Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 928 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2022)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 7 oktober 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel overige fiscale
maatregelen 2022 en hebben een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet Overige
fiscale maatregelen 2022. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet Overige Fiscale Maatregelen
2022.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hier
enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben
nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en
hebben hierover enkele aanvullende vragen.
De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover
nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
I. ALGEMEEN
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet Overige Fiscale Maatregelen
2022. Allereerst valt het deze leden op dat er nog wel een redelijk aantal maatregelen
is opgenomen in de wet, terwijl deze leden hadden verwacht dat het wetsvoorstel Overige
Fiscale Maateregelen 2022 zo goed als leeg zou zijn, gezien de eerder dit jaar behandelde
Fiscale Verzamelwet. Afgesproken is dat daarin al zoveel mogelijk technische wijzigingen
worden opgenomen in het belang van een betere spreiding van fiscale wetgeving. De
Fiscale Verzamelwet bevatte echter een beperkt aantal maatregelen. Kan de regering
toelichten welke maatregelen in het voorliggende wetsvoorstel ook reeds hadden kunnen
worden opgenomen in de Fiscale Verzamelwet en waarom dit niet is gebeurd?
2. Aanpassen eigenwoningregeling in partnerschapssituaties en bij overlijden
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering aan de hand van aanvullende, concrete
en (nog) eenvoudige(re) voorbeelden per situatie kan toelichten wat de maatregelen
rondom de eigen woning behelzen? Hoe verhouden de (ingewikkelde) aanpassingen rondom
de eigen woning zich (i) tot het doenvermogen van de burger en (ii) in hoeverre is
Belastingdienst in staat om één en ander goed uitvoering te geven? Wat gaat de regering
doen om de burgers te ondersteunen bij deze ingewikkelde (voorgestelde) regelingen
rondom de eigen woning? Hoe en in hoeverre wordt de burger bijvoorbeeld in de aangifteapplicaties
voor de inkomstenbelasting hierin bij de hand genomen?
De leden van de CDA-fractie hebben bij deze aanpassingen niet per definitie vragen
voor wat betreft de inhoud, maar sluiten zich vooral aan bij het commentaar van de
Raad van State, dat inhoudt dat de eigenwoningregeling echt te ingewikkeld is geworden.
Deze leden zouden de regeling liever eenvoudiger maken, dan nog complexer.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de regering een nadere analyse van het doenvermogen
kan geven. Zoals deze leden het commentaar van de Raad van State begrijpen ontstaat
er spanning met het doenvermogen, omdat mensen deze regeling zonder hulp van een deskundige
nauwelijks goed kunnen toepassen. De regering praat hier enigszins overheen door te
stellen dat het doenvermogen juist positief wordt beïnvloed, omdat situaties die in
de praktijk voorkomen nu worden geregeld.
Deze leden zien een iets verschillende interpretatie van het begrip doenvermogen.
Ook de Belastingdienst zelf schrijft dat de regeling met de voorgestelde wijzigingen
niet minder complex wordt. Hoe kijkt de regering naar een fiscale regeling die voor
een groot deel van de Nederlandse burger heel belangrijk is, maar die zo ingewikkeld
is dat hiervoor hulp van een deskundige nodig is? Deze leden merken op dat van alle
kanten eigenlijk klinkt dat de regeling op de schop moet. Kan de regering aangeven
of de regering heeft overwogen om dit te doen? Welke opties zouden daarvoor kunnen
worden overwogen en wat zijn de voor- en nadelen van zulke opties?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering bij dit onderdeel van het wetsvoorstel
in te gaan op de technische aandachtspunten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs
(NOB).
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanpassing van de eigenwoningregeling
door de regering wordt voorgesteld als een aanpassing die een en ander eenvoudiger
maakt. Echter, volgens het verbond van financiële beroepsorganisaties wordt de eigenwoningregeling
juist complexer door voorgestelde wijzigingen. Deze leden vrezen dan ook voor problemen
in de uitvoering, meer onduidelijkheden voor burgers, onjuiste aangiften en onvoorzienbare
uitwerkingen. De leden van de SP-fractie vragen de regering hierop te reageren. Wordt
de eigenwoningregeling als geheel met voorgestelde wijzigingen eenvoudiger of juist
complexer? Klopt het dat de Belastingdienst meer moeite zal hebben met het uitvoeren
van de eigenwoningregeling?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de toenemende complexiteit
van de eigenwoningregeling. Hoewel de regeling van aanzienlijk financieel belang is
voor veel woningbezitters is deze regeling tegelijkertijd steeds minder uitlegbaar
en begrijpelijk. Deze leden constateren dat de zorg over de met dit onderdeel van
het ingediende wetsvoorstel toegenomen complexiteit breed gedeeld wordt en lezen bijvoorbeeld
over het bezwaar in de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, waar het volgende
staat vermeld: «De eigenwoningregeling is complex, en met de beoogde wijzigingen wordt
de regeling niet minder complex.» Die onbegrijpelijkheid van deze regeling geldt inmiddels
zelfs al niet alleen meer voor burgers maar ook voor adviseurs of andere deskundigen.
De belangrijkste vraag die deze leden hebben is derhalve wanneer de regering met (welke)
stappen komt om de regeling juist te vereenvoudigen en te herzien, hoe goed bedoeld
de huidige aanpassingen ook zijn. Is dit voor de regering niet nog eens een aanleiding
helemaal af te willen van de hypotheekrenteaftrek?
3. Verduidelijken berekeningswijze jaarlijkse herijking van rendementspercentages
box 3
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre is rekening gehouden met het feit dat
veel banken inmiddels een negatieve rente berekenen op spaargeld en dat grote groepen
burgers (waaronder veel (oud-)ondernemers) voor hun pensioenvoorziening (grotendeels) afhankelijk zijn van deze spaarpotten.
Kan de regering een gedetailleerd tijdpad geven rondom de vervolgstappen om box 3
grondig te hervormen richting een systeem van heffing op basis van werkelijk rendement?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of de informatie over de berekeningswijze
en de jaarlijkse herijking ook op de website van de Belastingdienst wordt geplaatst,
zodat ook mensen die niet helemaal hun weg kennen in de parlementaire stukken kennis
kunnen nemen van deze informatie. Deze leden vragen tevens een toelichting waarom
is gekozen voor een ministeriële regeling.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven binnen welke termijn overgestapt
kan worden van een fictieve berekeningswijze van rendement naar een berekeningswijze
op basis van reëel rendement?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de voorgenomen wetswijziging
ter verduidelijking van de berekeningswijze volgens de regering onderwerp is van de
lopende juridische procedure bij het gewijzigde aanwijzingsbesluit massaal bezwaar
box 3 2020 van 1 juni 2021, waarvan een van de vragen de volgende rechtsvraag is:
«Is het voordeel uit sparen en beleggen voor zover gesteld op 5,28% van het gedeelte
van de grondslag dat behoort tot rendementsklasse II op de juiste wijze bepaald?».
Acht de regering het niet verstandig eerst de uitspraak in deze zaak af te wachten
alvorens de verduidelijking van de berekeningswijze vast te leggen?
De leden van de JA21-fractie vragen de regering of het klopt het dat de Minister van
Financiën in het Algemeen Overleg van 2 december 2020 heeft toegezegd de jaarlijkse
herijking van de rendementspercentages in box 3 te laten valideren door het Centraal
Planbureau (CPB) en daarvan jaarlijks een terugkoppeling te geven.
Klopt het dat uit het verslag van een schriftelijk overleg van 17 februari jl. blijkt
dat het CPB zelf heeft aangegeven het niet als haar taak te zien om deze controle
uit te voeren en dat het kabinet zelf aangeeft ook geen redenen te zien voor een nadere
controle?
Kan de regering aangeven wat de precieze en volledige reactie van het CPB was ten
aanzien van dit verzoek? Hoe luidde het advies van de Raad van State over dit onderdeel
van het wetsvoorstel?
De leden van de JA21-fractie vragen de regering dat indien het zo is dat de Raad van
State geen advies heeft uitgebracht, waarom de Raad van State geen advies heeft uitgebracht
over deze specifieke wetswijziging? Indien de Raad van State geen advies heeft uitgebracht,
is de regering dan bereid om de Raad van State alsnog om een nader advies over dit
wetsvoorstel te vragen?
Deze leden wijzen erop dat in de memorie van toelichting op bladzijde zes wordt genoemd
dat het kabinet in haar brief van 4 december 2020 heeft aangegeven «dat het voor de
duidelijkheid en transparantie met betrekking tot deze herijking beter is wanneer
deze berekeningswijzen volledig uit de wettekst zelf blijken». Kan de regering aangeven
hoe dit uit de brief van 4 december 2020 blijkt?
Deze leden wijzen op de brief van 4 december 2020 van het kabinet waarin wordt aangegeven
dat «niet kan worden gesteld dat de herijking van de rendementspercentages niet transparant
verloopt». Waarom is deze wetswijziging dan nu nodig als het slechts een verduidelijking
betreft?
Kan de regering aan deze leden bevestigen dat als de regering een duidelijke wettekst
inhoudelijk wijzigt, er in dat geval en in zoverre niet gesteld kan worden dat «(...)
geen inhoudelijke wijziging van de berekeningswijzen [wordt] beoogd»?
De leden van fractie-JA21 vragen of de regering kan bevestigen dat in het Algemeen
Overleg van 2 december 2020 ten onrechte door de Minister van Financiën is gezegd
dat hij «ten onrechte beschuldigd» werd en dat «het niet fout gegaan is», gelet op
het feit dat de regering in dit onderdeel van het onderhavige wetsvoorstel de wijze
waarop het langetermijnrendement op onroerende zaken berekend dient te worden tekstueel
wezenlijk anders definieert ten opzichte van de huidige wettekst van artikel 10.6ter,
lid 4, van de Wet IB 2001. Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt,
waarom past de regering nu de desbetreffende wettekst aan? Indien het antwoord bevestigend
luidt, waarom heeft de Minister van Financiën dan ten onrechte ontkend dat de Minister
er een verkeerde interpretatie erop na hield waardoor er een rekenfout is ontstaan
in de forfaitaire rendementscijfers van box 3 inzake jaar 2020 en jaar 2021?
Het lid Omtzigt is enigszins uitgeput om te wijzen op het feit dat elk jaar een belofte
ligt over aanpassing box 3 en dat die nooit wordt nagekomen. De simpele vraag van
dit lid is dus: is het box 3 rendement nog geen onteigening juridisch gezien voor
spaarders?
4. Reparatiewetgeving Wet aanpassing box 3
De leden van de D66-fractie vragen de regering of de voorgestelde wijziging op dit
punt tot gevolg heeft dat mensen onverwachts te maken kunnen krijgen met een terugvordering.
Deze leden vragen om hoeveel personen het gaat waar deze wijziging mogelijk betrekking
op heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om specifiek in te gaan op het voorstel
van de NOB om de spaar- en beleggingsmix in de eerste schijf te wijzigen in 100 procent
sparen, gezien de aansluiting die dit heeft bij het depositogarantiestelsel dat eveneens
een grens van 100.000 euro hanteert en waarop veel particuliere spaarders zich richten.
Kan de regering daarbij ook aangeven wat de regering als voor- en nadelen van dit
voorstel ziet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een overzicht van alle vermogensgrenzen
in ons belastingstelsel. Zou het niet beter zijn voor de eenvoud als alle vermogensgrenzen
op dezelfde manier worden vormgegeven?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met enige teleurstelling dat ook
met de reparatiewetgeving box 3 nog steeds niet wordt gewijzigd in een breed gewenste
heffing over het daadwerkelijke rendement in plaats van het forfaitaire. Kan de regering
aangeven wanneer volgende stappen gezet kunnen worden om een heffing op het daadwerkelijke
rendement dichterbij te brengen?
5. Maandelijkse gegevenslevering kinderopvangorganisaties
De leden van de D66-fractie zijn tevreden over deze maatregel die ervoor zorgt dat
mogelijke hoge terugvorderingen eerder gesignaleerd en dus lager gehouden kunnen worden,
hiermee invulling gevend aan de normen van behoorlijkheid. Alhoewel deze leden van
mening zijn dat het toeslagenstelsel beter overbodig gemaakt kan worden achten zij
dit binnen het huidige stelsel een goede stap. Deze leden vragen de regering of de
regering kan toelichten hoe de informatiestromen tussen burger, kinderopvangorganisatie
en de Belastingdienst/Toeslagen precies zullen lopen. Deze leden vragen wie welke
informatie aan wie levert en wie het overzicht heeft over op basis van welke informatie
Toeslagen acties onderneemt.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven wat de gevolgen voor ouders
zijn wanneer de kinderopvanginstellingen onjuiste dan wel afwijkende gegevens uitwisselen
met de Belastingdienst/Toeslagen?
Doet de Belastingdienst/Toeslagen eerst navraag bij de kinderopvanginstelling, zijn
de aangeleverde gegevens van ouders leidend bij een discrepantie van gegevens of is
de door de Belastingdienst zogenoemde contra-informatie leidend bij een discrepantie?
Kan de regering hierbij tevens ingaan op mogelijke stopzetting, dan wel terugvordering
in het geval van discrepantie tussen de kinderopvanginstelling en de ouder aangeleverde
gegevens?
Kan de regering tot slot nader ingaan op hoe de privacygevoelige gegevens van ouders
in het geval van massale gegevensuitwisseling optimaal beschermt (kunnen) worden.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Belastingdienst/Toeslagen
contact opneemt met ouders als afwijkingen worden gesignaleerd, zodat ouders de gegevens
kunnen controleren en wijzigen wanneer nodig. Deze leden hebben hierover een aantal
vragen. Deze leden vragen welke informatie met de ouders zal worden gedeeld. Wordt
alleen vermeld dat de aanvraag te hoog/te laag is of krijgen de ouders ook te horen
in hoeverre de aanvraag op basis van de informatie ontvangen door de Belastingdienst
afwijkt van de afgenomen uren? En wat als de Belastingdienst foutieve informatie ontvangt?
Kunnen ouders dan alsnog aangeven dat het klopt en checkt de Belastingdienst dit dan
bij de kinderopvanginstellingen? Kan de regering aangeven in hoeverre bij de uitgevoerde
pilots fouten naar voren kwamen in de administratie? Ook zijn de leden van de CDA-fractie
in hoeverre ouders inzicht krijgen in de aanlevering van gegevens voor de kinderopvanginstelling
over het hele jaar. Wat kunnen zij doen als zij het niet eens zijn met de definitieve
aanlevering?
De leden van de CDA-fractie lezen dat van de 12.000 meldingen van januari tot en met
mei 2021 aan ouders dat afwijkingen geconstateerd zijn, slechts 2.600 ouders hun voorschot
hebben aangepast. Heeft de regering verklaringen waarom circa 20 procent van de ouders
een aanpassing heeft gedaan?
Voorts lezen de leden van de CDA-fractie dat de Belastingdienst op basis van de afwijkende
gegevens niet zelf overgaat tot aanpassing van de toeslag. Deze leden zijn benieuwd
of de Belastingdienst extra contact met ouders opneemt, bijvoorbeeld telefonisch,
als de Belastingdienst ziet dat de afwijkingen over een periode uit de hand gaan lopen
zonder dat door de ouder het voorschot wordt aangepast. Kan de regering aangeven in
hoeverre ouders actief worden benaderd?
De leden van de SP-fractie hebben met enige zorgen kennisgenomen van het voorstel
om kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens te laten aanleveren bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Deze leden hopen dat de regering deze zorgen kan wegnemen. Deze leden vragen de regering
of zij goed lezen dat ouders te allen tijde recht hebben om deze gegevens in te zien.
Deze leden vragen de regering ook of het nooit zal gebeuren dat zonder tussenkomst
van de ouders een toeslag wordt gestopt of om terugbetaling wordt verzocht door de
Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts hoe ouders de mogelijkheid krijgen
om te voorkomen dat foutieve gegevens over hen worden gedeeld.
Voldoet de voorgestelde maatregel aan alle aspecten van de algemene verordening gegevensbescherming?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er met de voorgestelde maatregelen
vanuit de wet verbetering toeslagen terecht wordt ingezet op het verminderen van het
aantal terugvorderingen en nabetalingen. Deze leden onderstrepen deze ambitie van
harte. Het beter ondersteunen van ouders als het gaat om gegevenslevering omtrent
kinderopvang is een terecht streven. Deze leden vragen de regering in hoeverre het
voor de desbetreffende ouders mogelijk is om inzicht te krijgen in welke gegevens
er precies over hen verstrekt worden aan de Belastingdienst. Het is van belang dat
ouders op zijn minst op de hoogte kunnen zijn van wat voor gegevens er over hen verstrekt
worden zodat zij ook de juistheid ervan kunnen controleren.
Het lid Omtzigt verzoekt de regering om het wetsvoorstel op dit punt zo te regelen
dat ouders de gegevenslevering van de kinderopvangorganisatie gelijk in te zien krijgen.
6. Delegatiebepaling ondersteuning toeslaggerechtigden
De leden van de D66-fractie delen de doelstelling van de regering dat burgers drempel-
en kosteloos toegang moeten hebben tot de overheid. Deze bepaling zorgt ervoor dat
de overheid kosten voor onder meer privacybescherming vergoedt aan partijen die gratis
hulp bieden aan toeslaggerechtigden. De leden van de D66-fractie vragen de regering
of zij toe kan lichten hoe dit eruitziet.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre een kosteloos
inlogmiddel wordt ontwikkeld dat qua veiligheid vergelijkbaar is aan eHerkenning en
voorts niet door private partijen wordt aangeboden? Is dit inlogmiddel op korte termijn
beschikbaar dan wel kan het op korte termijn worden opgeleverd?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering voor wat betreft de gedelegeerde regelgeving
of de regering kan aangeven of de middelen die ter beschikking gesteld zullen worden
om langs elektronische weg een belastingaangifte in te kunnen dienen, direct ter beschikking
gesteld worden aan de burger of partij die de burger kosteloos hulp biedt, of aan
de burger aan wie de hulp wordt geboden. Worden de middelen vooraf ter beschikking
gesteld of moeten deze achteraf worden gedeclareerd? Het lijkt deze leden het meest
effectief en drempelverlagend als de middelen direct aan de hulpverlenende partij
ter beschikking worden gesteld.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch over de keuze voor het invoeren
van delegatiebepalingen. Deze leden vragen de regering waarom er niet voor is gekozen
om dit onder te brengen in de aangekondigde verzamelwet over deze thema’s.
Het lid Omtzigt vraagt de regering hoe ervoor wordt gezorgd dat de toeslaggerechtigde
altijd op de hoogte gehouden wordt en ook toestemming geeft voor de uitvraag van gegevens.
7. Vereenvoudigen en verduidelijken systematiek S&O-afdrachtvermindering
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het voor de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) ondoenlijk is bij achteraf opgevoerde uren waarvoor niet eerder de
S&O-verklaring is aangevraagd opnieuw te toetsen: dat past niet bij de systematiek
van speur- en ontwikkelingswerk (S&O)-afdrachtvermindering. Wel vragen deze leden
of er enigszins sprake is van een bandbreedte op basis van redelijkheid. De S&O-verklaring
is gebaseerd op een inschatting die aan het einde van het jaar iets lager of hoger
kan uitpakken. Kan de regering toelichten of enige ruimte bestaat of moeten ondernemers
echt scherp zijn op de kosten en uren en desnoods een aanvullende aanvraag doen?
8. Verrekenvolgorde bij CFC-maatregel
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de CFC-maatregel een tariefmaatregel
is. Deze leden vragen voorts of het klopt dat de verrekening onbeperkt in de tijd
kan worden voortgewenteld, en waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de verplichte volgorde er precies uit
komt te zien. Waarop is dit gebaseerd? Waren er ook alternatieven mogelijk?
9. Aanpassen verwerking negatieve btw-melding
De leden van de D66-fractie vinden deze aanpassing een positieve ontwikkeling. Deze
leden zijn wel benieuwd wat de aanleiding is voor deze aanpassing.
10. Verduidelijken Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen in relatie
tot gebruik van de weg
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de voorgestelde wijziging op dit
punt voorkomt dat het afschrijvingspercentage wordt overschat waardoor er mogelijk
te weinig belasting wordt betaald. Deze leden vragen tevens of er kosten zijn verbonden
aan het opstellen van een taxatierapport en door wie deze worden gedragen. Deze leden
vragen voorts of dit tot een uitvoeringsbesparing leidt, zeker gezien de observatie
van de Raad voor de rechtspraak.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de regering verwacht dat
het aantal juridische geschillen vermindert als bij gebruik van een taxatierapport
de voorwaarde geldt dat het voertuig van de weg gebruik kan maken. Het voertuig kan
dan alsnog schade hebben. Kunnen dan niet alsnog arbitraire aannames gedaan worden
voor de waarde van de auto na herstel? Een auto kan bijvoorbeeld enkele beschadigde
panelen hebben en daardoor voor een lagere waarde worden aangegeven op basis van een
taxatierapport, terwijl de auto wel gewoon op de weg kan rijden. Graag ontvangen deze
leden hierop een nadere toelichting van de regering.
11. Verduidelijken samenloop nihiltarief en vrijstelling aardgas
De leden van de D66-fractie vragen waarom er een vrijstelling bestaat voor aardgas
dat niet wordt gebruikt als brandstof of als additief of als vulstof wordt gebruikt.
Deze leden vragen tevens waarom er een raffinaderijvrijstelling bestaat. Deze leden
vragen voorts wat de budgettaire opbrengsten zijn wanneer deze zouden worden afgeschaft.
Tevens vragen deze leden hoeveel belastingplichtigen gebruik maken van deze vrijstellingen.
14. Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
Een belangrijke rode draad voor de leden van de CDA-fractie is het streven naar een
fiscaal stelsel op basis van meer transparantie en eenvoud dat in de uitvoering niet
tot onnodige kosten leidt.
In het geval van de aanpassing van de eigenwoningregeling zien deze leden echter dat
de complexiteit dermate toeneemt dat inschakelen van een expert voor burgers waarschijnlijk
onoverkomelijk is. Daarmee moeten burgers kosten gaan maken omdat de regering regelgeving
op een manier aanpast die complexiteit verhogend is. Dit vinden de leden van de CDA-fractie
ongewenst. Deze leden vragen de regering daarom of vereenvoudiging mogelijk is.
16. Advies en consultatie
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de regering integraal kan ingaan op
de brieven met reacties (voor zover die er zijn) van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen
en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (VNO-NCW), midden- en kleinbedrijf
(MKB)-Nederland, de NOB en het Register Belastingadviseurs (RB).
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering naar aanleiding van de nota van
wijziging met betrekking tot de «Uitbreiding begrip vaste inrichting in de Wet bronbelasting
2021» een aantal voorbeelden kan voorzien waarop deze wijziging betrekking heeft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.