Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 884 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (Negende incidentele suppletoire begroting)
Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 oktober 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 23 september 2021 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Bij brief van 15 oktober 2021 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1:
Geldt het beroep op artikel 2.27 Comptabiliteitswet voor alle in de Negende incidentele
suppletoire begroting opgenomen maatregelen? Zo nee, voor welke maatregelen wel?
Antwoord:
Ja, voor alle genoemde maatregelen in de Negende incidentele suppletoire begroting
(ISB9) is een beroep gedaan op artikel 2.27 lid 2 Comptabiliteitswet (CW). Het Kabinet
acht het ten aanzien van het coronabeleid noodzakelijk nieuw beleid te kunnen inzetten
nadat het parlement is geïnformeerd, maar kan niet worden gewacht tot autorisatie.
Over de afzonderlijke uitgaven wordt u geïnformeerd via een ISB en ook door middel
van de Stand van zaken brieven. Voor de Negende incidentele suppletoire begroting
gaat het om de Stand van zaken brief COVID-19 van 11 mei 2021 (Kamerstukken II, 2020/21,
25 295, nr. 1179), de Stand van zaken brief COVID-19 van 18 juni 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1241) en de Stand van zaken brief COVID-19 van 6 juli 2021 met kenmerk 3221455-1012165-PDC.
In die brieven is ook de spoedeisendheid van de maatregelen aangegeven in die zin
dat de maatregelen moeten worden gestart alvorens beide Kamers in de gelegenheid zijn
om de desbetreffende uitgaven te autoriseren.
Vraag 2:
Vanwege het spoedeisende karakter van de maatregelen wordt een beroep gedaan op de
uitzondering uit artikel 2.27 Comptabiliteitswet, geldt deze uitzondering voor alle
maatregelen in de begroting?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 3:
Kunt u de spoedeisendheid van de niet-covid gerelateerde maatregelen uit de Negende
incidentele suppletoire begroting nader toelichten, in het licht van het beroep op
artikel 2.27 Comptabiliteitswet?
Antwoord:
De niet covid gerelateerde maatregelen zijn opgenomen omdat het Rijk zich genoodzaakt
ziet om voor deze maatregelen reeds verplichtingen aan te gaan nadat het parlement
vooraf is geïnformeerd, maar niet gewacht wordt voor autorisatie vanuit het parlement.
Het betreft activiteiten die vóór het najaar 2021 tot uitvoering moesten komen. Het
betreft bijvoorbeeld het verstrekken van een opdracht aan ZonMW om onderzoek te doen
naar de corona pandemie (mutatie gezondheidsonderzoek rampen). Dit gelet op dat de
uitvoering al voor het najaar 2021 moest plaatvinden. Het betreft hier de volgende
posten:
Mutatie
Bedrag 2021
Bedrag 2022
Bedrag 2023
Bedrag 2024
Bedrag 2025
Subsidiering Grozzerdammen Health-Holland
1.200
0
0
0
0
Opdrachten digivaardig en andere kleine opdrachten, continuering van beleid
100
0
0
0
0
Overlopende verplichtingen IenZ uit 2020 (niet meegenomen bij EJM)
400
0
0
0
0
Uitvoering lerende evaluatie programma IenZ
90
0
0
0
0
Invulling motie Diertens: vaccinatiegegevens in PGO
50
0
0
0
0
Transactiegerichte GDI-voorzieningen 2020 en 2021 (DigiD)
2.421
0
0
0
0
Opdrachten t.a.v. identificatie en authenticatie in de zorg
1.600
0
0
0
0
Externe inhuur
163
0
0
0
0
Personeel NC-19
270
0
0
0
0
Bijdrage SSO's: kosten overhead, ondersteuning nav parlemetaire enquete via Doc-direct
887
0
0
0
0
Overig materieel: NSOB, onderzoeken nav 2de, 3de golf
1.584
0
0
0
0
Informatiehuishouding VWS
4.605
0
0
0
0
ICT ondersteuning
1.028
0
0
0
0
Leasekosten, Biocheck en verlening inzet HSK hulplijn
70
0
0
0
0
Gegevensuitwisseling
2.100
0
0
0
0
Cyber bewustwording
1.000
500
500
0
0
DICIO medewerkers Wetenschappelijk Onderzoek Covid-19
520
0
0
0
0
SVB pgb uitvoering
943
0
0
0
0
Gezondheidsonderzoek rampen
1.493
8.635
5.266
3.670
2.044
Ijklijn
dekking Activiteiten preventie zorgverzekeringsstelsel
– 900
0
0
0
0
Activiteiten preventie zorgverzekeringsstelsel
900
0
0
0
0
Totaal
20.524
9.135
5.766
3.670
2.044
Dekking
Totaal dekking uit prijsbijstelling
– 15.899
– 15.109
-9.735
-396
0
Vraag 4:
Kunt u de spoedeisendheid van de niet-covid gerelateerde maatregelen uit deze Negen
Negende incidentele suppletoire begroting nader toelichten?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5:
Waarom is ook bij de niet-corona gerelateerde uitgaven een beroep gedaan op artikel 2.27
Comptabiliteitswet? Waarom is hier sprake van spoedeisendheid?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 6:
Was de verlenging van het Landelijk Coördinatiepunt Patiëntenspreiding (LCPS) al een
half jaar geleden te verwachten? Zo ja, waarom is bij deze uitgaven dan een beroep
gedaan op artikel 2.27 Comptabiliteitswet?
Antwoord:
De ontwikkeling van de covid crisis is onvoorspelbaar. Een half jaar geleden was nog
niet volledig duidelijk of het LCPS nog nodig zou zijn voor het verspreiden van patiënten.
Er is daarom besloten om een overeenkomst te sluiten voor een half jaar. De financiering
voor het LCPS was daarmee tot en met de zomer van 2021 geregeld. Om ervoor te zorgen
dat het LCPS haar activiteiten kan doorzetten en gegeven dat er nog steeds noodzaak
hiervoor was, was een incidentele suppletoire begroting noodzakelijk om de overeenkomst
tijdig te verlengen. Om aansluitend ook de uitvoering te kunnen laten beginnen heb
ik besloten hierbij een beroep te doen op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet.
Vraag 7:
Kunt u uiteenzetten op welke onderdelen van deze incidentele suppletoire begroting
u gebruikt maakt van artikel 2.27 Comptabiliteitswet? Indien u gebruik maakt van alle
artikelen, kunt u dan nader toelichten waarom alle uitgaven spoedeisend van karakter
zijn?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 3. In aanvulling op de gegeven antwoorden daar, worden
in de ISB op diverse artikelen mutaties aangekondigd. Dit hangt samen met de vormgeving
van de begrotingsstukken en indeling naar de verschillende artikelen. Het Ministerie
van VWS heeft er niet voor gekozen om een apart artikel te maken voor covid, maar
binnen de huidige artikelen in de financiële administratie een onderscheid te maken
tussen covid en non covid. Dit maakt dat u ziet dat er voor meerdere artikelen, vanuit
de beheersing van corona, mutaties worden gedaan onder verwijzing naar artikel 2.27,
tweede lid, CW.
Vraag 8:
Wat heeft u de afgelopen periode naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer
over de verantwoording over 2020 geleerd over de inzet van artikel 2.27 Comptabiliteitswet?1 Bent u terughoudender geworden?
Antwoord:
Aan het rapport van de Algemene Rekenkamer heb ik gevolg gegeven door uw Kamer en
ook de Eerste Kamer telkens tijdig te informeren over nieuw beleid. Dit om begrotingsonrechtmatigheden
te voorkomen en aansluit bij het informatie- en budgetrecht van het parlement. Dit
sluit aan bij artikel 2.27 CW. In dit artikel is ook de mogelijkheid opgenomen, onder
het tweede lid, om vooruitlopend op autorisatie vanuit het Rijk verplichtingen aan
te kunnen gaan. Dit vraagt evenwel een zorgvuldige afweging. Voor corona speelt echter
ook dat niet altijd gewacht kan worden op autorisatie van het parlement, juist omdat
de inzet is om het virus te beheersen. Gelet op het budgetrecht wordt uw Kamer hierover
vooruitlopend op het aangaan van een verplichting, geïnformeerd door middel van een
incidentele suppletoire begroting.
Vraag 9:
Kunt u toelichten hoe en wanneer de garantieregelingen voor analysecapaciteit en voor
testmateriaal zullen worden geëvalueerd, nu het einde van deze garantieregelingen
in zicht komt?
Antwoord:
De garantieregeling verloopt inderdaad 31 december 2021. Echter afwikkeling van de
garantieovereenkomsten voor PCR-gebruiksartikelen heeft voor het grootste deel reeds
plaatsgevonden. Met de aanbesteding van NAAT-analysecapaciteit zal ook hier niet langer
sprake zijn van garantieovereenkomsten. Evaluatie van deze overeenkomsten vindt plaats
binnen een bredere beschouwing van de test- en traceerketen die thans loopt.
Vraag 10:
Kunt u nader toelichten waarom u de Stichting open Nederland geen premie vraagt voor
de garantstelling van het Ministerie van VWS, die immers vergelijkbaar en aanvullend
is op een normale bestuursaansprakelijkheidsverzekering?
Antwoord:
De garantstelling voor Stichting Open Nederland volgt uit de opdracht die het Ministerie
van VWS haar heeft gegeven. Indien een premie gevraagd zou worden, zou dit betaald
worden vanuit de middelen van de opdracht waarmee VWS in feite de premie aan zichzelf
zou betalen. Stichting Open Nederland heeft een normale bestuursaansprakelijkheidsverzekering
afgesloten waarvoor zij een premie betaald. De garantstelling is in aanvulling hierop
afgegeven.
Vraag 11:
U verlengt garantieregelingen voor testmaterialen en analysecapaciteit, en stelt zich
deels garant voor bestuursaansprakelijkheid van de Stichting open Nederland, wanneer
worden deze geëvalueerd?
Antwoord:
Afwikkeling van de garantieovereenkomsten voor PCR-gebruiksartikelen heeft voor het
grootste deel reeds plaatsgevonden. Met de aanbesteding van NAAT-analysecapaciteit
zal ook hier niet langer sprake zijn van garantieovereenkomsten. Evaluatie van deze
overeenkomsten vindt plaats binnen een bredere beschouwing van de test- en traceerketen
die thans loopt, in voorbereiding op de volgende fase van de bestrijding van het coronavirus.
Er bestaan voorlopig nog geen plannen om de garantieregeling voor de bestuursaansprakelijkheid
van de Stichting Open Nederland te evalueren.
Vraag 12:
Waarom kon deze begrotingswijziging niet eerder naar de Kamer worden gestuurd, maar
pas net aan het begin van het zomerreces?
Antwoord:
Deze begrotingswijziging bevat besluiten die in de ministerraad van 9 juli zijn geformaliseerd.
Vraag 13:
Welke van de uitgaven binnen deze incidentele suppletoire begroting waren reeds een
half jaar geleden voorzien of reeds te verwachten?
Antwoord:
De incidentele begrotingen zijn primair bedoelt voor de uitgaven die niet eerder voorzien
hadden kunnen worden. Wanneer de uitgaven voorzien waren geweest hadden deze kunnen
landen in een regulier begrotingsstuk (respectievelijk de ontwerpbegroting, en eerste
en tweede suppletoire begrotingen). In de voorliggende incidentele begroting zijn
drie categorieën uitgaven te onderscheiden: (1) nieuw beleid wat niet eerder voorzien
was, (2) uitgaven die al in beeld waren maar waarvan de uitvoeringsopties en de hoogte
nog niet bekend waren, en (3) lopende zaken waar veranderingen in optreden en die
bij constatering aan uw Kamer gemeld worden.
(1) Nieuw beleid: testen spoor 2a, brede inzet zelftesten, Suriname, toetsingskader bestuurlijke
aansprakelijkheid Stichting Open Nederland;
(2) Bekend maar uitvoering en hoogte benodigde middelen pas bekend voor de ISB en afhankelijk
van de ontwikkeling van het virus: GGD-GHOR, testen COVID-19, testen niet GGD-teststraten,
kiemsurveillance;
(3) Lopend beleid met verandering: Kasschuif innovatieve behandeling, BTW intravacc, garantstellingen
Analysecapaciteit en Testmaterialen, verlenging C-support.
Vraag 14:
Kunt u nader toelichten wat de uitgaven «Afrekening Corona DigiD tikken» betreffen
en uiteenzetten waar deze uit bestaan?
Antwoord:
De beheer- en exploitatiekosten voor het gebruik van DigiD worden sinds 2018 doorbelast
aan de gebruiker. Het Ministerie van VWS als gebruiker financiert deze kosten centraal
voor de zorg. Het gebruik van DigiD was in 2020 hoger dan voorzien. Dit als gevolg
van de coronapandemie. Zo wordt DigiD gebruikt voor het maken van afspraken om burgers
te laten testen op corona, het inzien door burgers van uitslagen van deze testen en
het maken van vaccinatieafspraken. In 2020 heeft de GGD GHOR als uitvoerende partij
namens VWS in totaal van 28,5 miljoen corona-gerelateerde tikken gebruik gemaakt en
deze worden afgerekend tegen € 0,138 per tik (tarief 2020). De eindafrekening van
het DigiD-gebruik uit 2020 vindt in 2021 plaats.
Vraag 15:
Waarom is de «Afrekening Corona DigiD tikken» van zodanige spoedeisendheid dat deze
onder artikel 2.27 Comptabiliteitswet dient te vallen?
Antwoord:
Het gebruik van DigiD was in 2020 hoger dan voorzien, als gevolg van de coronapandemie.
Het Ministerie van VWS financiert de kosten en moest de hogere uitgaven betalen. Daarom
heb ik het noodzakelijk geacht om deze hogere uitgaven mee te laten lopen met de ISB
en zo uw Kamer hier tijdig over te informeren.
Vraag 16:
Hoe zijn de garantieregelingen veranderd na het onderzoek van de Algemene Rekenkamer
eind 2020, waarin zij kritisch was over de informatievoorziening over de kostendekkendheid
van de regelingen?
Antwoord:
Bij de drie garantieregelingen die in deze 9e incidentele suppletoire begroting zijn
opgenomen, worden geen premies gevraagd. Er wordt aanleiding van het rapport van de
Algemene Rekenkamer wel bezien of garanties noodzakelijk zijn. Voor testmaterialen
en testen worden daarom ook de garanties niet verlengd.
Vraag 17:
Wat is de rol van de Minister van Financiën op deze garantieregelingen, omdat hij
heeft toegezegd ambtsgenoten erop te wijzen dat garantieregelingen die samenhangen
met de coronacrisis geëvalueerd behoren te worden?
Antwoord:
Het Ministerie van Financiën is voorafgaand aan het verlenen van de garantieregelingen
betrokken en beoordelen de garantieregelingen en de toetsingskaders. Bij deze beoordeling
is ook aan bod gekomen of en hoe de garantieregeling geëvalueerd dienen te worden.
Voor de toetsingskaders Analysematerialen en Testcapaciteit geldt dat nog nader bepaald
dient te worden hoe de evaluatie van de noodmaatregelen in de COVID-19 crisis vorm
krijgt. Het toetsingskader aangaande de garantieregeling voor de bestuursaansprakelijkheid
van de Stichting Open Nederland wordt middels de reguliere verantwoordingscyclus van
VWS geëvalueerd.
Vraag 18:
Kunt u nader specificeren – hoofdstuk, paragraaf en/of paginanummer – waar in de drie
Kamerbrieven, waarnaar in de aanbiedingsbrief bij de Negende incidentele suppletoire
begroting wordt verwezen, de Kamer is geïnformeerd over de in deze Negende incidentele
suppletoire begroting opgenomen maatregelen?
Antwoord:
Maatregelen
Pag. brief 11 mei
Pag. brief 18 juni
Pagina brief 6 juli
GGD-GHOR
41
33
Testen COVD-19
35 e.v.
63 e.v.
4–5, 12–13
Testen niet GGD-teststraten
25–26
–
10 en 26
Testen spoor 2a
25 e.v.
65–68
23–26; 33–34
Brede inzet zelftesten
3, 5, 27–33
63–64, 67–69
9–10, 23–26
Kiemsurveillance
34–36
38, 41
10–13
Informatiebeleid
81–82
28–32
24, 32–35
Zorg en Welzijn Caribisch Nederland
89–90
100–101
32
Personele uitgaven
–
–
461
X Noot
1
Nader toegelicht in mijn brief van 21 juli 2021, met kenmerk 3233572-1013191-WJZ.
Vraag 19:
Het plafond van de garantstelling bij het testen is in de Elfde incidentele suppletoire
begroting bijgesteld, wat is hiervan het gevolg voor de onderhavige incidentele suppletoire
begroting?
Antwoord:
Het plafond dat in de 11e incidentele suppletoire begroting is bijgesteld overschrijft
de bijstelling die in de onderhavige (9e) incidentele suppletoire begroting is gemeld.
Het plafond zoals gemeld in de 11e incidentele suppletoire begroting wordt dus gehanteerd
en is het huidige totaalplafond.
Vraag 20:
Hoe is te beoordelen dat de 20 miljoen euro die is uitgegeven aan de zelftestcampagne
doelmatig is uitgegeven?
Antwoord:
De doelstelling vooraf was om met de beschikbare middelen de meerwaarde van zelftesten
breed onder de aandacht te brengen. Vanuit doelmatigheid is ervoor gekozen om de zelftesten
gericht uit te delen aan inkomende reizigers en voor bredere verspreiding een bestelportaal
in te richten, zodat de zelftesten alleen verspreid worden naar mensen die er ook
behoefte aan hebben.
Vraag 21:
Bent u van mening dat de 20 miljoen euro die is uitgegeven aan de zelftestcampagne
doelmatig is uitgegeven?
Antwoord:
Ja, het kabinet is van mening dat deze middelen doelmatig zijn uitgegeven.
Vraag 22:
Kan de Kamer een evaluatie van deze zelftestcampagne verwachten? Zo ja, wanneer kan
de Kamer deze verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In de stand van zakenbrief Covid-19 van 14 september jl. (Kamerstukken 2020/21, 25 295, nr. 1422). heb ik uw Kamer een uitgebreide update gegeven over het zomeroffensief waar deze
drie acties onderdeel van uitmaken. In mijn volgende stand zaken brief Covid-19 zal
ik uw Kamer over de eindresultaten informeren.
Vraag 23:
Waarom is er eerder geen rekening gehouden met het feit dat Intravacc BTW-plichtig
is? Welke adviezen zijn daar vooraf over gevraagd? Als er geen adviezen zijn gevraagd,
waarom niet? Is er dan überhaupt nooit nagedacht over BTW-plichtigheid?
Antwoord:
Over het al dan niet BTW plichtig zijn is advies uit gebracht door Meijburg/KPMG belastingadviseurs.
Verkend is of Intravacc, als beleidsdeelneming, op grond van economische, organisatorische
en financiële verwevenheid een fiscale eenheid kan vormen met VWS. Het vormen van
een fiscale eenheid zou als gevolg hebben dat over de opdrachten van VWS geen BTW
hoeft worden berekend. Hierover heeft overleg met de Belastingdienst plaatsgevonden.
Omdat er in Nederland geen gevallen bekend zijn van een fiscale eenheid tussen een
departement en een staatsdeelneming/BV zou dit een novum zijn. Het zou lange tijd
duren om over deze casuïstiek in btw-technische zin overeenstemming te bereiken. Aangezien
het bij Intravacc Bv in beginsel om een tijdelijke deelneming gaat is dit geen begaanbare
wege gebleken. Met het Ministerie van Financiën is overeenstemming bereikt over compensatie
van de af te dragen BTW.
Vraag 24:
In de tweede helft van 2021 is 546 miljoen euro nodig voor de GGD-GHOR, kan er al
inzicht gegeven worden in de behoefte in 2022, 2023 en verder? Hoe wordt hier wel
aan gewerkt om de toekomstige financiële behoefte van GGD-GHOR in kaart te brengen?
Antwoord:
De financiële behoefte van de GGD-GHOR komt voort uit de werkzaamheden die zij uitvoert
in opdracht van het Ministerie van VWS in het kader van de COVID-19 crisis. De werkzaamheden
in 2022 worden momenteel in beeld gebracht, waarover u ook reeds in de 11e incidentele
suppletoire begroting bent geïnformeerd. Voor de jaren 2023 en verder is het nog niet
mogelijk een inschatting te maken omdat dit sterk afhankelijk is van de ontwikkeling
van de COVID-19 crisis.
Vraag 25:
Waarom worden de budgetten voor Suriname niet ten laste gebracht van de begrotingen
van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en/of Buitenlandse Zaken?
Antwoord:
De aanvullende middelen zijn opgenomen op de begroting van VWS aangezien VWS het voortouw
heeft genomen voor aanvullende hulp aan Suriname bij de Covid-bestrijding. Een belangrijk
onderdeel van de aanvullende hulp is de donatie van Covid vaccins en medische hulpmiddelen.
Naast de kosten die hiermee gemoeid zijn heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken
de transportkosten van de twee zuurstofcontainers en de vliegticketkosten van de Nederlandse
medische professionals die ter plekke ondersteuning leveren gedekt vanuit haar begroting.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het afgelopen jaar tevens al eerder twee
grote steunpakketten ter waarde van € 6,5 miljoen naar Suriname gestuurd, onder andere
bestaande uit persoonlijke beschermingsmiddelen, ventilatoren en medicatie. De hulp
aan Suriname is aldus een gezamenlijke inzet van de Ministeries van VWS en BZ.
Vraag 26:
Waaraan worden de middelen voor de COVID-19-gerelateerde zorg binnen het Caribische
deel van het Koninkrijk exact uitgegeven, kan hier een nadere precisering van gegeven
worden?
Antwoord:
Als gevolg van het aantal besmettingen in het Caribische deel van het Koninkrijk is
de inzet van VWS op de ondersteuning van COVID-19-zorg uitgebreid. De middelen a € 27,4 miljoen
zijn bestemd voor: 1) de inzet van medische uitzendbureaus van personeel ten behoeve
van de COVID IC-capaciteit in de ziekenhuizen (€ 18,5 miljoen), 2) extra zorgkosten
van ziekenhuizen voor onder meer geneesmiddelen, testen, spoedvervoer via air-ambulance
en voor het onderbrengen van enkele bewoners van de verpleegafdeling van het ziekenhuis
op Bonaire in een zorghotel (€ 2,5 miljoen), 3) vervoer van medische uitzendingen
naar ziekenhuizen in de regio, logistieke kosten voor persoonlijke beschermingsmiddelen
en apparatuur (€ 5,1 miljoen) en 4) financiële ondersteuning van de GGD-en van Bonaire,
Saba en Sint Eustatius (BES) bij bron- en contactonderzoek, vaccinatiecampagne en
testen (€ 1,3 miljoen).
Vraag 27:
Hoe kan het dat er zo’n grote onderbesteding is (14 miljoen euro) bij de steunmaatregelen
voor de sportsector? Is er een analyse gemaakt van de oorzaken (Was het niet nodig?
Was het te ingewikkeld? Sloot de regeling niet aan bij de behoefte? Waren de criteria
te streng?) en kan die analyse naar de Kamer gestuurd worden? Welke (types) sportvereniging
en verhuurders van sportaccommodaties hebben wel gebruik gemaakt van de steun?
Antwoord:
De steunmaatregelen voor de sportsector, die lopen van maart 2020 tot 1 juli 2021,
zijn ingericht om mee te ademen met het niveau van beperkende maatregelen en daaruit
volgende financiële schade in de sector. Door versoepelingen in de beperkende maatregelen
is er door minder instellingen voor lagere bedragen aan steun aangevraagd dan er aan
budget beschikbaar is gesteld. De beschikbare budgetten zijn juist ruimer ingericht,
om zoveel mogelijk te voorkomen dat bij overvraging van de regelingen de sector minder
steun zou krijgen dan nodig. Daardoor ontstaat er een onderbesteding.
Het steunpakket voor de sportsector is benut door een zeer diverse groep aan amateursportorganisaties,
van binnen- tot buitensport en van zeer grote tot zeer kleine verenigingen. Ook hebben,
voor de Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties Q4 2020, 264 gemeenten, 217
gemeentelijke sportbedrijven en 590 particuliere verhuurders een tegemoetkoming aangevraagd
om huur kwijt te schelden aan een groot aantal amateursportorganisaties.
Signalen vanuit de sector en de monitoring door het Mulier Instituut (Monitor Sport
en Corona III, 2021) geven een eerste indicatie dat de steunmaatregelen passend waren
bij de behoefte vanuit de sector en er zeer goed in zijn geslaagd om de ontstane financiële
schade bij amateursportorganisaties en verhuurders van accommodaties te compenseren.
In lijn daarmee lijkt de onderbesteding te zijn ontstaan doordat er minder schade
ontstond, en dus minder noodzaak was voor financiële steun. In de komende maand start
een externe evaluatie van het steunpakket voor de sportsector, waarbij ook de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de regelingen wordt betrokken. De uitkomsten van die evaluatie
worden medio 2022 met uw Kamer gedeeld. Daarnaast zal de nieuwe Monitor Sport en Corona
IV vóór het Wetgevingsoverleg Sport 2021 aan de Kamer worden gestuurd. In die monitor
wordt ook ingegaan op het steunpakket.
Vraag 28:
Is het extra geld voor de afhandeling van Wob-verzoeken voldoende om aan de wettelijke
verplichtingen van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) te voldoen?
Antwoord:
Met het extra geld kunnen vijftig extra Wob-juristen worden ingezet. Tevens kunnen
hiermee dertig reeds werkzame Wob-juristen ook in 2021 en 2022 worden ingezet. Daarnaast
heb ik ook mijn collega’s van andere departementen benaderd om te helpen bij deze
immense klus. Dat heeft geresulteerd in hulp van twee extra juristen tot december
2021.
Naast de extra personele inzet wordt ook onderzocht of het mogelijk is om verbeteringen
in het beoordelingssysteem aan te brengen. Onderzocht wordt of het mogelijk is daarin
aanpassingen te doen waardoor de beoordeling van de documenten automatischer verloopt.
In dat geval zouden er minder documenten door de juristen beoordeeld hoeven worden,
waardoor het tempo van openbaarmaking eveneens verhoogd wordt.
Verder heb ik mijn beleid in die zin gewijzigd dat ik geen zienswijze meer vraag aan
belanghebbenden voorafgaand aan het besluit. Ik heb ervoor gekozen belanghebbenden
na vaststelling van het besluit gelegenheid te geven bezwaar te maken tegen openbaarmaking
van de documenten, die ik door middel van uitgestelde verstrekking na vier weken verstrek.
Ook hiermee kan het tempo van openbaarmaking worden verhoogd
Met de inzet van deze extra juristen en de bovenstaande maatregelen kan een flinke
versnelling in de afhandeling van Wob-verzoeken corona worden gerealiseerd.
Echter, bij termijnoverschrijding van de termijnen die gelden op grond van de Wob,
kan de rechter bij een beslissing op een gegrond beroep een redelijke termijn vaststellen
waarbinnen op het verzoek alsnog moet worden beslist. Op dit moment ben ik in afwachting
van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waardoor
duidelijk zal worden wat hierbij als een redelijke termijn kan gelden. Duidelijk wordt
daarmee binnen welke termijn in dat geval alsnog een besluit genomen moet worden op
het Wob-verzoek. Het zal mede van deze uitspraak afhangen of de inzet van de extra
juristen voldoende zal zijn om aan de wettelijke verplichtingen van de Wob te voldoen.
Vraag 29:
Voor de afhandeling van corona-gerelateerde Wob-verzoeken wordt in 2021 2,1 miljoen euro
en in 2022, 5 miljoen euro beschikbaar gesteld, waarom wordt er in 2021 niet meer
geld beschikbaar gesteld, zodat Wob-verzoeken sneller afgehandeld kunnen worden? In
hoeverre kunnen met de nu beschikbaar gestelde middelen alle Wob-verzoeken tijdig
worden afgehandeld?
Antwoord:
In totaal wordt € 3,1 miljoen beschikbaar gesteld in 2021. Gezien het overgrote deel
van de Wob-juristen halverwege 2021 is geworven, vallen de personeelskosten in 2021
lager uit.
Of met deze extra middelen en aanpassingen alle Wob-verzoeken tijdig kunnen worden
afgehandeld, hangt af van het bovengenoemde oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State binnen welke termijn ik alsnog een besluit moet nemen op verzoeken
waartegen gegrond beroep is ingediend wegens het niet tijdig beslissen op die verzoeken.
Voorts verwijs ik voor het antwoord op deze vraag naar het gegeven antwoord op vraag
28.
Vraag 30:
Hoe wordt door het Ministerie van VWS gecontroleerd of de aantallen testen op de facturen
van laboratoria kloppen?
Antwoord:
Laboratoria leggen de aantallen tests vast in CoronIT, het ICT-systeem dat GGD’en
en laboratoria gebruiken voor de registratie, planning en uitvoering van de coronatesten
en voor de rapportage van de testresultaten. Hiernaast wordt laboratoria gevraagd
om een accountants- of bestuursverklaring te leveren bij facturatie.
Vraag 31:
Hoe wordt door het Ministerie van VWS vastgesteld of de laboratoria de gevraagde capaciteit
aan materiaal, apparatuur en personeel beschikbaar hebben?
Antwoord:
Op dit moment handelt de Dienst Testen, de uitvoeringseenheid van VWS belast met regie
op het test- en traceerlandschap, op signalen die binnenkomen dat de beschikbare capaciteit
niet in lijn is met contractuele afspraken. Hiernaast kunnen steekproefsgewijze controles
worden uitgevoerd.
Vraag 32:
Hoe wordt door het Ministerie van VWS vastgesteld of de laboratoria de gevraagde capaciteit
aan materiaal, apparatuur en personeel daadwerkelijk beschikbaar hebben?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 31.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.