Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Besluit energie vervoer (RED II) kalenderjaren 2022 t/m 2030 (Kamerstuk 32813-864)
2021D41264 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
                  en Waterstaat over het Besluit energie vervoer (RED II) kalenderjaren 2022 t/m 2030
                  (Kamerstuk 32 813, nr. 864)
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
Inleiding
2
Algemeen
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
4
CDA-fractie
4
SP-fractie
5
GroenLinks-fractie
6
ChristenUnie-fractie
6
BBB-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
                  overleg Besluit energie vervoer (Renewable Energy Directive (RED) II) kalenderjaren
                  2022 t/m 2030 en hebben hierover nog enkele vragen/opmerkingen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van Besluit energie
                  vervoer (RED II) kalenderjaren 2022 t/m 2030.
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit energie vervoer (RED
                  II) kalenderjaren 2022 t/m 2030 en hebben hierover nog enkele vragen.
               
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitgewerkte
                  voorstellen aangaande het Besluit energie vervoer. Deze leden hebben hierbij nog enkele
                  vragen en opmerkingen.
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het besluit gelezen en hebben hier nog enkele
                  vragen en opmerkingen over.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging
                  Besluit energie vervoer.
               
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de Kamerbrief over het Besluit
                  energie vervoer. De Kamerbrief maakt duidelijk dat de doelstelling hoger is dan met
                  bestaande technieken kan worden waargemaakt. Het lid van de BBB-fractie heeft hierover
                  dan ook wat opmerkingen.
               
Algemeen
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris meer inzicht kan geven in
                  de procedure voor spoedige behandeling en publicatie. Deze leden vragen of de publicatie
                  nog in december 2021 kan plaatsvinden, zodat inwerkingtreding per 1 januari 2022 een
                  feit kan zijn. Dit is van belang voor leveranciers van biobrandstoffen.
               
Hoofdlijnen wijziging Besluit energie vervoer
De leden van de VVD-fractie lezen dat de limieten voor grondstoffen, onder andere
                  uit voedsel en voedergewassen, zijn gekoppeld aan de consumptie in het voorafgaande
                  jaar. Het jaar 2020 was een coronajaar en, naar mening van deze leden, om die reden
                  niet representatief voor de vervoerssector. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
                  kan uitdrukken wat het onverwachte effect van de coronamaatregelen in de hoogte van
                  de limieten is. De limieten blijven procentueel stabiel, maar doordat de inzet van
                  fossiele brandstoffen de komende jaren zal afnemen, zal de absolute inzet van gelimiteerde
                  biobrandstoffen ook afnemen. Deze leden vragen of hier in het kader van de limieten
                  geen rekening mee zou moeten worden gehouden en of deze niet geleidelijk zouden moeten
                  oplopen.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in totaal een ambitie is van 65 petajoule
                  (PJ) uit hernieuwbare brandstoffen. 5 PJ daarvan moet voortkomen uit de binnenvaart.
                  Deze leden lezen alleen dat dit in het besluit wordt losgelaten, waarbij de reductieverplichting
                  in totaal wel blijft staan. Deze leden vragen hoe de ophoging van het groeipad eruitziet,
                  zodat de 65 PJ toch gaat worden gehaald. Hoe ziet dat eruit voor de binnenvaart? Daarnaast
                  vragen deze leden wat de Staatssecretaris doet om toch een realistisch gebruik van
                  biobrandstoffen te realiseren in de binnenvaart, waarbij er de zekerheid is op het
                  gebruik zonder problemen voor scheepsmotoren.
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat de reden is waarom er maar 2,4% biobrandstoffen
                  wordt ingezet uit voedsel en voedergewassen, gelet op het feit dat dit veel lager
                  is dan de voorgestelde 5%. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is de 1%+
                  flexibiliteit in te zetten. Hiermee blijft het gebruik binnen het percentage van 5%
                  en is er geen extra impact op het milieu.
               
De leden van de VVD-fractie zien graag dat een gelijk speelveld binnen de Europese
                  Unie wordt bewaakt. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen dat er
                  niet per specifieke grondstof in Annex IX andere keuzes worden gemaakt in de toepassing
                  van dubbeltelling of het subdoel voor geavanceerde biobrandstoffen.
               
De leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris de bevestiging kan geven dat «afval»,
                  «residuen» en niet-plantaardige materialen altijd zijn uitgezonderd van het limiet
                  op voedsel- en voedergewassen.
               
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang om grondstoffen binnen de transportsector
                  in te zetten waar deze netto de meeste klimaatwinst opleveren. Deze leden vragen of
                  de Staatssecretaris kan aangeven in hoeverre, bij bijvoorbeeld het bijmengen in de
                  luchtvaart, er een onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe grondstoffen en technologieën,
                  zoals synthetische brandstoffen, en de al gebruikte, meer volwassen luchtvaartbrandstoffen.
                  Zou de Staatssecretaris kunnen onderzoeken welke inzet van grondstoffen de meeste
                  klimaatwinst oplevert?
               
Gevolgen voor burgers, bedrijven, overheid en milieu
De leden van de VVD-fractie benoemden al eerder dat zij graag zien dat er een gelijk
                  speelveld is binnen de Europese Unie. In aanvulling hierop vragen deze leden of het
                  bij de Staatssecretaris bekend is of bijvoorbeeld onze buurlanden de reductieverplichting
                  voor de binnenvaart op dezelfde wijze zullen implementeren, met een vergelijkbare
                  kostenverhoging.
               
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zien met de uitwerking van het Besluit energie vervoer
                  dat zero-emissiemobiliteit verder wordt gestimuleerd en de meer duurzame brandstoffen
                  worden versterkt. Deze leden vragen de Staatssecretaris om tot een snelle invoering
                  te komen van besluit en regeling.
               
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris evalueert of in de toekomst
                  de dubbeltelling behouden dient te worden. Deze leden vragen op basis van welke factoren
                  zal worden besloten over het behoud van de dubbeltelling.
               
De leden van de D66-fractie vragen met oog op de toekomst en de introductie van RED
                  III of de Staatssecretaris zich ook bij de onderhandelingen in Europa gaat inzetten
                  om elektriciteit van niet alleen publieke laadpalen, maar ook private laadpalen standaard
                  mee te tellen. Tevens vragen deze leden de Staatssecretaris om zich bij de Europese
                  onderhandelingen in te zetten voor het inboeken van opgewekte stroom direct van het
                  dak van de elektrische auto, vrachtwagen of bus.
               
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie merken op dat in het Besluit energie vervoer het bijmengpercentage
                  voor conventionele biobrandstoffen tot 2030 wordt gemaximeerd op 1,4% (het niveau
                  van 2020). Dit percentage is daarmee tot 2030 gebaseerd op de inzet biobrandstoffen
                  in 2020. Echter de Nederlandse Emissieautoriteit en Energieopwek.nl bestempelen 2020
                  als een niet representatief jaar, omdat er tijdens de COVID-19-pandemie veel minder
                  werd gereden (en dus getankt) vanaf april van dat jaar. Is de Staatssecretaris het
                  met deze leden eens dat het extrapoleren van de gegevens over het eerste kwartaal
                  van 2020 naar een heel jaar een realistischere weergave zou geven, aangezien er in
                  deze periode nog wel regulier gereden werd? Is de Staatssecretaris bereid om in plaats
                  van het volledige jaar 2020 het eerste kwartaal van 2020 als referentiepunt te nemen?
                  Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat Studio Gear Up in opdracht van het ministerie
                  onderzoek heeft uitgevoerd over een uitfasering van biobrandstoffen uit voedsel- en
                  voedergewassen. Uit dit onderzoek volgt dat er geen correlatie is tussen de inzet
                  van deze biobrandstoffen en voedsel- prijzen en/of tekorten. Tevens blijkt dat uitfasering
                  betekent dat er meer fossiele brandstof in het systeem komt, waarmee de uitstoot van
                  koolstofdioxide (CO2) toeneemt. Ook stelt deze studie dat er onvoldoende aandacht is voor meervoudige
                  valorisatie van gewassen. Voorts merken deze leden op dat de Studiegroep Klimaatopgave
                  (Kamerstuk 32 813, nr. 685) aangeeft dat het mogelijk is om, met in achtneming van de duurzaamheidseisen, de
                  inzet van hernieuwbare brandstoffen te verhogen. Deze inzet wordt echter momenteel
                  begrensd door de afspraken in het Klimaatakkoord. Deze leden menen dat, gezien het
                  bovenstaande en gezien het feit dat het risico op indirecte landverandering door de
                  inzet van gewassen zoals maïs en suikerbieten nihil is en geborgd is door het Europese
                  en Nederlandse plafond (respectievelijk 7% en 5%), een beleidsherijking over de inzet
                  van biobrandstoffen overwogen zou moeten worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris
                  welke mogelijkheden hij ziet om toch maximaal gebruik te maken van specifieke groepen
                  conventionele biobrandstoffen (zoals hernieuwbare ethanol uit maïs) om de CO2-uitstoot van transport verder te beperken. Dit in het licht van het feit dat er van
                  de overweging uit het Klimaatakkoord om geen biobrandstoffen in te zetten die een
                  onwenselijke impact hebben op landgebruik of voedselprijzen aantoonbaar geen sprake
                  is. Tevens vragen deze leden waarom er, gezien het bovenstaande, geen gebruik wordt
                  gemaakt van de ruimte die RED II biedt om +1 procentpunt af te wijken van het percentage
                  conventionele biobrandstoffen ten opzichte van de inzet ervan in 2020.
               
De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van om beter presterende conventionele
                  biobrandstoffen anders te behandelen en merken op dat artikel 26.1 van RED II daartoe
                  ook de mogelijkheid biedt. Deze leden merken op dat door de meest duurzame conventionele
                  biobrandstoffen maximaal in te zetten (2,7%) het aandeel duurzame energie in transport
                  meer dan verdubbeld kan worden zonder dat dit ongewenste negatieve (indirecte) effecten
                  heeft. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij de mening deelt dat, wanneer er
                  differentiatie mogelijk is tussen conventionele biobrandstoffen en enkel die conventionele
                  biobrandstoffen extra ingezet worden die bewezen duurzaam geproduceerd worden (en
                  een zeer lage «Indirect Land Use Change (ILUC)»-factor en lage koolstofintensiteit
                  hebben en waardevolle bijproducten leveren), Nederland substantieel meer hernieuwbare
                  brandstoffen kan inzetten. Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris in dit kader
                  bereid om een extra inzet van die zeer duurzame conventionele biobrandstoffen toe
                  te staan die inclusief toepassing van de ILUC-factor een broeikasgasbesparing ten
                  opzichte van fossiele brandstoffen realiseren van meer dan 60%? Zo nee, waarom niet?
               
SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben niet ingestemd met de betreffende wijziging van
                  de Wet milieubeheer. Dat neemt niet weg dat deze leden de uitwerking van de moties
                  van de leden Alkaya en Bisschop (Kamerstuk 35 626, nr. 25 en Kamerstuk 35 626, nr. 26) met belangstelling tegemoetzien. Binnenvaartschippers hebben gemeld dat zij zich
                  onvoldoende betrokken voelen bij het onderzoek naar de risico’s van biobrandstoffen
                  in de binnenvaart. Deze leden hopen dat de Staatssecretaris van nu af aan de handschoen
                  oppakt en de sector volwaardig betrekt bij het vervolg van het in gang gezette onderzoek.
                  Kan de Staatssecretaris dit toezeggen? De aard van de klachten van de binnenvaartsector
                  hebben deze leden reeds omschreven in de vragen die zij op 13 oktober jongstleden
                  hebben gesteld (Kamerstuknummer 2021Z17842). Kan de Staatssecretaris deze vragen spoedig beantwoorden, zodat zij betrokken kunnen
                  worden bij de verdere afhandeling van het Besluit energie vervoer?
               
De leden van de SP-fractie zijn blij dat de binnenvaart in afwachting van het onderzoek
                  naar de veiligheid van biobrandstoffen in relatie tot scheepmotoren zijn gevrijwaard
                  van de jaarverplichting. Dat dit niet tevens geldt voor de reductieverplichting vinden
                  deze leden zeer kwalijk. De Staatssecretaris voert hiermee een democratisch genomen
                  besluit van de Kamer simpelweg niet volledig uit. Kan de Staatssecretaris toelichten
                  wat de consequenties zouden zijn als Nederland – conform de hiertoe aangenomen motie
                  – besluit om ook de reductieverplichting pas te handhaven, zodra er garanties verschaft
                  kunnen worden over de duurzaamheid van de beoogde stoffen en de risico’s die dit met
                  zich meebrengt voor de mensen die ermee moeten varen?
               
De leden van de SP-fractie zijn tot slot verbaasd dat de Staatssecretaris ten aanzien
                  van de motie-De Hoop omtrent een afbouwscenario voor het gebruik van voedsel,- en
                  voedergewassen (Kamerstuk 35 626, nr. 21) aangeeft dat ontbossing in Noord-Amerika en Europa nauwelijks een risico vormt.
                  In acht nemende dat meer sectoren een beroep zullen gaan doen op alternatieven die
                  in de toekomst beschikbaar komen, beschouwen deze leden dat wel degelijk als een risico.
                  Desondanks hopen deze leden dat het Nederland zal lukken om tot een volledige afbouw
                  te komen en steunen zij het streven van afbouw.
               
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat met dit besluit elektrificering
                  van mobiliteit wordt gestimuleerd. Deze leden zijn dan ook blij te lezen dat de aangenomen
                  motie van het lid Bouchallikh over de vermenigvuldigingsfactor 4 toepassen voor elektrisch
                  vervoer (Kamerstuk 35 626, nr. 15) wordt uitgevoerd. In het kader van Fit for 55 heeft de Europese Commissie echter
                  aangekondigd dat de vermenigvuldigingsfactoren geschrapt gaan worden. Is de Staatssecretaris
                  bereid zich in te spannen om deze vermenigvuldigingsfactoren te behouden, zodat de
                  hogere ketenefficiency beloond blijft worden ten opzichte van verbrandingsmotoren?
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de Kamerbrief over het stimuleren van
                  hernieuwbare waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 868) dat men ook voor de inzet van groene waterstof in raffinaderijen aanspraak kan maken
                  op hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s). Wat zijn de effecten hiervan, zowel met
                  betrekking tot de verwachte CO2-uitstootreductie als de jaarlijkse opbrengsten van de raffinaderijen?
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse het impact-assessment gelezen
                  dat is gemaakt naar aanleiding van de motie van de leden De Hoop en Bouchallikh ten
                  aanzien van beschikbaarheid van grondstoffen (Kamerstuk 35 626, nr. 22). Aan de hand hiervan hebben deze leden nog enkele vragen. Wat is de verwachte vraag
                  naar biogrondstoffen door inzet van biobrandstoffen in mobiliteit in 2030 (wegtransport,
                  zeevaart en luchtvaart) en hoe verhoudt deze vraag zich tot het aanbod van duurzame
                  biogrondstoffen uit Nederland? Welke instantie monitort de (verwachte) cumulatieve
                  vraag naar biogrondstoffen vanuit alle sectoren gezamenlijk op basis van voorgenomen
                  Nederlands beleid ten opzichte van het verwachte Europese aanbod van biogrondstoffen?
                  Zijn er specifieke grondstofketens waarvoor aanvullend beleid of acties nodig zijn,
                  gezien de verwachte vraag vanuit mobiliteit en het (huidige) aanbod?
               
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zien de toename van hernieuwbare energie in vervoer
                  door de implementatie van RED II als een onmisbare stap naar emissievrij vervoer.
                  Deze leden steunen het doel van de Staatssecretaris om door middel van de jaarverplichting
                  en het systeem van HBE’s de marktkansen voor hernieuwbare elektriciteit en groene
                  waterstof toe te laten nemen. Hiervoor zijn ook forse stappen nodig op het gebied
                  van randvoorwaardelijke infrastructuur. In dat kader is het belangrijk dat er langjarige
                  duidelijkheid komt over dit stimuleringskader, zodat ook hiervoor meer investeringszekerheid
                  komt. Deelt de Staatssecretaris deze notie?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn optimistisch over de mogelijkheden voor
                  elektrificatie, al dan niet via waterstof, in de mobiliteit. Deze leden zien daarmee
                  ook de implementatie van de RED II op het gebied van het hanteren van vermenigvuldigingsfactoren
                  voor zero emissie technieken in wegvervoer en binnenvaart als positief, naast een
                  vermenigvuldigingsfactor van 2,5 voor groene waterstof. Deze leden staan achter de
                  toegevoegde mogelijkheid in het concept om vermenigvuldigingsfactoren te doen gelden
                  in de binnenvaart, zolang er, zoals nu gebeurt, voldoende flexibiliteit geboden kan
                  worden in de keus voor verschillende toepassingen, zoals verwisselbare accu’s of via
                  elektrolyten. Deze leden willen hierbij ook benadrukken dat er binnen de visserij
                  veel innovaties plaatsvinden voor duurzame scheepvaart en dat daar ook specifieke
                  subsidies voor beschikbaar zijn. Hoe vindt er uitwisseling plaats tussen visserij
                  en overige scheepvaart? Is samenwerking voldoende mogelijk binnen de subsidievoorwaarden?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de uitvoerbaarheid van de
                  eerste optie voor het volledig kunnen belonen van aantoonbaar geleverde hernieuwbare
                  elektriciteit aan vervoer. De eis dat er geen sprake mag zijn van verbinding met het
                  net betekent in praktijk het gebruik van een batterij. Hoe ziet de Staatssecretaris
                  deze optie in verband met de businesscase voor laadpunten? Kan hij bovengenoemde eis
                  laten vallen? Bovendien hebben deze leden zorgen over de daadwerkelijke toevoeging
                  van garanties van oorsprong in het aandeel van in Nederland geproduceerde groene energie.
                  Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bij het opstellen
                  van de inboekmogelijkheden voldoende rekening heeft gehouden met het feit dat het
                  grootste deel van elektriciteit in het wegverkeer thuis en op het werk geladen wordt,
                  aangezien dit deel op dit moment nog buiten het Register Energie voor Vervoer (REV)
                  valt. Is de Staatssecretaris bereid om de inboekmogelijkheden in dit licht uit te
                  breiden?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van het
                  amendement-Grinwis (Kamerstuk 35 626, nr. 11) en motie-Grinwis (Kamerstuk 35 626, nr. 23), die zien op de mogelijkheid van het geaggregeerd inboeken naar voorbeeld van Duitsland?
                  Deze leden benadrukken hierbij dat het van groot belang is dat dit onderzoek snel
                  plaatsvindt, en dat er ook gekeken wordt naar de positie van kleine ondernemingen
                  en particulieren.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie willen tot slot benadrukken dat er op het gebied
                  van duurzame mobiliteit, maar ook in de energietransitie in het algemeen, snel en
                  veel innovatie plaatsvindt. Dat is absoluut onmisbaar, maar wet- en regelgeving aanpassen
                  gaat vaak langzamer. Op deze manier dreigt de overheid de duurzame transitie te stagneren.
                  Biedt onderliggende wijziging wel voldoende vrijheid voor nieuwe technieken, zoals
                  zonnepanelen die op het dak van voertuigen zijn geïnstalleerd, maar ook voor nog onbekendere
                  technieken?
               
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie constateert dat de verplichting van reductie een Europees
                  vereiste is en toeziet op een gelijk speelveld binnen Europa. Hoe verhoudt dat gelijke
                  speelveld zich tot de ambitieuzere Nederlandse doelstelling in vergelijking tot het
                  minimale Europese vereiste? En hoe is de Staatssecretaris van plan dat gelijke speelveld
                  te waarborgen in het licht van het voornemen de binnenvaart onder de jaarverplichting
                  te brengen?
               
Het lid van de BBB-fractie constateert dat de neveneffecten van voorliggende maatregelen
                  onvoldoende in beeld zijn en nu onderzocht worden. Kan de Staatssecretaris toezeggen
                  dat er geen verhoogde reductiedoelen (jaarverplichting) voor de binnenvaart komen,
                  zo lang dit niet met adequate maatregelen in de sector zelf te realiseren is? Dit
                  om te voorkomen dat het uitsluitend een papieren reductie wordt, waarbij andere sectoren
                  op kosten van de binnenvaart kunnen verduurzamen, maar de binnenvaart in het kader
                  van de 2050-doelen mogelijk dubbelop met investeringen geconfronteerd wordt.
               
Het lid van de BBB-fractie constateert dat de doelstellingen voor energiegebruik in
                  het vervoer afhankelijk zijn van voedergewassen. In 2050 zijn er waarschijnlijk 10 miljard
                  mensen op de wereld, wereldwijd moet er dan 3,6 miljoen vierkante kilometer landbouwgrond
                  bij komen om de mensen te voeden. De wereldvoedselvoorraad op dit moment bedraagt
                  ongeveer drie weken. Met andere woorden: we moeten voedsel gebruiken om mensen te
                  voeden en niet als energiebron. Is de Staatssecretaris dat met het lid van de BBB-fractie
                  eens en hoe gaat de Staatssecretaris er zorg voor dragen dat het gebruik van voedsel
                  als energiebron zo spoedig mogelijk wordt afgebouwd?
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.