Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het ontwerpbesluit houdende onder meer nadere regels over de inrichting van het onderwijs aan scholen in het primair onderwijs (Inrichtingsbesluit WPO) (Kamerstuk 31293-590)
2021D38174 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 17 september 2021 inzake de voorhang
van het ontwerpbesluit houdende onder meer nadere regels over de inrichting van het
onderwijs aan scholen in het primair onderwijs (Inrichtingsbesluit WPO) (Kamerstuk
31 293, nr. 590)
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I.
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
3
II.
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van ontwerpbesluit
houdende onder meer nadere regels over de inrichting van het onderwijs aan scholen
in het primair onderwijs (Inrichtingsbesluit WPO) en hebben nog enkele vragen.
De leden lezen in artikel 2.5 dat er aandacht wordt besteed aan de veiligheid van
leerlingen op school. Er wordt gebruik gemaakt van het monitoringsinstrument dat de
veiligheid van leerlingen op school meet. De leden lezen dat het instrument ten minste
eens per schooljaar wordt ingezet onder een representatief deel van de leerlingen.
Zij vragen wat de Minister bedoelt met een representatief beeld. Gaat het hierbij
om een percentage van het aantal leerlingen in de klas? Tot slot vragen de voornoemde
leden hoe wordt gewaarborgd dat dit instrument om de veiligheid te meten daadwerkelijk
wordt ingezet op elke school.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
inrichtingsbesluit dat een aantal onderwerpen regelt, die voorheen waren geregeld
in het Bekostigingsbesluit WPO. De leden vinden dat de kwaliteit van het onderwijs
omhoog moet en dat kinderen meer gelijke kansen moeten krijgen. Daartoe zouden scholen
met veel leerlingen die een grotere kans lopen op achterstand structureel meer ondersteuning
moeten krijgen en leraren op deze scholen verdienen een betere beloning aangezien
vaak ook meer van hen wordt gevraagd. In hoeverre deelt de Minister deze visie? Tevens
vragen zij of hij ook kan toelichten in hoeverre de meting van leerresultaten, zoals
hoofdstuk 2 van dit besluit deze voorschrijft, recht doet aan deze gedachte.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat artikel 3.3 betrekking heeft op de landelijke
geschillencommissie toelating en verwijdering. De geschillencommissie velt een oordeel
bij geschillen tussen ouders en schoolbesturen. Kan de Minister toelichten hoe vaak
het gebeurt dat de landelijke geschillencommissie ouders in het gelijk stelt en hun
kind dan – tegen de zin van het schoolbestuur – alsnog wordt toegelaten of een verwijdering
ongedaan wordt gemaakt? Kan de Minister ook in het bijzonder toelichten hoe vaak het
gebeurt dat de landelijke geschillencommissie ouders in het gelijk stelt op grond
van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en hun kind
met een beperking, eventueel met inzet van doeltreffende en redelijke aanpassingen
alsnog moet worden toegelaten op de school van aanmelding en hoe vaak oordeelt de
landelijke geschillencommissie dat bepaalde aanpassingen niet in redelijkheid van
het bevoegd gezag kunnen worden gevraagd, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit.
Deze leden hebben nog een vraag over het onderwerp sociale veiligheid.
De leden constateren dat de wetgever ten aanzien van het instrument om de veiligheidsbeleving
te monitoren bewust rekening heeft gehouden met de positie van kleine scholen en de
vrijheid om zelf keuzes te maken. De wettelijke verplichting spreekt daarom onder
meer over het vormgeven van een instrument door de school zelf. In de toelichting
op het besluit is van deze bedoeling echter niets terug te vinden. Waarom wordt niet
actiever gewezen op de mogelijkheden die scholen hierbij hebben? Ten slotte vragen
zij hoe de regering voorkomt dat het toezicht op dit punt een te eenzijdig vertaling
van de wettelijke kaders krijgt.
II. Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.