Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 11 november 2021
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2428
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 november 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 29 oktober 2021 over de geannoteerde agenda
voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 11 november 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2427), de brief van 16 juni 2021 over het verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 20 mei
2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2393), de brief van 25 juni 2021 over een afschrift brief van de kabinetsinbreng aan de
Europese Commissie ten behoeve van het klachtenmechanisme voor duurzaamheidsbepalingen
in handelsakkoorden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2394), over de brief van 6 juli 2021 over appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument
(Kamerstuk 22 112, nr. 3179) en over de brief van 29 oktober 2021 over het Fiche: Herziening Verordening Stelsel
van Algemene Preferenties (Kamerstuk 22 112, nr. 3237).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 november 2021 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 11 november 2021 zijn
de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Algemeen
2
Hervorming WTO en voorbereidingen MC12
2
EU-VS handelsrelaties
15
Jaarlijks rapport over implementatie en handhaving EU Handelsakkoorden
21
Herziening van bepalingen over handel en duurzame ontwikkeling
26
Lopende onderhandelingen handelsakkoorden
28
Appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument
32
Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties
32
Overig
33
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda.
Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 11 november 2021. Zij hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de RBZ Handel van 11 november gelezen.
De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 11 november 2021.
Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Hervorming WTO en voorbereidingen MC12
De leden van de VVD-fractie steunen de Minister wat betreft een sterke leiderschapsrol
voor de EU in aanloop naar en tijdens de 12e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO, MC12). Ook steunen
de leden van de VVD-fractie van harte de lijn van de Minister dat het voortbestaan
van de WTO essentieel is voor de Nederlandse economie. Het is een positieve ontwikkeling
dat commissievoorzitter Von der Leyen en President Biden zich onlangs gecommitteerd
hebben om samen te werken aan «een betekenisvolle WTO-hervorming om resultaten te
boeken voor werknemers en bedrijven». Hoewel de verwachtingen voor MC12 bescheiden
zijn, moet niet onderschat worden dat ook de kleine stappen die tijdens deze conferentie
kunnen worden gezet wel degelijk grote positieve gevolgen kunnen hebben. En, ondanks
dat het een proces van lange adem zal zijn, wel degelijk van belang zijn voor het
behoud van de relevantie en het functioneren van de WTO en toekomstige hervormingen.
De Minister geeft aan veel waarde te hechten aan het akkoord om schadelijke visserijsubsidies
in te perken. Wat zijn volgens de Minister schadelijke visserijsubsidies?
1. Antwoord van het kabinet:
De WTO-onderhandelingen zijn gericht op het aan banden leggen van visserijsubsidies
die bijdragen aan overbevissing, overcapaciteit en illegale, ongerapporteerde en ongereguleerde
(IUU) visserij, zoals expliciet verankerd in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de
VN (doel 14.6).
Zou een dergelijk akkoord ook gevolgen hebben voor de Nederlandse visserijsector?
2. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de EU in de onderhandelingen is gericht op het verbieden van schadelijke
visserijsubsidies, waarbij de subsidieregels voor overbeviste bestanden en overcapaciteit
gebaseerd zijn op duurzaam visserijbeheer. De EU beschikt over gemeenschappelijk visserijbeleid
met regels gericht op duurzaam visserijbeer. Op de precieze effecten van een WTO-akkoord
over schadelijke visserijsubsidies kan echter niet worden vooruitgelopen, aangezien
de onderhandelingen nog gaande zijn.
En vallen onder deze onder het akkoord vallende subsidies ook belastingvrijstellingen
op brandstof?
3. Antwoord van het kabinet:
De EU zet in op het aan banden leggen van brandstofsubsidies voor visserij op internationale
wateren om tot een ambitieus en succesvol onderhandelingsresultaat te komen. De posities
van WTO-leden over brandstofsubsidies in het kader van de onderhandelingen over visserijsubsidies
lopen uiteen; het is daarom nog onzeker of er voldoende steun is voor dergelijke bepalingen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe hij aankijkt tegen de geluiden
uit de visserijsector dat een einde aan deze vrijstellingen veel ondernemers in de
problemen zou brengen.
4. Antwoord van het kabinet:
De EU-inzet in de WTO-onderhandelingen is gericht op het verbieden van schadelijke
visserijsubsidies. Een akkoord zou van toepassing zijn op alle 164 WTO-leden. Een
dergelijk multilateraal akkoord draagt daarom bij aan een gelijker mondiaal speelveld.
De visserijsector heeft op de lange termijn bovendien veel baat bij het beperken van
subsidies die overbevissing, overcapaciteit en IUU in de hand werken.
De Minister geeft met betrekking tot de MC12 en de WTO aan dat het van belang is ambitieus
te werk te blijven gaan. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de Minister
hieronder verstaat en hoe hij hier invulling aan gaat geven. Het is namelijk de verwachting
dat er een ministeriële verklaring zal worden aangenomen met daarin een politieke
toezegging voor het bereiken van de institutionele hervormingen van de WTO. Deze verklaring
zal dienen ter ondersteuning van de werkzaamheden die zullen worden verricht in aanloop
naar de volgende ministeriële conferentie (MC13) die over twee jaar zal plaatsvinden.
Daarbij is het de inzet van de EU om een werkgroep voor de WTO-hervorming op te richten
om concrete resultaten te bereiken op dit punt. Voor MC13 zal een oplossing voor het
geschillenbeslechtingssysteem van cruciaal belang zijn. Ook wordt verwacht dat de
besluitvorming met consensus, die vaak een verlammende werking heeft, een aandachtspunt
zal zijn voor MC13, simpelweg omdat het niet mogelijk zal zijn om gezamenlijk grote
stappen te zetten met 164 WTO-leden. De leden van de VVD-fractie willen graag van
de Minister weten welke bijdrage hij gaat leveren aan de ministeriële verklaring en
de uitvoering daarvan?
5. Antwoord van het kabinet:
Er bestaat een breed gedeeld gevoel onder de WTO-leden dat betekenisvolle resultaten
op MC12 van vitaal belang zijn voor de WTO, getuige ook de ministeriële verklaring
van de handelsministers van de G20 van 12 oktober jl. Tegelijkertijd bestaan er sterke
inhoudelijke verschillen tussen de WTO-leden. Het kabinet acht het van groot belang
dat de EU leiderschap toont op hervorming van de WTO. Nederland heeft daarom het voorstel
tot een werkgroep voor WTO-hervormingen gesteund in de EU. Ook steunt Nederland de
inzet van de EU op plurilaterale initiatieven, zoals die op e-commerce, om verdere
samenwerking en hervorming binnen de WTO mogelijk te maken. Het kabinet is voorstander
van zo concreet mogelijke passages in de ministeriële verklaring over stappen die
voor WTO-hervormingen richting MC13 gezet moeten worden.
De leden van de D66-fractie lezen met interesse over de inzet voor de WTO ministeriële.
De leden kunnen zich vinden in de positie van het kabinet ten opzichte van de relatie
tussen duurzaamheid en handel. De leden vragen zich af welke rol Nederland voor de
WTO ziet op het gebied van duurzaamheid? Ziet Nederland bijvoorbeeld een normerende
WTO voor zich, die een bepaalde ondergrens aan productiestandaarden bewaakt wereldwijd?
6. Antwoord van het kabinet:
Het is van vitaal belang om duurzaamheid, waaronder afspraken t.a.v. het milieu, te
integreren in de WTO. De WTO kan op verschillende manieren een rol spelen in het bevorderen
van duurzaamheid. Een voorbeeld van hoe de regelgevende functie van de WTO hieraan
kan bijdragen zijn onderhandelingen over subsidies met perverse prikkels voor het
milieu. Wat betreft productiestandaarden kan de WTO een rol spelen in het bevorderen
van het gebruik van gelijkwaardige standaarden, het verschaffen van transparantie
hierover en het zeker stellen van non-discriminatoire toepassing hiervan. Momenteel
laat het kabinet onderzoek doen naar de rol van standaarden t.a.v. milieubescherming
en arbeidsrechten binnen de WTO. Wel is het van belang op te merken dat het primaat
om tot mondiale afspraken over milieubescherming en arbeidsrechten te komen bij andere
multilaterale organisaties ligt.
Welke middelen heeft de WTO om productiestandaarden te beïnvloeden?
7. Antwoord van het kabinet:
De WTO stelt zelf geen productiestandaarden vast. Wel kan de WTO een rol spelen in
het bevorderen van het gebruik van gelijkwaardige standaarden, het verschaffen van
transparantie hierover en het zeker stellen van non-discriminatoire toepassing hiervan.
Momenteel laat het kabinet onderzoek doen naar de rol van standaarden t.a.v. milieubescherming
en arbeidsrechten binnen de WTO. De uitkomsten van dit onderzoek worden in april 2022
verwacht.
Welke duurzaamheidinitiatieven liggen er nu voor binnen de WTO?
8. Antwoord van het kabinet:
Het bereiken van een akkoord over het aan banden leggen van schadelijke visserij subsidies
tijdens MC12 is het meest ambitieuze en concrete initiatief dat momenteel voorligt.
De EU zal daarnaast naar verwachting een drietal plurilaterale verklaringen kunnen
steunen waaruit vervolgacties voortvloeien. Ten eerste wordt gewerkt aan een verklaring
naar aanleiding van de Trade and Environmental Sustainability Structured Discussions (TESSD) die sinds november 2020 plaatsvinden. De EU heeft erop ingezet dat hierin
aandacht is voor o.a. het vergroenen van Aid for Trade, vergroten van transparantie over klimaatmaatregelen en het promoten van handel in
groene goederen en diensten. Daarnaast steunt het kabinet het streven van de EU om
zich aan te sluiten bij een verklaring over het tegengaan van plastic vervuiling en
over het afbouwen en vergroten van transparantie over fossiele brandstofsubsidies.
De leden van de D66-fractie delen de mening dat het voorbestaan van de WTO van essentieel
belang is voor Nederland, en zijn voorts van mening dat hervormingen niet langer uitgesteld
kunnen worden. Zal het kabinet tijdens de ministeriële aandacht vragen voor de nog
steeds niet functionerende beroepsinstantie van de WTO? Waarom heeft de VS nog steeds
geen rechters benoemd hiervoor, ondanks dat de regering-Biden zich actief voor de
WTO heeft uitgesproken? Verwacht het kabinet dat dit tijdens de ministeriële besproken
zal worden, en wat zal dan de inzet van Nederland zijn, zo vragen deze leden.
9. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is van mening dat herstel van het Beroepslichaam van de WTO van groot
belang is voor de WTO. Naar verwachting zal dit onderwerp deel uit maken van de discussies
tijdens de Conferentie. Er is echter geen kant-en-klare oplossing, en er zijn op dit
moment geen lopende onderhandelingen over herstel en hervorming van het geschillenbeslechtingssysteem.
Wel is mede op initiatief van de EU een zogenaamd «Multi-Party interim- Arrangement»
tot stand gekomen waarin een aantal WTO-leden heeft afgesproken onderlinge geschillen
alsnog te onderwerpen aan een bindende geschillenbeslechting met beroepsmogelijkheid.
De bezwaren van de VS tegen het functioneren van het WTO geschillenbeslechtingssysteem
zijn structureel van aard en gaan lang terug. Voor herstel en hervorming van het systeem
zal een oplossing gevonden moeten worden die voor alle 164 WTO-leden acceptabel is.
Nederland en de EU staan open voor fundamentele hervorming van het Beroepslichaam
om zo tegemoet te komen aan de zorgen van de VS en tegelijkertijd het draagvlak te
behouden onder alle WTO-leden. Het karakter van een onafhankelijk, bindend systeem
met een beroepsmogelijkheid dient behouden te blijven.
De leden van de D66-fractie steunen de inzet voor een andere verdeling tussen rechten
en plichten voor ontwikkelingslanden binnen de WTO, en lezen hierin dat dit gaat over
de status van China in de WTO. De leden van de D66-fractie willen er echter wel voor
waken dat door een andere verdeling van de rechten en de plichten niet andere landen,
die een rechtmatige claim doen op ontwikkelingsstatus, geraakt worden. De leden vragen
een verdere toelichting van het kabinet over hoe het kabinet deze herverdeling tussen
rechten en plichten voor zich ziet.
10. Antwoord van het kabinet:
De inzet van het kabinet is dat uitzonderingen voor ontwikkelingslanden binnen de
WTO – zogeheten Special and Differential Treatment - meer gebaseerd worden op daadwerkelijke ontwikkelingsbehoeften van landen. Hierbij
steunt het kabinet de aanpak van de EU om per lopende onderhandeling te kijken naar
de daadwerkelijke ontwikkelingsbehoeften van landen in de desbetreffende sector («needs-based
and evidence-based approach»). Ook steunt het kabinet het uitgangspunt van de EU dat
in ieder geval OESO-leden, hoge inkomenslanden en landen met een groot aandeel in
de wereldexport geen aanspraak op uitzonderingen zouden moeten doen in lopende onderhandelingen.
De leden lezen dat Nederland zich in de Raad in zal zetten voor een constructieve
en proactieve opstelling van de EU op het gebied van Trade & Health. Wat is hiervoor
het krachtenveld binnen de Raad, specifiek als het gaat om intellectueel eigendomsrechten?
11. Antwoord van het kabinet:
Er is binnen de Raad brede steun voor de door de Europese Commissie gedane voorstellen
in het kader van Trade & Health. Ten aanzien van intellectueel eigendomsrechten geldt
daarbij dat sommige lidstaten terughoudender zijn dan andere. Nederland bepleit een
constructieve opstelling waar het gaat om een beperkte waiver t.a.v. intellectueel
eigendomsrechten voor Covid-19 vaccins.
Zal tijdens deze ministeriële ook aandacht zijn voor de TRIPS waiver voor de patenten
op corona vaccins? Als Europa niet instemt met een constructieve en proactieve houding
op dit gebied, is het kabinet dan bereid om in de ministeriële via andere kanalen
dit onderwerp op te brengen? Zal het kabinet in de Raad ook verdere aandacht vragen
voor de Europese beloftes met betrekking tot het doneren van vaccins?
12. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft er, in lijn met de motie van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie in aanloop naar bijeenkomsten van de TRIPS-raad herhaaldelijk
op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel
gericht op Corona vaccins. Op 13 en 14 oktober jl. heeft de meest recente bijeenkomst
plaatsgevonden van de TRIPS-Raad. Hierin werd de discussie over intellectueel eigendom
omtrent Covid-19-vaccins vervolgd, op basis van de voorstellen van India en Zuid-Afrika
enerzijds, en de Europese Unie anderzijds. En marge van de onderhandelingen in de
TRIPS-raad voert de Europese Commissie gesprekken met onder andere Zuid-Afrika ten
aanzien van mogelijke oplossingsrichtingen, waaronder een aangepast waiver-voorstel.
Het kabinet is positief gestemd over deze constructieve besprekingen.
De Europese Commissie heeft aangegeven zich te blijven inzetten om een uitweg te vinden
in de discussie over de rol van het intellectuele eigendom bij het verbeteren van
de toegang tot betaalbare vaccins voor Covid-19. Naar verwachting zal tijdens de RBZ
handel opnieuw worden gesproken over Trade & Health. Het kabinet zal binnen de EU
blijven aandringen op het voeren van proactieve en constructieve onderhandelingen
aan de hand van concrete teksten over zowel het EU-voorstel als een beperkt waiver-voorstel
voor Covid vaccins om zo een uitweg te vinden in deze discussie.
Voor wat betreft het doneren van vaccins geldt dat de EU zich sinds het begin van
de Corona crisis actief heeft ingezet om vaccins wereldwijd beschikbaar te stellen,
met een centrale rol voor multilaterale samenwerking en de WHO. Zo heeft de EU inmiddels
ruim EUR 3 miljard bijgedragen aan COVAX, de vaccinpijler van de Access to COVID-19
Tools Accelerator. Daarnaast streven de Europese lidstaten naar de donatie van (een
belangrijk deel van) het surplus van Europese vaccins aan partnerlanden, bij voorkeur
via COVAX. Inmiddels hebben de EU lidstaten en de Commissie toegezegd om halverwege
2022 500 miljoen doses te hebben gedoneerd aan partnerlanden waarvan idealiter 250
miljoen doses voor het einde van 2021 worden geleverd aan COVAX of partnerlanden.
Het doel van COVAX is om eind 2022 tenminste 70% van de bevolking in 92 lagere en
middeninkomenslanden, die vallen onder de COVAX Advance Market Commitment (AMC) pijler,
gevaccineerd te hebben. Bespreking hiervan is niet voorzien tijdens de RBZ Handel;
dit betreft het terrein van de RBZ Ontwikkelingssamenwerking die op 18 november a.s.
plaatsvindt.
Tot slot wensen de leden van de D66-fractie nogmaals te benadrukken hoe belangrijk
de hervormingen van de WTO zijn. De handel tussen de VS en China onttrekt zich nu
al in grote mate aan WTO-regels. Als de WTO stil blijft staan, zal steeds meer handel
buiten de regels van de WTO omgaan. Dit maakt het steeds moeilijker voor de WTO om
relevant te blijven en om wereldwijd normerend op te treden. Helemaal nu onderwerpen
als duurzaamheid op WTO niveau besproken worden, is het van wezenlijk belang dat de
WTO zo snel mogelijk weer slagkracht krijgt.
De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat de Minister een ambitieuze rol van
de EU verlangt tijdens 12e Ministeriële Conferentie (MC12) van de WTO. Deze leden
vragen de Minister aan te geven wat het Europese speelveld is. Sluiten andere Europese
lidstaten zich bij deze ambitieuze inzet van Nederland aan? Welke landen liggen dwars?
13. Antwoord van het kabinet:
Er is brede steun binnen de Europese Unie voor een ambitieuze inzet van de EU voor
MC12.
Zo stelt de Minister harde eisen aan het overbevissen, maar deze leden vragen de Minister
of bijvoorbeeld de Europese vloot ook de Afrikaanse wateren aan de Afrikanen laat
en er bovendien rekening wordt gehouden met lokale economieën zodat er ook alternatieven
zijn voor vissers.
14. Antwoord van het kabinet:
De EU inzet in de WTO-onderhandelingen over visserijsubsidies houdt rekening met speciale
en gedifferentieerde behandeling voor ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen.
Voor subsidieregels over overbevissing en overcapaciteit werkt de EU aan een compromisvoorstel
met gepaste uitzonderingen voor ontwikkelingslanden en overgangsperiodes voor minst
ontwikkelde landen. De EU beschikt daarnaast over aanvullende instrumenten om economische
ontwikkeling en diversifiëring te stimuleren.
De EU streeft voorts naar het disciplineren en vergroten van transparantie ten aanzien
van partnerschapsakkoorden die toegang geven tot visgronden van derde landen, waaronder
Afrikaanse landen. Het kabinet steunt deze inzet.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen eveneens van harte dat de WTO een op regels
gebaseerd multilateraal handelssysteem vertegenwoordigd welke essentieel is voor het
Nederlandse verdienmodel in het buitenland. Deze leden vragen de Minister welke ontwikkelingen
de VS wat dat betreft heeft doorlopen en of de houding van de VS is aangepast.
15. Antwoord van het kabinet:
De Amerikaanse regering van president Biden heeft aangegeven groot belang te hechten
aan de WTO. Dit werd op 14 oktober jl. onderstreept door United States Trade Representative Katherine Tai. De nieuwe positie van de VS is hierbij inhoudelijk echter nog niet
uitgekristalliseerd. Het kabinet kijkt daarom uit naar verdere voorstellen en engagement vanuit de VS. De VS blijft een essentiële partner voor Nederland en de EU binnen de
WTO.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte aangaande het MC12 of er eveneens gesproken
zal worden over de mondiale grondstoffen schaarste en de huidige energiecrisis.
16. Antwoord van het kabinet:
Naar verwachting zal de huidige situatie op de internationale grondstoffen- en energiemarkten
door verschillende landen worden opgebracht.
Deze leden vragen de Minister wat de WTO en deze MC12 voornemens is te gaan doen aan
het terug in balans brengen van de wereldhandel.
17. Antwoord van het kabinet:
Juist op dit moment is het voorkomen van protectionistische maatregelen door WTO-leden
van belang, om verdere handelsverstoringen te voorkomen. Nederland en de EU blijven
daarom voor MC12 inzetten op behoud en versterking van het op regels gebaseerde multilaterale
handelssysteem – bijvoorbeeld door inzet op een verklaring over Trade & Health, waarin
WTO-leden gemaand worden handelsbarrières op gezondheidsgoederen te minimaliseren.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aansluitend hierop wat de actuele stand
van zaken van het mondiale containervervoer is en wat de prognose daarvan komend half
jaar is. Deze leden vragen de Minister of er hierbij een rol voor de Europese Commissie
is weggelegd.
18. Antwoord van het kabinet:
Er is momenteel sprake van een mondiale verstoring in containertransport. Logistieke
verstoringen als gevolg van de COVID-19 pandemie, de blokkade van het Suezkanaal eerder
dit jaar en een sterke stijging van de wereldwijde vraag zijn belangrijke oorzaken.
Daarbij hebben vertragingen in één deel van de wereld ook impact elders. Door gebrek
aan scheeps- of containercapaciteit of capaciteit op de verkeerde plaats zijn de containertarieven
zeer sterk gestegen.
De verwachting is dat de knelpunten in het mondiale containervervoer nog wel enige
tijd zullen aanhouden, aangezien nieuw bestelde extra scheepscapaciteit pas over twee
tot drie jaar op de markt komt. Er wordt evenwel verwacht dat de sterke stijging van
de vraag op den duur niet zal aanhouden.
De Europese Commissie is zich bewust van de verstoringen, maar geeft zowel in internationale
overleggen alsook in bilateraal contact aan dat zij momenteel geen aanwijzing heeft
dat de markt niet goed werkt of dat er sprake is van inbreuk op de mededingingsregels.
De Europese Commissie heeft aangegeven de situatie nauwgezet te blijven volgen, net
als het kabinet.
De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over de 12e ministeriele
conferentie van de WTO. De Minister geeft aan dat het belangrijk zal worden om de
WTO te hervormen, maar dat er tegelijkertijd geleund zal moeten worden op de WTO vanwege
het grote belang voor Nederland. Dit voelt voor de leden van de SP-fractie als een
tegenstrijdigheid. Welke stappen zijn volgens de Minister het belangrijkste richting
de hervorming van het WTO?
19. Antwoord van het kabinet:
De inzet van het kabinet is gericht op behoud, versterking en hervorming van het multilaterale
handelssysteem. Op korte termijn zijn een spoedig akkoord op het terugdringen van
schadelijke visserijsubsidies en het bevorderen van handel in essentiële medische
goederen (het zogeheten Trade & Health Initiative van de EU en gelijkgezinde landen) van belang. Daarnaast zullen stappen moeten worden
gezet om op de langere termijn te komen tot het verbeteren van het mondiale gelijk
speelveld en het verankeren van duurzaamheid op de agenda van de WTO. In dat verband
zet het kabinet ook in op het maken van nieuwe afspraken over de handel in milieuvriendelijke
goederen en diensten.
De Minister geeft aan zich proactief in te zetten op onder andere eigendomsrechten.
Wat bedoelt de Minister hier precies mee? Wil Nederland eigendomsrechten afbouwen?
Is de Minister juist op bepaalde vlakken voorstander van eigendomsrechten?
20. Antwoord van het kabinet:
Zowel de inspanningen van Nederland als die van de Europese Commissie zijn er op gericht
dat het mondiale stelsel van intellectueel eigendom geen blokkerende maar juist een
faciliterende rol speelt bij het inzetten van de bestaande capaciteit of het creëren
van nieuwe capaciteit voor de productie van Covid-19 vaccins. Het kabinet heeft er,
in lijn met de motie van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie in aanloop naar bijeenkomsten van de TRIPS-raad herhaaldelijk
op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt waar het gaat om een beperkt waiver-voorstel
ten aanzien van intellectueel eigendomsrechten voor Covid-19 vaccins.
Ook geeft de Minister aan te willen praten over de rechten en plichten binnen de WTO,waarin
ook de uitzonderingen die gelden voor ontwikkelingslanden anders moeten worden vormgegeven.
Kan de Minister preciezer zijn in het aangeven wat hier precies mee bedoeld wordt?
Welke oplossing heeft de Minister voor ogen?
21. Antwoord van het kabinet:
De inzet van het kabinet is dat uitzonderingen voor ontwikkelingslanden binnen de
WTO – zogeheten Special and Differential Treatment - meer gebaseerd worden op daadwerkelijke ontwikkelingsbehoeften van landen. Hierbij
steunt het kabinet de aanpak van de EU om per lopende onderhandeling te kijken naar
de daadwerkelijke ontwikkelingsbehoeften van landen in de desbetreffende sector («needs-based
and evidence-based approach»). Ook steunt het kabinet het uitgangspunt van de EU dat
in ieder geval OESO-leden, hoge inkomenslanden en landen met een groot aandeel in
de wereldexport geen aanspraak op uitzonderingen zouden moeten doen in lopende onderhandelingen.
Kan de Minister ingaan op de resolutie van het Europees Parlement over deze WTO hervormingen
en specifiek het punt ten aanzien van de TRIPS-overeenkomst?
22. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is niet bekend met een resolutie van het Europees Parlement die ingaat
op de door de leden van de SP-fractie aangehaalde WTO-hervormingen en de relatie met
de TRIPS-overeenkomst. Ten aanzien van de resolutie van het EP van 10 juni jl. waarin
de TRIPS-overeenkomst genoemd wordt, geldt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport in een eerdere beantwoording van vragen van de leden Hijink en Van Dijk op
deze resolutie is ingegaan. In deze beantwoording is aangegeven dat de inhoud van
de resolutie in lijn is met de inzet van het kabinet. Immers, het kabinet dringt er,
in lijn met de motie van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 21) bij de Europese Commissie op aan dat de EU constructief engageert binnen de WTO
wat betreft voorstellen tot tijdelijke opschorting van patenten op Corona vaccins.
Het Europees Parlement werkt voorts aan een resolutie in het kader van de aankomende
Ministeriële Conferentie van de WTO. De tekst hiervan wordt nog besproken binnen het
Europees Parlement.
Hoe ziet de Minister de houding van de VS als het aankomt op het hervormen van de
WTO?
23. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 15 hierboven.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van
Europa tijdens de WTO-onderhandelingen over de visserijsubsidies. De leden stellen
vast dat Europa, met steun van Nederland, erop aandringt dat sommige maatregelen,
zoals accijnsvrijstellingen, niet als subsidies moeten worden beschouwd. Europa propageert
zelfs (zie ook Verslag Landbouw- en Visserijraad 26-27 mei 2021, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1304) dat belastingvrijstellingen gezien moeten worden als niet-schadelijke steun. De
leden van de Partij voor de Dieren-fractie spreken zich hier sterk tegen uit. Volgens
de leden komt een accijnsvrijstelling neer op een schadelijke en perverse financiële
prikkel om bij te dragen aan de klimaatcrisis en aan het toebrengen van schade aan
het milieu omdat deze het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleert, om meer te
kunnen vissen. Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
stelt dat «fuel tax exemptions» (vrijstellingen op brandstofbelasting) beschouwd moeten
worden als visserijsubsidies. Op basis van welk wetenschappelijk onderzoek rechtvaardigt
de Minister de stelling dat een accijnsvrijstelling geen schadelijke subsidie is voor
het milieu en/of het klimaat?
24. Antwoord van het kabinet:
Nederland is voorstander van een constructieve positie van de EU op dit onderwerp
in de onderhandelingen in de WTO over visserijsubsidies. De EU zet in op het aan banden
leggen van brandstofsubsidies voor visserij op internationale wateren om tot een ambitieus
en succesvol onderhandelingsresultaat te komen.
De Europese Commissie heeft in het kader van het Fit-for-55 pakket een voorstel voor
herziening van de Richtlijn Energiebelastingen gedaan. Daarin wordt voorgesteld om
de richtlijn te verbreden naar intra-EU binnenvaart en zeevaart (inclusief visserij
en waterbouw). Daarmee verplicht de richtlijn over de brandstoffen en elektriciteit
gebruikt in vaartuigen accijns respectievelijk EB te heffen, of kolenbelasting in
het geval kolen worden gebruikt. Daarnaast wordt toegestaan om op scheepvaart van
en naar havens buiten Europa eveneens accijns en EB te heffen. Het kabinet heeft in
zijn BNC fiche aangegeven positief kritisch te staan tegenover dit voorstel omdat
het de beprijzing van uitstoot verbetert maar dat de effecten van dit voorstel in
samenhang met andere voorstellen (verbreding ETS naar zeevaart,
FuelEU Maritime en de AFIR) bezien dient te worden
waardoor stapelingseffecten en bijbehorende kosten voor de sector kunnen ontstaan.
Het onderhandelingsproces over de Fit-for-55 voorstellen is nog in een vroeg stadium
en het is mogelijk dat de voorstellen nog zullen worden aangepast.
Deelt de Minister het inzicht dat iedereen moet betalen voor het gebruik van natuurlijke
grondstoffen, zoals fossiele brandstoffen? Zo nee, waarom niet?
25. Antwoord van het kabinet:
Ja, het kabinet is voorstander van het beter beprijzen van externe milieukosten met
het behoud van het gelijke speelveld. Daarom is het kabinet voorstander van voorstellen
op mondiaal niveau om de energiebelasting, kolenbelasting en accijns sterker te laten
bijdragen aan de aangescherpte klimaatdoelen.
Ook schijnt de inzet van Europa te zijn om subsidies voor fossiele brandstof of visprijsondersteuning
te behouden, zolang er duurzaamheidsprogramma’s zijn voor de instandhouding van visbestanden.
NGO’s bekritiseren de inzet van Europa, omdat het voorstel niet vereist dat de vermeende
«duurzame» effecten ervan worden aangetoond. Het WNF stelt: «het primaire criterium
om de duurzaamheid van een visserij te bepalen, is de toestand van het visbestand
en niet of er maatregelen zijn om de bestanden op een gezond niveau te houden.»1 De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de omvang van het visbestand
niet de juiste maat is. Onderzoek laat zien dat de Total Allowable Catch op basis
van het huidige visbestand bijna twee keer zo hoog is als verantwoord op basis van
wetenschappelijk onderzoek2. Dit komt onder meer omdat de «safe biological limits (veilige biologische grenzen)»,
die de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hanteert, niet
overeenkomen met het voorzorgsprincipe van de Verenigde Naties. Dat ICES hierin zijn
beleid afstemt op Europa, is, zo laat onderzoek zien, waarschijnlijk de belangrijkste
reden voor het falende terugdringen van overbevissing in de noordoostelijke Atlantische
oceaan. Onderschrijft de Minister dat duurzaamheidsprogramma’s zonder bewezen effectiviteit
een vorm van «greenwashing» zijn? Zo nee, waarom niet?
26. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de EU is om subsidieregels te koppelen aan de voorwaarde dat er maatregelen
geïmplementeerd worden die bijdragen aan het herstellen of behouden van het biologisch
duurzaam niveau van visbestanden. De effectiviteit hiervan is niet bij voorbaat aan
te tonen.
Het kabinet is niet van mening dat duurzaamheidsprogramma’s zonder bewezen effectiviteit
per definitie een vorm zijn van «greenwashing». Een WTO-akkoord over het beperken van schadelijke visserijsubsidies zou het eerste
multilaterale handelsakkoord zijn dat direct bijdraagt aan het realiseren van Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. WTO-subsidieregels zijn immers traditioneel
gericht op het disciplineren van subsidies met een handelseffect. Met een dergelijk
akkoord worden subsidieregels voor het eerst aan duurzaam milieubeheer gekoppeld.
Dan is er, zo merken de leden op, de inzet van Europa om brandstofsubsidies voor visserij
in internationale wateren aan banden te leggen. Dit zou voor een gelijker speelveld
zorgen, aldus de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De leden ondersteunen
het aan banden leggen van brandstofsubsidies voor visserij in internationale wateren,
en constateren dat de Nederlandse steun voor accijnsvrijstellingen hiermee in strijd
is. Deelt de Minister het standpunt dat het tegenstrijdig beleid is om op internationale
wateren in te zetten op het aan banden leggen van brandstofsubsidies, terwijl Europa
accijnsvrijstellingen voorstelt? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich tijdens
de Raad Buitenlandse Zaken Handel in te zetten voor het afschaffen van een accijnsvrijstelling
voor visserij om te voorkomen dat de Europese inzet bij de WTO-onderhandelingen ongeloofwaardig
wordt? Zo nee, waarom niet?
27. Antwoord van het kabinet:
De EU zet in op het aan banden leggen van brandstofsubsidies voor visserij op internationale
wateren om tot een ambitieus en succesvol onderhandelingsresultaat te komen in de
onderhandelingen in de WTO over visserijsubsidies. Nederland is voorstander van een
constructieve positie van de EU op dit onderwerp. Het kabinet zal dit tijdens de RBZ
Handel uitdragen.
Het kabinet heeft daarnaast in het in het antwoord op vraag 24 aangehaalde BNC fiche
aangegeven positief kritisch te staan tegenover het voorstel om de Richtlijn Energiebelastingen
te verbreden naar intra-EU binnenvaart en zeevaart. Dit voorstel verbetert de beprijzing
van uitstoot maar daarbij dient ook bezien te worden wat de effecten van dit voorstel
zijn in samenhang met andere voorstellen (verbreding ETS naar zeevaart,
FuelEU Maritime en de AFIR).
Zal de Minister voor de bespreking van de volgende Raad een Verslag aanbieden aan
de Kamer over de EU-inzet voor de MC12, inclusief de uiteenzetting van het huidige
krachtenveld en de voortgang ten aanzien van de verschillende WTO-initiatieven als
gepresenteerd door de Commissie, zo vragen de leden van de Volt-fractie.
28. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de EU voor MC12 zal centraal staan in de volgende RBZ/Handel voorzien
voor 29 november a.s. Uw Kamer zal nog voor deze Raad het verslag ontvangen van de
RBZ Handel van 11 november a.s. en een Geannoteerde Agenda die de inzet schetst voor
de Raad van 29 november a.s.
Wat zijn de verwachtingen van de Minister ten aanzien van de resultaten van de MC12?
Kan de Minister toelichten welke politieke toezeggingen er naar verwachting in de
ministeriële verklaring zullen worden gedaan voor de hervorming van de WTO? Welke
vervolgstappen ziet de Minister voor de hervorming van de WTO en het functioneren
van de geschillenbeslechting? Welke rol kan Nederland hierin spelen?
29. Antwoord van het kabinet:
Naast de ministeriële verklaring zijn er drie mogelijke multilaterale resultaten voor
MC12 die van belang zijn. Ten eerste, een verklaring op gebied van Trade & Health,
waar onder andere bepalingen op exportrestricties en handelsfacilitatie voor gezondheidsgoederen
in opgenomen staan. Ten tweede, het akkoord ter inperking van schadelijke visserijsubsidies.
Ten derde, een verklaring op het gebied van landbouw. Deze resultaten zijn echter
verre van gegarandeerd. Er zal naar verwachting ook een plurilateraal akkoord op Services Domestic Regulation aangenomen worden door de EU, en er zal een drietal plurilaterale verklaringen op
handel en milieu aangenomen worden (zie antwoord op vraag 8 hierboven). Ook zal er
naar verwachting een plurilaterale verklaring op handel en gender worden aangenomen.
Het kabinet acht het van groot belang dat de EU leiderschap toont op de hervorming
van de WTO. Nederland heeft daarom het voorstel tot een werkgroep voor WTO-hervormingen
gesteund in de EU. Ook steunt Nederland de inzet van de EU op plurilaterale initiatieven,
zoals die op e-commerce, om verdere samenwerking en hervorming binnen de WTO mogelijk te maken. Het kabinet
is voorstander van zo concreet mogelijke passages in de ministeriële verklaring over
te nemen stappen voor WTO-hervormingen richting MC13. Het is nog niet te zeggen welke
toezeggingen over WTO-hervormingen uiteindelijk opgenomen zullen worden in de ministeriële
verklaring; de verklaring bevindt zich nog in het onderhandelingsproces.
Kan de Minister ingaan op het krachtenveld binnen de WTO ten aanzien van de hervorming?
Hoe beoordeelt de Minister de houding van de VS als het gaat om de hervorming van
de WTO en het blokkeren van de benoeming van rechters voor het geschillenbeslechtingssysteem?
30. Antwoord van het kabinet:
Er bestaat een breed gedeeld gevoel onder de leden dat betekenisvolle resultaten op
MC12 van vitaal belang zijn voor de WTO, getuige ook de ministeriële verklaring van
de handelsministers van de G20 van 12 oktober jl. Tegelijkertijd bestaan er sterke
inhoudelijke verschillen tussen de WTO-leden.
De nieuwe Amerikaanse regering heeft aangegeven groot belang te hechten aan de WTO.
Dit werd op 14 oktober jl. onderstreept door United States Trade Representative Katherine Tai. De nieuwe positie van de VS wat betreft WTO-hervormingen is inhoudelijk
echter nog niet uitgekristalliseerd. Het kabinet kijkt daarom uit naar verdere voorstellen
en engagement vanuit de VS. De VS blijft een essentiële partner voor Nederland en
de EU binnen de WTO.
De bezwaren van de VS tegen het functioneren van het geschillenbeslechtingssysteem
zijn structureel van aard en gaan lang terug. Voor herstel en hervorming van het systeem
zal een oplossing gevonden moeten worden die voor alle 164 WTO-leden acceptabel is.
Nederland en de EU staan open voor hervorming van het Beroepslichaam om zo tegemoet
te komen aan de zorgen van de VS en andere WTO-leden. Het karakter van een onafhankelijk,
bindend systeem met een beroepsmogelijkheid dient behouden te blijven.
Met betrekking tot overbevissing geeft de Minister aan dat Nederland/de EU proactief
voorstellen zou moeten doen en als eerste concessies zou moeten durven te maken. De
Directeur-Generaal van de WTO Ngozi Okonjo-Iweala heeft meermaals aangegeven dat concessies
op overbevissing tot een akkoord zouden kunnen leiden als de EU-lidstaten bereid zouden
zijn tot concessies rondom landbouwsubsidies. Hoe staat de Minister hier tegenover?
Is Nederland bereid concessies te doen rondom landbouwsubsidies?
31. Antwoord van het kabinet:
Met betrekking tot landbouw speelt een groot aantal onderwerpen, waarbij WTO-leden
allemaal hun eigen wensen hebben. Het is hierbij nog niet duidelijk hoe een mogelijk
compromis er uit zal zien. In algemene zin is Nederland voorstander van een constructieve
opstelling van de EU binnen de WTO. Nederland is daarnaast voorstander van verdere
beteugeling van handel verstorende binnenlandse landbouwsteun binnen de WTO. Nederland
wil tevens aandacht voor transparante procesafspraken over binnenlandse landbouwsteun
met aandacht voor de EU-prioriteiten bij het verduurzamen van de landbouw, zoals de
Green Deal en de Boer-tot-Bord-strategie. Doel hierbij is het komen tot mondiale afspraken
tot beperking van handel-verstorende steun in de landbouwsector, voor een gelijker
speelveld op de internationale markt.
Wat is de verwachting van de Minister met betrekking tot de discussie rondom een TRIPS
waiver? Zal Nederland een TRIPS waiver steunen of steunt Nederland alleen de discussie
rondom een TRIPS waiver?
32. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft er, in lijn met de motie van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie in aanloop naar bijeenkomsten van de TRIPS-raad herhaaldelijk
op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op Corona vaccins. Zoals aangegeven in reactie op vraag 12 hierboven
is het kabinet positief gestemd over de gesprekken die de Europese Commissie met onder
andere Zuid-Afrika voert ten aanzien van mogelijke oplossingsrichtingen, waaronder
een aangepast waiver-voorstel.
Wat zijn de verwachtingen van de Minister met betrekking tot afspraken voor een mondiaal
speelveld, specifiek met betrekking tot industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven
en uitzonderingen voor ontwikkelingslanden? Op welke gebieden verwacht de Minister
dat de EU concessies zal moeten doen om hier voortgang op te maken?
33. Antwoord van het kabinet:
Nederland hecht grote waarde aan het maken van afspraken in de WTO voor een mondiaal
gelijk speelveld. Het is tot nu toe echter lastig gebleken voor de EU om hier steun
voor te vinden. Een probleem hierbij is dat een multilateraal akkoord de steun van
alle 164 WTO-leden zou moeten krijgen – waaronder van juist die leden die op grote
schaal hun industrie subsidiëren. Een alternatief zou het sluiten van een plurilateraal
akkoord zijn. Een plurilateraal akkoord zou echter alleen bindend zijn voor WTO-leden
die zich hier vrijwillig bij aansluiten. Het is niet zeker dat de deelname van grote
subsidiërende landen als China verzekerd kan worden door concessies door de EU.
De situatie wat betreft uitzonderingen voor ontwikkelingslanden (Special & Differential Treatment) is anders: deze uitzonderingen worden per akkoord bepaald, en eventuele concessies
verschillen dus ook per onderhandeling.
EU-VS handelsrelaties
De leden van de VVD-fractie juichen, net als de Minister, de positieve ontwikkeling
tussen de EU en de Verenigde Staten met betrekking tot de handelsrelatie toe. Volgens
Eurocommissaris Dombrovskis is het handelsconflict «gepauzeerd». Wat is de definitie
van «gepauzeerd»?
34. Antwoord van het kabinet:
De Commissaris voor Handel, de heer Dombrovskis, refereert er in de door de leden
van de VVD-fractie aangehaalde uitspraak aan dat de maatregelen in het handelsconflict
over staal en aluminium zijn opgeschort maar niet opgeheven. Zo maakt de VS geen einde
aan de sectie 232 tarieven op de import van EU staal en aluminium, maar zal EU import
tot een bepaald volume tarief-vrij zijn. De EU zal de rebalancerende tarieven die
in 2018 werden ingesteld op Amerikaanse producten opschorten. Beide kanten zullen
hun staal en aluminium gerelateerde WTO-geschillenbeslechting opschorten.
Beide handelsblokken willen samenwerken om wereldwijd duurzame productie van staal
en aluminium te bevorderen. Wat is de definitie van bevorderen?
35. Antwoord van het kabinet:
De doelstelling is dat de productie van staal en aluminium minder koolstof-uitstoot
veroorzaakt. Welke maatregelen daartoe in gezamenlijk overleg genomen kunnen worden,
is nog niet bekend.
In welk tijdspad gaat de verduurzaming – in de EU, de VS en daarbuiten – van de productie
van staal en aluminium gerealiseerd worden?
36. Antwoord van het kabinet:
Hierover zijn in dit stadium geen concrete afspraken gemaakt tussen de EU en de VS.
Daarnaast blijven de oorspronkelijke heffingen nog steeds van kracht. De leden van
de VVD-fractie willen graag van de Minister weten wanneer de heffingen, die door president
Trump zijn ingesteld, definitief niet meer van toepassing zijn?
37. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 34, heeft de VS een tarief-vrije ruimte
gecreëerd voor de invoer van EU staal en aluminium. Import boven de historische invoervolumes
uit de periode 2015 – 2017 zullen nog geraakt worden door de sectie 232 heffingen.
Deze heffingen zijn gebaseerd op de Amerikaanse Trade Expansion Act uit 1962; er zijn geen signalen dat de VS deze op korte termijn willen intrekken.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat de handelsbetrekkingen tussen
de VS en de EU verbeteren, en spreken hun waardering uit voor de (gedeeltelijke) opheffingen
van de handelsrestricties van beide partijen. Hoe oordeelt dit kabinet over de tot
stand gekomen afspraken tussen de VS en de EU over het tegengaan van de overproductie
van staal en de vergroening van de staalproductie?
38. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet vindt het van belang dat de EU en de VS het staal en aluminium handelsconflict
oplossen. Daarom verwelkomt het kabinet in beginsel de op 31 oktober jl. gemaakte
afspraken. De afspraken laten zien dat de twee belangrijkste markteconomieën ter wereld
hun bilaterale handelsconflicten kunnen de-escaleren. Ook onderschrijft het kabinet
de doelstellingen van het tegengaan van overcapaciteit en de vergroening van staalproductie.
Het kabinet zal een definitieve positie over de afspraken innemen als de precieze
uitwerking door zowel VS als EU bekend is.
De leden lezen ook met interesse over de Trade and Technology Council (TTC), en vragen zich af of het kabinet toe kan lichten wat zij verwacht hiervan.
Welke concrete resultaten verwacht het kabinet dat er uit dit nieuwe overlegorgaan
zullen komen?
39. Antwoord van het kabinet:
De EU-US Trade and Technology Council (TTC) is een platform voor trans-Atlantisch overleg dat samenwerking op het gebied
van handel en technologie verder kan aanjagen of intensiveren op basis van gedeelde
normen en waarden. De TTC heeft geen eigen besluitvormende bevoegdheden. De toegevoegde
waarde van de TTC zit primair in het faciliteren van regelmatige gesprekken tussen
de EU en de VS over handel en technologie, op ambtelijk en politiek niveau. Hierdoor
kan het wederzijdse vertrouwen worden versterkt en kan het gezamenlijke mondiale economische
en technologische leiderschap ook voor de toekomst worden veiliggesteld. Het kabinet
hoopt dat de TTC daarin slaagt en bij zal dragen aan verdere verbetering van de EU-VS
samenwerking.
Verwacht het kabinet dat de vernieuwde positieve handelsrelatie met de VS op termijn
ook zal leiden tot nieuwe vrijhandelsverdragen tussen de VS en de EU, bijvoorbeeld
op het gebied van technologie?
40. Antwoord van het kabinet:
Zoals ook is aangegeven in de voortgangsrapportage handelsakkoorden bij de geannoteerde
agenda heeft de Europese Commissie sinds 2019 een mandaat van de Raad voor onderhandelingen
met de Verenigde Staten over een handelsakkoord beperkt tot tariefverlaging voor industriële
goederen, inclusief visserij. Er is op dit moment geen sprake van actieve onderhandelingen
hierover. In 2019 is eveneens door de Raad vastgesteld dat het onderhandelingsmandaat
voor het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) als verouderd en niet
meer relevant beschouwd moet worden.
Hoe rijmt de hernieuwde relatie met de VS op het gebied van technologie zich met de
wens van de EU om zoveel mogelijk zelfredzaam te zijn als het gaat om bijvoorbeeld
de productie van semi-conductors?
41. Antwoord van het kabinet:
Nederland hecht ook in het kader van open strategische autonomie aan samenwerking,
ook als het gaat om de productie van semiconductors. Verbeterde samenwerking met gelijkgezinde
partners, waaronder de VS, is noodzakelijk om te zorgen dat de EU huidige en toekomstige
internationale uitdagingen aan kan gaan. Daarbij moet de EU het multilaterale op-regels-gebaseerde
systeem bevorderen, onze waarden uitdragen en onze rechten verdedigen. Een sterke
trans-Atlantische band is daarbij van groot belang.
Hoe verhoudt de TTC zich tot nationale parlementen en andere Europese instanties?
Kunnen lidstaten of nationale parlementen ook onderwerpen aandragen voor de TTC om
te bespreken, of zal de TTC akkoorden sluiten en die ter goedkeuring aan de VS en
EU voorleggen?
42. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de Europese Commissie in de TTC wordt met de lidstaten besproken. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 39 heeft de TTC geen besluitvormende bevoegdheden.
Voor de implementatie van eventuele toekomstige afspraken zullen zowel in de EU als
in de VS de reguliere procedures worden gevolgd.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om het bericht uit de media toe te
lichten dat de VS en de EU het eens zijn geworden over de importrestricties op staal
en aluminium welke door de regering-Trump waren opgelegd aan de EU. Deze leden vragen
wat de afspraak inhoudt. Heeft de EU eveneens restricties opgeheven?
43. Antwoord van het kabinet:
De afspraak heeft vier hoofdelementen. De VS heft geen tarieven op import van EU staal
en aluminium tot een bepaald volume (een tarief-vrije ruimte) gebaseerd op historische
handelsvolumes in de periode 2015–2017. De EU schort de rebalancerende tarieven uit
2018 op. De EU en de VS zullen hun staal en aluminium gerelateerde WTO-geschillenbeslechting
opschorten. En de EU en VS richten samen het Global Arrangement on Sustainable Steel and Aluminium op waarin gewerkt wordt aan de mondiale reductie van koolstofuitstoot in de productie
van staal.
Deze leden vragen of de eerste EU-VS Trade and Technology Council op 29 september bij heeft gedragen aan deze deal. Deze leden vragen de Minister bovendien
of deze TTC als een voorzichtige voorzetting van de gestrande TTIP-onderhandelingen
kunnen worden gezien.
44. Antwoord van het kabinet:
De staal/aluminium afspraken en de TTC zijn gescheiden sporen, maar zijn beide wel
illustratief voor de inzet van zowel EU- als VS-zijde om de trans-Atlantische handelsrelatie
te verbeteren en versterken. De TTC is niet te karakteriseren als een voortzetting
van TTIP. TTC is een overlegplatform om discussies over handel en technologie aan
te jagen of te intensiveren en betreft dus geen verdragsonderhandeling. De onderhandelingen
over TTIP zijn in 2016 stil gelegd en het onderhandelingsmandaat dat de Raad had verleend
aan de Europese Commissie is door de Raad als «achterhaald» bestempeld.
Ook de handel tussen de VS en de EU voornamelijk op het gebied van technologie en
handel worden besproken, zo constateren de leden van de SP-fractie. De Minister geeft
aan dat de vorige bijeenkomst, de aftrap, in Pittsburgh heel erg veelbelovend was.
Kan de Minister uitleggen wat er veelbelovend was aan de eerste resultaten? Wat vindt
de Minister van deze onderhandelingen in het licht van de recent gegroeide spanningen
zoals onder andere het AUKUS-pact? Vindt de Minister dat deze zaken echt los van elkaar
kunnen worden gezien?
45. Antwoord van het kabinet:
In Pittsburgh is op politiek niveau afgesproken dat de EU en de VS de samenwerking
op een aantal belangrijke onderwerpen gaan intensiveren. Het gaat om halfgeleider
waardeketens, kunstmatige intelligentie, uitdagingen voor het internationale handelssysteem,
exportcontrole, en investeringsscreening [rectificatie: in de geannoteerde agenda
stond per abuis investeringsbescherming in plaats van investeringsscreening]. Ook
is er een weg voorwaarts geïdentificeerd voor verdere samenwerking op deze terreinen.
Hoewel er nog veel details moeten worden uitgewerkt, mag het als veelbelovend worden
gezien dat de EU en de VS op deze belangrijke onderwerpen de toekomstige samenwerking
willen versterken.
AUKUS staat inhoudelijk geheel los van de TTC. Voor een appreciatie van het kabinet
van AUKUS verwijs ik u naar de Kamerbrief van 25 oktober 2021 (Kamerstuk 35 925 V, nr 8).
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de overeenkomst
tussen de VS en de EU over de importheffingen die sinds 2018 zijn ingevoerd als onderdeel
van een handelsconflict. Kan de Minister uiteenzetten welke tarifaire en non-tarifaire
afspraken er precies zijn gemaakt, ook daar waar het andere sectoren betreft dan de
staal- en aluminiumsector? Welke versoepelingen heeft Europa toegezegd als onderdeel
van de deal? Wat zal de inzet van Europa zijn bij de uitwerking van de details van
de deal, dat naar schatting tot 2024 in beslag zal nemen? Weten we al iets over wat
de inzet van de VS zal zijn tijdens verdere onderhandelingen?
46. Antwoord van het kabinet:
In het antwoord op vraag 43 zijn de hoofdelementen van de afspraak uiteen gezet. Het
is de inzet van de EU om de koolstofuitstoot van de staal en aluminium industrie te
verlagen en om de problemen gerelateerd aan wereldwijde overcapaciteit aan te pakken.
De VS onderschrijft dezelfde doelstellingen. Hoe die doelstellingen precies terugkomen
in de inzet en de verdere uitwerking van de afspraken, is nu nog niet duidelijk.
Wat is het oordeel van de Minister over de uitkomsten van de EU-VS Trade and Technology
Council, zo vragen de leden van de Volt-fractie. Wat zijn de verwachtingen over de
politieke richting en geopolitieke impact van de TTC volgens de Minister?
47. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 45 was de bijeenkomst in Pittsburgh veelbelovend.
Het kabinet is dan ook positief over de uitkomsten van deze eerste TTC bijeenkomst.
Het lijkt dat de TTC een belangrijk platform kan worden om onze samenwerking te versterken
en een leidende positie in de wereld te behouden op het terrein van technologie.
De conclusies van de eerste TTC meeting stellen dat de samenwerking bedoeld is om
een aanzet te geven voor multilaterale samenwerking, bijvoorbeeld in het kader van
de Wereldhandelsorganisatie. Hoe wordt ervoor gezorgd dat andere landen zoveel mogelijk
betrokken worden in deze kadering, zodat het daadwerkelijk een multilateraal akkoord
wordt?
48. Antwoord van het kabinet:
Het doel van de TTC is om trans-Atlantische samenwerking te verbeteren op basis van
gemeenschappelijke waarden. Als EU en VS overeenstemming bereiken over bepaalde uitgangspunten,
kunnen zij op basis hiervan ook effectiever engageren met derde landen, o.a. in multilateraal
verband. Het is in die zin de bedoeling dat de TTC niet alleen trans-Atlantische samenwerking
op zichzelf versterkt, maar ook de invloed van de EU en de VS gezamenlijk in multilaterale
gremia vergroot.
De resultaten van de meeting wijzen op een groeiende protectionistische trend, bijvoorbeeld
door extra screenings van investeringen en export controles. Wat is het oordeel van
de Minister over deze maatregelen?
49. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is het niet eens met de stelling dat de genoemde instrumenten wijzen op
een protectionistische trend. Investeringsscreening en exportcontrole zijn instrumenten
om bijvoorbeeld nationale veiligheid te beschermen of mensenrechtenschendingen tegen
te gaan. Het gebruik van de instrumenten moet voldoen aan bepaalde criteria, zoals
proportionaliteit. Ze dienen derhalve geen mercantilistische of protectionistische
doelen maar beogen bepaalde publieke belangen te borgen.
Hoe verhoudt de aangekondigde EU-VS samenwerking voor de productie van semi-conductors
zich tot de EU Chips Act en de wens van de EU om Europees autonoom semi-conductors
te produceren?
50. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 41, is trans-Atlantische samenwerking van
groot belang in ons streven naar open strategische autonomie. Zo ook als het gaat
om productie van halfgeleiders. Voor een sterk Europees halfgeleider ecosysteem, waar
ook de voorgestelde EU Chips Act zich op richt, is het voor Europa noodzakelijk om
onze inspanningen t.a.v. robuuste waardeketen te versterken, niet om de sterke punten
van partnerlanden, zoals de VS, te doubleren. Zie ook het non-paper «Preliminary Netherlands»
input for proposed European Chips Act»3.
Het is niet de inzet van Nederland dat de EU volledig autonoom halfgeleiders gaat
produceren. De waardeketens van halfgeleiders zijn zeer complex en internationaal.
In een aantal stappen van de waardeketen zijn Europese bedrijven leidend. In andere
stappen is dat in mindere mate het geval.
Welke uitdagingen voorziet de Minister in het opstellen van een gedeeld kader voor
kunstmatige intelligentie tussen de VS en de EU?
51. Antwoord van het kabinet:
De EU en de VS delen een visie op betrouwbare, mensgerichte artificial intelligence (AI), gebaseerd op democratische waarden en mensenrechten. Beide hebben zich gecommitteerd
om toonaangevend te zijn in het stimuleren van dit soort AI. AI heeft de potentie
om bij te dragen aan het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen onze burgers,
maatschappijen en economie voordelen te brengen. Echter, op een onjuiste manier ontwikkelen
en/of toepassen van AI kan ook risico’s met zich meebrengen en de EU en de VS delen
de mening dat beleid en regelgeving deze risico’s dienen te adresseren. Zowel de EU
als de VS ontwikkelen eigen risicogericht beleid en kaders op AI. Daarin zal ook de
uitdaging liggen, omdat er verschillen in de opvatting bestaan hoe AI-beleid precies
invulling krijgt en welke manieren het meest effectief zijn. De TTC biedt een forum
om elkaars aanpak te begrijpen en gezamenlijk te blijven optrekken op het gebied van
evaluatie, onderzoek en ontwikkeling van AI.
Wat moeten volgens de Minister de vervolgstappen zijn in aanloop naar de volgende
TTC, die naar verwachting in het voorjaar van 2022 georganiseerd zal worden? Wat zijn
de Nederlandse prioriteiten voor de TTC?
52. Antwoord van het kabinet:
Na de bijeenkomst in Pittsburgh zullen werkgroepen worden ingesteld om de details
van de samenwerking verder uit te werken in werkprogramma’s over tien verschillende
onderwerpen. De eerste logische vervolgstap is dat de werkgroepen hun programma’s
concretiseren. Nederland ziet de toegevoegde waarde van de TTC in het bijzonder op
de volgende werkgroepen: technologische standaarden, waardeketens, veiligheid van
ICT, data governance, export controle, en internationale handelsuitdagingen.
Hoe worden de werkgroepen rondom technologische standaarden georganiseerd? Hoe zijn
daarin lidstaten, maatschappelijk middenveld, het Europees Parlement en andere stakeholders
vertegenwoordigd?
53. Antwoord van het kabinet:
Het is aan de twee co-voorzitters van elke welkgroep (een voorzitter van de Commissie
namens de EU en een voorzitter van de VS) om de werkgroepen te organiseren. Voor de
werkgroep op technologische standaarden is nog geen formele aanzet ontvangen.
De Commissie dient de inzet in alle TTC gremia af te stemmen met de lidstaten. Ook
legt de Commissie verantwoording af aan het Europees Parlement. Zowel aan EU als aan
VS zijde bestaat daarnaast de intentie om relevante stakeholders goed te betrekken.
Wat zijn de verwachtingen van de Minister voor de beslechting van het staal- en aluminiumconflict?
Wat zijn hiervan de geopolitieke implicaties voor de relatie tussen de EU en de VS?
54. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 38.
Jaarlijks rapport over implementatie en handhaving EU Handelsakkoorden
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben voorts een aantal vragen en opmerkingen
over het jaarlijkse rapport over implementatie en handhaving van EU handelsakkoorden.
De leden merken op dat van de 462 actieve handels- en investeringsbarrières die door
de Commissie zijn geïdentificeerd, er 109 over sanitaire- en fytosanitaire maatregelen
gaan, jargon voor kwaliteit en veiligheid van producten, voornamelijk voedselveiligheid.
Dit betreft 24% van het totale aantal geïdentificeerde handelsbelemmeringen. De helft
van alle handelsbarrières die in 2020 zijn opgelost lagen ook op dit gebied. In andere
woorden: de Europese Commissie maakt zich middels handelsakkoorden sterk voor het
verlagen van de voedselkwaliteitstandaarden in landen elders, ten behoeve van het
vergroten van de Europese export. Is de Minister het met de leden eens dat dit onacceptabel
is? Kan de Minister uiteenzetten wat voor handelsbelemmeringen op het gebied van sanitaire-
en fytosanitaire maatregelen in het afgelopen jaar zijn «opgelost»? Is de Minister
bereid om hier tijdens de RBZ van 11 november een punt van te maken?
55. Antwoord van het kabinet:
Antwoord:
Het rapport van de Europese Commissie geeft inderdaad aan, op basis van de handels-en
investeringsbelemmeringen opgenomen in de Access2Markets databank, dat 109 belemmeringen
betrekking hebben op sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS). Het gaat dan om
zaken als het niet nakomen van afspraken over pre-listing procedures, hetgeen extra hindernissen opwerpt voor bedrijven die zich willen registreren
in het bestemmingsland, of de weigering van derde landen om zich te houden aan het
zogenaamde regionaliseringsprincipe, hetgeen betekent dat in geval van een uitbraak
van een dierziekte ook exporteurs in EU-lidstaten of regio’s waar geen uitbraken zijn
de handel evenmin kunnen continueren.
Er is geen sprake van (een inzet op) het verlagen van voedselveiligheidsstandaarden
in derde landen. Producten moeten voldoen aan de eisen van het importland op het gebied
van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering. Dit is gebaseerd
op multilaterale afspraken in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over SPS (Sanitary
and Phytosanitary measures).
Voorts staat in het rapport beschreven wat de resultaten van het Single Entry Point
(SEP) zijn in het eerste jaar van zijn bestaan. Dit klachtenmechanisme moet onder
andere de duurzaamheidsbezwaren tegen CETA weghalen, maar het rapport bevestigd waar
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie al vanaf het begin voor waarschuwen:
een klachtenmechanisme is geen alternatief voor bindende afspraken over het beschermen
van klimaat en het milieu en een handelsverdrag kan dit soort afspraken alleen maar
tegenwerken. Zo komt uit het rapport naar voren dat van de 17 formeel ingediende klachten
die in 2020 zijn ingediend via het SEP, geen enkele klacht over duurzame ontwikkeling
ging. Daarnaast werd er door de Minister in antwoorden op de vragen van het lid Teunissen
(Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3890) bevestigd dat er tot op heden met 90 individuen of organisaties vooroverleg is gevoerd
over klachten die mogelijk zullen worden ingediend, waarvan er slechts één betrekking
had op duurzaamheid. Alle overige ingediende en nog niet ingediende klachten zijn
gericht op het wegnemen van handelsbelemmeringen voor Europese bedrijven. Kan de Minister
hierop reflecteren?
56. Antwoord van het kabinet:
Allereerst moet worden opgemerkt dat CETA en de hierin opgenomen afspraken over handel
en duurzame ontwikkeling juridisch bindend zijn. Het klachtenmechanisme verandert
niets aan de inhoud van CETA en de afspraken die de EU en Canada overeen zijn gekomen.
Wel kan het klachtenmechanisme de naleving verbeteren van afspraken over onder andere
handel en duurzame ontwikkeling in bestaande handelsakkoorden, zoals CETA.
Het Single Entry Point is sinds november 2020 toegankelijk voor klachten. Het feit
dat tot nu toe enkel klachten over handelsbelemmeringen zijn ingediend zegt niet automatisch
iets over de toegankelijkheid van het mechanisme voor andere soorten klachten. Het
mechanisme is op dezelfde manier toegankelijk voor klachten over handelsbelemmeringen
als voor klachten over duurzaamheid. De Commissie reageert op alle klachten. Het is
mogelijk dat het SEP beter bekend is bij bedrijven voor het melden van handelsbelemmeringen,
omdat een klachtenmechanisme voor handelsbelemmeringen voorheen al in een andere vorm
bestond. De Commissie zet via verschillende kanalen in op het vergroten van naamsbekendheid
van het mechanisme. Het is uiteindelijk aan individuele organisaties om de stap te
ondernemen tot het indienen van een klacht.
Een voorbeeld dat in het rapport wordt genoemd is Egypte, dat een tijdelijke importstop
had ingevoerd op keramische tegels. Europese bedrijven hebben naar aanleiding hiervan
een melding gemaakt middels het klachtenmechanisme, waardoor de importstop na 3 maanden
niet werd verlengd. Wat het rapport hier niet bij vermeld is dat de importstop door
de Egyptische autoriteiten werd ingevoerd om de binnenlandse industrie te beschermen
tegen de economische gevolgen van het coronavirus. Wat vindt de Minister ervan dat
een klachtenmechanisme dat werd opgezet onder het voorwendsel dat het duurzaamheid
zou bevorderen, in de praktijk bijna exclusief wordt ingezet om handelsbelemmeringen
voor bedrijven weg te nemen? Vindt de Minister het ook tekenend dat uiteraard dit
voorbeeld in het rapport gedeeld wordt, zonder daar het hele verhaal bij te vertellen?
Deelt de Minister de observatie dat het klachtenmechanisme een tool is voor het Europese
bedrijfsleven om de eigen economische belangen te beschermen, ook als dat ten koste
gaat van lager-middeninkomenslanden en zelfs ontwikkelingslanden? Is de Minister bereid
om tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 11 november te benoemen dat het klachtenmechanisme
tot op heden juist ten koste is gegaan van duurzame ontwikkeling van landen buiten
de EU en op geen enkele manier duurzaamheid heeft bevorderd?
57. Antwoord van het kabinet:
Handelsbelemmeringen die worden ingevoerd om de eigen productie te beschermen dragen
niet noodzakelijkerwijs bij aan duurzame economische ontwikkeling. In haar besluit
om actie te ondernemen, maakt de Commissie een afweging of een maatregel daadwerkelijk
genomen wordt op basis van een gerechtvaardigde reden of dat het een ongerechtvaardigde
handelsbelemmering betreft. Het EU beleid is erop gericht om op te treden tegen ongerechtvaardigde
handelsbelemmeringen en te voorkomen dat handelsrelaties in een protectionistische
spiraal komen die uiteindelijk ten koste gaat van alle partijen. Daarmee gaan het
oplossen van handelsbelemmeringen en de werking van het klachtenmechanisme niet ten
koste van lager-middeninkomenslanden en ontwikkelende landen.
Doel van het klachtenmechanisme is om Europese bedrijven en het maatschappelijk middenveld
betere en gestroomlijnde toegang tot de Commissie te geven en bij te dragen aan stevigere
monitoring van de naleving van bestaande afspraken tussen de EU en derde landen. Doordat
personen en organisaties een vermeende schending bij een centraal punt kunnen melden,
versterkt dit de monitoringsfunctie van de Commissie. Dit geldt ook voor afspraken
over handel en duurzame ontwikkeling.
In het antwoord op vraag 56 is reeds ingegaan op de tot heden ontvangen klachten over
het klachtenmechansisme.
Wat zijn volgens de Minister de belangrijkste prioriteiten voor Nederland uit het
jaarverslag over de uitvoering en handhaving van EU-handelsverdragen, zo vragen de
leden van de Volt-fractie.
58. Antwoord van het kabinet:
In de Trade Policy Review heeft de Commissie aangegeven zich meer te richten op implementatie en handhaving
van bestaande handelsafspraken waaronder afspraken over handel en duurzame ontwikkeling.
Het kabinet steunt deze inzet en ziet het implementatierapport als een van de ijkpunten
voor dit beleid. Uit het rapport blijkt dat de Commissie steeds actiever wordt ten
aanzien van implementatie en handhaving. Dit uit zich onder andere door het aanstellen
van een Chief Trade Enforcement Officer en het opzetten van nieuwe instrumenten ter bevordering van informatievoorziening,
implementatie en handhaving. Het kabinet steunt deze inzet en ziet graag dat de trend
voortgezet wordt.
Wat is de evaluatie van de Minister met betrekking tot het Acces to Markets online
platform en het Single Entry Point voor klachten over handelsbarrières? Heeft de Europese
Commissie gehoor gegeven aan de zorgen van Nederland, aangeleverd op 24 juni, zijnde
pre-notificatie support, een voorbeeld-klacht en informatie over de opvolging van
de klacht, alsook het vergroten van de transparantie van de afhandeling van TSD-klachten?
Heeft de Minister zicht op de duur van het afhandelen van klachten?
59. Antwoord van het kabinet:
Het online platform Access2Markets wordt per dag zo’n 10.000 keer bezocht. Op de website
staat veel informatie die nuttig is voor ondernemers, zoals informatie over oorsprongsregels
en handelsbelemmeringen. Steeds meer ondernemers weten het meldpunt voor handelsbelemmeringen
te vinden en de Commissie geeft, ook in het implementatierapport, aan beter en gerichter
te kunnen reageren op de verschillende handelsbarrières die gemeld worden. Op de website
zijn verschillende documenten en tutorials beschikbaar waar uitleg gegeven wordt over hoe de website te gebruiken. Bovendien
organiseert de Commissie regelmatig sessies waarin uitleg gegeven wordt over het gebruik
van de site en het klachtenmechanisme.
Het kabinet verwelkomt dat de Europese Commissie het klachtenmechanisme, of Single
Entry Point, heeft opgezet waar klachten kunnen worden ingediend over zowel handelsbelemmeringen
als duurzame handel. De Commissie beschikt nog niet over voldoende gegevens over de
gemiddelde doorlooptijd van de klachten die onder het klachtenmechanisme zijn ingediend,
omdat het klachtenmechanisme pas onlangs gelanceerd is.
Wat betreft de kabinetsinbreng met betrekking tot verbetering van het klachtenmechanisme,
heeft Vicepresident Dombrovskis een ontvangstbevestiging gestuurd van de kabinetsbrief
met aanbevelingen ten aanzien van het nieuwe klachtenmechanisme onder het Single Entry Point.4 In zijn brief kondigt Dombrovskis drie stukken aan, waaronder het bovengenoemde implementatierapport,
een herziening van de richtlijnen van het klachtenmechanisme en een meer gedetailleerde
brief hierover aan het kabinet. De twee laatst genoemde stukken heeft het kabinet
nog niet ontvangen. Het kabinet verwacht dat de Commissie in deze stukken in zal gaan
op de Nederlandse inbreng gericht op de verdere uitwerking van het klachtenmechanisme.
Wat zijn volgens de Minister de resultaten van een betere implementatie en handhaving
van EU-handelsakkoorden met betrekking tot het waarborgen van de strategische autonomie
van de EU? Kan de Minister een indicatie geven van de geopolitieke consequenties van
betere handhaving?
60. Antwoord van het kabinet:
Diversificatie van handelsstromen met derde landen kan strategische afhankelijkheden
verminderen en bevordert daarmee de open strategische autonomie van de EU. Handelsakkoorden
kunnen bijdragen aan deze diversificatie doordat ze toegang tot derde markten faciliteren
en handelsbelemmeringen wegnemen. Wanneer nieuwe markttoegang beter benut wordt door
inzet op effectieve implementatie en handhaving van afspraken in handelsakkoorden,
draagt dit ook in toenemende mate bij aan het waarborgen van open strategische autonomie.
Dat geldt eveneens voor het adresseren van handelsbelemmeringen in dialoog met handelspartners.
Handhaving van afspraken vindt plaats op basis van WTO-regels of afspraken in handelsakkoorden
waar onze handelspartners zich ook aan verbonden hebben. Doel hiervan is de-escalatie
door actie te nemen via vastgestelde procedures. Wanneer een land het niet eens is
met de uitkomst van een procedure, kan het altijd in gesprek treden met de EU hierover,
en in het laatste geval de stap zetten naar geschillenbeslechting.
Verwacht de Minister dat de Raad de toegenomen handelsbarrières ten gevolge van de
coronapandemie zal bespreken? Kan de Minister een indicatie geven van het krachtenveld
in de Raad met betrekking tot de toegenomen handelsbarrières? Wat is de Nederlandse
inzet met betrekking hierop?
61. Antwoord van het kabinet:
Handelsbarrières die ten gevolge van de coronapandemie opgezet zijn staan niet expliciet
op de agenda van de Raad, maar worden wel genoemd in het EU rapport over implementatie
en handhaving van handelsakkoorden. In feite verschillen deze handelsbarrières niet
van andere handelsbarrières. De inzet van de Commissie is het opheffen van deze barrières.
Het kabinet steunt deze inzet.
Wat is de evaluatie van de Minister met betrekking tot het Multi-Party interim- Arrangement?
Verwacht de Minister vooruitgang met betrekking tot het AB?
62. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is van mening dat herstel van de beroepsmogelijkheid binnen het geschillenbeslechtingssysteem
van de WTO van groot belang is. Voor herstel en hervorming van het systeem zal een
oplossing gevonden moeten worden die voor alle 164 WTO-leden acceptabel is. Nederland
en de EU staan open voor een fundamentele hervorming van het Beroepslichaam om zo
tegemoet te komen aan de zorgen van de VS en tegelijkertijd het draagvlak te behouden
onder alle WTO-leden. Het karakter van een onafhankelijk, bindend systeem met een
beroepsmogelijkheid dient behouden te blijven.
Nederland steunt het Multi-Party interim- Arrangement (MPIA) als tijdelijk alternatief
voor de beroepsmogelijkheid binnen het WTO geschillenbeslechtingssysteem. Het MPIA
is inmiddels operationeel voor eventuele zaken, hoewel er nog geen beroep op is gedaan.
Herziening van bepalingen over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden
De leden van de D66-fractie zijn zeer benieuwd naar de inbreng van het kabinet over
de naleving en monitoring van bestaande duurzaamheidsafspraken en de mogelijkheden
voor versterken van handhaving in toekomstige handelsakkoorden. Het is positief dat
het kabinet dit proactief op zal brengen in de Raad, maar de leden van de D66-fractie
vragen zich wel af welke concrete voorstellen Nederland hier zal doen. De leden vragen
het kabinet om in dit schriftelijke overleg al een gedetailleerdere uitleg te geven
over de kabinetsinbreng.
63. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal de uitgebreide kabinetsinbreng voor de herziening van de afspraken
over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden met uw kamer delen, naar
verwachting binnen enkele weken. In deze kabinetsinbreng zal nader worden ingegaan
op het versterken van prikkels voor effectieve naleving door het opnemen van het Parijsakkoord
als essentieel element in alle nieuwe handelsakkoorden en door een koppeling aan te
brengen tussen verlaging van bepaalde tariefpreferenties en de naleving van specifieke
duurzaamheidsafspraken. Daarnaast hecht het kabinet veel belang aan het versterken
van de rol van het maatschappelijk middenveld via de nationale adviesgroepen en blijft
het belangrijk om bestaande mogelijkheden voor samenwerking met verdragspartijen goed
te benutten.
Te lezen valt dat Nederland zal inbrengen dat in toekomstige handelsakkoorden de relatie
tot duurzaamheidsafspraken veel beter moeten worden gewaarborgd, zo constateren de
leden van de SP-fractie. Doelt de Minister hiermee op de tekortkomingen op dit gebied
die onder andere te vinden zijn in de handelsakkoorden TTIP, CETA en Mercosur? Wat
bedoelt de Minister met toekomstige handelsakkoorden? Vallen Mercosur en CETA hier
bijvoorbeeld ook onder?
64. Antwoord van het kabinet:
CETA, het handels- en investeringsakkoord met Canada, waarin drie hoofdstukken met
bindende afspraken over handel en duurzame ontwikkeling zijn opgenomen, wordt, hangende
ratificatie door de lidstaten inclusief Nederland, voor wat betreft het handelsdeel
reeds voorlopig toegepast. Het kabinet beschouwt dit daarom als een bestaand akkoord.
De EU en Canada werken sinds het moment van voorlopige toepassing voortvarend aan
de implementatie van deze afspraken. Er zijn nog geen tekortkomingen geconstateerd
in de naleving van de duurzaamheidsafspraken die de EU en Canada hebben gemaakt.
Er wordt niet meer onderhandeld over TTIP. Het kabinet zal een positie innemen over
het akkoord met de Mercosur landen wanneer de definitieve teksten van dit akkoord
aan de Raad worden aangeboden voor besluitvorming.
In de geannoteerde agenda stelt de Minister dat Nederland aandacht zal vragen voor
de door Commissie opgestarte herziening van de duurzaamheidsafspraken in EU handelsakkoorden,
zo constateren de leden van de Volt-fractie. Wat betekent dit concreet?
65. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 63.
Acht de Minister bestaande duurzaamheidsafspraken voldoende?
Zal de Minister aandacht besteden aan specifieke duurzaamheidsafspraken, zo ja welke?
Brengt de Nederlandse inzet prioritering aan in duurzaamheidsafspraken? Zo ja, kan
de Minister een overzicht geven van deze prioritering?
66. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 63.
De Minister stelt dat «de prikkels voor effectieve naleving van duurzaamheidsafspraken
versterkt moet worden. Wat verstaat de Minister onder effectieve handhaving? Over
welke prikkels spreekt de Minister?
67. Antwoord van het kabinet:
Op de vraag hoe de handhaving van duurzaamheidsafspraken effectiever gemaakt kan worden,
is reeds ingegaan in het antwoord op vraag 63. Belangrijke prikkels in handelsverdragen
zijn afspraken over markttoegang, waaronder de verlaging van tarieven voor goederenhandel.
Zal de Minister de kabinetsinbreng voordat deze gedeeld wordt met Commissie en Raad
eind november ook met de Kamer delen? Zo ja, wanneer zal de Minister deze delen? Waarom
zal Nederland aandacht vragen voor de herziening als de Nederlandse inzet nog niet
duidelijk is? Kan de Minister een overzicht geven van het krachtenveld in de Raad
met betrekking tot de herziening?
68. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal de uitgebreide kabinetsinbreng voor de herziening van de afspraken
over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden met uw kamer delen, naar
verwachting binnen enkele weken. De inbreng van het kabinet tijdens de RBZ Handel
zal enkele hoofdlijnen schetsen, voortbouwend op het eerdere Frans-Nederlandse non-paper
inzake handel, duurzaamheid en sociaaleconomische effecten. Met deze interventie wil
het kabinet ook onderstrepen hoeveel belang het aan deze herziening hecht. Het krachtenveld
zal tijdens en na de RBZ duidelijker worden.
Wat is het oordeel van de Minister over het feit dat er geen conclusies zijn aangenomen
over de richting van het Europese handelsbeleid tijdens de laatste Europese Raad?
69. Antwoord van het kabinet:
In de conclusies van de Europese Raad over de bijeenkomst op 21 en 22 oktober 2021
wordt kort verwezen naar de strategische bespreking over EU-handelsbeleid die heeft
plaatsgevonden.5 In het verslag van de Europese Raad wordt ook stilgestaan bij deze discussie (Kamerstuk
21 501-20. nr. 1742).
Wat zijn de verwachtingen van de Minister ten aanzien van de herziening van duurzaamheidsafspraken
in EU-handelsakkoorden, en wat is het tijdspad hiervoor?
70. Antwoord van het kabinet:
De herziening van de afspraken over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden
bestaat uit een aantal parallelle sporen. De Commissie consulteert belanghebbenden
momenteel via een online consultatieformulier en heeft twee bijeenkomsten hierover
gehouden. Daarnaast laat de Commissie door een onafhankelijke partij een studie uitvoeren
naar afspraken over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden. Het startrapport
hiervan is op 23 september gepubliceerd. Daarnaast zullen lidstaten tijdens de RBZ
Handel naar verwachting voor hen belangrijke punten onderstrepen. Begin 2022 zal de
Commissie de uitkomst van de herziening presenteren en zal hierover binnen de Raad
en tussen de Commissie en de Raad verder gesproken worden.
Lopende onderhandelingen handelsakkoorden
De leden van de VVD-fractie hechten aan een actieve handelsagenda van de Europese
Unie. Zij vragen de Minister dan ook te pleiten voor Europese inspanningen om het
handelsakkoord met Nieuw-Zeeland zo spoedig mogelijk af te ronden, zoals ook Nieuw-Zeeland
wil. Daarnaast hebben zij nog een vraag over de modernisering van het associatieakkoord
met Chili. Kan de Minister toelichten wat de openstaande punten en meningsverschillen
zijn als het gaat om toegang tot ruwe materialen?
71. Antwoord van het kabinet:
Lopende onderhandelingen, waaronder tussen de EU en Nieuw-Zeeland en tussen de EU
en Chili, staan geagendeerd tijdens de lunch van de RBZ Handel. Het kabinet steunt
deze onderhandelingen waarbij de inzet is om tot een ambitieus en gebalanceerd akkoord
te komen.
Openstaande punten in de onderhandelingen tussen de EU en Chili over een gemoderniseerd
handelsakkoord liggen op het gebied van ruwe materialen. De EU zet in op afspraken
om non-discriminatoire toegang tot grondstoffen te garanderen, om handelsbelemmeringen
te voorkomen en afspraken te maken over toegang voor investeerders. Chili is hierin
terughoudender dan de EU.
Is hij het met de leden van de VVD eens dat samenwerking bij de toegang tot grondstoffen
voor Europa ook nuttig kan zijn om de afhankelijkheid van China te verminderen en
de eigen open strategische autonomie te bevorderen? Is hij bereid dit ook bij de aanstaande
raadsvergadering onder de aandacht te brengen?
72. Antwoord van het kabinet:
De Commissie ziet toegang tot grondstoffen als een strategische kwestie om de open
strategische autonomie van de EU te versterken en de doelen van de Europese Green
Deal uit te kunnen voeren. De Commissie presenteerde daarom in september 2020 een
actieplan over toegang tot kritieke grondstoffen. Zoals aangegeven in het betreffende
BNC-fiche is het kabinet positief over de ambitie van de Commissie om de veilige en
duurzame toelevering van kritieke grondstoffen, alsmede het mitigeren van de risico’s
van afhankelijkheid van internationale toevoer, onder meer uit China, hoog op de Europese
agenda te zetten.
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de lopende handelsakkoorden.
Verwacht de Minister dat de handelsakkoorden met Nieuw-Zeeland en Chili voor het einde
van 2021 afgerond zullen zijn? Zo nee, waarom niet en wanneer dan wel? Wordt in deze
handelsakkoorden ook een duurzaamheidsclausule opgenomen?
73. Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen van een gemoderniseerd EU- Chili associatieakkoord en een EU –
Nieuw Zeeland handelsakkoord zijn de afgelopen periode in een stroomversnelling gekomen.
Het afronden van de onderhandelingen voor het einde van het jaar lijkt een realistische
optie, maar of dit daadwerkelijk zal gebeuren valt nog niet met zekerheid te zeggen.
Voor overeenstemming tussen de onderhandelaars moeten in beide gevallen een aantal
openstaande punten nog overbrugd worden.
Voor beide onderhandelingen geldt dat duurzaamheidsafspraken een integraal onderdeel
van het eindresultaat uit moeten maken. Dit is vast gelegd in de onderhandelingsmandaten
die de Raad heeft aangenomen. Voor wat betreft Chili heeft de Raad een mandaat aan
de Commissie verleend om te onderhandelen over betere markttoegang, duurzaamheidsafspraken
en afspraken over handel en gender. Ook het mandaat voor de onderhandelingen met Nieuw
Zeeland zet in op ambitieuze duurzaamheidsafspraken. Het kabinet heeft recent bepleit
met het EU-Nieuw Zeeland akkoord een gouden standaard te zetten op het gebied van
handel en duurzame ontwikkeling.
Zullen de nieuwe handelsakkoorden, zoals het er nu uit ziet, als EU-only aangemerkt
worden, of zullen zij nog voor ratificatie naar de lidstaten gaan?
74. Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen met Chili betreffen de modernisering van een bestaand associatieakkoord.
Dit is in beginsel een gemengd akkoord. De onderhandelingen met Nieuw Zeeland betreffen
een handelsakkoord met afspraken die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.
Uiteindelijk wordt de aard van een akkoord bepaald door de definitieve inhoud.
Voorts hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal vragen en opmerkingen
over lopende EU-onderhandelingen over handelsakkoorden, specifiek die met Nieuw-Zeeland
en Chili. De leden merken op dat het onbegrijpelijk is dat ondanks de grote kritiek
op de huidige vrijhandelsverdragen, de Europese Commissie voortdurend onderhandelingen
voert over nieuwe verdragen. Uit de geannoteerde agenda blijkt dat de onderhandelingen
over een EU-Nieuw-Zeeland handelsakkoord zich in een vergevorderd stadium bevinden
en wellicht binnen twee maanden al tot een conclusie zullen komen. Op welke momenten
zijn de lidstaten geïnformeerd over de voortgang van deze onderhandelingen? Hebben
zij hierover inbreng kunnen leveren en zo ja, wanneer was dit? Welk standpunt heeft
Nederland tot nu toe ingenomen in de Raad?
75. Antwoord van het kabinet:
De Raad heeft in 2017 het mandaat aan de Commissie verleend om het handelsdeel van
het associatieakkoord met Chili te heronderhandelen. Dit is tevens het eerste mandaat
dat openbaar is gemaakt. Het mandaat voor onderhandelingen met Nieuw-Zeeland is in
2018 vastgesteld en openbaar gemaakt. De Commissie consulteert regelmatig met de lidstaten
over alle lopende onderhandelingen. Bovendien wordt van iedere onderhandelingsronde
een verslag gemaakt en openbaar gemaakt.
Uw Kamer is regelmatig geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen. Dit
gebeurt onder andere via de voortgangsrapportage die ongeveer driemaal per jaar aan
de Kamer wordt verzonden als bijlage bij de Geannoteerde Agenda6.
Nederland heeft in de Raad, in lijn met het verleende mandaat, de onderhandelingen
met Chili en Nieuw-Zeeland over ambitieuze en gebalanceerde akkoorden gesteund. Specifiek
heeft het kabinet onder andere ingezet op bepalingen over handel en gender en handel
en duurzame ontwikkeling als ook het verbeteren van markttoegang. Over de uitkomst
van de onderhandelingen met Nieuw-Zeeland en Chili zal het kabinet te zijner tijd
een standpunt innemen.
Voorts vragen de leden of de Minister bekend is met de grote zorgen die bij Britse
boeren bestaan over het vergelijkbare vrijhandelsverdrag dat Nieuw-Zeeland onlangs
met het Verenigd Koninkrijk heeft gesloten. Deze zorgen gaan voornamelijk over het
feit dat Nieuw-Zeelandse boeren in grote mate produceren voor de exportmarkt en het
verdrag dus de deuren openzet voor aanzienlijke extra hoeveelheden geïmporteerd voedsel
– al dan niet geproduceerd onder lagere standaarden. Hetzelfde hangt nu de Europese
boeren boven het hoofd met het EU-Nieuw-Zeeland handelsverdrag. Is de Minister het
met deze leden eens dat het niet eerlijk is om Nederlandse boeren, die al geconfronteerd
worden met de gevolgen van onder andere CETA, nu ook op te zadelen met concurrentie
vanuit Nieuw-Zeeland?
76. Antwoord van het kabinet:
In het geval van markteffecten door bestaande handelsovereenkomsten en overeenkomsten
waar nog over onderhandeld wordt, zoals met Nieuw-Zeeland, dient opgemerkt te worden
dat de impact recent onderzocht is (zie studie cumulatieve effecten landbouw). Bij
onderhandelingen op het gebied van landbouw wordt rekening gehouden met de belangen
van Europese boeren. Voor gevoelige sectoren zoals eieren, ei-producten, rundvlees,
suiker en pluimveevlees wordt markttoegang verleend via quota en/of worden deze producten
helemaal uitgesloten van liberalisering. Toepassing van handelsverdragen over de afgelopen
jaren geeft niet het beeld van «oneerlijke concurrentie» voor Europese of Nederlandse
boeren.
Wat vindt de Minister ervan dat we een verdrag sluiten met het verst weg gelegen land
bezien vanuit Nederland, terwijl het kabinet de visie voor kringlooplandbouw van de
Minister van LNV heeft omarmd? Als het verst weg gelegen land ter wereld binnen de
kringloop valt, wat valt er volgens de Minister dan eigenlijk nog buiten?
77. Antwoord van het kabinet:
Kringlopen beperken zich niet tot lokaal en regionaal niveau. Het gaat immers om de
vraag hoe een bepaalde productwaardeketen wordt ingericht en welk beleid door het
betreffende productieland wordt gevoerd. Zo is het transport van goederen slechts
een van de vele factoren die onderdeel zijn van de klimaatvoetafdruk van goederen.
Dit is ook in Nederland in meerdere studies van het Planbureau voor de Leefomgeving
onderzocht. Om dergelijke effecten zo goed mogelijk in kaart te brengen, voert de
Europese Commissie voor ieder onderhandeld handelsakkoord een duurzaamheidseffectenbeoordeling
uit («Sustainability Impact Assessments»). Ook zorgen natuurlijke omstandigheden (landbouwgrond,
klimaat, etc) ervoor dat internationale afhankelijkheden van grondstoffen en landbouwproducten
een gegeven zijn. Tevens
kunnen handelsakkoorden nieuwe kansen bieden voor de export en het gebruik van groene
technologie en innovatieve productiemethoden.
Tevens hebben de leden vernomen dat de EU momenteel lobbyt voor het opnemen van investeringsbescherming
in het associatieverdrag met Chili. Welke bezwaren bestaan hiertegen vanuit Chili?
Is de Minister het met deze leden eens dat het opnemen van investeringsbescherming
op z’n zachtst gezegd onverstandig is, aangezien de Nederlandse staat al twee miljardenclaims
aan zijn broek heeft hangen? Is de Minister bereid zich hier tegen uit te spreken
tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel?
78. Antwoord van het kabinet:
De inzet van de EU is om investeringsbescherming in de vorm van een stelsel van investeringsgerechten
(investment court system, ICS) in het verdrag op te nemen. Nederland steunt het opnemen van ICS in afspraken
over investeringen. ICS biedt investeerders een mate van bescherming en kan daarbij
helpen bij het faciliteren van investeringen. Het doel van ICS is tevens om problemen
van ad hoc arbitrage (investor-state dispute settlement, ISDS) aan te kaarten, waaronder het gebrek aan transparantie, consistentie, en legitimiteit.
Het kabinet kan geen uitspraken doen over mogelijke bezwaren van Chili omdat de onderhandelingen
nog niet voltooid zijn en de positie van Chili op sommige punten nog in beweging is.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen tevens wijzen op het niet-transparante
karakter van de onderhandelingen over handelsverdragen. Vaak komt de Kamer er pas
erg laat achter dat de onderhandelingen al in een vergevorderd stadium zitten, zoals
nu het geval is met Nieuw-Zeeland. Alleen over het feit dat er onderhandelingen lopen
met een bepaald land of handelsblok wordt gecommuniceerd, maar doordat deze onderhandelingen
vaak vele jaren in beslag nemen is het niet duidelijk hoe en wanneer de Kamer de onderhandelingen
kan beïnvloeden. Kan de Minister aangeven over welke verdragen er nu concreet intensief
wordt onderhandeld? Welke verdragen staan op de planning van de Commissie voor 2022,
welke onderhandelingen worden mogelijk volgend jaar afgerond en over welke verdragen
wordt Nederland binnenkort verwacht mee te praten?
79. Antwoord van het kabinet:
Enkele lopende onderhandelingen bevinden zich momenteel in een vergevorderd stadium,
zoals die met Nieuw-Zeeland en Chili; andere onderhandelingen lopen langer door en
zullen dus ook in 2022 worden voortgezet, zoals die met Australië en Indonesië.
In de voortgangsrapportage handelsakkoorden van oktober 2021 wordt een toelichting
gegeven met betrekking tot alle onderhandelingen over nieuwe en te moderniseren handelsakkoorden.
Daarnaast publiceert de Europese Commissie na onderhandelingsrondes een verslag op
haar website waarin wordt aangegeven welke deelonderwerpen besproken zijn en waar
voortgang geboekt is.
Het is uiteraard mogelijk dat er een doorbraak in onderhandelingen bereikt wordt die
al enige tijd lopen. Het kabinet zal uw Kamer hier in zulke gevallen zoals gebruikelijk
over informeren.
Appreciatie Raadspositie Internationaal Aanbestedingsinstrument
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat afronding en implementatie van het Internationaal
Aanbestedingsinstrument (IPI) in zicht komt, en kunnen zich vinden in de bereikte
resultaten die administratieve lasten moeten verminderen en de effectiviteit moeten
verhogen. Kan de Minister aangeven wat nu het verwachte tijdpad is voor implementatie
van het instrument?
80. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment moet het Europees Parlement (EP) nog een positie innemen ten aanzien
van het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI). Naar verwachting zal dat eind
november gebeuren. Zodra het EP een positie heeft ingenomen, kunnen de triloogonderhandelingen
tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie starten. Het verdere
tijdspad voor het IPI zal afhangen van het verloop van deze onderhandelingen. Gezien
het belang dat gehecht wordt in de EU aan snelle totstandkoming van een effectief
IPI, is het denkbaar dat onder het aankomende Franse EU-Voorzitterschap een akkoord
wordt bereikt, waarna het instrument enkele maanden later van kracht kan worden.
Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties
De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van terugkeersamenwerking rond migratie
als voorwaarde in het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS), zoals voorgesteld door
de Europese Commissie. Zij zijn dan ook verheugd dat het kabinet deze plannen in algemene
zin steunt, maar hebben wel enkele vragen bij de kanttekeningen die het kabinet plaatst.
De Minister geeft aan dat een mechanisme voor het vaststellen van tekortkomingen ontbreekt,
en suggereert de oprichting van een onafhankelijk monitoringslichaam. Maar is het
niet zo dat de Commissie wel op meer beleidsterreinen tekortkomingen en naleving monitort,
zoals bij handelsverdragen, het beoogde Internationaal Aanbestedingsinstrument, het
toetredingsproces van EU-lidstaten, of meer in algemeen bij de naleving van het acquis?
Waarom zou de Commissie dan niet in staat zijn de naleving van het nieuwe criterium
voor het APS te controleren?
81. Antwoord van het kabinet:
Het is voor het kabinet belangrijk dat de beoordeling in EU-verband van een serieuze
schending van terugkeersamenwerking gebaseerd wordt op objectieve gronden en op een
non-discriminatoire manier plaatsvindt, ook vanwege het belang van WTO-conformiteit.
Het kabinet duidt bij de in de vraag genoemde kanttekening specifiek op tekortkomingen
in goede terugkeersamenwerking. Ernstige schendingen van goede terugkeersamenwerking
kunnen in het nieuwe voorstel leiden tot intrekking van tariefpreferenties. Voor andere
gronden voor intrekking bij dit stelsel baseert de Commissie zich in haar evaluatie
op rapporten van onafhankelijke monitoringslichamen, zoals van de International Labour Organisation of de VN. Het belang hiervan wordt onderstreept in preambule 17 van de Algemeen Preferentieel
Stelsel verordening. Voor de toegevoegde intrekkingsgrond van schending van goede
terugkeersamenwerking is er vooralsnog niet een dergelijk monitoringslichaam dat rapporten
uitbrengt over terugkeersamenwerking van elk APS-land waarop de Commissie zich zou
kunnen baseren.
De evaluatie van de terugkeersamenwerking onder artikel 25 bis van de Visumcode betreft
enkele landen die onder het APS vallen, maar niet allemaal. WTO-conforme, non-discriminatoire
beoordeling kan via een onafhankelijk monitoringslichaam of op andere manieren. De
Commissie heeft echter nog niet uitgeweid over de invulling van de evaluatie.
De grond van schending van goede terugkeersamenwerking zou onder dit stelsel enkel
geëvalueerd worden wanneer deze gebruikt wordt bij aanvraag voor de start van een
intrekkingsprocedure. Deze evaluatie wordt volgens de verordening gebaseerd op alle
nodige informatie, waaronder beschikbare evaluaties, besluiten, aanbevelingen en conclusies
– ook van relevante monitoringslichamen. Het kabinet is van mening dat de Commissie
de praktische werking van intrekking op basis van terugkeersamenwerking nader dient
uit te werken, ook om proportionaliteit en effectiviteit ervan te waarborgen.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister de voortgang van de implementatie van
CETA door Nederland te schetsen. Waar bevinden we ons en hoe lang gaat dat nog duren?
Deze leden vragen de Minister zich in te zetten om hier vaart achter te zetten.
82. Antwoord van het kabinet:
CETA ligt ter goedkeuring voor aan de Eerste Kamer. De eerste en tweede schriftelijke
ronde vragen van de Eerste Kamer zijn op 8 mei 2020 en 18 september 2020 beantwoord.
De Eerste Kamer is nog in afwachting van een meer gedetailleerde reactie van vicepresident
Dombrovskis op de brief over het klachtenmechanisme, waarin naar verwachting de herziening
van de richtlijnen voor het klachtenmechanisme aan bod komt. Ondertussen wordt het
handelsdeel van CETA reeds voorlopig toegepast door Canada en de EU sinds 21 september
2017.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens wanneer de eerste voortgangsrapportage
voorzien is waarin de gevolgen van CETA in zowel Nederland als Canada in kaart worden
gebracht en worden geëvalueerd.
83. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om de eerste
economische gevolgen van CETA voor Nederland in kaart te brengen. Deze factsheet is
beschikbaar via: https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2019/18/factsheet-handel-met-canada. De handel tussen Nederland en Canada is sinds de voorlopige toepassing per 21 september
2017 sterk toegenomen. Het duurt echter enige tijd voordat de effecten van een handelsakkoord
goed te meten zijn en een diepgaande economische evaluatie uitgevoerd kan worden.
Voorts dient bij de evaluatie van de effecten van CETA in ogenschouw te worden genomen
dat ook andere factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van de handel met Canada.
De huidige COVID-19 crisis en de daarmee gepaarde afname van de wereldhandel is daarvan
een voorbeeld. Normaliter voert de Europese Commissie vijf jaar na voorlopige toepassing
van een handelsakkoord een ex-post evaluatie uit. Bedrijven hebben immers tijd nodig
om zich aan te passen aan de nieuwe situatie en handel heeft tijd nodig om zich te
ontwikkelen. CETA wordt op dit moment pas vier jaar voorlopig toegepast.
Bij het recente implementatie en handhavingsrapport van de Europese Commissie is ook
een document gevoegd dat ingaat op de benuttingsgraad van CETA voor zowel import als
export tussen Nederland en Canada.
De Minister heeft meermaals de afgelopen tijd binnen de Europese Unie aangegeven dat
er pas een reactie komt op het Mercosur akkoord als alle stukken op tafel liggen,
zo constateren de leden van de SP-fractie. Heeft de Minister daarnaast ook aangegeven
dat er een wens ligt bij de Tweede Kamer conform de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1517) waarin in duidelijke taal wordt uitgesproken dat de Tweede Kamer tegen het Mercosur
akkoord is?
84. Antwoord van het kabinet:
Voor het kabinet blijft leidend dat pas een standpunt wordt bepaald over een eventueel
akkoord met de Mercosur-landen als de definitieve teksten voor besluitvorming aan
de Raad worden voorgelegd.
Wanneer komt de Minister met een update richting de Tweede Kamer over het CETA akkoord?
85. Antwoord van het kabinet:
De Kamer wordt ieder kwartaal via de voortgangsrapportage handelsakkoorden geïnformeerd
over EU-handelsakkoorden die nog niet definitief in werking zijn getreden, waaronder
CETA. CETA ligt ter goedkeuring voor aan de Eerste Kamer. Het is aan de Eerste Kamer
om een besluit te nemen over de verdere behandeling. Zie ook het antwoord op vraag
82.
De Minister geeft aan dat Nederland al via relevante werkgroepen en expertgroepen
in Brussel input geeft op de «Evaluatie van het handelsdeel van het Associatieakkoord
tussen de EU en Centraal Amerika», zo constateren de leden van de Volt-fractie. Via
welke werk- en expertgroepen geeft Nederland input? Kan de Minister een indicatie
geven van de Nederlandse inzet in deze groepen? Kan de Minister een indicatie geven
van het krachtenveld in de Raad met betrekking tot dit onderwerp?
86. Antwoord van het kabinet:
Het Associatieakkoord tussen de EU en Midden-Amerika heeft een Associatiecomité, dat
regelmatig bijeenkomt. De Europese Commissie vertegenwoordigt de EU in dit comité.
Onder het Associatiecomité vallen verschillende sub-comités, zoals over Markttoegang,
Douane, Handelsfacilitering en Oorsprongsregels, het SPS Comité (sanitaire en fytosanitaire
regels), het comité Technische Handelsbarrières (TBT), Intellectueel Eigendom (IP),
het comité Ad Hoc en Publieke Aanbestedingen en het Handel en Duurzaamheid comité.
De vergaderingen van al deze comités worden in Brussel voorbereid waarbij de Commissie
de lidstaten consulteert in reguliere EU raadsvergaderingen.
De inzet van Nederland in deze comités is gericht op het versterken van de samenwerking
tussen de EU en Midden-Amerika, vooral op het verbeteren van productiestandaarden
voor wat betreft voedselveiligheid, het welzijn van mensen, dieren en planten, en
om sociale en duurzaamheidsvoorwaarden te versterken. Technische samenwerking met
de partnerlanden voor het verbeteren van al deze voorwaarden, ook ten aanzien van
het verbeteren van douanesystemen en andere technische handelsbarrières, wordt aldus
door dit handelsakkoord gesteund.
Er is sprake van een grote mate van eensgezindheid onder de EU lidstaten t.a.v. de
implementatie van dit akkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier