Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 950 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 19 november 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kling
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijzigingswet
financiële markten 2022. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijzigingswet
financiële markten 2022 en hebben nog een aantal vragen bij het ingediende wetsvoorstel.
Deze leden hechten waarde aan de continue verbeterprocessen rondom de wetten op het
gebied van financiële markten en danken de regering voor de voorgestelde wijzigingswet.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wijzigingswet financiële markten
2022. Zij hebben hierbij enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijzigingswet
financiële markten 2022. Deze leden vragen de regering om een onderbouwing bij de
noodzaak van een verzamelwetsvoorstel dat onderdeel uitmaakt van een in beginsel jaarlijkse
wijzigingscyclus van wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten.
Deze leden vragen de regering voorts waarom een «in beginsel» jaarlijkse wijzigingscyclus
nodig is. Deze leden vragen de regering daarbij of een dergelijke cyclus nodig is
vanwege de permanente verandering van financiële markten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wijzigingswet financiële
markten 2022. Zij hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op het
financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten
op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022).
Dit lid heeft een aantal vragen met betrekking tot de invoering van deze aanpassing.
Ook is het lid van de BBB-fractie benieuwd naar de onderbouwing van deze implementatie
en of de regering nader kan toelichten hoe deze implementatie op deze manier correct
is voor de praktijk.
1 Inleiding
De leden van de D66-fractie zien dat sommige onderdelen om grotere transities vragen.
Kan de regering daarop reflecteren, onder meer met oog op de wenselijkheid van een
veilig, betrouwbaar en betaalbaar toezicht?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een bevestiging dat deze wijzigingswet
niet het versoepelen betekent van financiële markten. Deze leden willen weten of de
mogelijkheid van een afwikkelingsonderneming niet het verzwakken van een faillissement
is.
2 Vermogensscheiding middels een rekening met afgescheiden vermogen
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de voorgestelde regels voor
vermogensscheiding. Kan de regering toelichten hoe de voorgestelde vermogensscheidingsregeling
werkt bij een bank die met zijn zetel is gevestigd in Nederland en bij een Duitse
bank die een bijkantoor in Nederland heeft? Welke precieze belemmeringen zorgen ervoor
dat nu niet voor in Nederland gevestigde banken en voor in andere Europese lidstaten
gevestigde banken dezelfde regels worden toegepast?
De leden van de D66-fractie begrijpen de noodzaak voor een wettelijke kwaliteitsrekening
vanwege de onbekendheid met het fenomeen van de stichting derdengelden in het buitenland.
Deze leden vragen de regering of de methode van gescheiden vermogen uit het wetsvoorstel
de manier is waarop in het buitenland een veelgebruikte vorm van vermogensscheiding
is, of dat ook de vorm in het wetsvoorstel nog toelichting zal behoeven in het buitenland.
Het lijkt de leden van de CDA-fractie goed dat de mogelijkheid wordt opgenomen in
de wet dat financiële ondernemingen het geld van hun klanten op een afgescheiden rekening
bij een bank kunnen aanhouden, zodat geen vermenging optreedt met hun eigen vermogen.
Deze leden vragen de regering hoe wordt geborgd dat het de ondernemingen het geld
van hun klanten alleen aanwenden voor zaken voor de klant. Ook vragen zij of er mogelijkheden
bestaan waaronder de financiële onderneming zelf een deel van zijn vermogen, bijvoorbeeld
via een deelneming, op een kwaliteitsrekening kan afscheiden om dit te beschermen
tegen faillissement. Voorts begrijpen deze leden dat volgens het wetsvoorstel alleen
zulke kwaliteitsrekeningen kunnen worden aangehouden bij banken met een zetel in Nederland.
Dit kan bijvoorbeeld niet bij een Nederlands bijkantoor van een bank met een zetel
in een andere lidstaat. Deze leden vragen of het niet belangrijker is te kijken naar
de locatie van de financiële onderneming die de rekening aanhoudt bij de bank, omdat
een dergelijke rekening beschermt tegen het risico dat de financiële onderneming failliet
gaat, niet de bank waarbij een dergelijke rekening wordt aangehouden. Gelden niet
dezelfde Nederlandse regels voor alle banken ofwel bijkantoren van banken in Nederland?
En worden juridische risico’s niet ondervangen door geharmoniseerde Europese regelgeving
voor banken? Wat zijn de gevolgen van het niet toestaan van kwaliteitsrekeningen bij
zulke bijkantoren voor het doel van makkelijkere afwikkeling van grensoverschrijdende
transacties, omdat geen stichting derdengelden rekeningen nodig zijn? Hoeveel stichtingen
derdengelden zijn er op dit moment en in hoeverre verwachten banken dat van de kwaliteitsrekening
gebruik zal worden gemaakt?
De leden van de SP-fractie vragen de regering wat een «wettelijke kwaliteitsrekening»
is. Deze leden vragen de regering waarom hier niet wordt gekozen voor een dergelijke
rekening ondanks het feit dat De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) hiervoor pleiten. Deze leden vragen de regering waarom die toch kiest
voor een rekening met afgescheiden vermogen. Deze leden vragen de regering verder
welke redenen zij hiervoor kunnen aandragen. Deze leden vragen de regering tot slot
op dit punt wie nu baat heeft bij deze constructie, die in het buitenland onbekend
is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het terecht dat in de wet de mogelijkheid
wordt opgenomen dat financiële ondernemingen het geld van hun klanten op een afgescheiden
rekening bij een bank kunnen aanhouden in plaats van bij een aparte stichting derdengelden.
Dit komt tegemoet aan een aanbeveling van toezichthouders als DNB en de AFM. Hoeveel
stichtingen derdengelden zijn er op dit moment? Hoe vaak verwacht de regering dat
banken van de mogelijkheden van een aparte bankrekening voor het onderbrengen van
geld van klanten gebruik maken? Wat verwacht de regering dat de bijdrage zal zijn
van de voorgestelde wijziging aan de bestrijding van witwassen of terrorismebestrijding?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering nader kan toelichten hoe deze voorgestelde
wijziging een bijdrage kan hebben aan de bestrijding van witwassen of terrorismebestrijding.
3 Vergroten stabiliteit heffingen toezichthouders
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de gegevens van de toezichthouders over
de jaren 2017 tot en met 2020 is gebleken dat de handhavingskosten zijn gestegen en
nu gemiddeld over de beide toezichthouders uitkomen op 4,5 miljoen euro. In 2017 was
dit bedrag nog 2,5 miljoen euro. Deze leden lezen dat dit deels het gevolg is van
jaarlijkse indexeringen en deels van uitbreiding van deze activiteiten. Zij vragen
de regering precies uit te splitsen waar de kostenstijging sinds 2017 uit bestond.
Verwacht de regering dat de handhavingskosten deze stijgende lijn blijft aanhouden
over de komende jaren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de huidige systematiek van de bekostiging
van het financieel toezicht beperkt rekening kan worden gehouden met (omvangrijke)
incidentele kosten, met als voorbeelden onvoorziene gebeurtenissen, omvangrijke (tijdelijke)
projecten en door de toetreding van nieuwe partijen. Kan de regering specifiek toelichten
welke incidentele kosten er in de afgelopen vijf jaar zijn gemaakt? Van welke gebeurtenissen
en projecten is hier sprake, en hoeveel nieuwe partijen treden per jaar toe? Ook vragen
deze leden de regering welk mechanisme voor kostenbeheersing er in de financieringssystematiek
zit en hoe deze beheersingsmechanismen worden geraakt door de voorgestelde aanpassing.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de kosten voor handhaving voor een groter
gedeelte terug zullen vloeien naar de sector, voor bijna een verdubbeling naar 4,5
miljoen euro. Deze leden vragen de regering naar een vergelijking van deze kosten
met de kosten voor handhaving van financiële regelgeving in het buitenland. Zijn de
handhavingskosten in andere landen op een vergelijkbare manier gestegen en ziet de
regering mogelijkheden om de kosten voor handhaving in Nederland te reduceren, bijvoorbeeld
door meer in te zetten op innovatie?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ten aanzien van het toezicht de kosten hiervan
over de afgelopen paar jaren zijn gestegen van € 2,5 miljoen tot € 4,5 miljoen. Waardoor
wordt deze blijvende stijging van kosten veroorzaakt, waardoor de voorgestelde reserve
nodig is? In hoeverre zijn de heffingen over de afgelopen jaren als gevolg hiervan
gestegen? Kan de regering ook nader toelichten hoe de bekostiging van de reserve uit
het innen van dwangsommen en boeten kruissubsidiëring tegengaat?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of grote fluctuaties in de heffingen
niet op een andere manier zijn op te lossen. Deze leden vragen de regering of de regering
niet een probleem aan het oplossen is dat niet haar probleem is.
Reserve
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat toezichthouders de mogelijkheid krijgen
om een reserve aan te houden voor het opvangen van incidentele kosten. Kan de regering
voorbeelden geven van nieuwe wettelijke taken of incidentele gebeurtenissen die een
grote impact hebben op het toezicht waardoor de voorgestelde reserve van belang wordt
geacht?
Eigenschappen en voorwaarden reserve
De leden van de VVD-fractie vragen de regering de hoogte van de reserve nader toe
te lichten. Welk niveau van deze reserves acht de regering noodzakelijk en wenselijk
en kan de regering specifiek benoemen waar het maximum van 5 miljoen euro op gebaseerd
is en hoe dit bedrag tot stand is gekomen? In welk tempo worden deze reserves de komende
jaren gevuld? Wat zijn de verwachte kapitaalkosten voor het aanhouden van deze reserves,
gezien de negatieve rente? En op basis van welke criteria besluiten de Ministers van
Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het inzetten van deze reserves?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan toelichten of er nog enige voorwaarden
aan deze reserves zijn verbonden.
Spreiding exploitatiesaldo
De leden van de D66-fractie zien dat een mogelijkheid wordt geïntroduceerd om bij
een «dusdanig hoog» saldo verrekening over meerdere jaren te spreiden. Deze leden
lezen daarnaast dat er een uitzondering wordt gemaakt voor gevallen waarin het saldo
van «dusdanige omvang» is dat directe verrekening tot «aanzienlijke fluctuaties» zou
leiden. Deze leden vragen of kan worden toegelicht wat de regering verstaat onder
«dusdanig» en «aanzienlijk». Kan de regering aangeven voor welke bedragen verrekening
over meerdere jaren mogelijk wordt gemaakt?
Eigenschappen en voorwaarden spreiding
De leden van de D66-fractie begrijpen het belang van het mogelijk maken van spreiding
van het exploitatiesaldo na toestemming van de Ministers van Financiën en Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Deze leden kunnen zich daarbij echter wel voorstellen dat
er hierdoor onder toezicht staande instellingen zijn die te maken krijgen met hogere
kosten voor toezicht dan hun concurrenten in andere landen. Kan de regering reflecteren
op de gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van Nederlandse financiële
instellingen als zij verhoogde toezichtskosten moeten betalen?
Het lid van de BBB-fractie vraagt op dit punt of de regering kan toelichten of er
een maximaal aantal jaren wordt toegestaan bij het verspreiden van het exploitatiesaldo.
4 Overige wijzigingen
Uitbreiding accountantscontrole op financiële staten
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de betrouwbaarheid van het prudentieel
toezicht van DNB en onderschrijven daarom het belang van betrouwbare financiële gegevens
van betaalinstellingen en Elektronisch Geldinstellingen (EGI’s). Deze leden vragen
de regering of er ook andere landen zijn waar de prudentieel toezichthouder accountantsverklaringen
vraagt aan deze typen instellingen.
Bij de overige wijzigingen lezen de leden van de CDA-fractie dat een verplichte accountantscontrole
op financiële staten van betaalinstellingen en EGI’s wordt geïntroduceerd, omdat DNB
heeft geconstateerd dat die in afgelopen jaren niet altijd betrouwbaar zijn gebleken.
Waaruit bleek deze onbetrouwbaarheid?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan onderbouwen op welke manier deze
accountantscontrole ervoor zorgt dat deze financiële gegevens wel betrouwbaar gaan
zijn.
Bepaalde buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen: lichter regime
De leden van de D66-fractie lezen dat een lichter regime van toepassing is op beleggingsinstellingen
met een totaal aan activa onder beheer van minder dan een grenswaarde. Deze leden
vragen of inzicht gegeven kan worden in het aantal instellingen dat naar verwachting
onder het verlichte regime zal vallen. Kan de regering daarnaast aangeven of de grenswaarde
wordt geïndexeerd?
De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt voorzien in een lichter regime voor bepaalde
buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen. Zij vragen de regering in hoeverre
voldoende controle door de Nederlandse toezichthouden mogelijk is op deze buitenlandse
beheerders. Ook vragen zij of dit op grond van Europese regelgeving niet eerder had
moeten worden geregeld. Daarnaast worden ook beheerders met zetels in een andere lidstaat
toegestaan een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) met zetel
in Nederland te beheren, mits de AFM met het voornemen van de beheerder heeft ingestemd.
Deze leden vragen de regering wat er gebeurt als de AFM niet instemt. Op welke gronden
is dat mogelijk? Is een vergunning van een beheerder niet op basis van de richtlijn
geldig door de hele Europese Unie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom artikel 2:66a van de Wft voorziet
in een lichter regime voor beheerders van beleggingsinstellingen waarvan het totaal
van de activa onder beheer niet meer bedraagt dan100 miljoen euro of niet meer dan
500 miljoen euro. Deze leden willen weten wat hier de ratio van is. Deze leden vragen
de regering of dit te maken heeft met de op handen zijnde kapitaalmarktunie en bankenunie
Vanuit een andere lidstaat beheren van een icbe met zetel in Nederland
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel regelt dat een beheerder geen
aparte vergunning hoeft aan te vragen voor het beheren van een icbe met zetel in Nederland,
indien de beheerder al een vergunning heeft voor het beheer van het desbetreffende
type icbe in een andere lidstaat van de Europese Unie. Deze leden vragen of de criteria
voor het verlenen van een vergunning gelijk zijn in de diverse lidstaten en de betrouwbaarheid
van een vergunning daarmee is gewaarborgd? Kan de regering een overzicht geven van
de voorwaarden in verschillende lidstaten?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat beheerders met een zetel in een andere lidstaat
een icbe met een zetel in Nederland mogen beheren, als de beheerder in een andere
lidstaat al een vergunning heeft voor het beheer van de icbe. Deze leden vragen de
regering hoe wordt gewaarborgd dat icbe’s niet kunnen worden gebruikt voor frauduleuze
praktijken vanuit het buitenland. Hoe is het toezicht geregeld op de kwaliteit van
de vergunningsverlening in andere lidstaten?
Reputatievereiste vvgb-houders
De leden van de CDA-fractie zijn het verder eens met een doorlopend reputatievereiste
voor houders van een verklaring van geen bezwaar voor verwerving of vergroting van
een gekwalificeerde deelneming in een financiële onderneming, ook op het element van
vakbekwaamheid. Zij vragen de regering wat de verwachting is hoe vaak de toezichthouder
doorlopende toetsing zal uitvoeren. Ook vragen zij wat heeft geleid tot instelling
hiervan. Werd gebrek aan vakbekwaamheid geconstateerd?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan toelichten waarom zij deze reputatievereiste
nodig acht.
5 Regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel is voorgelegd aan het Adviescollege
Toetsing Regeldruk. Zijn de onderdelen -buiten de financieringssystematiek van het
toezicht- ook voor advies voorgelegd aan de AFM en DNB?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering nader kan toelichten of deze implementatie
voor meer of minder regeldruk zorgt. Dit lid vraagt daarnaast of de regering nader
kan toelichten of en hoe deze implementatie getoetst is aan de praktijk.
6 Consultatie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de voorstellen ook heeft
laten toetsen door de AFM en DNB. Zo ja, wat waren daarvan de resultaten? Zo nee,
waarom niet?
Rekening met afgescheiden vermogen
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering toe kan lichten hoe de bekostiging
van de reserve uit geïnde dwangsommen en boetes kruissubsidiëring tegengaat.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel XII
Tot slot zien de leden van de CDA-fractie dat de wet op bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip in werking treedt dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
verschillend kan worden vastgesteld. Waarom treedt de wet wanneer aangenomen niet
gewoon in zijn geheel in werking, maar kan dit per onderdeel verschillen? Wanneer
is de regering voornemens de verschillende onderdelen van de wet vast te stellen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.