dat er met dit wetsvoorstel rekening wordt gehouden met het onderscheid
in de situatie tussen Wlz- geïndiceerde die in een instelling verblijven of via een
vpt zorg ontvangen en Wlz-verzekerden die in de thuissituatie met een mpt of pgb zorg
ontvangen. Dit klinkt logisch, volgens de leden van de CDA-fractie. Zij vragen de regering of deze aanpassing tot nieuwe afbakeningsproblemen kan gaan
leiden. Kan de regering hierop reflecteren?
Wat zou, bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, bij een mpt, pgb of vpt van een
Wlz- verzekerd wel of niet onder hulp bij het huishouden kunnen vallen? Kan de regering
aangegeven hoeveel mensen nu van deze regeling gebruik maken?
3. INSCHRIJVING VERZEKERDEN
De leden van de VVD-fractie lezen dat met de voorgestelde wijziging de positie van verzekerden wordt gelijkgesteld,
omdat wordt voorkomen dat de één zichzelf moet inschrijven voor een verpleeghuis en
de ander niet. Dit geeft administratieve lastenverlichting bij zowel burgers als Wlz-uitvoerders.
In hoeverre betekent dit een toename van administratieve lasten bij de betreffende
zorgverzekeraars? Ook vragen de leden van de VVD-fractie de regering of de (mogelijke)
administratieve gevolgen voor Wlz-uitvoerders en zorgverzekeraars budgettaire consequenties
zullen hebben.
Kan de regering tevens toelichten hoe verzekerden op de hoogte worden gebracht van
de inschrijving bij een Wlz-uitvoerder door de zorgverzekeraar? Welke stappen moeten
verzekerden daarna nemen?
De leden van de PVV-fractie vinden het een goede zaak dat verzekerden ontlast worden van administratieve lasten.
Sommige verzekerden verdwalen nu namelijk al in alle ingewikkelde regelgeving.
De regering stelt in de memorie van toelichting dat op dit moment één buitenlandse
zorgverzekeraar is toegetreden tot de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt, zo lezen
de leden van de CDA-fractie. Het betreft EUCARE. Deze zorgverzekeraar heeft geen Wlz-uitvoerder in zijn groep
en bij deze zorgverzekeraars zijn ongeveer 150.000 verzekerden verzekerd. Het is bij
de verzekerden die bij deze zorgverzekeraars zijn verzekerd niet algemeen bekend dat
zij zichzelf moeten inschrijven bij een Wlz-uitvoerder. De regering gaat de wet daarom
op dit punt aanpassen, zo lezen genoemde leden. Kan de regering aangeven hoeveel personen
er nu in totaal niet zijn ingeschreven bij een Wlz uitvoerder?
De regering stelt ook voor de wet zo te wijzigen dat de verzekeraar die geen Wlz-uitvoerder
in de groep heeft ook een verzekerde die in het buitenland woont in moet schrijven.
Dit zal geschieden bij een Wlz-uitvoerder van een bij algemene maatregel van bestuur
(AMvB) aan te wijzen regio. Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat er
een regionale verdeling komt om verzekerden die in het buitenland te wonen in te schrijven?
Kan de regering aangeven hoe zij deze regionale verdeling voor zich ziet? Kan de regering
er zorg voor dragen dat voor de plenaire wetsbehandeling de AMvB die bij dit onderhavige
wetsvoorstel hoort aan de Tweede Kamer is voorgelegd?
De regering stelt wat betreft genoemde leden terecht vast dat het nog steeds kan voorkomen
dat een persoon niet is ingeschreven bij een Wlz-uitvoerder, bijvoorbeeld als iemand
geen zorgverzekering heeft, en dat daarom de vangnetregeling blijft bestaan. De leden
van de CDA-fractie vermoeden dat deze groep na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel
een stuk kleiner is dan nu het geval is. Kan de regering hier een schatting van maken?
Genoemde leden vinden het verstandig om organisaties die met de doelgroep onverzekerden
werken, zoals daklozen, hiervan op de hoogte te brengen. Deze organisaties kunnen
checken of onverzekerden die zich in schrijven voor de basisverzekering, zich ook
ingeschreven hebben bij een Wlz uitvoerder. Kan de regering hier invulling aan geven?
4. RAADPLEEGFUNCTIE
Met de voorgestelde wetswijziging wordt het mogelijk een beveiligd informatiesysteem
voor gegevensuitwisseling te creëren, teneinde te kunnen controleren of zorg valt
onder de Wlz of de Zorgverzekeringswet (Zvw). De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer dit informatiesysteem in werking zal treden. Wordt het
informatiesysteem eerst getest? Klopt het dat dit onderdeel van de wetswijziging pas
in de praktijk effect zal hebben op het moment dat dit informatiesysteem is gecreëerd?
Ook vragen zij de regering of er toestemming wordt gevraagd aan cliënten alvorens
hun gegevens worden gedeeld.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie op pagina 5 van de memorie van toelichting
de volgende passage: «In het kader van het beginsel van de dataminimalisatie wordt
«dat»-informatie verstrekt en niet «wat»-informatie.» Kan een voorbeeld worden gegeven
van wat hiermee wordt bedoeld?
Genoemde leden vinden belangrijk dat de privacy van burgers wordt gewaarborgd wanneer
het om het delen van bijzondere persoonsgegevens gaat. Er is in de wet geen vaste
bewaartermijn voor deze gegevens opgenomen, omdat dit per casus kan verschillen. De
gegevens zullen «zo lang als nodig» worden bewaard, aldus de regering. Deze leden
vragen de regering hoe wordt gewaarborgd dat deze gegevens niet langer worden bewaard
dan strikt noodzakelijk.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat door het ontbreken van de wettelijke grondslag
van de raadpleegfunctie er onnodige obstakels ontstaan bij declaratie van zorg. Kan
er worden toegelicht bij welke typen zorg dit probleem zich voordoet? Kan worden aangegeven
hoe de privacy van cliënten wordt geborgd? Kan worden aangegeven of en zo ja, welke
kosten zijn verbonden aan deze raadpleegfunctie voor cliënten of zorgaanbieders? Zo
nee, waarom niet? Kan worden aangegeven of een toename aan administratieve lasten
kan worden verwacht voor zorgaanbieders? Zo nee, waarom niet? Kan worden aangegeven
welke impact de raadpleegfunctie heeft op de zorg waar cliënten gebruik van maken?
Een aantal zorgaanbieders kan in het geval van zorginhoudelijke samenloop tussen de
Wlz en de Zvw niet (tijdig) vaststellen in welk van beide domeinen de door hen te
leveren respectievelijk geleverde zorg valt. De leden van de PVV-fractie vinden dit een goed voorbeeld van waarom de ouderenzorg in één wet geregeld zou moeten
zijn. Waarom kiest de regering hier niet voor?
De cliënt moet erop kunnen rekenen dat enkel en alleen gegevens worden gedeeld die
nodig zijn om zorgaanbieders in de gelegenheid stellen vooraf te kunnen checken op
het gaat om een Wlz-behandeling en daarmee facturering aan het zorgkantoor. Hoe gaat
de regering dit borgen, zo vragen zij de regering.
De leden van de CDA-fractie delen het standpunt van de regering dat zorg rechtmatig moet worden geleverd. Voorgesteld
wordt om een wettelijke grondslag te creëren in de Wlz voor de verwerking van gegevens
over gezondheid voor de vaststelling of te leveren dan wel geleverde zorg behorende
tot het verzekerde pakket van de Wlz. Kan de regering een financiële inschatting geven
over hoeveel zorg er nu niet rechtmatig wordt geleverd? Wat betekent deze wetswijziging
betreffende de raadpleegfunctie voor de administratieve last van de zorgaanbieders?
Moet er een nieuw systeem worden ontwikkeld of kunnen zorgaanbieders gebruik maken
van een bestaand systeem?
5. EERDER INZETTEN VAN DE ONTAFHANKELIJKE CLIËNONDERSTEUNING
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat met dit onderdeel van de wetswijziging wordt gerealiseerd
dat voorafgaand aan een Wlz-indicatie een cliëntondersteuner kan worden ingezet bij
een (toekomstig) cliënt. Cliëntondersteuners zijn zeer waardevol in het begeleiden
van patiënten en cliënten in het organiseren van hun zorgvraag. In het wetsvoorstel
lezen genoemde leden dat de gemeenten op grond van de Wmo 2015 primair verantwoordelijk
blijven voor het organiseren van cliëntondersteuning voorafgaand aan een indicatiebesluit.
Hoe kan een cliënt voorafgaand aan zijn indicatiestelling een beroep doen op een cliëntondersteuner
uit de Wlz? Kan de regering verder toelichten hoe de verantwoordelijkheden van de
gemeente, de toekomstige Wlz-uitvoerder en de cliënt in deze situatie zijn verdeeld?
Vanwege het succes van de experimenten met Persoonsvolgende Zorg (PVB) en de aangenomen
motie Tellegen (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 43) over het breder toepassen van persoonsvolgende bekostiging en domein overstijgende
experimenten, vragen de leden van de VVD-fractie de regering of er geëxperimenteerd
is met één cliëntondersteuner voor alle drie de zorgwetten (Wmo 2015, Wlz en Zvw)?
Ziet de regering hiertoe mogelijkheden?
De leden van de D66-fractie verwelkomen de verbreding van cliëntondersteuning voor cliënten die de overstap maken
van de Wmo 2015 naar de Wlz. Deze leden lezen dat de Wlz-uitvoerder ook zelf mag voorzien
in het bieden van ondersteuning aan cliënten. Kan worden toegelicht welke voordelen
dit oplevert voor cliënten? Kan worden aangegeven hoe de onafhankelijkheid van cliëntondersteuners
hiermee wordt gewaarborgd? Kan worden toegelicht hoe de belangen van cliënten, naasten
en mantelzorgers hiermee onafhankelijk worden behartigd? Kan worden aangegeven hoe
de toegankelijkheid en keuzevrijheid in ondersteuners voor (potentiële) cliënten wordt
gewaarborgd? Kan worden aangegeven hoe vindbaarheid en kwaliteit van cliëntondersteuning
wordt gegarandeerd?
Cliënten met een Wlz-indicatie hebben recht op onafhankelijke cliëntondersteuning
op grond van de Wlz, zo stellen de leden van de PVV-fractie. De onafhankelijke cliëntondersteuning voorafgaand aan het Wlz-indicatiebesluit is
belegd bij de gemeenten op grond van de Wmo 2015. Als er zicht is op een Wlz-indicatie
is het wenselijk dat de (onafhankelijke) cliëntondersteuning reeds vanuit de Wlz kan
worden ingezet. De leden van de PVV-fractie merken op dat ook dit probleem niet zou
bestaan wanneer de ouderenzorg in één wet geregeld zou zijn. Zij ontvangen in dit
kader graag een reactie van de regering. Genoemde leden ondersteunen maatregelen die
ervoor zorgen dat passende cliëntondersteuning beschikbaar is, ook voor mensen die
een Wlz-indicatie willen aanvragen. Wel zetten deze leden hun vraagtekens bij de onafhankelijkheid
van de adviezen en ondersteuning van cliëntondersteuning vanuit de Wlz-uitvoerders.
De Wlz-uitvoerders krijgen nu immers de mogelijkheid deze ondersteuning zelf aan te
bieden. Ook in dit kader ontvangen deze leden graag een reactie van de regering
Voorts willen genoemde leden weten of deze wijziging juist niet voor een nieuwe vorm
van schottenproblematiek tussen de Wmo 2015 en Wlz zal gaan zorgen. In de praktijk
zullen er namelijk gevallen voorkomen waarbij het zicht op een Wlz-indicatie misschien
niet geheel duidelijk is. Zijn verzekeraars na deze wetswijziging verplicht om deze
ondersteuning voor iedereen te gaan aanbieden?
Cliënten met een Wlz-indicatie hebben recht op onafhankelijke cliëntondersteuning
op grond van de Wlz, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast. De onafhankelijke cliëntondersteuning voorafgaand aan het Wlz-indicatiebesluit
is belegd bij de gemeenten op grond van de Wmo 2015. Genoemde leden lezen dat de regering
stelt dat wanneer cliëntondersteuning voorafgaand aan de indicatiestelling vanuit
de Wlz mogelijk is, dit ertoe bijdraagt dat enerzijds het aanvragen van het indicatiebesluit
soepeler verloopt en dat anderzijds tijdig de juiste keuzes worden gemaakt met betrekking
tot de zorg die een cliënt nodig heeft en de plaats waar hij die zorg wil ontvangen.
Enerzijds snappen deze leden dit standpunt van de regering. Zij begrijpen dat een
«Wlz cliëntenondersteuner» specifieke informatie kan geven of ondersteuning kan bieden
bij een indicatiestelling voor de Wlz. Anderzijds vragen zij de regering of het een
duidelijke afbakening is. De regering schrijft in de memorie van toelichting «als
er zicht is op een indicatiebesluit». Wat bedoelt de regering hier precies mee? Is
de praktijk niet een stuk weerbarstiger? Niet iedereen die een indicatie aanvraagt
voor de Wlz krijgt deze indicatie. Verder vragen genoemde leden hoe de regering de
onafhankelijkheid van de cliëntenondersteuning borgt?
6. FRAUDETOETS
De leden van de VVD-fractie constateren dat er steeds meer sprake is van fraudepraktijken binnen de langdurige
zorg. Hoe moeten deze wetswijziging in dit kader worden beschouwd, aangezien er hiermee
nieuwe mogelijkheden voor gegevensuitwisseling worden gecreëerd?
7. ADVIES EN CONSULTATIE
De leden van de VVD-fractie willen de regering op de hoogte brengen van een reactie die zij op het voorliggende
wetsvoorstel ontvingen van een brede coalitie van zorgpartijen. Zij wijzen erop dat
er op dit moment grote knelpunten worden ervaren als het gaat om het ontvangen van
een (her)indicatie voor langdurige zorg bij wilsonbekwame cliënten. Familie en/of
naasten maken bijna altijd de zorg gerelateerde beslissingen voor een wilsonbekwame
cliënt, maar staan vaak niet officieel als wettelijke vertegenwoordiger geregistreerd.
Bij de aanvraag van een Wlz-(her)indicatie voor een wilsonbekwame cliënt is echter
de handtekening van een wettelijke vertegenwoordiger nodig. Hiervoor moet de familie
en/of naaste naar de rechter stappen, wat niet alleen een financiële maar ook administratieve
last oplevert.
Herkent de regering het probleem dat door deze veldpartijen wordt geschetst? Zo ja,
zou de regering de Wlz kunnen aanpassen, zodat een familielid of naaste een wilsonbekwame
meerderjarige cliënt kan vertegenwoordigen bij een (her)indicatie in de Wlz?
De leden van de D66-fractie lezen in meerdere reacties op de internetconsultatie, waaronder in de reactie van
Ieder(in)1, dat zij zich niet herkennen in de suggestie van de regering dat er een duidelijk
aanwijsbaar moment is waarop cliënten ondersteuning nodig hebben. Kan worden toegelicht
hoe in de praktijk wordt gewaarborgd dat cliënten tijdig toegang krijgen tot cliëntondersteuning?
Is hier verduidelijking van de doelgroep voor nodig? Zo ja, kan een toelichting over
de duiding van de doelgroep worden gegeven? Zo nee, waarom niet? Kan worden aangegeven
hoe tijdige toegankelijkheid tot cliëntondersteuning wordt gemonitord?
De leden van de D66-fractie vragen de regering ook hoe cliënten, naasten en mantelzorgers
worden geïnformeerd over deze wetswijzigingen. Welke middelen worden hiervoor ingezet
en wat is het bijbehorende tijdspad? Kan worden aangegeven hoe de implementatie van
deze wetswijzigingen worden gemonitord en geëvalueerd?
Verschillende belangenorganisaties vragen waarom er in deze onderhavige wet geen andere
wijziging is meegenomen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De Wlz stelt immers, ten aanzien van vertegenwoordiging bij de aanvraag voor een
(her)indicatie, dat als een meerderjarige cliënt wilsonbekwaam is en aanspraak wil
maken op langdurige zorg, een wettelijk vertegenwoordiger die aanvraag moet ondertekenen.
Doorgaans hebben cliënten in de Wlz in de periode voor hun wilsonbekwaamheid geen
familielid of naasten gemachtigd als wettelijke vertegenwoordiger, vanuit de overtuiging
dat hun naasten hen kunnen vertegenwoordigen als zij zelf dat niet meer kunnen. Bij
de Wlz-aanvraag moet dat echter eerst wettelijk worden vastgelegd. Dit leidt voor
alle betrokkenen tot knelpunten. Bij de aanvraag van een Wlz-(her)indicatie wordt
de familie hierdoor buitenspel gezet. De enige optie voor de familie is een gang naar
de rechter om alsnog aangesteld te worden als wettelijke vertegenwoordiger. De leden
van de CDA-fractie vragen de regering of zij dit probleem herkennen? Zo ja, waarom
is de regering van mening dat het geschetste probleem niet in onderhavige wetswijziging
hoeft te worden opgelost? Of is hier sprake van een omissie?
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel II
De verschillende onderwerpen in deze onderhavige wet kunnen op verschillende tijden
in werking treden, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De hulp bij het huishouden bij de Wlz thuis treedt met terugwerkende kracht in werking,
terwijl dit voor andere onderwerpen ongewenst is, bijvoorbeeld in verband met de benodigde
voorbereidingstijd voor de uitvoerende partijen. Kan de regering aangeven hoelang
de voorbereidingstijd duurt bij de
cliëntenondersteuning Wlz, de inschrijving van verzekerden bij de Wlz-uitvoerder en
tenslotte ook omtrent de raadpleegfunctie?
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.