Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 931 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet bronbelasting 2021, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft de maatregel om mismatches door een omgekeerde hybride tegen te gaan (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 7 oktober 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de vaste commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wet implementatie belastingplichtmaatregel
uit de tweede Europese Unie (EU)-richtlijn antibelastingontduiking en hebben een aantal
opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet implementatie
belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontduiking. De leden
van de D66-fractie vinden het belangrijk dat er voortdurende aandacht is voor de aanpak
van belastingontwijking. Deze leden juichen dit wetsvoorstel daarom ook toe.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
ter implementatie van de belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking.
Deze leden hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel en zijn verheugd dat met het belastingplichtig maken van de commanditaire
vennootschap in een commanditaire vennootschap (cv)/besloten vennootschap (bv)-structuur
een einde komt aan het fenomeen van een onbelaste spaarpot op zee.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
leden onderstrepen de inzet om het misbruiken van kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels
tegen te gaan om zo belastingontwijking te bestrijden.
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie constateren dat al in 2019 de Wet implementatie tweede
EU-richtlijn antibelastingontwijking in werking is getreden en dat deze wet al voorzag
in de belastingplicht van omgekeerde hybride lichamen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom de al geïmplementeerde
tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking tweemaal moet worden geïmplementeerd.
Kan de regering aangeven of de richtlijn in eerste instantie niet correct of volledig
is geïmplementeerd? Kan de regering in deze zin aangeven of Nederland aan al haar
verplichtingen op grond van de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking voldoet
op dit moment en reflecteren op de noodzaak van dit wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er niet is voorzien in een samenloopregeling
voor lichamen die belastingplichtig zijn op grond van artikel 2, eerste lid Wet op
de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en artikel 2, derde lid, van de Wet Vpb.
Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat een dergelijke samenloop in de
praktijk niet zou zijn voorgekomen, indien het fiscale kwalificatiebeleid ook per
1 januari 2022 zou zijn gewijzigd. Dit laatste omdat de open commanditaire vennootschap
(open cv) dan niet meer zou bestaan.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bewust is van deze mogelijke samenloop
tussen de open cv en het omgekeerde hybride lichaam. Deze leden geven hiertoe een
voorbeeld:
De leden van de VVD-fractie constateren dat open cv twee vennoten heeft: beherend
vennoot, die gerechtigd is tot 99% van de winst van open cv, en commanditair vennoot,
die gerechtigd is tot 1% van de winst van open cv. Thans is open cv volledig subjectief
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting op grond van artikel 2, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet Vpb. Voor wat betreft de objectieve belastingplicht, geldt
dat de volledige winst van open cv in de heffing wordt betrokken, maar dat er een
recht op aftrek bestaat voor, in dit geval, 99% (het gedeelte van de winst dat de
beherend vennoot toekomt), op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de
Wet Vpb. In dit voorbeeld zijn beherend vennoot en commanditair vennoot beiden buiten
Nederland gevestigd en beschouwt de vestigingsstaat van beherend vennoot en commanditair
vennoot open cv als volledig non-transparant (dat wil zeggen, dat zij de winst die
toekomt aan beherend vennoot, niet in aanmerking nemen voor vennootschapsbelastingdoeleinden,
omdat deze winst, volgens de vestigingsstaat, thuishoort in Nederland). In dit voorbeeld
is er sprake van een naar Nederlands recht aangegaan samenwerkingsverband, waarbij
99 procent van de winstrechten in dat samenwerkingsverband direct worden gehouden
door één aan dat samenwerkingsverband gelieerd lichaam (beherend vennoot), die is
gevestigd in een staat die dat samenwerkingsverband (open cv) als een belastingplichtige
voor een naar de winst geheven belasting beschouwt. De winst van dat samenwerkingsverband
is voor Nederlandse belastingdoeleinden zonder toepassing van deze bepaling toerekenbaar
aan de houder van winstrechten in dat samenwerkingsverband (beherend vennoot).
Zou de regering dit voorbeeld kunnen uitwerken en kunnen ingaan op i) de vraag of
open cv hier kwalificeert als een open cv én als een omgekeerd hybride lichaam; ii)
of er een rangorde bestaat tussen artikel 2, eerste lid, en artikel 2, derde lid van
de Wet Vpb; iii) zo ja, wat die rangorde dan is; en iv) wat de gevolgen zijn van die
rangorde.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het met deze leden eens is dat de
werking van het wetsvoorstel zou kunnen worden doorkruist door artikel 9, eerste lid,
onderdeel e, van de Wet Vpb als de analyse zou leiden tot de conclusie dat er sprake
is van samenloop tussen de twee categorieën belastingplicht, waarbij deze allebei
van toepassing zouden zijn dan wel de open cv voorrang heeft op het omgekeerde hybride
lichaam.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of een nota van wijziging
hiervoor gewenst is.
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking
op zodanige wijze heeft geïmplementeerd dat er in bepaalde situaties sprake is van
overkill. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet implementatie tweede EU-richtlijn
antibelastingontwijking is hiervoor door meerdere fracties meermaals aandacht gevraagd.
De regering heeft toen toegezegd om aan de Europese Commissie te vragen of er ruimte
is om nationaal iets te doen aan dubbele belastingheffing. De uitkomsten van dit overleg
zijn uiteindelijk pas na een ronde schriftelijke vragen van het Eerste Kamerlid Geerdink
(VVD) in februari 2021 naar buiten gekomen.1 De regering heeft vervolgens de toezegging om te bezien wat de mogelijkheden zijn
om dubbele belastingheffing te voorkomen als afgedaan aangemerkt (zonder daadwerkelijk
iets te doen aan de dubbele belastingheffing). Het Eerste Kamerlid Geerdink heeft
dit vervolgens teruggedraaid (bij de fiscale moties en toezeggingen in de Eerste Kamer).
De brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer op Prinsjesdag lijkt echter te
suggereren dat de regering niets met dit punt doet. Voorts is een beleidsbesluit in
het voorjaar van 2021 toegezegd dat ook nog niet is verschenen. Kan de regering aangeven
wanneer het toegezegde beleidsbesluit inzake de Wet implementatie tweede EU-richtlijn
antibelastingontwijking zal worden gepubliceerd?
De leden van de VVD-fractie wensen de bestaande overkill in de Wet implementatie tweede
EU-richtlijn antibelastingontwijking op te lossen. De oplossing is een regeling die
bona fide belastingplichtigen ontziet doordat deze regeling de eis stelt dat er niet
feitelijk sprake is van een hybridemismatch zonder dat een dergelijke regeling ruimte
creëert voor belastingplichtigen die te kwader trouw zijn om belasting te ontwijken.
Kan de regering aangeven of zij bereid is om te bezien of een nota van wijziging op
dit punt is gewenst? Een oplossing kan in de visie van deze leden zijn gebaseerd op
de Ierse regeling voor dergelijke situaties. Kan de regering aangeven of de regering
op de hoogte is van enige infractieprocedure ingesteld door de Europese Commissie
tegen Ierland met betrekking tot de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking en,
indien er sprake is van een dergelijke infractieprocedure, wat de reden van die infractieprocedure
is?
De leden van de VVD-fractie zijn nog steeds van mening – net als zij dit van mening
waren bij de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking – dat de
documentatieverplichting van artikel 12ag van de Wet Vpb niet noodzakelijk is voor
handhaving en toezicht van de Belastingdienst op de Wet implementatie tweede EU-richtlijn
antibelastingontwijking. Kan de regering aangeven wat de belangrijkste verschillen
zijn tussen de bevoegdheden van de inspecteur op basis van artikel 12ag van de Wet
Vpb en hoofdstuk 7, afdeling 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)?
Klopt de constatering van de leden van de VVD-fractie dat het belangrijkste verschil
is dat de inspecteur op basis van artikel 12ag van de Wet Vpb de bewijslast kan omkeren
naar de belastingplichtige en de bewijslast kan verzwaren op basis van een vermoeden
zonder dat er onmiddellijke rechtsbescherming openstaat tegen deze omkering en verzwaring
van de bewijslast, terwijl dit op grond van hoofdstuk 7, afdeling 2 van de AWR slechts
op basis van een informatiebeschikking kan, waartegen onmiddellijke rechtsbescherming
open staat? Hoe kan een dergelijke inbreuk op de rechtsbescherming van belastingplichtigen
worden gerechtvaardigd? Kan de regering aangeven of het niet efficiënter is om formele
aangelegenheden zoals omkering en verzwaring van de bewijslast middels een aparte
procedure te beslechten dan middels bezwaar, beroep, hoger beroep en/of cassatie tegen
de aanslag vennootschapsbelasting? Kan de regering hierbij ook ingaan op de belastingrente
en/of invorderingsrente?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader uiteen kan zetten waarom de
Belastingdienst een slechtere informatiepositie heeft met betrekking tot de Wet implementatie
tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking dan met betrekking tot overige onderdelen
van de Wet Vpb voor zover het gaat om grensoverschrijdend ondernemen, bijvoorbeeld
daar waar het gaat om de onderworpenheidstoets of de bezittingentoets in de deelnemingsvrijstelling?
Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat de informatiepositie van
de Belastingdienst dan ook geen rechtvaardiging kan zijn voor de invoering van artikel 12ag
van de Wet Vpb?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan aangeven of zij, mede
in het licht van deze reflectie, voornemens is om middels een nota van wijziging artikel
12ag van de Wet Vpb te schrappen?
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak de regering verwacht dat de belastingplichtmaatregel
wordt toegepast. Deze leden vragen tevens hoe andere landen deze maatregel hebben
geïmplementeerd en of alle andere EU-landen dit hebben gedaan, hoe dat wordt gemonitord
en of dit ook wordt geëvalueerd in de Europese Unie. Deze leden vragen tevens of complexiteit
van wetgeving een gesprek is dat gaande is in de Europese Unie. De leden van de D66-fractie
vragen voorts welke andere landen buiten de Europese Unie hybridemismatchmaatregelen
kennen zoals opgenomen in het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project.
De leden van de D66-fractie vragen of transparante lichamen ook zelf kunnen kiezen
om als volledig belastingplichtige aangemerkt te worden, ondanks dat er geen sprake
is van een hybridemismatch. Deze leden vragen voorts wanneer sprake is van een gelieerd
natuurlijk persoon. Zijn dat natuurlijke personen die op eenzelfde wijze als lichamen
een aandelenbelang hebben in belastingplichtige?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de samenloop plaatsvindt tussen de belastingplichtmaatregel
en andere hybridemismatchmaatregelen. Deze leden vragen wanneer de belastingplicht
van een omgekeerde hybride lichaam bij toepassing van de belastingplichtmaatregel
aanvangt. Is dat op het moment dat de betaling die leidt tot een hybridemismatch wordt
verricht, tot stand komt of een contract wordt afgesloten? Kan ook op die momenten
een belastingplichtige op voorhand al kiezen voor belastingplicht? De leden van de
D66-fractie vragen tevens wanneer de belastingplichtmaatregel voor een hybride lichaam
eindigt en of een belastingplichtige ook dan kan kiezen voor continuering van de belastingplicht.
Eindigt de belastingplicht bij de laatste rentebetaling die zou kunnen leiden tot
een hybridemismatch of is dat op het moment dat er geen afwijkende kwalificatie is
van andere landen waar de participanten zijn gevestigd?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot implementatie
van de belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking
(ATAD2). Naar deze leden begrijpen zijn dit de laatste puntjes op de i voor implementatie
van de richtlijn, die per 2022 in zal gaan. De leden van de CDA-fractie constateren
dat de belastingplichtmaatregel met deze wet nader wordt ingeregeld in de verschillende
belastingwetten. Deze leden zijn benieuwd hoeveel structuren met een dergelijk samenwerkingsverband
zijn opgeheven sinds de invoering van ATAD2 in 2020, en wat dus de impact van deze
maatregel is geweest. Kan de regering hierop een toelichting geven?
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Per 1 januari 2022 treden eindelijk de maatregelen tegen hybride mismatches in werking.
Inwerkingtreding werd uitgesteld om bedrijven de kans te geven te anticiperen op deze
wetgeving, ondanks dat al lang duidelijk was dat deze structuren niet houdbaar zijn
en een belastingontwijkend karakter kennen. Gegeven het uitstel van inwerkingtreding,
hoeveel bedrijfsstructuren zijn daadwerkelijk aangepast? Is al zichtbaar, bijvoorbeeld
door vooroverleg of horizontaal toezicht, dat de belastinggrondslag in Nederland of
andere landen toeneemt door deze wetgeving?
De leden van de PvdA-fractie vragen of door de aanpak van hybride lichamen de behandeling
van zogeheten trusts verandert, bijvoorbeeld trustachtige vennootschappen die gevestigd
zijn of zijn opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden of Guernsey.
De leden van de SP-fractie vragen de regering uit te leggen waarom onder bepaalde
voorwaarden een aftrekmogelijkheid wordt ingevoerd, wanneer de winst van het omgekeerde
hybride lichaam rechtstreeks toekomt aan participanten in een staat die dat lichaam
als transparant aanmerkt.
Deze leden lezen dat de maatregel niet van toepassing is op collectieve beleggingsinstellingen
die onder financieel toezicht staan. Deze leden vragen de regering om deze uitzondering
toe te lichten.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of hiermee ieder fiscaal voordeel dat
door de cv/bv-structuur werd behaald, tot het verleden behoort. Deze leden vragen
de regering ook of wordt gemonitord of dergelijke constructies in de toekomst nog
worden aangegaan.
De leden van de SP-fractie merken op dat ervaring leert dat multinationals die aan
agressieve fiscale planning doen, vaak een nieuwe route voor belastingontwijking (proberen
te) vinden. Deze leden vragen de regering of er reeds nieuwe routes voor belastingontwijking
zijn gevonden voor bedrijven die tot nog toe de cv/bv-structuur gebruiken en of de
Kamer hierover kan worden geïnformeerd.
De leden van de SP-fractie constateren dat omgekeerde hybride lichamen volledig belastingplichtig
gemaakt worden middels het wetsvoorstel. Volgens de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs
(NOB) levert dit de nodige knelpunten op. De leden van de SP-fractie vragen welke
dit zijn en vragen ook of deze knelpunten mogelijk tot rechtszaken zullen leiden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering meer informatie kan delen
over het aantal cv/bv-structuren dat nog bestaat. Zijn de meeste structuren inmiddels
opgedoekt? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over de sfeerovergang per 1 januari
2022 van het zogenoemde omgekeerd hybride lichaam (in casu de commanditaire vennootschap
in een cv/bv-structuur), waarbij het omgekeerde hybride lichaam voor Nederlandse fiscale
doeleinden wordt omgezet van een fiscaal transparant lichaam naar een fiscaal niet-transparant
lichaam. In de memorie van toelichting wordt hierover opgemerkt dat de aanvang van
de belastingplicht van het omgekeerd hybride lichaam met betrekking tot het opstellen
van een openingsbalans op dezelfde manier wordt behandeld als de aanvang van de belastingplicht
van andere vennootschapsbelastingplichtige lichamen.2 Deze leden vragen of dit betekent dat de vermogensbestanddelen van het omgekeerd
hybride lichaam, waaronder bijvoorbeeld intellectuele eigendomsrechten, op de fiscale
openingsbalans per 1 januari 2022 in beginsel mogen worden gewaardeerd op de waarde
in het economische verkeer per 1 januari 2022.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of de voorgestelde maatregel
tegen fiscale waarderingsmismatches van toepassing is (zie het voorgestelde artikel
8bd van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals voorgesteld bij wetsvoorstel
met Kamernummer 35 933, Wetsvoorstel tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel), aangezien
de overgang van een transparant naar een niet-transparant lichaam voor de heffing
van de vennootschapsbelasting kan worden gezien als de ontbinding van het transparante
lichaam gevolgd door de oprichting van en inbreng van het vermogen in het niet-transparante
lichaam. Op 1 januari 2022, als het omgekeerd hybride lichaam zelfstandig belastingplichtig
wordt, treedt namelijk óók het wetsvoorstel 35 933 in werking. Betekent dit, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie, dat bijvoorbeeld
de intellectuele eigendomsrechten die tot het vermogen van het omgekeerde hybride
lichaam behoren op de fiscale openingsbalans op nihil worden gewaardeerd als de waarde
in het economische verkeer van die rechten niet elders in de heffing van een winstbelasting
worden betrokken?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het eens is met hun mening
dat het onwenselijk is dat het omgekeerde hybride lichaam per 1 januari 2022 in aanmerking
komt voor een step-up naar de waarde in het economische verkeer als die waarde in
het economische verkeer nergens in de heffing van een winstbelasting wordt betrokken.
Er wordt dan toch anders een gat getrokken dat, mede gelet op wetsvoorstel 35 933, door de wetgever niet langer wenselijk is? Is de Staatssecretaris bereid, indien
het voorgestelde artikel 8bd van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet van
toepassing is op de sfeerovergang per 1 januari 2022 van het omgekeerd hybride lichaam,
een vergelijkbaar activeringsverbod op te nemen in het ingediende wetsvoorstel?
2. Algemeen
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het klopt dat alleen participanten
met een belang van meer dan 50 procent kwalificeren voor de belastingplichtmaatregel.
Wat gebeurt er bijvoorbeeld in het geval waarin drie participanten elk 33 procent
van het belang in een samenwerkingsverband in Nederland hebben en die participanten
in drie verschillenden landen gevestigd zijn die elk de cv als niet-transparant beoordelen?
Kan het dan nog steeds voorkomen dat de winst niet in Nederland wordt betrokken, maar
ook niet in de desbetreffende andere landen? En als dat wel zo is, wat is dan het
risico dat hiermee wordt gestructureerd door participaties van 49 procent te gaan
houden?
3. Consultatie
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering integraal kan ingaan op de brieven
met reacties (voor zover die er zijn) van Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO)
en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW), Midden- en Kleinbedrijf (MKB)-Nederland,
de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs
(RB).
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de consultatie wordt aangegeven dat de NOB
heeft gevraagd wat het overgangsrecht zal zijn voor open cv’s met het oog op de toekomstig
beoogde afschaffing van deze rechtspersoon. De regering geeft aan dat dit met de desbetreffende
toekomstige wet nader uiteen gezet zal worden. De Raad van State is echter van mening
dat de regering al wel wat zou moeten kunnen zeggen over het overgangsrecht bij afschaffing
van de belastingplicht voor open cv’s, gezien een conceptvoorstel dat reeds ter consultatie
is voorgelegd. De leden van de CDA-fractie zijn hier ook benieuwd naar en vragen of
de regering alsnog kan proberen de contouren van een overgangsregeling te schetsen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering voorts om integraal in te gaan op het
commentaar van de NOB van 1 oktober 2021 op het voorstel. Deze leden vragen de regering
in te gaan op alle vragen gesteld door de NOB en ook om afzonderlijk in te gaan op
de vier casusposities beschreven door de NOB en de vragen en voorstellen van de NOB
daarbij.
4. Budgettaire aspecten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering verwacht dat er geen of nauwelijks
budgettaire gevolgen zijn, omdat de te raken structuren meestal al zijn verdwenen.
In de uitvoeringstoets lezen deze leden dat er naar verwachting hoogstens enkele tientallen
van zulke structuren over zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen waarop de regering deze conclusie baseert. Ook
zijn deze leden benieuwd of het geen budgettaire gevolgen heeft dat de hybride lichamen
die er nog wel zijn volledig vennootschapsbelastingplichtig worden in plaats van gedeeltelijk
en bijvoorbeeld ook gebruik kunnen maken van de deelnemingsvrijstelling. Kan de regering
hierop een nadere toelichting geven?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het ingediende wetsvoorstel nauwelijks
budgettair effect heeft. Hoe is dit mogelijk? Er wordt voor miljarden aan belasting
ontweken per jaar. Dan zou een wetsvoorstel dat dit op Europees niveau aanpakt toch
moeten leiden tot significante extra opbrengsten?
5. Uitvoeringsaspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringstoets ingrijpende dan wel middelgrote
gevolgen laat zien ten aanzien van complexiteit dan wel handhaafbaarheid en fraudebestendigheid.
Deze leden ontvangen graag een uitgebreide reflectie van de regering ten aanzien van
deze drie punten en verzoeken daarbij ook aandacht te hebben voor eventuele maatregelen
om eventuele negatieve consequenties zoveel mogelijk te beperken of te voorkomen.
De leden van de CDA-fractie zien in de uitvoeringstoets een rode vlag bij de complexiteitsgevolgen
van de maatregel. Hoewel deze leden schrikken van rode vlaggen, vragen deze leden
de regering om nader toe te lichten in hoeverre dit voor problemen zal zorgen, gezien
de beperkte groep die met de complexiteit te maken zal krijgen. Ook zijn deze leden
benieuwd of deze maatregel tot de complexiteit leidt of dat de complexiteit een gevolg
is van de opname van maatregelen in wetten die per definitie al te complex zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen ook in de uitvoeringstoets dat de toepassing van
de belastingplichtmaatregel uit ATAD2-richtlijn ertoe kan leiden dat een juridisch
hybride mismatch wordt vervangen door een verrekenprijsmismatch. Kan de regering nader
toelichten wat daarmee wordt bedoeld?
Ook vragen de leden van de CDA-fractie waarom 3,5 fulltime-equivalent (fte) structureel
nodig is voor de naar verwachting enkele tientallen structuren. Hoe groot is de onzekerheid
rondom dat aantal?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat de risico’s op
fraude toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Deze leden willen hierop graag
een nadere toelichting, want het doel van het wetsvoorstel is toch juist om minder
belastingontwijking en -ontduiking te krijgen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat belastingplichtigen
die kwalificeren als omgekeerde hybride en die moedwillig geen aangifte doen bij de
Belastingdienst buiten beeld blijven. Geldt dat dan niet in de huidige situatie (zonder
het ingediende wetsvoorstel)?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe de Belastingdienst gaat
achterhalen welke cv’s onder deze maatregel vallen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of er geen regels zouden moeten
worden gesteld voor de openingsbalans. Met name de waardering van royaltyrechten kan
naar de mening van deze leden leiden tot veel discussie (en tot onterecht hoge aftrekposten).
6. Administratieve lasten / gevolgen voor bedrijfsleven en burger
De leden van de CDA-fractie lezen dat op de vraag van de Raad van State of de administratieve
lasten echt zo beperkt zijn voor burgers en bedrijven, door de regering wordt geantwoord
dat de verwachting is dat de structuren per 2022 zijn aangepast, en dus weinig meer
voor zullen komen. Mocht de praktijk anders uitwijzen, dan zijn deze leden benieuwd
of de regering wel de verwachting van de Raad van State deelt dat dit tot een hogere
administratieve last kan leiden. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering
nog manieren ziet om de vinger aan de pols te houden bij de administratieve lasten
voor bedrijfsleven en burger.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de onderbouwing over de gevolgen
voor bedrijfsleven en burger gering is en sluiten zich aan bij de kritiek van de Raad
van State, die in luidt dat «De toelichting volstaat bij de omschrijving van de administratieve
lasten en gevolgen voor bedrijfsleven en burger met de conclusie dat de maatregelen
in dit wetsvoorstel geen of slechts zeer beperkte gevolgen hebben voor de administratieve
lasten. De Afdeling kan zich nauwelijks voorstellen dat dit correct is». Kan de regering
reflecteren op deze kritiek en preciezer uiteenzetten wat de lasten en gevolgen van
het ingediende wetsvoorstel zullen zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het ingediende wetsvoorstel ook op enige
wijze een versoepeling voor het bedrijfsleven kan betekenen.
7. EU-aspecten
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering wat de precieze reden was dat
het in het wetsvoorstel voorgestelde onderdeel van ATAD2 een jaar later in kon gaan.
Is hierdoor extra belasting ontweken ten opzichte van de situatie waarin het voorgestelde
onderdeel wél eerder was ingevoerd? Zo ja, om hoeveel extra belasting gaat het naar
schatting?
8. OVERIG
De leden van de GroenLinks-fractie maken van de gelegenheid gebruik om bij het ingediende
wetsvoorstel over belastingontwijking de hierna volgende vragen te stellen over de
internationale aanpak van belastingontwijking. Naar verwachting leidt pijler 1 van
Base erosion and profit shifting action 2 (BEPS2) ertoe dat ieder jaar de heffingsrechten
over meer dan 100 miljard dollar aan winst worden toegewezen aan marktlanden. Hoe
wordt dat gemonitord, zowel de extra kosten als de verschuiving? Hoe wordt de grondslag
gedefinieerd in pijler 2? Naar verwachting zou onder pijler 2 ieder jaar wereldwijd
ongeveer 150 miljard dollar additionele belasting worden geheven van multinationals. Is dat nog steeds het geval? Hoe
wordt dat gemonitord? Hoeveel bedrijven zullen worden geraakt door de afspraken pijler 1
met betrekking tot amount A. Hoeveel bedrijven met een wereldwijde omzet van meer
dan 20 miljard euro hadden de afgelopen jaren een winstmarge (winst gedeeld door omzet)
van meer dan 10 procent? Welke impact assessments zijn er inmiddels gedaan? Wie hebben
er impact assessments gedaan? Maakt de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) impact assessments voor individuele landen? Zijn er inschattingen
bekend van de totale bedragen die gemoeid zijn met de substance carve out in pijler 2?
Kan de regering reageren op de berekening van het EU tax observatory, waaruit zou
blijken dat een 5 procent carve-out de opbrengst uit de vennootschapsbelasting met
een kwart zou verminderen bij een minimum belasting van 15 procent? Op welke manier
heeft Nederland oog gehouden voor de positie van ontwikkelingslanden bij de onderhandeling
over BEPS2? Heeft Nederland zich verzet tegen afspraken om unilaterale maatregelen
zoals een belasting op digitale diensten onmogelijk te maken?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.