Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 (Kamerstuk 22343-299)
2021D43560 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021
(Kamerstuk 22 343, nr. 299).
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
SP-fractie
5
GroenLinks-fractie
5
Partij voor de Dieren-fractie
5
ChristenUnie-fractie
9
BBB-fractie
10
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Publicatie Dreigingsbeeld
Milieucriminaliteit 2021 en hebben hierover nog enkele vragen/opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende
bij het schriftelijk overleg over de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021. Deze leden hebben daarbij nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021 en hebben daar een aantal vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 en hebben hier nog een aantal
vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het rapport Dreigingsbeeld
Milieucriminaliteit 2021 en de brief van de Minister daarover en hebben nog enkele
vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021 en heeft nog enkele vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat het rapport zorgvuldige aandacht
en opvolging verdient van de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW). Deze leden lezen ook in het rapport dat de tijd dringt. Zij
vragen de Staatssecretaris of hij kan toelichten hoe de gezamenlijke opvolging tussen
de departementen eruitziet. Worden er voorbereidingen getroffen, gezien de demissionaire
status van het kabinet, zodat de nieuwe bewindslieden gezamenlijk met de aanbevelingen
uit het rapport aan de slag kunnen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het altijd om financieel gewin gaat. Het voldoen
aan de regels kost geld. Aangezien er voor relevante branches veel en vaak gecompliceerde
regels gelden zijn er veel mogelijkheden om dingen na te laten die volgens de regels
hadden gemoeten en zo extra (illegale) inkomsten te genereren. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat ondernemers die zich wel aan de regels houden worden benadeeld,
doordat ze moeilijk kunnen concurreren met collega’s die minder kosten maken omdat
ze zich dus niet aan de regels houden? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de
concurrentiepositie van deze ondernemers te verstevigen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het streven naar een circulaire economie de
komende jaren zal blijven leiden tot discussies over wat afval is en wat een nieuw
product is. Deze leden onderstrepen het belang van circulaire economie. Daarnaast
lezen deze leden dat de verwachting is dat de interpretatie van de wetgeving door
de discussie afval versus grondstof steeds ingewikkelder wordt. Ook lezen zij dat
sommige afvalstromen, zoals zonnepanelen, ontstaan zijn in het kader van vergroening,
maar waarvoor het lastig zal zijn de verschillende afvalstoffen te recyclen. Hoe gaat
de Staatssecretaris ervoor zorgen dat het voor bedrijven aantrekkelijk is en blijft
om te innoveren en te ontwikkelen richting een circulair productieproces, gelet op
de concurrentiepositie en wet- en regelgeving?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de informatiepositie van de opsporings- en handhavingsorganisatie
uitgebreid zou moeten worden. Naar aanleiding van de eerdere rapporten dit jaar is
er aandacht gevraagd hoe het delen van informatie tussen de verschillende omgevingsdiensten
en decentrale overheden kan worden verbeterd. In aanvulling daarop vragen deze leden
hoe het staat met de samenwerking en informatie-uitwisseling op Europees en internationaal
niveau, met het oog op bepaalde vormen van milieucriminaliteit die grensoverschrijdend
zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het tekort aan opsporingscapaciteiten voor milieucriminaliteiten
bij zowel de politie, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) als de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een terugkerend onderwerp is. Dit is een onderwerp
dat al vaker naar voren is gekomen in de rapporten die eerder dit jaar zijn verschenen
over de handhaving en milieucriminaliteit. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
al concrete stappen heeft ondernomen om de capaciteit van onze opsporingsdienst, de
ILT, op te schroeven. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat er voldoende kennis
en expertise aan boord is om op de lange termijn bestand te zijn tegen de dreiging
van milieucriminaliteit?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie constateren dat in de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021 wordt gesteld dat wie zich niet aan de regels houdt minder kosten maakt dan degenen
die dat wel doen en daarmee een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft. Daarnaast
wordt gesteld dat de pakkans klein is en de straffen laag zijn. Vindt de Staatssecretaris
dat het plegen van milieucriminaliteit op dit moment in feite «loont»? Ziet de Staatssecretaris
op dit moment een situatie waarin het lucratief is om milieuwetten te overtreden?
Kan de Staatssecretaris toelichten waarom dit wel of niet de huidige situatie beschrijft?
Hoe kunnen de straffen op het plegen van milieucriminaliteit in lijn met de Richtlijn
inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (Richtlijn 2008/99)
worden gebracht, waarin gesteld wordt dat milieudelicten met afschrikwekkende, evenredige
en doeltreffende sancties strafbaar worden gesteld? Op welke manier werkt de Staatssecretaris
samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) om de strafmaat beter te
laten aansluiten op de veroorzaakte schade en het wederrechtelijk verkregen voordeel?
De leden van de D66-fractie lezen dat het noodzakelijk is om in te zetten op de preventie
van milieucriminaliteit aan de voorkant. Deelt de Staatssecretaris deze mening? In
het rapport wordt gesteld dat de overheid in samenspraak met brancheverenigingen een
verschil zou kunnen maken door middel van sociale controle. Is de Staatssecretaris
bereid om hier invulling aan te geven? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit uitvoeren?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast dat «op sommige terreinen» Europese wetgeving
nodig is om preventie te kunnen realiseren. Welke terreinen zijn dit? Wat voor wetgeving
wordt hiermee bedoeld? Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten tegen milieucriminaliteit
en voor preventie daarvan op Europees niveau? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris
dat doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie constateren dat de publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021 stelt dat door aanscherpingen in de wetgeving omtrent milieu de fraudedruk kan
stijgen doordat niet genoeg geld beschikbaar komt om deze aanscherpingen te kunnen
controleren. Herkent de Staatssecretaris dit beeld? Kan de Staatssecretaris zijn antwoord
toelichten?
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat het tekort aan opsporings- en handhavingscapaciteit
voor milieucriminaliteit problematisch is. Deze leden vragen de Staatssecretaris en
de Minister hoe deze capaciteitsproblemen opgelost gaan worden. Is de Staatssecretaris
bereid om te onderzoeken in hoeverre de huidige organisatie van de opsporings- en
handhavingsketen toereikend is om haar taken adequaat uit te kunnen voeren? Kan de
Staatssecretaris daarbij aangeven of een reorganisatie van de bestaande diensten en
instanties tot de mogelijkheden behoort, onder meer met het oog op een betere informatievoorziening
tussen de verschillende diensten en meer centrale aansturing? Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat in ieder geval op korte termijn 1) de capaciteitsproblemen
bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechterlijke macht opgelost moeten worden,
en 2) de teams van het OM die zich met milieucriminaliteit bezighouden meer gecentraliseerd
moeten worden? Zo ja, hoe verwacht de Staatssecretaris dit te doen?
De leden van de D66-fractie lezen verder dat in totaal negen vormen van milieucriminaliteit
zijn geïdentificeerd. Hierbij wordt gesteld dat het streven naar een circulaire en
duurzame economie zwaar te lijden heeft onder de fraude en gerommel op het gebied
van olie, afval en koelmiddelen. Op welke manier wordt milieucriminaliteit tegengaan
meegenomen in de verdere ontwikkeling van de circulaire economie? Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat het streven naar een circulaire economie van groot belang
is voor de klimaatopgaven en dat ondermijning hiervan ernstige schade kan brengen
aan de klimaatdoelen die we met elkaar hebben gesteld? Zo ja, in hoeverre neemt het
huidige klimaatbeleid bestrijden van milieucriminaliteit mee? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen in de kamerbrief van 14 september jongstleden (Kamerstuk
22 343, nr. 229) dat de Minister van J&V, de Minister van LNV en de Staatssecretaris van IenW de
Kamer in het najaar van 2021 een beleidsreactie op de publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit
2021 zal doen toekomen. Deze leden zien deze beleidsreactie met interesse tegemoet
en vragen de Staatssecretaris wanneer in het najaar deze beleidsreactie verwacht kan
worden.
SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn geschokt over de gebrekkige aanpak van milieucriminaliteit.
Het verbaast hen echter niet. Deze leden maken zich grote zorgen over de gevolgen
voor mens en milieu, evenals de regering, zoals uit de woorden van verschillende debatten
naar voren komt. Deze leden vragen zich echter af wat die woorden betekenen, want
van snelle aanpak is geen sprake. Naast de kosten voor de samenleving van ruim 4 miljard
euro, blijven veel mensen in hun omgeving te maken houden met een onacceptabele schadelijke
uitstoot. Welke oorzaken liggen er volgens de Minister aan ten grondslag dat het opsporen
en vervolgen van milieucriminaliteit tekortschiet? Wat heeft de Minister de afgelopen
maanden concreet gedaan om de pakkans van milieucriminaliteit te vergroten en de straffen
te verhogen? Welke stappen zijn er gezet? Kan in een overzicht worden weergegeven
of en de aanbevelingen uit het dreigingsbeeld zullen worden uitgevoerd?
De leden van de SP-fractie lezen dat het Dreigingsbeeld 2021 aangeeft dat financiële
prikkels en een lage pakkans leiden tot bijvoorbeeld mestfraude. Maar ook op andere
vlakken zijn prikkels voor crimineel gedrag met schade voor mens en milieu aanwezig.
Deze leden vragen zich af hoe wordt ingegrepen en of er bijvoorbeeld bereidheid is
om de perverse financiële prikkels aan te pakken.
De leden van de SP-fractie lezen dat de hoofdofficier van justitie van het Functioneel
Parket stelt dat de bestrijders van milieucriminaliteit voor grote uitdagingen staan
door het grote aantal betrokken partijen en de complexe aard van de regelgeving. Welke
aanpassingen in de wet zijn in voorbereiding om tot een overzichtelijk geheel te komen,
zodat toezicht en handhaving beter uitvoerbaar wordt?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zeer zorgelijk dat er zoveel diverse
vormen van milieucriminaliteit zijn die (potentieel) grote schade aanrichten aan de
bodem, waterkwaliteit, biodiversiteit en de circulaire economie. Het dreigingsbeeld
schetst de complexiteit van deze vorm van criminaliteit, waarbij momenteel de pakkans
klein is en de straffen laag. Het rapport bevestigt daarmee nogmaals de noodzaak om
het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) verder te
versterken, zoals ook bleek uit het rapport van de Commissie Van Aartsen. Helaas worden
belangrijke beslissingen hierover telkens naar voren geschoven. Worden de negen vormen
van milieucriminaliteit, uitgediept in dit rapport, expliciet meegenomen bij de versterking
van het stelsel? Werkt de Staatssecretaris nauw samen met de Minister van J&V en de
Minister van LNV bij het uitwerken van beleidsopties om het stelsel te versterken?
En kunnen we die brief nog voor het kerstreces verwachten?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat het EU Action
Plan against Wildlife trafficking een looptijd heeft tot 2020 en het in de verwachting
ligt dat na de evaluatie een nieuw en aan de actualiteit aangepast actieplan wordt
opgesteld. In het kader van het EU Action Plan Against Wildlife Trafficking moet ook
worden gekeken naar de doeltreffendheid van strafrechtelijke sancties. Kan de Minister
aangeven welke stappen hiertoe zijn ondernomen? Wat zijn de conclusies voor Nederland?
Komt het weleens voor dat (vermoedelijk) illegaal gehouden of verhandelde diersoorten
weer in de handel verdwijnen terwijl de bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhavingsprocedure
nog gaande is? Zo ja, kan de Minister een indicatie geven hoe vaak dit voorkomt en
wat er wordt gedaan om dit te voorkomen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat het toezicht
op milieucriminaliteit versnipperd is en de capaciteit beperkt, niet alleen in kwantitatieve
maar ook in kwalitatieve zin. Ook lezen deze leden dat er niet alleen meer capaciteit
nodig is, maar ook een andere aansturing en meer gebonden slagkracht voor een effectieve
strafrechtelijke aanpak. Onderschrijft de Minister deze constateringen? Zo ja, wat
zijn de plannen van de Minister om de bestuursrechtelijk en strafrechtelijke toezicht-
en handhavingscapaciteiten met betrekking tot wildlife-criminaliteit te versterken,
zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het Ministerie van LNV
op dit moment werkt aan een positieflijst van toegestane huis- en hobbydiersoorten
op basis van een risicobeoordeling door onafhankelijke experts waarbij wordt gekeken
naar dierenwelzijns- en volksgezondheidsrisico’s. Diersoorten die niet op de lijst
staan zijn dan automatisch niet langer toegestaan. Daarmee zal de huidige verscheidenheid
aan wilde diersoorten die legaal verhandeld en gehouden wordt naar alle waarschijnlijkheid
(aanzienlijk) worden ingeperkt. Ziet de Minister de positieflijst als een preventieve
maatregel om milieucriminaliteit aan de voorkant terug te dringen, aangezien het de
legale handel zal indammen, waardoor de mogelijkheden om illegale activiteiten daarmee
te verweven worden ingeperkt? Is hierover contact tussen het Ministerie van J&V en
het Ministerie van LNV? Welke aanvullende mogelijkheden (op de positieflijst) om illegale
handel in dieren terug te dringen zien de Staatssecretaris en Minister?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat het Team
Bestuursrechtelijke Handhaving (BHH) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) verantwoordelijk is voor de bestuursrechtelijke handhaving van CITES-regelgeving
(Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora).
Daarnaast constateren deze leden dat bestuursrechtelijke handhaving tot doel heeft
om een overtreding te beëindigen en de situatie te herstellen, niet om een situatie
te bestraffen. Zo kan de betrokkene in het geval van bestuursrechtelijke handhaving
bijvoorbeeld eerst de gelegenheid krijgen om zelfstandig een onrechtmatige situatie
(zoals bezit van een verboden diersoort) op te heffen, alvorens een bestuursmaatregel
wordt opgelegd. Tegelijkertijd zijn bepaalde overtredingen van de Wet Natuurbescherming,
die ook verplichtingen vanuit de EU CITES-verordeningen omvat, strafbaar op grond
van de Wet Economische Delicten. Ook stelt artikel VIII van het CITES-verdrag1dat lidstaten de handel in en/of het bezit van diersoorten die in strijd zijn met
het CITES-verdrag dienen te bestraffen. Kan de Minister aangeven wat de kaders zijn
waarbinnen wordt besloten om in geval van overtreding van CITES-regelgeving wel of
niet tot strafrechtelijke handhaving over te gaan? Wordt er standaard strafrechtelijk
gehandhaafd of hangt dit per geval af van de individuele omstandigheden? Indien dat
laatste het geval is, op basis van welke feiten of overwegingen wordt besloten om
strafrechtelijk te handhaven bij overtredingen van CITES-regelgeving zoals het houden
of verhandelen van een verboden diersoort? Ziet de Minister – gelet op de constatering
in de Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 dat de pakkans klein is en
de straffen laag en niet afschrikwekkend zijn – noodzaak om deze kaders aan te scherpen
en vaker tot hardere strafrechtelijke vervolging over te gaan?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat uit de publicatie blijkt
dat er een levendige illegale handel is in bedreigde dieren en planten die bestemd
zijn voor de ontwikkeling van traditionele medicijnen. Dit wordt ook onderstreept
door het meest recente Traffic rapport2.
Kan de Minister aangeven hoe Nederland het probleem rondom de illegale handel in wilde
dieren en planten voor traditionele medicijnen aanpakt? Is er voor deze specifieke
illegale handel structurele aandacht? Zo ja, kan de Minister dan aangeven op welke
wijze? Is de Minister bereid om de problematiek rondom traditionele medicijnen op
internationale fora te adresseren? Deze leden constateren daarnaast ook dat uit eerder
genoemd Traffic rapport blijkt dat er binnen de Europese Unie (EU) geen eenduidig
systeem is voor rapportages over inbeslaggenomen medicijnen.3 Is de Minister bereid om zich op EU-niveau in te spannen voor het opzetten van een
eenduidig EU-systeem voor rapportages over inbeslaggenomen medicijnen om zo een reëel
beeld te krijgen van de omvang van deze handel in de EU?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat volgens de
wetgeving van sommige landen elk wildlifeproduct illegaal is wanneer het niet volgens
de wetten van het herkomstland bemachtigd is, maar dat de EU dit soort wetgeving niet
heeft en dat EU-landen, waaronder Nederland, dan als herkomstland worden aangemerkt
voor geveinsde kweek in gevangenschap. Dit wordt gedaan om export mogelijk te maken,
waardoor Nederland in werkelijkheid dus slechts een tussenstop is tussen het land
waar het illegaal bemachtigd is en het daadwerkelijke bestemmingsland. Is de Minister
bereid om zich in EU-verband in te zetten voor een erkenning van de bescherming van
dieren die een beschermde status hebben in het land van herkomst? Is de Minister bereid
zich in EU-verband in te zetten voor een verbod op de handel in dieren die in het
land van herkomst beschermd zijn? Welke maatregelen neemt Nederland zelf om dergelijke
praktijken te voorkomen? Geeft Nederland vergunningen af voor dieren die op deze manier
illegaal de EU zijn binnengekomen? Zo ja, erkent de Minister dat Nederland hiermee
vanuit de overheid illegale handel faciliteert?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in Duitsland de Bundesrat
zeer recent een resolutie4 heeft aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een verbod op soorten die in hun herkomstland
beschermd zijn, maar internationaal niet. Ziet de Minister dit als preventieve maatregel
om milieucriminaliteit aan de voorkant terug te dringen? Is Nederland – ook gelet
op de wens vanuit een andere EU-lidstaat – voornemens zich in te zetten voor een versterking
van EU-wetgeving om soorten die in hun herkomstland beschermd zijn als illegaal te
bestempelen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben signalen gekregen dat de illegale
handel wordt witgewassen middels CITES-vergunningen. Een voorbeeld is de Somalische
doornstaarthagedis die in 2009 de EU binnengekomen is via illegale handel vanuit Mali
naar Zwitserland en vandaar naar Oostenrijk (bron: Cites Trade Database). Er is nooit
een exportvergunning verleend door Somalië, waar het dier vandaan komt. Sinds 2004
is er zelfs een exportverbod. De dieren komen helemaal niet in het wild voor in Mali,
terwijl dit wel op de papieren was gezet. Biologisch zijn ze pas geslachtsrijp na
drie jaar waardoor het dus onmogelijk is om met deze dieren in het eerste jaar te
fokken, terwijl dat wel zo gedocumenteerd is. Is de Minister bekend met de handelsroute
in illegaal verkregen beschermde dieren via Zwitserland? Is de Minister ermee bekend
dat op basis van de door Zwitserland afgegeven uitvoervergunningen, door EU-lidstaten
invoervergunningen worden afgegeven voor deze illegale dieren? Is de Minister ermee
bekend dat ook Nederland van deze witgewassen dieren de legale herkomst bevestigt
door afgifte van bijvoorbeeld uitvoervergunningen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat de illegale
handel in Nederland in EU-breed perspectief moet worden bezien. Tevens lezen deze
leden dat door de open grenzen zowel het verzamelen als de afzet door de hele EU mogelijk
is en dat handelaren in Nederland zowel in de vogelhandel als ook in de terrariumdierenhandel
een belangrijke rol lijken te spelen. Is Nederland – gelet op diens positie als belangrijk
handelsknooppunt binnen de EU, de rol van Nederlandse handelaren binnen de Europese
markt, en het feit dat de voortgangsrapportage5 van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking aangaf dat er ondanks voortgang
nog altijd diverse uitdagingen bestaan – voornemens zich in het herzieningsproces
van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking in te zetten voor een aanscherping
en versterking van dit actieplan? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Is de
Minister bereid om zich in EU-verband in te zetten voor concrete doelstellingen? Erkent
de Minister dat een EU-breed perspectief vereist dat er een verbeterd rapportage-,
monitoring- en evaluatiesysteem met indicatoren moet komen, zodat de effectiviteit
van maatregelen door lidstaten inzichtelijk gemaakt kan worden en periodiek geëvalueerd
kan worden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de publicatie dat er in de
handel van beschermde soorten regelmatig verschil zit tussen de feitelijke soorten
en de soorten die op de officiële documenten vermeld staan. Ook lezen deze leden dat
het onderscheid vaak moeilijk te zien is, dat er daarnaast continu nieuwe soorten
beschreven worden en dat soorten van naam veranderen door nieuwe inzichten in classificatie.
Dit zorgt voor onduidelijkheid. Onderschrijft de Minister deze constateringen? Zo
ja, wat zijn de plannen van de Minister om deze moeilijkheden te adresseren?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast in de publicatie dat
er een verwevenheid is tussen legale en illegale handel. Naast de volledig illegale
handel bestaat, volgens de publicatie, ook het verschijnsel dat legale handelaren,
verzamelaars of dierentuinen zich laten verleiden tot het (ver)kopen van beschermde
soorten. Kan de Minister aangeven wat de kaders zijn waarbinnen dit wordt getoetst?
Bieden de huidige wettelijke kaders voldoende mogelijkheden voor opsporing en handhaving?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen tenslotte in de publicatie dat
het de verwachting is dat de illegale handel van wildlife steeds meer zal verschuiven
naar online handel. Kan de Minister aangeven hoe Nederland uitvoering heeft gegeven
aan de CITES-resolutie Conf. 11.3 (Rev. CoP18)6, met betrekking tot de verschillende punten ten aanzien van wildlife-crime via het
internet (12 a t/m i)? Welke in deze resolutie gevraagde mechanismen zijn op nationaal
niveau ingevoerd, zoals een nationaal contactpunt en een doorlopend nationaal monitoringsprogramma?
Welke punten uit de resolutie moeten nog uitgevoerd worden en hoe gaat de Minister
dat doen? Daarnaast vragen deze leden zich met betrekking tot online handel af of
de Minister bereid is de nodige effectieve technologieën te ontwikkelen en toe te
passen ter opsporing en identificatie. Is de Minister bereid om aanvullend beleid
te maken waarbij verkopers verplicht worden om voldoende bewijslast te leveren bij
een advertentie, zodat aangetoond is dat het dier (of diens product) legaal is? Te
denken valt aan een certificaat van vakbekwaamheid, een recente gezondheidsverklaring
van een dierenarts, informatie over het ouderpaar, vereiste markeringen (zoals pootringen),
een CITES of EU-certificaat of een legaal taxatierapport. En is de Minister bereid
adverteerders te laten betalen voor een advertentie zoals ook geldt voor honden en
katten op Marktplaats?
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zien milieucriminaliteit als een onacceptabele
ondermijning van alle inzet om te zorgen voor een veilig en gezonde leefomgeving voor
mens en natuur. Goed inzicht in het dreigingsbeeld is een onmisbaar fundament voor
een effectieve aanpak. Deze leden zijn dan ook blij met de blijvende aandacht die
er voor milieucriminaliteit is en zien uit naar een plan van aanpak.
Mestfraude
De leden van de ChristenUnie-fractie zien hun zorgen bevestigd in de constatering
dat mestfraude op dit moment een van de belangrijkste vormen van milieucriminaliteit
is. De landbouw kent veel milieuuitdagingen, maar is ook een hardwerkende, innovatieve
sector die keer op keer haar best doet om de doelen te halen. Gebrek aan effectiviteit
van milieumaatregelen door mestfraude ondermijnt het draagvlak bij agrarische ondernemers
en het vertrouwen in de overheid en collega’s. Het rapport laat zien dat financieel
gewin niet altijd het motief is voor fraude, maar ook heel vaak de complexiteit van
de wetgeving. In hoeverre klopt dit voor mestfraude? Heeft de Minister er vertrouwen
in dat vereenvoudiging van de mestwetgeving mestfraude tegen gaat en zo ja, in welke
mate? Deze leden vragen zich ook af in hoeverre «meten» in plaats van «berekenen»
van uitstoot op het boerenerf, met behulp van precisielandbouw, zou kunnen helpen
om mestfraude tegen te gaan. Tot slot vragen deze leden zich af of het nemen van monsters
niet eerlijker kan. Op dit moment is het vrij eenvoudig om een monster op te (laten)
sturen die niet representatief is voor de daadwerkelijke mineralensamenstelling van
de mest.
Drugsafval
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de grote hoeveelheden
drugsafval die gedumpt blijven worden. Deze leden zijn daarom blij met de compensatieregeling
voor grondeigenaren. Deze leden vragen zich af hoeveel geld er tot nu toe publiekelijk
is opgebracht om de gevolgen van deze vorm van criminaliteit ongedaan te maken. Drugsproductie
en handel zorgt voor een ondermijning van de samenleving en de rechtstaat. Deze leden
roepen de Minister op tot harde actie op dit gebied.
Uitstoot
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat een gedeelte van de milieucriminaliteit
ziet op de uitstoot van fijnstof in de lucht. Zoals deze leden al eerder bij het commissiedebat
over de omgevingsdiensten hebben aangegeven, zouden deze leden meten aan de schoorsteen
veel vaker willen zien. Het is bijzonder lastig om de bron van vervuilende, maar gangbare
uitstoot, zoals fijnstof, te herleiden naar de bron. Hoe kijkt de Minister hiernaar
vanuit handhavingsperspectief? En welke stappen worden er gezet om illegale bijstook
in scheepsmotoren tegen te gaan, zeker omdat daar de daadwerkelijke uitstoot voor
een groot gedeelte op zee plaatsvindt?
Vuurwerk
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat vuurwerk een van de grote vormen van
milieucriminaliteit is, welke niet alleen schade berokkent aan het milieu, maar ook
andere gevaren met zich meebrengt, zoals lichamelijk letsel door ontploffingen en
brand. Zou een algeheel verbod op vuurwerk handhaving vergemakkelijken? Op dit moment
is op Oudejaarsavond niet te horen of te zien of vuurwerk illegaal is en hangt handhaving
af van betrappen op handel of opslag.
Internationale Milieucriminaliteit
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich tot slot grote zorgen over de handhaving
van milieufraude in het buitenland, specifiek op het gebied van poly- en perfluoralkylstoffen
(PFAS) vanuit Vlaanderen in de Westerschelde.
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie constateert dat de publicatie aanleiding tot zorg geeft.
Zorg over de mogelijkheden die er zijn om te handhaven maar ook zorg over het feit
dat het vaak zo lonend is om je niet aan de wet te houden. Dit lid benadrukt dan ook
dat de verregaande regeldruk alleen maar uitnodigt tot meer fraude. Bij de totstandkoming
van beleid zou er volgens dit lid nadrukkelijk moeten worden afgewogen in hoeverre
het fraude in de hand werkt. Daarnaast wordt ook vaak het stempel van fraude gedrukt
op administratieve fouten. Dit lid heeft de indruk dat daar in de landbouw ontzettend
veel nadruk op wordt gelegd. Het vereenvoudigen van regels kan daar een enorme verlichting
geven voor zowel ondernemers als handhavers. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over handhaving onder de aankomende Omgevingswet
waarover in het Dreigingsbeeld 2021 nu al wordt gezegd dat deze complexer zal worden.
Herkent de Staatssecretaris zich in dit beeld en hoe gaat de Staatssecretaris proberen
dit te voorkomen?
Het lid van de BBB fractie-constateert dat er veel blinde vlekken zijn waardoor bepaalde
zaken niet op de radar staan. Als het gaat om stikstof wordt er in het Dreigingsbeeld
2021 alleen gesproken over mestfraude. Echter, industriële bedrijven hebben vaak geen
vergunning voor stikstofuitstoot en als het gaat om de uitstootcijfers die geregistreerd
worden via emmissieregistratie.nl dan mogen de bedrijven zelf een uitstootcijfer opgeven.
Er lijkt weinig beweging om dit beter in kaart te krijgen en deze bedrijven ook te
controleren. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en de Kamer informeren over
de stand van zaken?
Het lid van de BBB-fractie constateert ook dat mestfraude een onderwerp is dat maar
in de lucht blijft hangen. De fraude kan niet worden gekwantificeerd maar moet wel
heel groot zijn. Ook deze publicatie laat dit weer zien. Het aantal veroordelingen
voor mestfraude staat niet in verhouding tot de zwaarte die politiek en maatschappelijk
gezien aan dit onderwerp wordt gegeven. Het is dan erg makkelijk om te zeggen dat
het er wel is, maar dat het nu eenmaal fraude is en dus niet inzichtelijk is. Dit
lid is vanuit dat perspectief dan ook voorstander van het real time volgen van mest,
maar benadrukt ook dat mest geen homogeen product is en forfaitaire normen daarom
niet altijd recht doen aan de daadwerkelijke samenstelling van mest. Hierdoor kunnen
ondernemers in de problemen komen, omdat er een verschil is tussen de theorie en de
praktijk. Om mestfraude aan te pakken zou deze theoretische benadering uit de wereld
geholpen moeten worden. Fraude draait altijd om financieel gewin en onder de huidige
systematiek zijn er veel bedrijven die geld kunnen verdienen door geknoei met zogenaamde
verwerkingsovereenkomsten, bijvoorbeeld door het bijmengen van stoffen die niets met
mest te doen hebben. Een verwerkingsovereenkomst wordt nu opgeleverd door partijen
die niet daadwerkelijk verwerken maar bijvoorbeeld alleen transporteren. Dit lid vraagt
zich af in hoeverre naar deze systematiek wordt gekeken als onderdeel van preventie.
Het lid van de BBB-fractie leest in het Dreigingsbeeld 2021 dat intensieve veehouderij
alleen mogelijk is door import van veevoer en dat hierdoor het mestoverschot ontstaat.
Dit lijkt dit lid geen juiste voorstelling van zaken. Juist een zeer groot deel van
het veevoer voor kippen en varkens bestaat uit restanten uit de humane voedingsindustrie
of restanten uit de akkerbouw. Het varken is bijvoorbeeld bij uitstek een kringloopdier
en is nu al zeker voor 75% circulair. Veehouderij is derhalve een wezenlijk onderdeel
van een circulaire economie: zonder veehouderij zou er een nieuwe grote afvalstroom
ontstaan, die van humaan voedsel. Dit lid vraagt hier aandacht voor bij de totstandkoming
van een volgend Dreigingsbeeld en vraagt ook aan de Staatssecretaris om dit mee te
nemen in de totstandkoming van beleid.
Het lid van de BBB-fractie vraagt tenslotte aandacht voor de strafmaat en de mogelijkheid
om opnieuw te beginnen voor een ondernemer die aantoonbaar heeft gefraudeerd. Het
weren van fraudeurs is van groot belang voor de ondernemers die wel van goede wil
zijn. Toch komt het vaak voor dat een ondernemer onder een andere naam opnieuw begint.
Tevens blijkt voor veel grote bedrijven de strafmaat erg laag, hetgeen nauwelijks
een stimulans is om zich een volgende keer wel aan de wet te houden. In een eerder
commissiedebat in september van dit jaar is dit al aan de orde geweest. Welke stappen
zijn er sindsdien gezet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.