Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 949 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 5 november 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), belast met het
voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te
brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
ALGEMEEN
1
1.1
Aanleiding en doel
2
1.2
Definitie «melkvee»
3
1.2.1
Fosfaatrechtenstelsel
4
1.2.2
Stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei
4
1.3
Jongvee voor de zoogkoeienhouderij
4
1.4
Afromingsvrije lease
5
1.4.1
100 kg lease
5
1.4.2
Renovatielease
7
2.
Europese aspecten
7
3.
Regeldruk
9
4.
Uitvoering en handhaving
9
5.
Consultatie
9
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere
wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging
van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen
betreffende het stelsel van fosfaatrechten. Deze leden hebben hier nog enkele vragen
en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen over de Wijziging van de Meststoffenwet
in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel
van fosfaatrechten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel
en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen
van de wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele
andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten en hebben daarover nog
enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.
1.1 Aanleiding en doel
De leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie hechten aan voortvarende
behandeling van deze wijziging in beide Kamers, zodat boeren zo spoedig mogelijk gebruik
kunnen maken van de mogelijkheid om fosfaatrechten afromingsvrij te kunnen leasen.
Deze leden merken op dat het voorliggende wetsvoorstel in werking zal treden op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en dat dit tijdstip voor de verschillende
artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. Alvorens inhoudelijk
in te gaan op het wetsvoorstel vragen zij wat nodig is om dit wetsvoorstel voor komend
kalenderjaar van kracht te laten zijn, wat hierbij de kritische deadlines voor parlementaire
behandeling zijn, en of er een mogelijkheid is – indien instemming niet tijdig plaatsvindt
– het wetsvoorstel met terugwerkende kracht te laten gelden en behandelen. Op basis
waarvan zal worden besloten of en welke onderdelen of artikelen op een ander tijdstip
in werking zullen treden? Heeft de regering hierbij reeds een volgorde in gedachten?
Zo ja, waar is deze volgorde op gebaseerd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat het anno 2021 overduidelijk
is en niet meer te ontkennen valt dat de veehouderij – en zeker de rundveehouderij
– diverse milieugrenzen (ver) overschrijdt, en dat er een brede roep uit de samenleving
komt voor een transitie naar een duurzaam landbouwsysteem. Desalniettemin komt de
regering met een wetswijziging die de reikwijdte en de afroming binnen het fosfaatrechtenstelsel
beperkt. Deze leden vinden het werkelijk ongelooflijk dat de regering een dermate
versnipperd beleid voert, dat het wél in het kader van de stikstofcrisis kijkt naar
productiebeperkende maatregelen, maar niet het fosfaatrechtenstelsel inzet om datzelfde
doel te bereiken.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de regering eraan dat het
fosfaatrechtenstelsel een mechanisme is waarmee de rundveehouderij gecontroleerd en
beperkt kan worden. Gezien het feit dat de rundveehouderij een relatief grote veroorzaker
is van broeikasgassen (methaan) en stikstof (ammoniak) en een relatief groot beslag
legt op de ruimte in Nederland en elders (door het geïmporteerde sojavoer) stellen
deze leden dat een beperking van deze sector hoogstnoodzakelijk is. Een koe is een
koe en mest is mest – onafhankelijk of het uit de melkvee- of de vleesveesector komt
– en daarom pleiten zij voor een uitbreiding van het fosfaatrechtenstelsel naar de
vleesveehouderij, in plaats van een inperking door het begrip «melkvee» te vernauwen,
zoals deze wetswijziging regelt. Zij ontvangen hierop graag een reactie van de regering.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering wat er gebeurt met
de fosfaatrechten die momenteel in de markt zijn voor jongvee voor de vleesveehouderij
en in de zoogkoeienhouderij. Worden deze rechten met deze wetswijziging ingenomen
en doorgehaald?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien het mogelijk maken van de afromingsvrije
lease als een uiterst onverstandige maatregel, waarmee de regering vraagt om nieuwe
problemen. Dit cadeautje dat de leden Geurts en Lodders middels een motie (Kamerstuk
33 037, nr. 317) aan veehouders wilden geven, zal als een boemerang op de sector terugkomen. Door
niet bij alle transacties gebruik te maken van afroming, zal de hoeveelheid geproduceerde
mest (fosfaat en stikstof) niet of nauwelijks afnemen. Als gevolg zullen grootschaligere
uitkoopregelingen vanuit de overheid nodig zijn om de sector alsnog binnen de milieugrenzen
te brengen.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de actuele stand van zaken is met betrekking
tot het aantal fosfaatrechten voor respectievelijk de melkveehouderij en de vleesveehouderij
in relatie tot het melkveefosfaatplafond. Deze leden vragen eveneens of de regering
inzicht kan geven in de mate van afroming in de loop van het achterliggende jaar.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het verhogen van het afromingspercentage
van 10% naar 20% bedoeld was om het aantal fosfaatrechten in 2019 onder het plafond
te krijgen, omdat dit zou moeten van de Europese Commissie in verband met de staatssteunregels.
De Minister dreigde zelfs met een generieke korting als het niet zou lukken. Het aantal
rechten is destijds niet onder het plafond gekomen. De Europese Commissie heeft evenwel
geen stappen gezet of een boete opgelegd. De Minister heeft – overigens terecht –
geen generieke korting opgelegd. Kan de regering aangeven waarop de dreigementen van
destijds waren gebaseerd?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering nu ruimte ziet voor invoering
van afromingsvrije lease, omdat de hoeveelheid fosfaatrechten voor de melkveehouderij
is teruggebracht tot onder het sectorplafond en de Europese Commissie een nieuwe staatssteunnotificatie
niet nodig acht zolang gewaarborgd is dat de fosfaatproductie te allen tijde onder
het plafond van de fosfaatproductie blijft (en blijkbaar aan die voorwaarde wordt
voldaan). Is de veronderstelling juist dat deze redenering evenzo geldt voor het verlagen
van het generieke afromingspercentage van 20% naar 10%?
De leden van de SGP-fractie horen graag of de regering voornemens is het wetsvoorstel
en inzonderheid de afromingsvrije lease ten minste voor het kalenderjaar 2022 van
kracht te laten worden. Is het juridisch mogelijk het onderdeel afromingsvrije lease
nog voor 31 december 2021 van kracht te laten worden, mits het wetsvoorstel tijdig
door beide Kamers aanvaard wordt?
1.2 Definitie «melkvee»
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel de definitie verduidelijkt
van het begrip «melkvee», teneinde te verduidelijken voor welke dieren een veehouder
fosfaatrechten nodig heeft en welke dieren buiten de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel
vallen. Dit brengt deze leden tot de vraag of deze verduidelijking met terugwerkende
kracht positieve, dan wel negatieve gevolgen heeft voor individuele melk-, dan wel
vleesveehouders. Indien dit het geval is, wat is de omvang van deze groep en hoe gaat
de regering hiermee om? Indien dit niet het geval is, op welke wijze is dit uitgesloten?
Voorts vragen zij wat «de nieuwe reikwijdte van het begrip melkvee» concreet in de
praktijk betekent. Wat gaan we hier van zien, welke groep profiteert hiervan en welke
groep profiteert hier niet van?
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de passage in de definitie «dat bestemd
is om een kalf te krijgen voor de vleesveehouderij» zich verhoudt tot de volgende
opmerking in een van de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb): «De bestemming die een dier op de peildatum had, is dus bepalend voor de vraag
of het dier moet worden aangemerkt als melkvee en meer in het bijzonder als vrouwelijk
opfokkalf voor de vleesveehouderij, en bijgevolg moet worden betrokken bij het vaststellen
van het fosfaatrecht. Of die bestemming na de peildatum wijzigt, is niet relevant.»1 Hoe wordt voorkomen dat een veehouder na verkoop van jongvee aangesproken wordt op
een wijziging van de «bestemming»?
1.2.1 Fosfaatrechtenstelsel
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de memorie van toelichting
dat het doel van het fosfaatrechtenstelsel is om de mestproductie, zowel in termen
van fosfaat als van stikstof, onder het sectorale plafond te brengen en te houden.
In 2020 en waarschijnlijk ook 2021 is het stikstofplafond voor de melkveesector overschreden.
Deze leden vragen de regering waarom zij op dit moment inzet op versoepelingen van
het fosfaatrechtenstelsel (door de afromingvrije lease), terwijl het stikstofplafond
nog wordt overschreden. Dezelfde zorgen gelden natuurlijk voor het moment dat de hoeveelheid
fosfaatrechten in de markt het fosfaatplafond onderschrijden en de regering het afromingspercentage
terug wil brengen naar 10%. Kan de regering toezeggen dit in ieder geval nog niet
te doen zolang niet vaststaat dat de melkveesector het stikstofplafond onderschrijdt?
Op welke andere manier voorziet de regering te waarborgen dat de melkveesector het
stikstofplafond structureel gaat onderschrijden?
1.2.2 Stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei
De leden van de D66-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de nieuwe definitie van
melkvee wel invloed kan hebben op het stelsel van grondgebonden groei, maar dat «een
bepaling van overgangsrecht die ervoor moet zorgen dat de uitkomst van berekeningen
over eerdere jaren in het kader van het stelsel van verantwoorde en grondgebonden
groei niet worden gewijzigd door de aangepaste melkvee-definitie.» Kan de regering
verduidelijken welke invloed de nieuwe definitie precies heeft en op het stelsel grondgebonden
groei?
1.3 Jongvee voor de zoogkoeienhouderij
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering stelt dat het ingevolge het wetsvoorstel
gaat om jongvee voor de vleesveehouderij dat een kalf krijgt, of bestemd is om een
kalf te krijgen. Deze leden zouden graag horen om hoeveel dieren en hoeveel bedrijven
het hier gaat; wie worden hierdoor geraakt? Ook lezen zij dat zoogkoeienhouders die
«aan strikte criteria voldoen» geen fosfaatrechten nodig hebben voor hun jongvee.
Hoe luiden deze criteria, zo vragen zij. Zij constateren dat de regering wil voorkomen
dat jongvee dat wordt gehouden zonder dat de veehouder daarvoor over fosfaatrechten
beschikt, later wordt ingezet als melk- of kalfkoe. Daarom is de regering voornemens
om voorwaarden waaronder de uitzondering onder de Vrijstellingsregeling geldt, per
ministeriële regeling vast te leggen. Zij betwijfelen de noodzaak hiervan. Immers,
het voorkomen van inzet als melk- of kalfkoe wordt toch reeds voorkomen door de noodzaak
van fosfaatrechten, indien de boer jongvee wil inzetten als melk- of kalfkoe? Zij
ontvangen graag een toelichting hierop.
1.4 Afromingsvrije lease
De leden van de D66-fractie vernemen dat met deze wet het afromingsvrij leasen van
fosfaatrechten mogelijk wordt, ook voor specifiek renovatielease, en dat hiermee de
definitie van het begrip melkvee wordt gewijzigd. Deze leden begrijpen hierbij dat
de mogelijkheid tot afromingsvrij leasen pas zal ingaan nadat Nederland onder het
plafond voor fosfaat zit. Kan de regering dit bevestigen? En betekent dit ook dat
als Nederland weer boven het plafond zit, deze mogelijkheid weer kan worden beperkt?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het onwenselijk zou zijn als, om een
deel van de fosfaatrechten afromingsvrij over te dragen, verleasende partijen dit
in kleine porties tijdelijk maar ook jaarlijks repeterend verleasen. Hoe is in deze
wet geborgd dat dergelijke situaties voorkomen worden?
1.4.1 100 kg lease
De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de maatregel voor 100 kg
lease van invloed kan zijn op de marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten.
Deze leden horen graag op welke wijze dit gebeurt en of er – naast de invloed op de
marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten – ook een invloed is op de
prijs van fosfaat in de fosfaatbank. Verder lezen zij dat de voorgestelde wijziging
tot gevolg heeft dat er minder kilogrammen fosfaatrecht worden afgeroomd en dat op
basis van de handel tot nu toe, de verwachting is dat het totale aantal afgeroomde
kilogrammen fosfaatrecht per jaar ongeveer 10% daalt. Graag horen zij waar dit op
is gebaseerd en hoe deze daling zich met de bestaande afroming ontwikkelt de komende
jaren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de maatregel voor 100 kilogram afromingsvrije
lease van invloed kan zijn op de marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten,
omdat mogelijk het voordeel (gedeeltelijk) zal worden verdisconteerd in de verleaseprijs.
Dit zal naar verwachting financiële gevolgen hebben voor zowel degene van wiens bedrijf
het fosfaatrecht afkomstig is, als degene naar wiens bedrijf het fosfaatrecht overgaat.
Deze leden vragen de regering om meer inzicht te geven in de financiële gevolgen.
Wat zijn de verwachtingen over de hoogte van deze financiële gevolgen en waar deze
exact zullen landen?
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat een afromingsvrije hoeveelheid van
100 kilogram volgens de regering voor de meeste bedrijven voldoende zal zijn om de
hogere forfaitaire fosfaatexcretie die het gevolg is van een onverwacht hoge melkproductie
op te vangen. Deze leden vragen de regering om hier dieper op in te gaan. Is duidelijk
voor hoeveel bedrijven een hoeveelheid van 100 kilogram onvoldoende zal zijn? Hoe
groot is het verwachte tekort voor deze bedrijven en wat zijn daarvan de gevolgen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering het hanteren van een vast
aantal kilogrammen meer geschikt acht dan een percentage van de hoeveelheid fosfaatrechten
die op een bedrijf rust, zoals werd gevraagd in de motie van de leden Geurts en Lodders
(Kamerstuk 33 037, nr. 317), omdat het hanteren van een percentage tot willekeurige uitkomsten zou kunnen leiden.
De regering stelt dat op basis van de handel tot nu toe de verwachting is dat bij
afromingsvrije lease tot 100 kilogram het totale aantal afgeroomde kilogrammen fosfaatrecht
per jaar ongeveer 10% daalt. Deze leden vragen de regering of ook daadwerkelijk is
geïnventariseerd wat het bijvoorbeeld voor het afgelopen jaar en de boeren had betekend
als het voorliggende wetsvoorstel reeds in werking was getreden. Zij vragen de regering
om duidelijk te maken wat de gevolgen zouden zijn geweest over het afgelopen jaar
bij het rekenen met een percentage van 10% of met een aantal van 100 kilogram en wat
de verschillen hiertussen zouden zijn geweest. In hoeverre zou het hanteren van een
percentage in plaats van een aantal kilogrammen in deze hypothetische situatie tot
andere resultaten hebben geleid en waarin zou het verschil in de resultaten zitten?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het uiterst onverstandig om deze
optie voor afromingsvrije lease te creëren. Het afromen van fosfaatrechten bij transacties
is namelijk een effectieve en rechtvaardige manier om de mestproductie te laten krimpen.
In het milieubeleid geldt over het algemeen dat de vervuiler betaalt: bedrijven die
milieuschade veroorzaken, moeten daar zelf financieel voor opdraaien. Zo werkt het
ook met het afromen van fosfaatrechten: de veehouder die uit wil breiden en dus meer
wil vervuilen, betaalt voor het uit de markt halen van een deel van die fosfaatrechten.
Een alternatieve maatregel om de melkveehouderij binnen de milieugrenzen te brengen
(waarbij ook gedacht moet worden aan de ammoniakuitstoot en de broeikasgassen), is
het uitkopen van veehouderijen met belastinggeld. Deze leden wijzen erop dat het in
dat geval de belastingbetaler is die op moet draaien voor de milieuschade, en niet
de vervuiler zelf. Zij vinden dat daarom een minder rechtvaardige maatregel en vragen
de regering om een reactie hierop.
Bovendien zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een ander probleem met
de mogelijkheid van het leasen en verleasen van fosfaatrechten. Bij de Saneringsregeling
varkenshouderij (Srv) hebben we gezien dat bedrijven met belastinggeld worden uitgekocht,
maar dat niet 100% van de op het bedrijf aanwezige varkensrechten kon worden ingenomen
en doorgehaald, omdat een deel van deze rechten was geleased. Die rechten vloeien
daarmee weer terug naar de eigenaar, waardoor het aantal varkens dat in totaal gehouden
kan worden, minder krimpt dan verwacht. Als die varkensrechten namelijk wel in eigendom
van de uitgekochte varkenshouder waren, hadden ze wel kunnen worden ingenomen en doorgehaald.
Met deze wetswijziging wordt ook het leasen van fosfaatrechten mogelijk gemaakt en
kan hetzelfde probleem zich voordoen wanneer melkveehouders worden uitgekocht. Ziet
de regering dit probleem ook en kan zij hierop reageren? Deelt zij het inzicht dat
belastinggeld voor uitkoopregelingen hierdoor minder efficiënt ingezet zal worden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het maximum van 100 kilogram voor afromingsvrij
leasen alleen geldt voor de leasende partij. Is de veronderstelling juist dat de verleasende
partij door een stapeling van transacties een veelvoud van deze hoeveelheid afromingsvrij
kan verleasen? Deelt de regering de mening van deze leden dat dit tot ongewenste marktverstoring
kan leiden? Waarom heeft de regering niet gekozen voor een begrenzing aan de zijde
van de verleasende partij?
1.4.2 Renovatielease
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen met grote teleurstelling dat de
regering het verplaatsen van veehouderijen nabij Natura2000-gebieden daadwerkelijk
gaat stimuleren in het kader van de stikstofmaatregelen. Deze wetswijziging maakt
namelijk specifiek «renovatielease» mogelijk voor onder andere dit doeleinde. Deze
leden wijzen de regering erop dat over heel Nederland een stikstofdeken ligt, die
niet alleen schade toebrengt aan Natura 2000-gebieden, maar ook aan overige natuur.
Bovendien is de stikstofdeken slecht voor de volksgezondheid, kunnen veehouderijbedrijven
dicht bij woongebieden (in plaats van dicht bij natuur) juist stankoverlast veroorzaken,
en is een generieke krimp van het aantal koeien ook nodig omwille van de klimaatdoelen.
Deze zaken in acht nemend, stellen zij dat het verplaatsen van melkveehouderijen neerkomt
op het verplaatsen van een probleem. Er zijn in Nederland nauwelijks plaatsen te bedenken
waar melkveehouderijen géén probleem zullen veroorzaken voor beschermde of onbeschermde
natuur, of voor omwonenden. Zij roepen de regering op om geen belastinggeld te steken
in het verplaatsen van problemen, en ontvangen hierop graag een reactie.
2. Europese aspecten
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State kritisch is op het feit dat
deze wet niet is getoetst aan Europese staatssteunregels, maar dat de regering meent
dat de beoogde uitzondering op de afromingsplicht geen nieuwe staatssteunnotificatie
behoeft, zolang de eerder verleende staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel
in acht wordt genomen en de Nederlandse autoriteiten verzekeren dat gegarandeerd is
dat de fosfaatproductie te allen tijde onder het plafond van de fosfaatproductie blijft,
gezien hier «ambtelijke afstemming» over is geweest. Kan de regering de correspondentie
delen die tussen de ambtelijke staf heeft plaatsgevonden die deze notie kan bevestigen
voor de Kamer?
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de regering kan motiveren waarom de
informatie op basis waarvan (overeenkomstig Europese jurisprudentie) de scope van
een staatssteunbesluit met betrekking tot een steunregeling móet worden vastgesteld
en die evident niet vertrouwelijk is, onder de door haar bedoelde geheimhoudingsplicht
valt.
Als er geen enkele reden is waarom de scope van het staatssteunbesluit met betrekking
tot het fosfaatrechtenstelsel niet naar de Raad van State, de Kamer en de Stichting
Fosfaatknelgevallen gestuurd mag worden, wanneer stuurt de regering dit naar de Raad
van State en de Kamer?
De leden van de SGP-fractie constateren dat via de initiële beschikkingen gratis fosfaatrechten
zijn toegekend voor jongvee dat niet bestemd is om een kalf te krijgen en dat bij
invoering van het voorliggende wetsvoorstel voor het houden van dit jongvee geen fosfaatrechten
meer nodig zijn. Hoe verhoudt deze initiële toekenning van rechten die nu niet meer
nodig zijn en verhandeld kunnen worden zich tot de staatssteunregels? Is dit expliciet
aan de Europese Commissie voorgelegd en is hiervoor formeel toestemming verkregen?
De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting en de beslisnota dat
met de Europese Commissie (ambtelijk) is afgestemd dat de beoogde uitzonderingen op
de afromingsplicht geen nieuwe staatssteunnotificatie behoeven, zolang de eerder verleende
staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel in acht wordt genomen en de fosfaatproductie
onder het plafond blijft. Deze leden lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen
over de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het
Diergezondheidsfonds voor 2022: «Het wetsvoorstel ziet onder meer op de wettelijke
verankering van de beleidsregel jongvee en de vrijstellingsregeling zoogkoeien en
daarmee verduidelijking van het begrip «melkvee». Als zodanig leidt dit niet tot het
toekennen van meer fosfaatrechten en is daarmee niet strijdig met de afgegeven staatssteunbeschikking.
Op ambtelijk niveau is dit getoetst bij de Europese Commissie en juist gebleken. Daarom
is geen (aparte) goedkeuring gevraagd.» Het is voor deze leden onduidelijk wat nu
precies is aan de Europese Commissie is voorgelegd en op welke punten is aangegeven
dat geen staatssteunnotificatie nodig is. Kan de regering hier nadere opheldering
over geven?
De leden van de SGP-fractie lezen in het verslag van een schriftelijk overleg Mestbeleid
in oktober 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 320) dat «gebleken» is dat sprake zou zijn van onrechtmatige staatssteun wanneer fosfaatrechten
toegekend zouden worden aan vleesveehouders. Deze leden horen graag waaruit dit was
gebleken.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de scope van een staatssteunbeschikking
niet alleen wordt bepaald door de overlegde regeling, maar ook door de wijze waarop
een lidstaat de steunregeling heeft beschreven in het meldingsformulier, inclusief
een beschrijving van de begunstigden, en de antwoorden van een lidstaat op vragen
van de Europese Commissie. Deze leden ontvangen graag het meldingsformulier waarin
de regering het fosfaatrechtenstelsel beschreven heeft en de antwoorden van de regering
in reactie op vragen van de Commissie. Zij achten, gelet op de onduidelijkheid, volledige
openheid hierover van belang om procedures in verband met onrechtmatige staatssteun
te voorkomen. Zij willen erop wijzen dat de ambtelijke mededelingen van de Commissie
steeds gepaard gaan met de voorwaarde «mits de staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel
in acht wordt genomen». Daar mag dan geen misverstand over bestaan.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
in de in de toelichting genoemde CBb-uitspraken (2019) heeft aangegeven dat de «vleesveekwestie»
niet uitdrukkelijk aan bod is gekomen bij de Europese Commissie. Tegelijkertijd heeft
de Europese Commissie in reactie op vragen vanuit het Europees parlement geschreven:
«In April 2018, the Dutch government communicated to the Commission that it is working
to resolve certain issues with the correct allocation of rights, following an unclear
definition of young stock in Dutch legislation. In principle, non-dairy farms are
not required to hold phosphate rights under the State aid scheme that the Commission
approved. The scheme covered by the State aid decision SA.46349 concerns the emissions
from dairy cattle and the Commission’s approval is predicated on the total number
of allocated phosphate rights remaining below the approved ceiling of 84.9 million
kilogrammes. According to the Dutch authorities, it is possible that non-dairy farms
keep dairy cattle and fall within the scope of the State aid decision. The Netherlands
took the same position in relation to young dairy cows, including calves or young
cattle that a farm raises and that are destined to become dairy cows or otherwise
destined to have a calf. The Commission understands that the Dutch government is now
considering revisiting some allocations given to certain farmers.»2 Is de veronderstelling juist dat wel met de Europese Commissie is gecommuniceerd
over de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel en de toekenning van rechten aan
vleesveebedrijven? Wat is hierover precies aan de Europese Commissie medegedeeld?
De leden van de SGP-fractie horen graag of formeel is vastgesteld dat de definities
zoals voorgesteld in het voorliggende wetsvoorstel vallen binnen de reikwijdte van
het fosfaatrechtenstelsel waarvoor de Europese Commissie via de staatssteunbeschikking
goedkeuring heeft gegeven, zodat onaangename verrassingen in de toekomst voorkomen
worden.
3. Regeldruk
4. Uitvoering en handhaving
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
naar aanleiding van voorliggende wetswijziging de informatie voor de communicatie
over de wijzigingen en de systemen aan dient te passen. Deze leden wijzen op het belang
van goede communicatie met de sector over de mogelijkheden die deze wetswijziging
biedt. Graag vernemen zij of de regering bereid is om de RVO te verzoeken hier proactief
over te informeren en op welke wijze de RVO deze communicatie gaat invullen. Vanuit
de sector geeft men aan dat de gekozen hoeveelheid van 100 kg fosfaatrechten voor
afromingsvrije lease onvoldoende is. Begrijpen deze leden goed dat deze afromingsvrije
lease in de praktijk hoofdzakelijk gebruikt zal worden voor het sluiten van de fosfaatboekhouding?
Zo ja, hoe gebeurt dit momenteel zonder het wetsvoorstel? Zo nee, waarvoor dan wel?
5. Consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat een deel van de respondenten voorstelt om het
maximumaantal kilogrammen bestemd voor 100 kg lease te verhogen. De regering acht
aanpassing van het ontwerpwetsvoorstel hierop niet wenselijk. Echter, deze leden vragen
zich af of verhoging van het maximumaantal kilogrammen op den duur tot de mogelijkheden
behoort wanneer Nederland structureel onder het fosfaatexcretieplafond blijft. Zo
nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het hanteren van een percentage beter
aan zou sluiten op de bedrijfsgrootte en de bijbehorende kans dat aan het eind van
het jaar rechten bijgeleased moeten worden, dan het hanteren van het absolute maximum
van 100 kilogram. Deze leden ontvangen graag een nadere duiding waarom het werken
met een peildatum, dus het gebruik van een vaste referentiedatum voor het aantal rechten
dat gebruikt mag worden voor het bepalen van maximale aantal afromingsvrij te leasen
rechten, voor problemen in de uitvoering zou blijven zorgen
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Tegen |
SP | 9 | Tegen |
GroenLinks | 8 | Tegen |
PvdD | 6 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Tegen |
BBB | 1 | Tegen |
BIJ1 | 1 | Tegen |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.